ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 821
Archeologienota Heldenlaan 16 te Zottegem (Oost-Vlaanderen) Programma van Maatregelen
LAURENS VAN DAMME
Colofon
Uitgever ADEDE bv
Jaar van uitgave 2022 Plaats van uitgave Gent
Redactie Claeys Simon & Janssens David
ISSN 2033-6810
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ADEDE bv.ADEDE bv is niet aansprakelijk voor eventuele schade voortvloeiend uit diens adviezen.
Pagina - 3 - Inhoudsopgave
1 Gemotiveerd advies ... - 4 - 2 Programma van maatregelen ... - 7 -
Pagina - 4 -
1 Gemotiveerd advies
Het programma van maatregelen geeft een gemotiveerd advies over het al dan niet moeten nemen van maatregelen voor de omgang met archeologisch erfgoed bij bodemingrepen. Het beschrijft de aard van deze maatregelen en de uitvoeringswijze van de eventuele maatregelen. Het gemotiveerd advies is gebaseerd op het verslag van resultaten van het vooronderzoek.
Het projectgebied ligt op een gemiddelde hoogte van ca. 59,5m TAW. Het terrein is gelegen in een hoger gelegen zone in het landschap, op een heuvelrug die omzoomd wordt door beekvalleien in het westen, noorden en zuiden. De Bettelhovebeek, die uitmondt in de Molenbeek, stroomt ca. 500m ten noorden van het terrein. Ten zuiden bevindt zich dan weer de Traveinsbeek op ca. 800m. Het projectgebied is aldus in een gradiëntzone gelegen. Op die manier kan gezegd worden dat het een grote aantrekkingskracht kan uitgeoefend hebben op de mens in het prehistorisch verleden. Met andere woorden, de landschappelijke situatie is zeker gunstig te noemen mbt. de steentijden, ondanks het feit dat in de stad Zottegem nog geen steentijdartefacten zijn aangetroffen. Echter dient opgemerkt te worden dat het gehele projectgebied heden ten dage intensief bebouwd is. Dit kan mogelijk een negatieve impact gehad hebben op het potentiële bodemarchief. Zeker ter hoogte van de bestaande kelder, worden geen steentijdartefacten verwacht. De hoogteprofielen suggereren tevens door hun onnatuurlijke verloop dat de bodem antropogeen werd opgehoogd, mogelijk voor de aanleg van de bebouwing. Omdat de verstoringsgraad en mogelijke ophogingen niet eenduidig in kaart kunnen gebracht worden op basis van een bureaustudie, wordt uitgegaan van een lage verwachting voor de steentijden.
De oudste vondsten in de stadskern zijn twee kuilen uit de midden-bronstijd ter hoogte van de Wolvenstraat-Hoogstraat (de Heldenlaan loopt in het zuiden over in de Hoogstraat; de Wolvenstraat is op ca. 150m afstand in het westen gelegen). Ook in de onmiddellijke omgeving van het plangebied, in de ‘bouwblok’ waar het gelegen is, werden een aantal sporen uit de metaaltijden ontdekt. Op ca.
50m van het terrein werd zo een geïsoleerd kuiltje uit de ijzertijd gevonden, met een vulling van lichtgrijze en donkergrijze tot zwarte houtskoolrijke leem, stukjes verbrande leem en schervenmateriaal. Op ca. 70m werden een aantal greppels met handgevormd aardewerk, mogelijk sporen van landindeling of percelen, aangesneden. Deze stammen mogelijk uit de ijzertijd of de Romeinse tijd. Mbt. tot deze laatste periode zijn er ook een aantal indicaties van menselijke aanwezigheid te Zottegem. Het plangebied zelf is gelegen binnen CAI 500188, zo afgebakend omdat er niet nader gedefinieerde Romeinse vondsten werden ontdekt, terwijl op ca. 250m een Romeins brandrestengraf werd teruggevonden. Voor de vroege middeleeuwen zijn er weinig indicaties van menselijke aanwezigheid, wat uiteraard niet wil zeggen dat deze er niet was. Omdat de castrale
Pagina - 5 -
motte, het latere kasteel van Egmont, mogelijk teruggaat tot de 9e eeuw, kan er sprake zijn van antropogene activiteiten tijdens de volle middeleeuwen. De zone tussen kerk en kasteel zou reeds bewoond zijn vanaf de 12e eeuw, waardoor bewoningssporen tijdens deze periode zeker niet uit te sluiten zijn. Het plan van Sanderus toonde zo reeds bebouwing langs het tracé van de huidige Heldenlaan -een tracé dat vermoedelijk tot de vroege stadsontwikkeling teruggaat. Het latere historisch kaartmateriaal situeert eveneens bebouwing binnen de contouren van het plangebied, waarbij het achtererf steeds onbebouwd is gebleven. Dit bleef zo tot minstens de jaren 2000. Vanaf dit moment werd het projectgebied intensief bebouwd, met een handelsruimte die zich over het gehele plangebied uitstrekt. Dit alles in acht genomen kan in theorie een hoge archeologische verwachting geformuleerd worden voor de perioden van de metaaltijden tot de nieuwste tijd.
Echter dient ook rekening gehouden te worden met de geplande werken en hun impact op de bodem en het potentiële bodemarchief.
De geplande werken omvatten de inplanting van een meergezinswoning bestaande uit 4 verdiepen (gelijkvloers – 1e verdieping – 2e verdieping – 3e verdieping). De nieuwe meergezinswoning zal uit drie appartementen bestaan. De geplande werken omvatten een renovatiebouw waarbij delen van het burgerhuis gesloopt zullen worden, maar de voorgevel bewaard. De impact van de geplande werken op de bodem blijft erg beperkt omwille van onderstaande redenen:
1) De geplande werken vinden enkel plaats ter hoogte van het tracé van de Heldenlaan, over een zone van 215m². De handelsruimte die op het achterplan is gelegen, blijft onaangeroerd.
2) Deze zone van 215m² is heden ten dage reeds intensief bebouwd, zoals het gehele terrein.
Op die manier situeren de geplande werken zich volledig binnen de contouren van de reeds bestaande bebouwing.
3) Binnen deze zone van 215m² ligt een bestaande kelder van ca. 68,8m² die bewaard zal blijven. Ook de liftput wordt boven deze kelder gesitueerd. Rekening houdend met de vorm van deze kelder, dient de zone voor eventueel vervolgonderzoek verkleind te worden tot ca.
110m².
4) Binnen deze zone van 110m² vinden geen verdere ingrepen in de bodem plaats dan de sloop van de bestaande bebouwing en de constructie van de nieuwe.
5) Omdat de voorgevel van het burgerhuis bewaard moet blijven, vormt dit het praktisch probleem naar vooronderzoek met ingreep in de bodem toe dat het terrein niet betreden kan worden met machines.
Op die manier is ADEDE bv van oordeel dat omwille van de beperkte impact van de werken op de bodem, de beperkte oppervlakte waarover deze zullen plaatsvinden, en de praktische problemen
Pagina - 6 -
bij een vooronderzoek met ingreep in de bodem, vervolgonderzoek vanuit een kostenbaten- analyse niet aangewezen is.
Pagina - 7 -
2
Programma van maatregelen
Binnen het verslag van resultaten en bovenstaand gemotiveerd advies werd aangetoond dat het potentieel op waardevolle kenniswinst ontbreekt bij de uitvoer van verder archeologisch (voor)onderzoek. Volgens artikel “§5.2 van de Code van Goede Praktijk” is verder vooronderzoek dan ook niet aangewezen. Verdere maatregelen inzake archeologisch onderzoek worden dan ook – conform de Code van Goede Praktijk – niet voorgesteld.
Dit advies ontslaat de opdrachtgever, noch de aannemer van de geplande werken, niet van zijn verplichting om tijdens de bouwwerken rekening te houden met de wettelijke archeologische meldingsplecht. Eventuele toevalsvondsten dienen steeds gemeld te worden aan het agentschap Onroerend Erfgoed.