• No results found

Vrije tijd of pensioen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrije tijd of pensioen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET PROGRAM

!

Punt

29

1

Vrije tijd of pensioen

Binnen en buiten D66

is momenteel veel sprake van de levensloopbenadering.l De

standaardlevensloop van leren, werken, zorgen en pensioen die tot halverwege de jaren

zeventig gebruikelijk was, maakt plaats voor nieuwe, minder eenduidige

en

voorspel-bare vormen. Daarbij gaat het erom, zoals Kamerlid Arthie Schimmel vorig jaar in

Idee

zei, dat "mensen hun leven meer kunnen inrichten zoals ze zelf willen, waarbij

scho-ling, arbeid en zorg op een harmonieuze wijze met elkaar gecombineerd kunnen

wor-den.

D

e variatie [ ... ] vraagt om meer mogelijkheden voor flexibele pensioenopbouw,

levenslang leren, en loopbaanonderbreking.

van Schimmel!Bussemaker2 heeft d o o r M a r

t

i n v a n ,

t

z

e

t

M

ede naar aanleiding van een motie principiële bezwaren verbonden, die mijns inziens een effectieve levensloopbenadering juist belemmeren en tot maatschappelijk staatssecretaris Verstand onlangs

een doorwrochte Verkenning Levensloop naar buiten gebracht3 met bouwstenen voor toekomstig beleid op het gebied van de socia-le zekerheid, pensioenen, onderwijs, zorg en wonen. Daarmee moet overheidsbeleid beter aansluiten op de veranderingen die de levensloop van mensen heeft ondergaan.

Pensioen voor verlof

Meest in het oog springende gedachte van Verstand is het idee om verlof deels te financieren met aanspraken op aanvullend pen-sioen. Vooral in het zogenoemde 'spitsuur' van het leven is meer behoefte aan verlof dan daarvoor en daarna. Dit spitsuur ligt voor-al tussen de dertig en veertig, voor-als veel activiteiten plaatsvinden en de fmanciële lasten hoog zijn. Een carrière wordt vaak gecombi-neerd met de zorg voor kinderen of het volgen van opleidingen en cursussen. Het opgenomen verlof kan eventueel gecompenseerd worden aan het einde van de carrière door de pensionering uit te stellen, aldus de Verkenning. Door pensioengelden over te hevelen naar de levensfase waarin arbeid en zorg worden gecombineerd, is het mogelijk extra ( verlof)dagen in te kopen voor bijvoorbeeld zorg. Het aantal te kopen dagen is afhankelijk van de hoogte van het opgebouwde pensioen. Onderzoeksinstituut Nyfer gaat ervan uit dat dit niet leidt tot een gebrekkige oudedagsvoorziening, omdat veel ouderen spaargeld, beleggingen of een eigen huis hebben. Anders kan men met langer doorwerken het pensioen weer op het gewenste niveau brengen.4

Laat ik vooropstellen dat het goed is dat levensloopdenken op de politieke agenda is geplaatst. Vooral D66 heeft hieraan een grote bijdrage geleverd met haar adagium: zelf kiezen waar dat kan, solidair waar dat moet. Er zijn verschillende manieren om in de praktijk een betere combinatie tussen scholing, arbeid en zorg in de praktijk te bereiken. Op het eerste gezicht lijkt ook uitruil van pensioengeld in vrije tijd een sympathieke gedachte. Maar afge-zien van vele praktische problemen zijn aan dit concrete voorstel

De a.ntew· is reda.ctielid ·van Idee

6

ongewenste gevolgen leiden. Er zijn betere alternatieven voor een effectieve combinatie tussen werk en zorg, die de Verkenning ove-rigens ook noemt.

Omgemild pensioen moeilijk terug te halen

Het doel van het opbouwen van aanvullend pensioen is een goede oudedagsvoorziening. Dit is maatschappelijk gewenst omdat het niveau van de AOW, de basispensioenvoorziening vanuit de over-heid, in Nederland relatief laag is en in de meeste gevallen dus aanvulling behoeft. Gelukkig zijn steeds meer mensen als werk-nemer of particulier in staat om een aanvullend pensioen op te bouwen.

Een belangrijk knelpunt bij het naar voren halen van pensioen-premies voor zorgver lof, een sabatical of een wereldreis, is dat dit leidt tot een lager aanvullend pensioen op de pensioengerechtigde leeftijd (veelal tussen de 62 en 65 jaar). Langer doorwerken na de oorspronkelijke pensioengerechtigde leeftijd zou een lager aanvul-lend pensioen dan kunnen voorkomen maar doorwerken en door-sparen ná verlof in het 'spitsuur' leidt tot beduidend minder opbrengst dan werken én sparen tijdens het 'spitsuur'. Een euro-pensioenpremie van een dertigjarige is nu eenmaal veel meer waard dan die van een vijftigjarige omdat de inleg langer de tijd heeft om tot een substantieel vermogen te groeien ('op te renten'). Nyfer gaat ervan uit dat de werkende graag genoegen neemt met een daling van het pensioen of uitstel van de pensioendatum. Tijd en geld op 31-jarige leeftijd - een hectische (zorg en arbeid) en dure tijd-zou men waarschijnlijk prefereren boven tijd en geld op 62-jarige leeftijd. Ik denk dat dit een illusie is.

Het is ten eerste de vraag of mensen wel bereid zijn om langer door te werken. De meeste mensen prefereren nog steeds vroeger stoppen met werk boven langer doorwerken, hiertoe mede aange-moedigd door een ruime fiscale faciliëring van pensioensparen. Van de Nederlandse bevolking tussen 55 en 64 jaar werkte medio 2000 slecht 34%.5 Hiermee stuiten we op de paradox dat de over-heid, juist vanwege de maatschappelijk gewenste stimulering van meer keuzevrijheid en flexibiliteit, fiscaal ruime mogelijkheden

JDEE- APRIL 2002 bie Si OI ooi; wa: sto Ter nO! nu der da~ ti el en vri: soa . I SlO• ma tot jon nig Hic del Or; D6 vru lij !i de1 lee lijli ma do1 ter 0n1 lee te re jon diE

hiE

en ge• da; AlJ Ee COl va: pel mE d01 we ca1 he· ter Da reE mE of

(2)

e

e

·-,,

lS tg

ik

m e-ie et r-lS k.-te n-it ie ie 11- r-~r 0-~r jd '). et jd lp ~r ~r e-n. io r-m HET PROGRAM

biedt voor flexibele pensioensvoorzieningen. Hierdoor is

prepen-sioen mogelijk lang vóór de AOW-leeftijd, meestal vanaf 60 maar ook nog eerder. De persoon betaalt hier overigens zelf de prijs voor, want wie eerder stopt ontvangt minder pensioen dan wie later

stopt.

Ten tweede groeit het pensioenbewustzijn weliswaar maar het is

nog steeds niet groot. Indien mensen kunnen kiezen voor voordeel

nu in plaats van vele jaren later, kiezen zij doorgaans voor het he-den. Bovendien tonen cijfers van Nyfer aan dat het aantal vrije dagen dat door inlevering van pensioengeld wordt verkregen

rela-tief laag is. Een persoon van 31 jaar met een vlak carrièreverloop

en een salaris van € 22.600,- zou voor 7 jaar pensioenopbouw 33,3

vrije dagen (ruim 1,5 maand) kunnen opnemen. Als dezelfde

per-soon een salaris van € 45.000,- zou hebben, kan hij voor 7 jaar

pen-sioenopbouw 60,8 vrije dagen (3 maanden) opnemen. Enkele

maanden verlof leidt tot inlevering van zo'n van 20% à 25% van

totale pensioenuitkering op de pensioengerechtigde leeftijd. Op jonge leeftijd is het tot dan toe opgebouwde pensioenkapitaal wei-nig waard, waardoor weiwei-nig dagen kunnen worden ingekocht. Hiermee gaat wel een toekomstig substantieel deel van de uitein-delijke pensioenuitkering verloren.

Omruil belemmert keuzemogelijkheden

D66 is een voorstander van de vergroting van de keuzevrijheid van het individu in sociale zekerheid en pensioenen. Bij een moge-·

lijke uitruil tussen pensioen en vrije tijd schiet de levensloopbena

-dering volgens mij echter te ver door ten faveure van de jongere leeftijdsfase. In het 'spitsuur' van het leven kan een uitruil moge-lijk een effectieve combinatie tussen zorg en arbeid mogelijk maken, maar de rekening schuift dan naar een latere leeftijdsfase door. In het uiterste geval zou iemand op oudere leeftijd kunnen terugvallen op slechts een AOW-uitkering, wat maatschappelijk ongewenst is. De verregaande effecten van beslissingen op jonge leeftijd dringen pas later in volle omvang door, maar dan kan het te laat zijn. Mensen kunnen hierdoor 'gedwongen' worden op hoge-re leeftijd verhoudingsgewijs veel langer door te werken dan op jongere leeftijd om ingeruilde pensioenaanspraken terug te ver-dienen. Vergroting van keuzevrijheid in de ene levensfase leidt hier tot beknotting van de keuzevrijheid in een andere levensfase,

en dat kan niet de bedoeling zijn. Daarom vind ik dat de overheid

geen mogelijkheid moet bieden om een groot deel van de oude-dagsvoorziening om te ruilen voor een beperkt aantal vrije dagen. Alternatieven

Een alternatiefvoor de inkoop van zorg in het 'spitsuur' zonder de

confrontatie achteraf met hogere lasten is een variabele opbouw van het pensioen. In het 'spitsuur' betaalt men geen of minder pensioenpremie maar daarvoor, en in mindere mate daarna, juist meer. Zo is wellicht voorfinanciering mogelijk van kinderopvang door aflossing in de "kinderloze" periode erna, als de inkomens weer relatief hoog zijn. Overigens is het momenteel nog niet fis-caal toegestaan om vooraf extra pensioenpremie te sparen om in het spitsuur in te wisselen voor verlof, wat essentieel is om ach-teraf niet met grote pensioengaten geconfronteerd te worden. Daarnaast zou meer gebruik gemaakt kunnen worden van de reeds bestaande wettelijke mogelijkheden van verlofsparen, waar-mee extra pensioen gespaard kan worden door geld opzij te zetten of dagen te sparen. Bij verlofsparen is geen sprake van uitruil,

7

maar vim eventuele extra fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw die niet ten koste gaat van reeds opgebouwd pensioen. Tot slot zou het succes van de levensloopbenadering zeer kunnen toenemen als men doorwerkt tot de 'normale' AOW-leeftijd van 65 jaar. De bijl zou dus moeten worden gezet in de fiscale faciliëring van vervroegde pensionering om daadwerkelijk de arbeidsparticipatie van ouderen te vergroten en tegelijkertijd de levensloopbenade-ring beter in evenwicht te houden. Aan de andere kant beperkt de afschaffing van deze fiscale faciliëring in verregaande mate de flexibiliteit binnen arbeidsvoorwaarden. En dat zou een succes van de levensloop benadering, waarbij flexibiliteit immers centraal staat, juist in de weg staan. Zolang oudere werknemers er nog steeds zelf massaal voor kiezen om eerder te stoppen met werken zal het moeilijk zijn om het dilemma tussen twee maatschappelijk gewenste ontwikkelingen (flexibilisering en verhoging van de arbeidsparticipatie) op te lossen. De oplossing wordt zeker niet gemakkelijker zolang de fiscale afbouw van vervroegde pensione-ring een politiek taboe is. Zeker nu senioren een steeds omvang-rijkere, en electoraal dus steeds belangrijker groep vormen.

+

Noten

1. Bijvoorbeeld: Werkgroep Levensloop D66, Tijd van leven, sep-tember 2001; Goudswaard/Kock, Risico's delen en risico's nemen,

trends m de sociale zekerheid, SWB najaar 2001;

Wetenschappelijk instituut CDA, De druk van de ketel; naar een

levensloopstelsel voor duurzame arbeidsdeelname en tijd voor

scho-ling, zorg en privé, september 2001; en SER Commissie

Sociaal-Economisch Deskundigen, Levensloopbanen, veranderende

arbeidspatronen en hun gevolgen, september 2001.

2. Motie Schimmel/Bussemaker, Kamerstukken 2000-2001

(27061, nr. 11)

3. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Verkenning

Levensloop, beleidsopties voor leren, werken, zorgen en wonen,

ja-nuari 2002.

4. Onderzoeksinstituut Nyfer, Tijd voor arbeid en zorg: spreiding

van de arbeidstijd over de levensloop, 2001.

5. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sociale Nota

2001, 2001.

IDEE- APRIL 2002

11

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de huidige 65-jarigen (geboren in 1940) zou deze wijze van koppelen een pensioenleef- tijd van 68,9 jaar inhouden; het geboortecohort 1999 zou bij een pensioenleeftijd van

Op basis van het onderzoek binnen de gedragsecono- mie is de conclusie duidelijk: mensen willen kunnen kiezen, maar als ze keuze hebben dan maken ze er vaak geen gebruik van, of

De varianten op bovenstaande vraag gebruiken andere gegevens over arbeids- inkomen, ingangsleeftijd van de drie opties, vervangingsratio bij de drie opties (verhouding pensioen

Nederlandse werkgevers zijn in de afgelopen ja- ren veel actiever geworden in het denken over duurzame inzetbaarheid van werknemers en het faciliteren van langer doorwerken.

De spanning tussen het formele beleid en de meer informele normen en steun van leidinggevenden rondom doorwerken na de AOW-leeftijd zou zich kunnen uiten in het fenomeen dat

Er wordt wel gesteld dat mobiliteit een belangrijke factor is in het kader van duurzame inzetbaarheid (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011). Een open vraag is derhalve

De gegevens zijn ontleend aan een grootschalig longitudinaal surveyonderzoek onder oudere werknemers: het NIDI Werk en Pensioen Panel (voor een beschrij- ving van

This paper provides a framework for separating mode-effects from selection effects by matching very similar respondents from different survey modes using propensity score