• No results found

Archeologienota. Programma van maatregelen. NINOVE STATIONSSTRAAT (prov. Oost-Vlaanderen) Jeska PEPERMANS, Thomas APERS. Projectcode: 2018F93

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologienota. Programma van maatregelen. NINOVE STATIONSSTRAAT (prov. Oost-Vlaanderen) Jeska PEPERMANS, Thomas APERS. Projectcode: 2018F93"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologienota

Programma van maatregelen

NINOVE STATIONSSTRAAT (prov. Oost-Vlaanderen)

Auteurs: Jeska PEPERMANS, Thomas APERS

Projectcode: 2018F93

(2)

• Administratieve gegevens

➔ Initiatiefnemer: zie privacyfiche

➔ Erkende archeoloog: Thomas Apers, OE/ERK/Archeoloog/2016/00110

➔ Erkende archeoloog rechtspersoon: Monument Vandekerckhove nv, Oostrozebekestraat 54, 8770 Ingelmunster, OE/ERK/Archeoloog/2015/00031

➔ Locatiegegevens: Ninove Stationsstraat (zie plan in bijlage 2 en 3 bij het verslag van resultaten bureauonderzoek)

➔ Lambertcoördinaten: X: 125724, Y: 169778 X: 125749, Y: 169803

➔ Kadastergegevens: Ninove, Afdeling 2, Sectie B, 430F en 430G (zie plan in bijlage 3 bij het verslag van resultaten bureauonderzoek)

• Aanleiding vooronderzoek

➔ zie het verslag van resultaten bureauonderzoek

• Resultaten vooronderzoek zonder ingreep in de bodem

➔ zie het verslag van resultaten bureauonderzoek

• Gemotiveerd advies

Het uitgevoerde bureauonderzoek is volledig, alle relevante beschikbare bronnen zijn teruggevonden en zijn geraadpleegd. Op basis van het verslag van resultaten van het bureauonderzoek kan de aan- of afwezigheid van een archeologische site ouder dan de nieuwste tijd echter niet gestaafd worden. Daarom is voor het volledige projectgebied een verder vooronderzoek noodzakelijk. Gezien de topografische ligging (in bebouwd gebied binnen de archeologische zone en nabij de Dender), de aard van de site (in stadscontext met vermoedelijk complexe verticale stratigrafie) en de te verwachten archeologische sporen (o.a. middeleeuwen en steentijd aangetroffen op 300m) wordt een vervolgonderzoek met ingreep in de bodem aan de hand van proefputten voorgesteld als de meest aangewezen methode. Indien bij dit vooronderzoek potentieel aan steentijd (begraven bodem en/of lithische artefacten) wordt aangetroffen wordt dit onderzoek aangevuld met een archeologisch booronderzoek. Voor een uitgebreide evaluatie van de verschillende onderzoeksmethoden wordt verwezen naar het verslag van resultaten (hoofdstuk 2.4.).

Hieronder worden de voorwaarden beschreven waaraan de verschillende onderzoeksfases moeten voldoen.

(3)

Het uitgestelde traject is noodzakelijk omdat de gronden op dit moment niet in eigendom zijn van de initiatiefnemer. Deze wordt pas eigenaar van het terrein na het verkrijgen van de omgevingsvergunning, onder opschortende voorwaarde. Dit betekent dat als om één of andere reden de omgevingsvergunning niet verkregen wordt, de geplande bouwwerken niet zullen doorgaan en de initiatiefnemer geen eigenaar wordt van het terrein. Het is dus pas na het bekomen van de omgevingsvergunning dat er effectief een reële bedreiging van het bodemarchief zal optreden en dat een vooronderzoek met ingreep in de bodem aangewezen is. Daarnaast zou het uitvoeren van een vooronderzoek met ingreep in de bodem, voorafgaand aan het verkrijgen van de omgevingsvergunning, aanzienlijke economische schade kunnen betekenen voor de initiatiefnemer mocht blijken dat die door het weigeren van de aanvraag voor omgevingsvergunning geen eigenaar kan worden van de percelen en zijn bouwplannen niet kan uitvoeren. Daarnaast is het projectgebied momenteel volledig bebouwd, waardoor het terreinonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (met ingreep in de bodem) pas kan plaatsvinden na sloping van de gebouwen tot op maaiveldniveau. Om voorgaande redenen is het uitgestelde traject een noodzaak.

• Planafbakening

De totale site (zie Figuur 1 & Figuur 2) heeft een oppervlakte van 303,5m² en dient onderzocht te worden door middel van proefputten. Er worden drie proefputten geplaats van 2x2m. Eén proefput komt ter hoogte van de geplande parkeerlift in het zuidoosten van het terrein, omdat daar het bodemarchief met zekerheid vernietigd wordt door de geplande werken. Een andere proefput zal in de noordoostelijke hoek geplaatst worden waar het terrein op heden nog niet onderkelderd is. De derde proefput komt in het zuiden, nabij de geplande nutsvoorzieningswerken (voor een verdere motivering van de exacte situering zie verder: Plan van aanpak). De informatie die uit deze proefputten verkregen wordt, kan dan geconfronteerd worden met alle geplande werken en uitgravingen en op basis hiervan kan bekeken worden of in situ bewaring mogelijk is.

(4)

Figuur 1: Gegeorefereerd plan met aanduiding van de betrokken percelen en de inplanting van de geplande werken (bron: initiatiefnemer).

Figuur 2: De voornaamste geplande ondergrondse werken met aanduiding van de betrokken percelen (bron: initiatiefnemer).

(5)

• Vraagstelling

Het doel van het onderzoek is om te achterhalen of er op het terrein één of meerdere archeologische sites aanwezig zijn ouder dan de nieuwste tijd en te bepalen welke maatregelen dienen te worden genomen voorafgaand aan de ontwikkeling van het projectgebied. Hieronder worden de specifieke (niet-limitatieve) onderzoeksvragen per methode weergegeven. Elke onderzoeksmethode is succesvol beëindigd wanneer haar vraagstellingen succesvol kunnen worden beantwoord.

- Zijn er archeologische sporen aanwezig?

- Welke is de bewaringstoestand van de aangetroffen sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

- Zijn er indicaties omtrent artisanale activiteiten?

- Welke is de relatie tussen de archeologische sporen en het landschap?

- Wat is de bewaringstoestand van een eventuele site ouder dan de nieuwste tijd?

Welke delen van de site zijn verstoord door de 19de- en 20ste-eeuwse bebouwing?

- Wat is de dikte van het archeologisch pakket?

- Bedreigen de uitgravingen voor de funderingen en van de liftputten een archeologische site of is bewaring in situ mogelijk?

- Kunnen er uitspraken gedaan worden over de ontwikkeling van de site binnen de vroegste geschiedenis van Ninove?

- Is er een archeologische site ouder dan de nieuwste tijd aanwezig?

- Zijn er indicaties die op een prehistorische site kunnen wijzen? Zo ja, wat is de te volgen strategie bij een bijkomend verkennend en waarderend archeologisch booronderzoek?

- Wat is de te volgen strategie bij een verder onderzoek en welke bijkomende onderzoeksvragen moeten daarbij beantwoord worden?

(6)

• Plan van aanpak

Voor de uitvoering van het onderzoek wordt verwezen naar hoofdstuk 8.6.1. Proefsleuven en proefputten generiek en 8.6.3. Proefputten op sites met complexe stratigrafie van de Code van Goede Praktijk.

Alvorens het onderzoek te starten wordt de huidige bebouwing gesloopt tot op maaiveldniveau. Dit betekent dat de huidige kelders nog niet afgebroken worden, zodat de bodem nog niet te veel geroerd wordt. Dit kan zonder aanwezigheid van een archeoloog.

Figuur 3: Proefputtenplan met aanduiding van het projectgebied. Proefputten ingepland in de noordelijke hoek, in het zuiden en in de zuidoostelijke hoek, ter hoogte van een geplande parkeerlift. Ook de ondergrondse werken en de reeds bestaande kelders zijn op dit plan afgebeeld.

Hierna worden drie archeologische proefputten aangelegd:

- Proefput 1: Deze proefput van 2mx2m wordt geplaatst ter hoogte van perceel 430G ter hoogte van de noordelijke hoek van de geplande werken. 2mx2m is een goed werkbare grootte om een zicht te krijgen op de verticale en een deel van de horizontale opbouw zonder veiligheidsproblemen. De proefput wordt aangelegd tot in de natuurlijke ondergrond.

Als dit om praktische redenen niet haalbaar is, wordt aan de hand van boringen getracht het niveau van de natuurlijke ondergrond te achterhalen.

(7)

- Proefput 2: Deze proefput van 2mx2m wordt geplaatst ten zuidoosten van de huidige kelder op perceel 430F, in het zuidwesten van het projectgebied. De proefput bevindt zich het dichts bij de vroegere stadsgracht van Ninove, waardoor daarvan eventueel een inspoelingslaag onderzocht zal kunnen worden. De proefput wordt aangelegd tot in de natuurlijke ondergrond. Als dit om praktische redenen niet haalbaar is, wordt aan de hand van boringen getracht het niveau van de natuurlijke ondergrond te achterhalen.

- Proefput 3: Deze proefput van 2mx2m wordt geplaatst in zuidoosten van de te onderzoeken zone, ten midden van de geplande parkeerlift die het bodemarchief tot zeker 2,25m onder het maaiveld zal verstoren. De proefput wordt aangelegd tot in de natuurlijke ondergrond of tot op 2,45m onder stoepniveau (geplande uitgraving + 20cm buffer). Als dit om praktische redenen niet haalbaar is, wordt aan de hand van boringen getracht het niveau van de natuurlijke ondergrond te achterhalen.

Voor de uitgraving tot op het eerste archeologische relevante niveau wordt gebruik gemaakt van een niet-getande graafbak. De verdieping naar de volgende vlakken gebeurt pas als het bovenliggende vlak helemaal geregistreerd en onderzocht werd. Bij de verdieping naar de volgende vlakken wordt zoveel mogelijk getracht om muurresten die dateren van voor de tweede helft van de 19de eeuw te behouden. Op die manier kunnen ze in een verder onderzoek in een groter geheel geplaatst worden. Indien hier om praktische redenen van afgeweken dient te worden, dient dit gemotiveerd te worden in het verslag van resultaten.

Onder alle omstandigheden (opgraving of niet) dient de uitbraak van de kelders en structuren onder maaiveldniveau begeleid te worden door een archeoloog. Ook die structuren die zich buiten de proefputten bevinden. Relevante archeologische structuren en sporen worden geregistreerd en onderzocht en afgedekt met waterdoorlatende doek als het gaat om kwetsbare sporen die in situ bewaard kunnen blijven.

Het archeologisch ensemble zal gedurende en na het afronden van het onderzoek bewaard worden bij Monument Vandekerckhove nv, Oostrozebekestraat, 8770 Ingelmunster. Na afronding en oplevering van de rapportage wordt het ensemble definitief bewaard bij de bouwheer. Bewaring gebeurt conform de bepalingen in de Code Van Goede Praktijk (hoofdstuk 30.2).

Zowel het veldwerk als de verwerking en rapportage van de hierboven beschreven methodes dienen te voldoen aan de methodiek zoals beschreven in de Code van Goede Praktijk. De diverse fases van vooronderzoek moeten niet uitgevoerd worden indien de geplande bouwwerken, waarvoor deze archeologienota wordt opgesteld, niet zullen worden uitgevoerd. Het onderzoeksdoel is succesvol bereikt indien de vraagstelling kan beantwoord worden. Het gefundeerd kunnen beantwoorden van de vraagstelling is dus het

(8)

evaluatiecriterium aan de hand waarvan de erkende archeoloog zal bepalen of het onderzoeksdoel succesvol bereikt is.

• Gewenste competenties

➔ In het kader van het onderzoek dient het team te bestaan uit minstens 2 archeologen waarbij minstens één van de uitvoerende archeologen ten minste 220 werkdagen veldervaring heeft met onderzoek van sites met complexe verticale stratigrafie in stadscontext. Beide hebben minstens 20 werkdagen veldervaring wat betreft prospectie met ingreep in de bodem in stadscontext.

➔ Gedurende het veldwerk dient een aardkundige op afroep beschikbaar te zijn op het terrein. De aardkundige moet beschikken over aantoonbare ervaring met alluviale bodems.

➔ Gedurende het veldwerk dient een conservator op afroep beschikbaar te zijn op het terrein.

• Voorziene afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk Er zijn geen voorziene afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk.

(9)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien een in situ bewaring omwille van technische redenen niet mogelijk blijkt te zijn tijdens het uitvoeren van de geplande ondergrondse sloopwerken, dient te worden nagegaan

Verder onderzoek aan de hand van proefsleuven is noodzakelijk om de aan- of afwezigheid van een archeologische site op het terrein te bevestigen, tegelijkertijd

Op locaties waar tijdens het waarderend booronderzoek goede en in situ bewaarde concentraties silexartefacten en/of ander vondstmateriaal dat kan wijzen op de

BAAC Vlaanderen o Ten oosten van de geplande persleidingen zullen twee kokers door middel van een.. open sleuf in talud (zelfde systeem als bij de

Enkel indien uit de boringen zou blijken dat het archeologische niveau zich onder de geplande verstoringsdiepte zou bevinden of volledig vernield is door recente

De totale site heeft een oppervlakte van ongeveer 8965m² en dient volledig onderzocht te worden door middel van landschappelijke boringen (eventueel indien de

Het is niet mogelijk in dit stadium een specifieke methodologie op te stellen voor deze methode van vooronderzoek met ingreep in de bodem, aangezien deze pas kan bepaald worden

Wanneer op basis van het verkennend archeologisch booronderzoek bepaalde zones kunnen worden afgebakend met een hoge densiteit aan mobiele (prehistorische)