• No results found

» Ol Sç;8

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "» Ol Sç;8"

Copied!
340
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 2481

» O l Sç;8 hl")

(3)
(4)
(5)

DE WEOERLANDSCH-INDISCHE

B E W E R K T DOOR

M

r

W. A. ENGELBRECHT

SUPPLEMENT

OP DEN

DERDEN DRUK.

SEMARANG-AMSTERDAM

-A-. B I S S C E-TOIP

1908.

(6)
(7)

DE NEDEBLAiSCH-llSCHE

B E W E R K T DOOR

M

r

W. A. ENGELBRECHT

Oud-Lid van den Raad van Ned.-Indië.

S U P P L E M E N T

OP DEN

DERDEN DRUK.

SEMARANG-AMSTERDAM

1908.

(8)
(9)

V O O E R E D E .

Spoediger dan volgens ingewonnen inlichtingen tijdens de uitgave van den 3<ien druk der Ned. Indische Wet- boeken verwacht mocht worden, heeft het Koninklijk besluit tot wijziging van het N.-I. Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering naar de Nederlandsche Wet vau 7 Juli 1896 (Stb. N°. 103) zijn verschijning in het Staatsblad van Ned. Indië gemaakt. Sedert gemelde uitgave is nauwelijks een jaar verloopen ; van een nieuwe oplaag der geheele verzameling kan nog geen spraak zijn.

Dit in verband met de omstandigheid dat bedoeld Koninklijk besluit van 25 Mei 1908 N°. 66 — evenals bovengemelde Ned. Wet uitvloeisel van het bekende wetsvoorstel van Mr. Hartogh — zoo groote en belang- rijke wijzigingen in het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering gebracht heeft, dat dit Reglement in den 3d™ druk zoo goed als onbruikbaar geworden is, heeft den uitgever de noodzakelijkheid doen inzien van een afzonderlijke uitgave van het Reglement bij wijze van supplement op den 3d™ druk ten gerieve van de bezitters daarvan.

Van de door dit supplement daartoe aangeboden ge- legenheid is gebruik gemaakt tot opneming van het nieuwe Reglement op de Openbare Verkoopingen en de Instructie voor de met de toepassing van dat Regle- ment belaste ambtenaren (Stb. 1908 N». 189 en 190), en — behalve eenige na de laatste uitgave in verorde- ningen gebrachte wijzigingen — van het naar Stb. 1907 N». 485 bijgewerkte Reglement op het Notarisambt in N.I., zoomede tot het herstellen van eenige in den 3den druk opgemerkte fouten,

's GravenJiage, October 1908.

W. A. E.

(10)
(11)

REGLEMENT

OP DE

BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

VOOE

DE RADEN VAN JUSTITIE OP JAVA

E N

H E T H O O G G E R E C H T S H O F V A N N E D E R - L A N D S C H - I N D I Ë ,

A L S M E D E

V O O R D E R E S I D E N T I E G E R E C H T E N O P J A V A E N M A D U R A . (*)

Afgekondigd bij Publikatie van den 8s t e n November 1874, Stb. No. 52. Goedgekeurd en bekrachtigd

bij Kon. Besluit van 29 September 1849 No. 93, Stb. No. 63.

EERSTE BOEK.

VAN DE W I J Z E VAN P R O C E D E R E N VOOR DE R A D E N VAN J U S T I T I E E N H E T H O O G - G E R E C H T S H O F .

E E R S T E T I T E L . A L G E M E E N E BEPALINGEN.

EERSTE APDEELING.

Van exploiten van dagvaarding, aanzegging en beteekening.

1. Elke regtsingang, welke daarvan niet bepaaldelijk N.

is uitgezonderd, vangt aan met eene dagvaarding, door Hv.

eenen deurwaarder, die tot het exploiteren in de plaats *•

bevoegd is ; hij is verpligt afschrift van het exploit te laten aan den persoon, of aan de woonplaats van den gedaagde.

(*) De slotwoorden : „alsmede Madura" zijn aan het opschrift toegevoegd bij art. II A van Stb. 1901—15; waarbij tevens bepaald is, dat het Reglement kan aangehaald worden als „ R e g l e m e n t op de r e c h t s v o r d e r i n g " .

Dit reglement is toepasselijk op Vreemde Oosterlingen, voor zoo verre de rechtsvorderingen gegrond zijn op de op hen toe- passelijk verklaarde Europeesche wetgeving. (Stb. 55—79 art 8 en 77—140).

Over consulaire rechtsmacht zie Stb. 72—207 • 76—56- 94—

269; 96-142; 98-157 en 333. '

(12)

I . T I T E L . A L G E M E K N E B E P A L I N G E N .

Het afschrift zal bij dengene die het ontvangen heeft, als oorspronkelijke dagvaarding gelden. (R. O. 198- B.w. 17 v., 234, 436, 1186, 1868; Fa. 118, 148,180; Rv.

2, 3, 4, 6 v., 10 v., 18 v., 20, 94 v., 97, 284, 309, 339, 457, 488, 554, 720, 728, 751, 771, 819, 831, 836 841 883; Ini. R. 126 v., 128, 428 v.; Pr. 4, 68.)

3. Behoudens de bijzondere voorschriften van dit regle- ment, aangaande het doen van exploiten aan de door partijen, bij de dagvaarding, of in den loop van het ge- ding en van de tenuitvoerlegging gekozen woonplaats, kunnen de dagvaardingen en andere exploiten, over- eenkomstig artikel 24 van het Burgerlijk Wetboek, met inachtneming der aldaar gemaakte onderscheidingen, mede geschieden aan de gekozen woonplaats, bii dat artikel bedoeld. (Rv. 106 v., 443.)

De griffiers der raden van justitie en, op plaatsen waar geene raden van justitie gevestigd zijn, de resi- denten en assistent-residenten, ten wier kantore woon- plaats is gekozen, zijn verplicht de ten hunnen kantore gedane beteekeningen aan te nemen, alsmede om daarvan ten spoedigste aan de belanghebbenden of hunne verte- genwoordigers, voor zoover deze in Nederlandsch-Indië wonen of aldaar verblijven en hun woonplaats of verblijf aan den griffier, resident of assistent-resident bekend is kennis te geven, zonder dat van dit laatste echter in rechten zal behoeven te blijken.

Dezelfde verplichting rust ook op andere landsdienaren in de gevallen, waarin krachtens wettelijk voorschrift ten hunnen kantore woonplaats is gekozen.

Bericht per telegraaf of bij aangeteekenden brief geldt o.a. voor behoorlijke kennisgeving.

De kennisgeving geschiedt ten koste van den belang- hebbende. De landsdienaar die het beteekende stuk aan- nam, is niet verplicht tot afgifte daarvan of tot het verstrekken van nadere inlichtingen daaromtrent, zoo- lang niet de belanghebbende de kosten vergoed heeft.

Weigert of verzuimt de belanghebbende het betee- kende stuk aan te nemen of op te vragen en toont hij zich ongenegen de kosten te vergoeden, dan komen deze ten laste van den lande, behoudens verhaal op den belanghebbende. (*)

(*) De 2e en volgende alinea's zijn aan art. 2 toegevoegd bij het Kon. besl. van 25 Mei 1908 No. 66 Stb. 1908—522). (a).

_ (o) Bij een overgangsbepaling (art. 104 van het Kon. besl.) is dit besluit, met uitzondering van de aanvulling van art. 84 ahn. 1 B. Ev., niet van toepassing verklaard op gedingen waarvan bij zijn inwerkingtreding geen uiterlijk gewijsde be- staat ; — en bij een der slotbepalingen (art. 105S) is bepaald :

Bij de toepassing van algemeene verordeningen, waarin be- palingen voorkomen, waaraan de onderscheiding tusschen d e

(13)

I . BOEK. VAN DE "WIJZE VAN P R O C E D E R E N , E N Z . 9 3. In geval de deurwaarder noch den gedaagde, noch N- iemand van diens huisgenooten aan zijne woonplaats E,r- vindt, zal hij het afschrift onverwijld ter hand stellen* 2-

aan het hoofd van plaatselijk bestuur die het oor- spronkelijke stuk en het afschrift kosteloos met ver- melding van den datum zal moeten teekenen, en het afschrift, zoo mogelijk, aan den gedaagde zal moeten doen toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechten zal behoeven te blijken.

De deurwaarder moet van die terhandstelling melding maken op de oorspronkelijke dagvaarding en op het afschrift van dezelve.

Bij belet, ontstentenis of afwezigheid van het hoofd van plaatselijk bestuur, geschiedt de terhandstelling aan den hoogst in rang aanwezigen Europeeschen ambtenaar of beambte op het plaatselijk bureau, die dan handelt, zooals aan het hoofd van plaatselijk bestuur bij het eerste lid van dit artikel is voorgeschreven. (*) (Rv. 1, 20, 82, 94, 339, 457, 809; Pr. 4, 68.)

4. Aan elk der gedaagden moet een afschrift van het 3.

exploit gelaten worden.

Echter zal aan echtgenooten, niet van tafel en bed of van goederen gescheiden zijnde, slechts één afschrift worden gelaten. (Rv. 1, 7, 94 v., 339; B.w. 110,186 v., 233 v.; Sv. 80.)

5. De dagvaardingen zullen gedaan -worden:

wanneer de gedaagde woont binnen de hoofdplaats waar het regterlijk collegie zitting houdt, voor hetwelk hij wordt gedagvaard, onmiddellijk (f) door

gewone en de summiere procedure ten grondslag ligt, wordt, met afwijking van die bepalingen, dit besluit gevolgd.

(*) De achter „ter hand stellen" volgenie woorden von dit artikel zyn bij Stb. 1908—522 Mer in de floats ge- steld van :

of, in geval van eene verwijdering van meer dan tien palen van het residentie-kantoor, zoo spoedig mogelijk doen toe- komen aan het hoofd van het plaatselijk bestuur, of aan den- gene die dezen vervangt, en van die terhandstelling of inzen- ding melding maken op de oorspronkelijke dagvaarding en op het afschrift van dezelve. Het hoofd van het plaatselijk bestuur, of diens plaatsvervanger, zal op het oorspronkelijk stuk kos- teloos eene door hem onderteekende verklaring stellen, hou- dende vermelding van den dag der overgave of ontvangst van d a t exploit, welks oorspronkelijk hij, behoudens het bepaalde bij het voorlaatste lid van artikel 5, dadelijk aan den deur- waarder teruggeeft, of zoodra mogelijk aan dezen terugzendt.

Hij moet het afschrift zoo mogelijk aan den gedaagde doen toekomen zonder d a t van dit laatste echter in regten zal be- hoeven te blijken.

(t) Krachtens Stb. 1908—522 zijn hier weggelaten de woor- den : en zonder eenige tusschenhomst.

(14)

I . T I T E L . A L G E M E E N E B E P A L I N G E N .

eenen deurwaarder, .ter keuze van den belangheb- N

bende; R v

wanneer de gedaagde woont buiten de hoofd- plaats, doch binnen het gebied van den regter

vo°\ ^e'k e n de vordering gebragt wordt, óf on- middel ij k (*) door een deurwaarder, daarmede na- mens den eiseher belast, öf, ter keuze van laatst- genoemde en op het daartoe strekkend verzoekschrift van zijnen procureur, door tusschenkomst van ge- meiden regter, die de acte van dagvaarding zal toezenden aan het hoofd van het plaatselijk bestuur der residentieafdeeling in welke (f) de gedaagde woont, ten einde dezelve, op last van dat hoofd door een daartoe bevoegd beambte worde beteekend ' wanneer de gedaagde woont buiten het o-ebied van den regter, voor welken de vordering gebrast wordt, of onmiddellijk, in voege als boven is om- schreven, of, ter keuze van den eiseher en op het daartoe strekkend verzoekschrift van zijnen procu- reur, door middel van letteren-requisitoriaal aan den regter der woonplaats van den gedaagde, welke regter de acte van dagvaarding door eenen door hem aan te wijzen deurwaarder zal doen beteeke- nen, bijaldien de gedaagde woont binnen de resi- dentie m welke hij zitting houdt, en anders daartoe de noodige aanschrijving zal doen afgaan aan het hootd van het bestuur der residentie waar de be- daagde woonachtig is. (R. O. 33).

D e vorenstaande bepalingen zijn mede toepasselijk op alle andere exploiten, en zullen de regterlijke collégien en hoofden van plaatselijk bestuur gehouden zijn" de hun toegezonden wordende dagvaardingen en andere ex- ploiten onverwijld te doen beteekenen en bewerkstel- ligen, en daarvan behoorlijk relaas aan den regter van wien zij dezelve tot dat einde hebben ontvangen, ten dienste der daarbij belanghebbenden in te zenden.

Indien het uit te brengen exploit gerigt mögt zijn tegen een hoofd van plaatselijk bestuur, zal de toezen- ding geschieden aan den secretaris der residentie, of aan den residentierechter, (§) binnen wiens ressort zoodanig noold van plaatselijk bestuur gevestigd is. (R. 0 . 1 0 7 )

6. De dagvaardingen en alle andere exploiten zullen i.

gedaan worden op de wijze als volgt:

(*) Krachtens Stb. 1 9 0 8 - 5 2 2 is hier weggelaten: en zonder bemoeijems van dien regter.

(t) Bij Stb. 1908—522 is residentieafdeeling in welke in de plaats gesteld van „residentie waar".

(§) „Residentierechter" is hier voor „omgaanden rechter" ge- steld krachtens art. I B van Stb. 1901—15.

(15)

I. BOEK. TAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN, ENZ. 11 l°.ten aanzien van den Grouverneur-G-eneraal, in za-

ken hem bijzonder aangaande, aan den persoon of ten kantore van den resident van Batavia ; (R. O.

159 1».)

2°.ten aanzien van de regering: van Nederlandsch- Indië, als vertegenwoordigende den lande, aan den persoon of ter woonplaats van het hoofd van het betrokken departement; (R. O. 159 2°.)

3°.ten aanzien van residentie- of plaatselijke besturen, openbare instellingen of stichtingen en zedelijke ligchamen, aan den persoon of ter woonplaats van het hoofd des bestuurs, of ter plaatse waar het be- stuur deszelfs zitting of kantoor houdt; (B.w. 1653 v.; K h . 36; Pr. 69 3°, 5°.)

4°.ten aanzien van de personen bedoeld bij artikel 9, aan het hoofd van het plaatselijk bestuur. Bij be- let, ontstentenis of afwezigheid van het hoofd van plaatselijk bestuur wordt het exploit gedaan aan den hoogst in rang aanwezigen Europeeschen amb- tenaar of beambte op het plaatselijk bureau. (*).

D e ambtenaar of beambte aan wien het exploit wordt gedaan zal het oorspronkelijke kosteloos met gezien teekenen, en het afschrift, bij besloten brief, aan den belanghebbende toezenden;

5°.ten aanzien van vennootschappen van koophandel aan haar gemeenschappelijk kantoor, en, zoo er geen is, aan den persoon of de woonplaats van een der besturende vennooten; en na de ontbinding, aan den persoon of de woonplaats van een der veref- fenaars; (B.w. 1618; K h . 14 v., 17, 32, 44, 5 6 ; P r . 69 6»; Bb. 330.)

6".ten aanzien van den boedel eens gefailleerden, of yan iemand die in staat van kennelijk onvermogen is verklaard, aan de weeskamer, of aan den per- soon of de woonplaats van derzelver met de cura- tele over den boedel belasten agent; (Fa. 13, 22, 24 v., 118; P r . 69 7».)

7°.ten aanzien van hen die geene bekende woonplaats in Nederlandsch-Indië hebben, ter plaatse van hun werkelijk verblijf.

Indien deze plaats niet bekend is, gelijk mede in geval in rechten worden opgeroepen (f) houders van aandeelen in geldleeningen of maatschappijen, (*) Krachtens Stb. 1908—522 is de zinsnede : Bij belet enz.

in de plaats getreden van de slotwoorden: „of aan dengene die hem vervangt" ; en is in de 2e alinea achter : ambtenaar ingevoegd : of beambte.

(t) Volgens de lezing van Stb. 1908—522 van No. 7 is hier vervallen : „onbekenden of wel", verder achter „op naam s t a a n "

ingevoegd : en waarvan.... onbekend zijn, en achter „gebracht

(16)

12 I. TITEL. AL&BMEBNE BEPALINGEN.

welke niet op naam staan en waarvan de eigenaars uit dien hoofde onbekend zijn, zal het exploit wor- den aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoor- zaal des rechters voor wien de vordering gebracht wordt of aanhangig is en zal een tweede afschrift moeten worden overgegeven aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat rechterlijk college, die het oorspronkelijke met „gezien" zal teekenen.

Daarenboven moet het gedaan exploit worden aangekondigd in een der dagbladen van de plaats, waar het rechterlijk college zitting houdt, of, bij gebreke daarvan, van eene naburige plaats.

Gelijkelijk zal worden gehandeld ten aanzien van naamlooze vennootschappen, bestaande of ontbonden, bij gebreke van gemeenschappelijk kantoor, bestuur- der of vereffenaar, of wanneer de bestuurder of vereffenaar geen bekende woonplaats en geen be- kend werkelijk verblijf binnen Nederlandsch-Indië heeft.

Indien het exploit niet een te voeren of aanhan- gig rechtsgeding betreft, moet het worden aange- plakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal van het rechterlijk college, binnen welks ressort de verzoe- ker zijne woonplaats heeft, het tweede afschrift aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat college worden overgegeven en de aankondiging in een der dagbladen van die woonplaats of, bij ge • breke daarvan, van eene naburige plaats, geschie- den. (Ov. 105; B.w. 17; Kh. 40 v.; Rv. 11, 13, 297; Pr. 69 8°; Bb. 3170.)

3°.ten aanzien van hen die buiten Nederlandsch-In- die' wonen, voor zoo verre zij in Nederlandsch-In- dië geen bekend verblijf hebben, aan den ambte- naar van het openbaar ministerie bij het rechterlijk college, voor hetwelk de vordering moet gebracht worden of aanhangig is, welke ambtenaar het oor- spronkelijke stuk met „gezien'' zal teekenen, en het afschrift van het exploit, ten behoeve der belang- hebbenden, zal toezenden aan de regeering van Ne- derlandsch-Indië, ter verdere verzending. (*).

Indien het exploit niet een te voeren of aanhangig

wordt" of aanhangig is ; voorts in de 3e alinea voor de slot- woorden „het officieel nieuwsblad" in de plaats gesteld : een der dagbladen.... naburige plaats ; terwijl de 4e en de 5e alinea daaraan zijn toegevoegd.

(*) Bij art. 1 van Stb. 72—12 zijn de slotwoorden van de I e alinea : „aan het departement van koloniën" weggelaten, en krachtens Stb. 1908—522, buiten voor niet in en in Nederlandsch- Indië voor aldaar gesteld, verder de woorden of aanhangig is en stuk ingelascht, en de 2e alinea aan no. S toegevoegd.

(17)

I. BOEK. VAK DE WIJZE VAN PROCEDEREN, ENZ, 13 rechtsgeding betreft, zal het gedaan worden aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij het rechterlijk college, binnen welks ressort de ver- zoeker zijne woonplaats heeft, welke ambtenaar daarmede zal handelen als in het eerste lid is om- schreven. (*)

Bij Stb. 1908—522 is aan dit artikel nog toe- gevoegd :

9°. ten aanzien van de getrouwde, niet van tafel en bed gescheiden vrouw, wat betreft de dagvaardingen en alle andere exploiten, die haar ten verzoeke van haren echtgenoot worden uitgebracht, aan haar in persoon of aan haar werkelijk verblijf, en, wanneer dit is ter woonplaats van haren echtgenoot, alsdan aan haar in persoon, of, zoo de deurwaarder haar aldaar niet vindt, aan het hoofd van plaatselijk be- stuur van die woonplaats, of aan dengene die hem vervangt in voege als in artikel 3 is voorgeschre- ven, terwijl bovendien in dat geval het exploit zal moeten worden aangekondigd in een dagblad dei- woonplaats van den man, of bij gebreke daarvan, van eene naburige plaats en een afschrift van die aankondiging zal moeten worden aangeplakt aan het door hen bewoonde huis op eene in het oog vallende plaats.

Deze aankondiging zal alleen bevatten de dag- teekening van het exploit, de aanwijzing van den persoon ten wiens verzoeke, en van den persoon aan wien het exploit is gedaan, de vermelding van den deurwaarder, die het gedaan heeft, en van den persoon aan wien afschrift van het exploit ge- laten is ; voorts, indien de aankondiging eene dag- (*) Bij Stb. 51—57 is goedgevonden en verstaan : Te bepalen, dat de uitreiking aan personen in Nederlandsch- Indië, van geregtelijke akten, welke uit Nederland, naar aan- leiding van art. 4 § 8 van het nederlandsche wetboek op de burgerlijke regtsvordering, aan het indisch gouvernement aijn toegezonden geworden, op alle zoodanige plaatsen waar ge- wone door de regering bezoldigde deurwaarders aanwezig zijn, door deze kosteloos zal geschieden, doch op alle andere plaatsen in Nederlandsch-Indië, door tusschenkorast van het hoofd des bestuurs, alwaar de betrokken persoon gevestigd is of zijn verblijf houdt ; met last om die akten door eenen daartoe ge- schikten beambte, aan wien alsdan door dat hoofd kosteloos middelen van vervoer zullen moeten worden verstrekt en door wien geen salaris zal mogen worden in rekening gebragt, te doen uitreiken aan den belanghebbende ; — zullende alle, zoo deurwaarders als andere beambten, behoorlijk schriftelijk op den eed, bij de aanvaarding hunner bediening afgelegd, moeten verklaren of, en zoo ja, waar, wanneer en hoe de uitreiking beeft plaats gehad. (Stb. 70—42 lett. I.)

(18)

14 I . T I T E L . A L G E M E E N E B E P A L I N G E N .

vaardmg betreft, de aanwijzing van den rechter N.

voor wien, en van dag en uur der terechtzitting Be- legen welke gedagvaard is, en indien de aankon- diging de beteekening van eene rechterlijke uitspraak of beschikking betreft, de aanwijzing van den rech- ter door wien, en van den dag waarop die uitspraak gewezen of die beschikking genomen is

H e t aangeplakte afschrift der aankondiging zal

°P - 1 , T,^,Z o e k v a n d e v r o u w d o o r den deurwaarder onmiddellijk moeten verwijderd worden.

Indien de vrouw haar werkelijk verblijf niet heeft ter woonplaats van den man en de deurwaarder aan dat werkelijk verblijf niemand aantreft, zal artikel 3 moeten worden toegepast.

Indien de vrouw geen bekend verblijf binnen Ne- derlandsch-Indië heeft, zal het exploit moeten ge- schieden op de wijze, bij n°. 7 van dit artikel om- schreven. (Ev. 82, 94, 339, 4 3 5 ; B.w. 21 • P r 69- Stb. 64, Ko. 6, art. 17; Bb. 1661.) 1'r i'm' ï . Ten aanzien van overledenen kunnen de dagvaar- 4 dingen en alle andere exploiten (*) worden gedaan aan 6°.

de gezamenlijke erfgenamen en in eens, zonder uitdruk- king van namen of woonplaatsen, ter laatste woonplaats van den overledene; edoch niet langer dan gedurende zes maanden na het overlijden. (B.w 23 833 QW- Pa. 198, 200; Bv. 4, 337). * ' ' O Ö' ro8" n £e t e x p l 0 i t v a n dagvaarding zal moeten behelzen: .

(Kv. 94). •>•

l°.den dag, de maand en het jaar; den voornaam, den naam en de woonplaats des eischers, met opgave van de door hem gekozen woonplaats binnen tien palen afstands van het gebouw waar de regter, voor welken gedagvaard wordt, zitting houdt : (B.w 17v 24 v., 1405 6«; Rv. 17 v., 106,443,477 504 533' 655 2», 662, 666 1", 729; Stb. 6 3 - 6 4 ) ' ' 2» den voornaam, den naam en de woonplaats van den

deurwaarder, den naam en de woonplaats van den gedaagde en de vermelding van den persoon, aan wien afschrift van het exploit van dagvaarding gelaten is. (Rv. 4.)

Indien de eischende of verwerende partij eene corporatie, maatschap of handelsvereniging is zal hare benaming in de plaats van naam en voornaam moeten worden uitgedrukt; (B.w. 1618 v., 1653 v •

K h . 14 v.; Rv. 8 1».) ' 3». de middelen en het onderwerp van den eisch, met

(*)

1908-

„En alle andere exploiten" is hier ingevoegd bij S t b .

(19)

I. BOEK. VAN DE WIJZE VAN PBOOEPEBEN, ENZ. 15

8N? S M B

8

! ? S T

6 C

°

DClUSie

' <**

5

°' "* R

4 S ï [Kv.d99.)egter d i e V a n * » 2 a a k m 0 e t 0°'^Lfmoet verschijnen. (Kv. 16 ) ag e n^ -e t " V "0' d e ^daagde in regten Het exploit en het afschrift daarvan zuilendoorden R ™ P r . T l l O W O r d e n g e t e e k e n d- ( R- ° ^ of9à,1derpietl'!e/a 8'V a a r d i n &-g e r!§'t i s t e&e n een vorst ot anderen inlander van aanzienlijken rang of geboorte ooanf b e k l e d fen S d e.w e tW e ^palfngen, Zondek vooral bekomen vergunning geene regtsvervolging mag worden ingesteld, zal het exploit de vermelding behelzen

SeïUrKeSerA^ArHF SAM 7 *? 101; 82 - 19 ak 2 = 8 2 - 2 0 - ^

Je%nKnMenS Stk I 9 0 8-5 2 2 ««rit dit artikel De gewone termijn van dagvaarding voor de raden

van justitie en het hooggerechtshof zal zijn: 7.

(*) Artikel 10 luidde:

De gewone termijn van dagvaarding voor de raden vin «, Statie en het hoog-geregtshof zal zijn " ]U'

va„ ten minste acht dagen voor den gedaasde die wnn„

Nederlandsch-Indie verblijf houdt ter plaatse waar het r e X lijk eollegie, voor hetwelk hij gedagvaard wordt, gevestigd is •

van ten minste veertien dagen voor den m ^ n n a l ï T g '

Ä ;ia:: de ~ i d e —- sffi

v o r e nnv » I v f \ te.tda«ra«d«» P«*oon woonachtig is, of als voren verblijf houdt op een eiland van Nederlandsch-Indle met behoorende tot eene residentie, welker hoofdülaatson T»l

(20)

16 I. TITEL. ALGEMEENE BEPALINGEN.

van ten minste acht dagen voor den gedaagde die N>

woonachtig is, of, bij gebreke van eene bekende woon- R r' plaats binnen Nederlandsch-Indië, verblijf houdt in de residentie, binnen welke het rechterlijk college, voor hetwelk hij gedagvaard wordt, gevestigd is;

van ten minste veertien dagen voor den gedaagde die woonachtig is, of, als voren, verblijf houdt in eene an- dere residentie op Java en Madura dan de in het vorig lid bedoelde, doch daarmede onder denzelfden raad van justitie behoorende;

en van ten minste twintig dagen voor den gedaagde die woonachtig is of, als voren, verblijf houdt in eene andere residentie van Java dan de in het tweede lid bedoelde en daarmede ook niet onder denzelfden raad van justitie behoorende.

In spoedeischende zaken kan de president van het rechterlijk college op mondeling of schriftelijk verzoek des eischers den termijn van dagvaarding verkorten : in- het eerste geval wordt de vergunning aan het hoofd van het exploit gesteld, terwijl in het laatste geval de president zijne beschikking op het request plaatst. Deze beschikking is uitvoerbaar op de minuut. Zij wordt aan de tegenpartij niet beteekend, doch in het hoofd van het exploit vermeld. (Rv. 15,111, 265, 285, 292, 297 v., 348 v.; Pr. 5 v., 72.)

Wanneer de te dagvaarden persoon woonachtig is, of, als voren, verblijf houdt op een eiland van Nederlandsch- Indië, niet behoorende tot Java en Madura, zal het rechterlijk college, op het daartoe strekkend verzoek- schrift van den eischer, den rechtsdag bepalen, tegen welken de gedaagde zal worden opgeroepen, en den termijn vaststellen, die tusschen de dagvaarding en den dag van verschijning in rechten zal moeten verloopen.

11. In de gevallen bij art. 6, in het tweede en vier- 9. I de (*) lid van nommer 7, uitgedrukt, zal de termijn van dagvaarding zijn van ten minste vier maanden.

(Rv. 15, 94, 340.)

12. Bij art. 2 van Stb. 72—12 is dit artikel aldus 10.

gewijzigd: (f)

"Wanneer de gedaagde niet in Nederlandsch-Indië woont, is de termijn:

(*) De woorden en vierde zijn bij Stb. 1908—522 hier in- gelascht.

(t) De oorspronkelijke tekst luidt :

Wanneer de gedaagde niet in Nederlandsch-Indië woont, zal de termijn zijn van ten minste acht maanden, indien hij woont beoosten de Kaap de Goede Hoop of bewesten Kaap Hoorn, en van ten minste één jaar, indien hij aan gene zijde van dezelve woonachtig is.

(21)

I. BOEK. VAN DB WIJZE VAN PROCEDEREN, ENZ. 17

van ten minste zes weken, zoo hij woont op het N.

eiland Singapore; Kv van ten minste vijf maanden, zoo hij woont elders

in Achter-Indië, in Voor-Indië, het Chinesche rijk, Japan, de Oost-Indische eilanden, die niet behooren tot de Nederlandsche bezittingen, Perzïé of Egypte ; van ten minste zes maanden, zoo hij woont in Ne- derland, Groot-Brittannië en Ierland, Frankrijk, België, Luxemburg, het Duitsche rijk, Zwitserland, of Australië.

• van ten minste zeven maanden, zoo hij woont elders in Europa;

van ten minste acht maanden, zoo hij woont in de niet-Buropesche kustlanden der Zwarte- of Middel- landsche zee (Egypte uitgezonderd), of in de koloniën Suriname of Curacao;

van ten minste negen maanden, zoo hij woont in een der boven niet vermelde landen, van Nederland uitgaande, gelegen aan deze zijde van de Straat Ma- lakka, de Straat Sunda en de Kaap Hoorn;

van ten minste tien maanden, zoo hij woont in een der boven niet vermelde landen, van Nederland uit- gaande, gelegen aan gene zijde van de Straat Ma- lakka, de Straat Sunda en de Kaap Hoorn, dezen daaronder begrepen. (Kh. 115, 206; Rv. 15,94,297, 340; Pr. 73.)

13. Indien een exploit aan iemand, buiten Neder- 11- landsch-Indië woonachtig, aan zijnen persoon binnen Nederlandsch-Indië gedaan wordt, of indien deze, in eene bepaalde zaak, woonplaats binnen Nederlandsch- Indië heeft gekozen, gelden de termijnen voor ingeze- tenen vastgesteld, naar gelang van den afstand der plaats, waar het exploit aan hem gedaan wordt. (B.w.

24; Rv. 6 7», 10, 94, 443; Pr. 74.)

14. Wanneer meer personen wegens dezelfde vor- 12.

dering op verschillende termijnen moeten gedagvaard worden, zullen allen gedagvaard worden tegen den dag van verschijning, voor den verst verwijderd wonenden bepaald. (Rv. 10 v., 94, 297, 340; Pr. 151.)

15. De dag van het exploit en de dag van ver- 8.

schijning worden niet medegerekend onder den algemee- nen termijn, bepaald voor dagvaardingen, aanzeggin- gen en beteekeningen. (Kh. 151 ; Rv. 82, 94, 297, 340, 479, 550, 731; Sv. 424; Ini. R. 430; Pr. 1033.)

In het geval voorzien bij artikel 3, geldt de door den ambtenaar of beambte, aan wien het exploit wordt ge- daan, vermelde dag van terhandstelling voor dag van exploit. *) (Rv. 94.)

*) De 2e alinea van art. 15, krachtens Stb. 1908—522 als loven gelezen, luidde oorspronkelijk:

SUPPLEMENT. 2

(22)

I . T I T E L . A L G E M E E N E B E P A L I N G E N .

16. D e dagvaardingen, aanzeggingen of oproepin- N.

gen om tegenwoordig te zijn bij deze of gene acte van BV procedure of van instructie, zullen alleen de plaats, den dag en het uur van de eerste teregtzitting of rol moe- ten uitdrukken ; zij zullen niet behoeven herhaald te worden, ofschoon de teregtzitting op eenen anderen dag verlengd of voortgezet worde. (Kv. 6 7°, 8 5<> 25 99, 182, 239; P r . 1034.)

17. Geenerlei exploit zal op eenen Zondag mogen 14.

gedaan worden, ten ware uit krachte van de vergunning van den voorzitter van het collegie. Indien de laatste dag van den termijn, binnen welken het exploit geschie- den kan, op eenen Zondag invalt, zal hetzelve den vol- genden dag kunnen gedaan worden. (Rv. 94, 283, 292 596, 716; K h . 153, 178; Sv. 4 2 4 ; P r . 63, 1037.) '

Krachtens Stb. 1908—522 wordt de 2e alinea ode- zen: *)

W a a r in dit reglement gesproken wordt van een termijn van eene maand wordt deze gesteld op dertig dagen. (Kh. 1 5 1 ; Sv. 3 4 5 ; Inl. E . 326.)

18. Geenerlei exploit of tenuitvoerlegging van von- nissen zal kunnen geschieden vóór zes uren des morgens, en na zes uren des namiddags, ten ware de voorzitter van het collegie, in zaken welke buitengewonen spoed vereischen, daartoe verlof mögt hebben verleend. (Rv 8 1», 16, 94, 339, 596; P r . 1037.)

Bij Stb. 1908—522 is aan dit artikel de volgende alinea toegevoegd:

D e vergunning in dit en in het vorige artikel bedoeld kan op mondeling of schriftelijk verzoek van den be- langhebbende gegeven worden; in het eerste geval wordt de vergunning aan het hoofd van het exploit of proces- verbaal van tenuitvoerlegging gesteld, terwijl in het laatste geval de voorzitter zijne beschikking op het request plaatst. Deze beschikking is uitvoerbaar op de minuut.

Zrj wordt aan de tegenpartij niet beteekend, doch in het hoofd van het exploit of proces-verbaal vermeld.

19. De getuigen wier tegenwoordigheid bij sommige exploiten wordt vereischt, moeten zijn manspersonen, ingezetenen van Nederlandsch-Indië, van bevoegden ouderdom om in regten getuigenis te kunnen afleggen, en aan den deurwaarder, die het exploit verrigt, als geloofwaardige personen bekend, of door het hoofd van plaatselijk bestuur hem als zoodanig opgegeven. (B.w.

1405 7», 1912; Rv. 444, 560, 567, 723, 758, 761.) In de gevallen voorzien bij art. 3, geldt de door het hoofd van net plaatselijk bestuur vermelde dag van terhandstelling of ontvangst voor dag van exploit.

*) Zij luidde te wren : De termijn van eene maand wordt gesteld op dertig dagen.

(23)

I. BOSK. VAN DE WIJZE VAN PBOCEDEREN, EXZ. 19

30. Geen exploit mag door eenen deurwaarder wor- N.

den gedaan voor zijne bloedverwanten of aangehuwden Rv.

in de regte linie onbepaaldelijk, en in de zijdlinie tot 16- den graad van broeders- en zusterskinderen ingesloten.

(B. w. 290.)

In geval van beletsel uit dien hoofde of om andere redenen, zal de voorzitter van het eollegie, wanneer het eenen gewonen, of de resident, wanneer het eenen buitengewonen deurwaarder geldt, eenen gesohikten persoon tot het doen der vereischte exploiten aanwijzen.

De aangewezen persoon zal vooraf beëedigd worden, ten ware hij reeds onder eenen ambtseed mögt staan.

(R. O. 193 v.)

Van de gedane aanwijzing zal in de exploiten worden melding gemaakt. (Rv. 94, 97 ; Pr. 4, 66.)

21. Indien een exploit door toedoen van den deur- 17.

waarder nietig verklaard wordt, zal hij kunnen verwezen worden in de kosten van het exploit en van de ver- nietigde procedure, gelijk mede tot vergoeding der scha- den en interessen van de partij, naar de omstandigheden;

alles onverminderd het bepaalde bij artikel 60. (B.w.

1243 v., 1365 v.; Rv. 93, 98; Pr. 71, 1030, 1031.)

TWEEDE AFDEELIHS.

Van de teregtzittingen.

22. De teregtzittingen worden in het openbaar ge- 18.

houden, op den voet der voorschriften van artikel 29 van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie. (Rv. 283, 837, 841 ; Pr. 8, 87 ; Stb.

67—10 art 2.)

De bepalingen van den twaalfden titel van het Regle- ment op de strafvordering voor de raden van justitie op Java enz., zijn ten deze toepasselijk. (Sv. 254 v. ; Inl.

R. 413; Pr. 88 v.)

23. Krachtens Stb. 19C8—S22 wordt dit artikel gelezen:

De procureur van den eischer doet de zaak op de 13.

rol inschrijven niet later dan daags vóór den in de dag- K-]

vaarding uitgedrukten of overeenkomstig artikel 107 "•

vervroegden rechtsdag.

Indien hij in zaken, waarin de dagvaarding op korte termijnen gedaan is, dientengevolge niet in staat is aan dit voorschrift te voldoen, doet hij de zaak zoo spoedig mogelijk inschrijven. (*).

Alle zaken, die van koophandel daaronder begrepen, (*) In plaats van de eerste twee alinea's werd oorspronkelijk gelezen :

De procureur van den eischer draagt zorg, dat de inschrij-

(24)

20 I. TITEL. ALSEM EENE BEPALINGEN.

worden op de rol geplaatst in den rang waarin zij worden aangebracht, met de namen van partijen en van hare procureurs. (Rv. 111, 113, 118.)

34. Ten dage dienende roept de deurwaarder de za- E.I ken op in den rang van hare plaatsing op de rol. 38.

_ D e griffier zorgt, dat voor iedere zitting een uittreksel uit de rol, houdende vermelding der zaken, welke moeten worden opgeroepen, aan den deurwaarder worde ter hand gesteld.

_ Een gelijk uittreksel wordt des daags voor de teregt- zitting aan den president bezorgd; daarenboven zullen zoodanige uittreksels in genoegzamen getale, ten dienste der leden en van het openbaar ministerie, vóór de opening der teregtzitting in de vergaderzaal voorhanden ziin.

(Ev. 111, 113, 118.) J

_ 35. Indien eene zaak niet dadelijk op de eerste teregt- R J zitting wordt afgedaan, zal de voortzetting of afdoening 40.

tot eenen naderen dag worden verschoven. D e griffier draagt zorg, dat daarvan aanteekening worde gehouden, en de uitgestelde zaken worden op den bepaalden dag in haren oorspronkelijken rang opgeroepen. (Ev. 1 6 , 1 1 1 , 114, 119 v.; Inl. E . 163.)

36. Wanneer tegen een vonnis, bij verstek gewezen, R-r-' in verzet wordt gekomen, herneemt de zaak haren ouden 4 1 - rang op de rol, ten zij de voorzitter een bepaalden dag stelle om op het verzet regt te doen. (Ev. 83.)

3T. Krachtens Stb. 1908—522 wordt dit artikel B J

gelezen: (*) 42.

Wanneer op den eersten rechtdag of op eene latere tot de voortzetting van het geding bepaalde terecht- zitting geene der partijen verschijnt, wordt de zaak op de rol doorgehaald.

D e zaak zal desniettemin op het eenstemmig verzoek van partijen, zonder eene nieuwe voorafgaande dagvaar- ding, weder op de rol worden gebracht en voortgezet, even als of geene doorhaling had plaats gehad. Het- zelfde heeft plaats, wanneer de doorhaling der zaak door den rechter op verzoek is bevolen. (Ev. 77 v.).

_ 38. D e procureurs der partijen zijn verplicht (behalve m cassatie) (f) aan den griffier ter hand te stellen een

ving op de rol plaats nebbe niet later dan twee dagen vóór dat de zaak moet dienen ; in zaken waarin op korten termijn is gedagvaard, doet hij zulks zoo spoedig mogelijk.

(*) De Ie alinea luidde vroeger:

Wanneer op den dag, tot voortzetting van het geding be- paald, geene der partijen ter teregtzitting verschijnt, wordt de zaak op de rol doorgehaald.

Se slotzinsnede der 2e alinea ontbrak te voren daaraan.

(t) Bij Stb. 1908—522« „(behalve in cassatie)" hier ingelascht.

(25)

I. BOEK. VAN DB WIJZE VAN PROCEDEREN, ENZ. 2 1 door hen geteekend afschrift der conclusion, welke zij N.

hebben genomen. K v

D e griffier is verpligt nauwkeurig aanteekening te houden van de conclusien, mondeling door partijen ter teregtzitting genomen in de gevallen, waarin geene schrif- telijke conclusien vereischt worden. (Rv. 106,139 ; Inl.

R. 190.)

39. De practizijns zijn gehouden de zaak voor den 20.

regter met bezadigdheid te bepleiten, en in alles den 22- eerbied in acht te nemen en te bewaren, die men aan de justitie schuldig is. Wanneer zij dit uit het oog ver- liezen, zal de regter hen daaraan herinneren, en in geval van herhaald vergrijp, zal hij hen tot eene boete verwijzen, die de som van honderd gulden niet zal mo- gen te boven gaan; alles onverminderd de toepassing van artikel 192 van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, wanneer daartoe termen zijn. (R. O. 46, 185 v.; Sv. 126, 254; Inl. R.

412; Str. 2 9 1 ; P r . 85.)

30. Wanneer de regters eenparig oordeelen, dat eene zaak tot genoegzame klaarheid is gebragt, zal de pre- sident de pleidooijen doen ophouden. (R.I.D. 47.)

31. D e regter kan in alle gevallen, en in eiken stand 19.

der zaak, wanneer dezelve hem voor minnelijke schik- king vatbaar schijnt, hetzij op verzoek van partijen of van ééne derzelve, hetzij ambtshalve, partijen gelasten om in persoon of door of met derzelver practizijns, voor hem of voor één of meer regters-commissarissen te verschijnen, ten einde eene vereeniging te beproeven.

Indien eene minnelijke schikking tot stand komt, wordt, wanneer partijen zulks verlangen, een proces-verbaal opgemaakt en geteekend door partijen, of derzelver tot dat einde bijzonderlijk gemagtigden, in welk proces-ver- baal de verbindtenissen, die partijen ten gevolge dier schikking op zich nemen, worden uitgedrukt.

D e uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executo- rialen vorm. (B.w. 1851, 1868; Rv. 49, 51,160 2°, 435;

Inl. R. 134; Pr. 48 v.)

Bij Stb. 1908—532 is aan dit artikel de volgende ali- nea toegevoegd:

Indien geen minnelijke schikking tot stand komt, be- paalt de rechter den dag, waarop de zaak weder ter rolle zal worden opgeroepen.

33. D e advijseurs, welke in de bij artikel 7 van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie omschreven gevallen moeten geraadpleegd worden, zullen, nadat de behandeling der zaak op de teregtzitting is afgeloopen, hun gevoelen in raadkamer uiten en zich daarna kunnen verwijderen, ten zij de voorzitter hen verzoeke om bij de beraadslagingen tegen-

(26)

I . T I T E L . A L G E M E E N E B E P A L I N G E N .

woordig te zijn. Zij zullen in allen gevalle worden uit- N.

genoodigd om, des verkiezende, de uitspraak van het ™ vonnis bij te wonen. (R.O. 4 1 ; Rv. 613°; Inl. E. 188

190, 312 3°, 314.) ' 33. Wanneer in den loop van een regtsgeding de bijstand

van eenen tolk vereisoht wordt, zal deze door partijen, of ingeval van verschil, door den president gekozen wor- den. Indien de gekozene geen door de regering aange- steld, beëedigd translateur is, moet hij, alvorens zijne werkzaamheden aan te vangen, op de teregtzitting, in handen van den president, den eed afleggen, dat hij de van hem als tolk gevorderde diensten met getrouwheid en naar zijn geweten zal verrigten. (Rv. 59' Sv 156 v.; Inl. R. 134 v., 275 v.)

Wanneer een tolk vereischt wordt bij verrigtingen van eenen regter-commissaris, of van eenen gedelegeerden ambtenaar, zullen de bemoeijenissen van den president op hen overgaan.

D E R D E A F D E E L I N G .

Van de regters en van het wraken derzelve.

34. De regters, de ambtenaren van het openbaar mi- 29.

msterie, de griffiers, zullen zich niet mogen belasten met het verdedigen van de zaken der partijen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, hetzij onder den naam van consultatie, zelfs niet voor andere regterlijke collégien, dan die bij welke zij hunne funotien waarnemen.

_ Echter zullen zij bij alle regterlijke collégien hunne eigene zaken en die hunner vrouwen, bloedverwanten of aangehuwden in de regte linie, en hunner pupillen mogen bepleiten.

Zij zullen ook geene scheidslieden mogen zijn (R O 9, 35, 37; B.w. 290; Rv. 266, 617, 621; Pr. 86.)

35. Geen regter zal mogen gewraakt worden, dan 30.

om de navolgende redenen; (B.w. 1913; Rv. 36, 266 v., 621; Sv. 268 v.; M . R. 414.)

1°.indien hij persoonlijk belang bij het geschil heeft;

(B.w. 1913 3»; Inl. R. 240, 414.)

2°. indien hij aan eene der partijen in bloedverwant- schap of in zwagerschap bestaat tot in den vierden graad ingesloten! (B.w. 290, 297; Sv. 10; Inl. R.

3°. indien er, binnen het jaar vóór de wraking, tegen eene der partijen of derzelver echtgenoot of nabe- staanden en aangehuwden in de regte linie, een straf- geding op zijne klagte of door zijn toedoen is gevoerd;

(B.w. 290, 297; Sv. 10.)

4». indien hij een schriftelijk advijs in de zaak gegeven heeft; (Rv. 34.)

(27)

I. BOEK. VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN, ENZ. 23 5°.indien hij, hangende het geding-, van iemand, die N.

bij de zaak belang heeft, geschenken heeft ontvan- Rr' gen, of dezelve aan hem zijn beloofd, en hij deze belofte heeft aangenomen; (Inl. R. 414; Str 117 v. ; Inl. Str. 124 v.)

6°. Indien de regter, zijne vrouw, hunne bloedverwan- ten of aangehuwden in de regte linie, een verschil over een gelijksoortig onderwerp hebben, als hetwelk tusschen partijen in geschil is ; (B.w. 290, 297 ; Inl. R. 414).

7°. indien er een burgerlijk regtsgeding tusschen den regter, zijne vrouw, hunne bloedverwanten of aan- gehuwden in de regte linie, en eene der partijen hangende is; (B.w. 290 v., 297; Rv. 863.) 8°. indien de regter voogd, curator, vermoedelijke erf-

genaam of begiftigde is van eene der partijen, of indien eene der parijen zijn vermoedelijke erfge- naam is ; (B.w. 176 v., 331 v., 366 v., 433 v., 452, 832 v., 1666 v.)

9°. indien hij is bewindvoerder van eenige, als partij in de zaak betrokken zijnde stichting, maatschappij of lichaam van bestuur; (B.w. 1655 v., Kh. 14 v.) 10°. indien er een hooge graad van vijandschap bestaat

tusschen hem en eene der partijen;

11 ".indien er tusschen den regter en eene der par- tijen sedert den aanleg van het regtsgeding, of bin- nen zes maanden vóór de wraking, hebben plaats gehad beleedigingen of bedreigingen. (Pr. 44, 378.) 36. Ieder regter die weet, dat er eenige reden van 31- wraking tegen hem bestaat, zal gehouden zijn dezelve op te geven aan het collegie waarin hij zitting heeft, hetwelk beslissen zal of hij zich van de zaak onthou- den moet. (Rv. 35, 42; Sv. 276; Inl. R. 414; Pr. 380.)

37. De redenen om welke een regter kan gewraakt 32- worden zijn toepasselijk op het openbaar ministerie, mitsgaders op de griffiers en substituut-griffiers ; zulks evenwel met dien verstande, dat geen ambtenaar van het openbaar ministerie gewraakt kan worden, wanneer hij ambtshalve als partij in het geschil betrokken is ; gelijk ook zoodanige wraking niet zal kunnen plaats hebben ter zake van strafgedingen, door de ambtena- ren van het openbaar ministerie ambtshalve gevoerd tegen de bij artikel 35, onder nommer 3, gemelde personen.

De wraking geschiedt op dezelfde wijze als die der regters. (Sv. 275; Pr. 381.)

38. De partij die een regter wraken wil, moet de 33.

wraking met redenen bekleed voorstellen, op straffe van verlies van het regt daartoe, uiterlijk vóór den aanvang der pleidooijen, of, indien de zaak in geschrifte wordt behandeld, vóór den afloop der termijnen, ten ware de

(28)

2 4 I. TITEL. ALGEMEENS BEPALINGEN.

redenen of aanleiding tot de wraking later mogten zijn N.

ontstaan. RT.

Met uitzondering van het laatste ge val, moet de wraking van eenen regter-commissaris geschieden vóór dat hij zijne werkzaamheden als zoodanig aanvangt.

De acte van wraking zal moeten geteekend zijn door de partij, of derzelver bijzonderen en bij authentieke acte daartoe gevolmagtigde, en zal aan den griffier worden ter hand gesteld, die, na een bewijs van ontvangst daarvan gegeven te hebben, dezelve onmiddellijk aan den gewraakten regter zal mededeelen. (B.w. 1868; Ev. 41, 11 v., 118, 140 v., Sv. 270 v. 275; Pr. 45, 382;

Zeg. Vr. 43.)

39. De regter zal gehouden zijn, binnen den termijn 34.

van twee dagen, zijne bedenkingen aangaande de wraking in geschrifte te brengen, en in een besloten omslag aan den president te doen toekomen. (Ev. 40; Pr. 46, 386;

Zeg. Vr. 43.)

Indien de wraking tegen den president is gerigt, zal de toezending geschieden aan den vice-president, of, bij ontstentenis van dezen, aan het op den president in rang volgend lid.

40. Het regterlijk collegie zal de redenen van wra- 36.

king onderzoeken, en dezelve bewezen en gegrond be- vindende, de wraking toestaan. (Ev. 38 v.; Sv. 273' Inl. E. 414; Pr. 47, 389.)

41. Indien de wrakende partij vermeent meer dan 37.

ééne reden van wraking tegen denzelfden regter te hebben, moet hij allen tegelijk voordragen. (Ev. 35, 38 ; Sv. 271.)

43. Indien eene partij meer dan één lid van het- 38.

zelfde regterlijke collegie wil wraken, kan zij de tweede of verdere wraking niet voordragen vóór dat over de voorafgaande beslist is. (Ev. 36 v., 266 v.;

Sv. 272.)

43. Geen der leden van het regterlijk collegie mag 39. j zich verschoonen van aan de raadplegingen over, en de beslissing van de wraking deel te nemen. (A. B. 22;

Ev. 36; Sv. 273.)

44. De uitspraak in zake van ' wraking is in geen 43- geval aan hooger beroep, revisie of cassatie onderwor- pen. (Ev, 218, 327 v., 362 v., 402 v.; Sv. 281; Inl. E.

414; Pr. 391 v.)

45. Bit artikel is ingetrokken bij art. 5 van Stb.

72—13. *)

*) Het artikel luidde:

De eischer, die in zake van wraking in het ongelijkgesteld wordt, zal verwezen worden in eene boete, die geen honderd gulden te boven zal mogen gaan.

(29)

I, BOEK. VAN DE WIJZE VAN PROCEDEREN, ENZ. 2 5

TIERDE AÏDEELING. N

Van vonnissen in het algemeen. Rv.

46. Indien de eischer of de gedaagde ten beteeken- 44.

den dage niet Tersohijnt, wordt gehandeld zoo als bij de zesde afdeeling Tan dezen titel is bepaald. (RT. 77

T., 107 T.; Pr. 19.)

47. Indien partijen verschijnen, worden zij OTer en 45- weder in hunne belangen gehoord, met inachtneming Tan de Toorschriften Tan dit reglement.

_ Na afloop der pleidooien of wel, indien er in de zaak niet gepleit wordt, na het Terzoek om recht op de stukken, doet de rechter zich de stukken OTergeTen en doet hij dadelijk uitspraak of bepaalt hij den dag waarop de uitspraak zal plaats hebben.

De rechter kan de uitspraak eerder doen plaats hebben dan hij bepaald heeft, doch in dat geTal moet minstens twee dagen Tóór den dag, waarop de uitspraak dan zal plaats hebben, Tan de Tervroeging der uitspraak door den griffier aan de in de zaak betrokken praktizijns worden kennis gegeTen.

_ Is het Tonnis op den Toor de uitspraak bepaalden dag niet gereed, dan bepaalt de rechter op dien dag ter rolle den naderen dag, waarop de uitspraak zal plaats hebben. (R.R. 91; R T . 49, 79, 180, 321 T., 792; Ini.

R. 135, 138; Pr. 13, 116.) *)

48. De regter kan, alTorens de zaak bij eindTonnis 46.

te beslissen, eene praeparatoire of eene interlocutoire uitspraak doen. (RT. 58, 99, 262 T., 331, 783 ; Ini. R. 189.) Voor praeparatoir worden gehouden Tonnissen en beTelschriften, welke gegeTen zijn tot instructie der zaak, en welke strekken om het proces in staat Tan wijzen te brengen, zonder dat zulks op de zaak ten principale Tan eenigen inTloed kan zijn.

Voor interlocutoir worden gehouden Tonnissen en beTelschriften, waarbij de regter, alTorens regt te doen, een bewijs, een onderzoek of eene instructie beveelt, waarvan de beslissing der zaak zelve kan afhankelijk zijn. (B.w. 1929 v., 1940 v.; Rv. 58, 138, 171, 193 v., 211 v., 215 v., 230 v., 331 v., 351 v., 425; Pr. 452.)

49. Indien de regter den dag heeft bepaald waarop 47.

de uitspraak zal plaats hebben, en partijen met elkander in onderhandeling tot een minnelijk vergelijk zijn ge- treden, kunnen zij den regter verzoeken de uitspraak

*) Bij Stb. 1908—522 zijn de laatste 2 alinea's aan dit artikel toegevoegd en is de 2e alinea gewijzigd. Deze luidde oorspron- kelijk :

De regter zal. na het voldingen en bepleiten of schriftelijk behandelen der zaak, zich de stukken doen overgeven en, hetzij dadelijk, hetzij op eenen naderen door hem te bepalen regtdag uitspraak doen.

(30)

26 T I T E L . A L G E M E E N E B E P A L I N G E N .

gedurende eenen bepaalden tijd uit te stellen. (B.w. 1851 • N E v . 31.) ' ü

50. D e regters moeten bij hunne beraadslagingen 4!

van ambtswege de regtsgronden aanvullen, welke niet door de partijen mogten zijn aangevoerd.

Zij zijn verpligt regt te doen op alle gedeelten van den eisch.

H e t is hun verboden uitspraak te doen omtrent zaken, welke niet zijn geëiseht, of meer toe te wijzen dan geëiseht is geworden. (R. O. 30 v., 39 v B w 1940, 1950; Rv. 47, 95, 128, 131 v., 133 v., 138, 171, 173, 211, 215, 385 2», 3° en 4°, 643 4 ° ; Ini. R. 182.)

51. Indien de regter eene verschijning van partijen 49 beveelt, zal hij den dag en het uur daartoe bij het vonnis bepalen. (Rv. 31, 68, 230 v., P r . 119.)

53. E l k vonnis waarbij een eed wordt opgelegd, zal 5°

de daadzaken uitdrukken waarop de eed gedaan moet worden, en de eedsaflegging zal geschieden in tegen- woordigheid van de tegenpartij, of deze behoorlijk op- geroepen.

Indien eene partij aan welke een eed is opgelegd, door hare wederpartij is opgeroepen om dien af tè leggen, en zij niet verschijnt, zal zij geacht worden den eed te hebben geweigerd, behoudens haar verzet, in geval zij bewijst uit hoofde van een wettig beletsel te zijn verhinderd geweest. (B.w. 1929 v., 1932, 1940 v 1944 T.J Rv. 46, 68, 77 v., 106, 236; Ini. R. 160 v.

162; P r . 120, 121.)

53. Indien er een provisionele eisch gedaan is, en 51' de zaak, zoo ten principale als op de provisie, in staat van wijzen is, zal de regter op beide bij één en het- zelfde vonnis uitspraak kunnen doen. (B.w. 190, 212 v 246, 457, 561, 1738; Rv. 55 8», 68, 115 2», 241 v'' 286, 332, 344 3», 711, 785; P r . 134.)

_ 54. D e voorloopige tenuitvoerlegging der vonnissen 52.

niettegenstaande hooger beroep of verzet zal bevolen worden :

1°. indien de uitspraak berust op een authentieken titel ;

2«. indien zij berust op een onderhandsch geschrift, hetwelk erkend is door dengene, tegen wien men zich daarop beroept, of hetwelk rechtens voor er- kend wordt gehouden, welke erkenning mede aan- genomen wordt, in geval recht wordt gedaan bij verstek ;

3". indien er is eene voorafgegane veroordeeling bij een vonnis, hetwelk voor geen verzet of hooier beroep vatbaar is. *) (Ini. R. 184).

*) In art. 54 alm. 1, bij Stb. 1908—522 gewijzigd, werd achter ,,bevolen worden" oorspronkelijk gelezen:

(31)

I. BOER. TAN DB WIJZE VAN PBOCEDEBEN. ENZ. 27 H e t wordt aan het oordeel van den regter overge- N.

laten dit bevel te geven met of zonder borgtogt. (B.w. R y- 1820 v., 1830, 1868, 1870 v., 1875, 1917 v.; K h . 778;

Rv. 55 v., 82, 84, 148 v., 155, 287, 311, 338, 346 v., 403, 437, 585, 8 5 5 ; Pr. 17, 135 v., 439.)

55. D e voorloopige tenuitvoerlegging der vonnissen 53.

niettegenstaande hooger beroep of verzet kan bevolen Worden, met of zonder borgtogt, in gevallen betreffende:

1°. verzegeling en ontzegeling of boedelbeschrijving ; (Rv. 652 v., 663 v., 672 v.; Ov. 100 v.) 2°. dringende reparatiën; (B.w. 1551, 1555.) 3°. ontruiming van het gehuurde, wanneer er geen

schriftelijk bewijs van bestaande, vernieuwde of verlengde huur aanwezig is, of wanneer de huur geëindigd is ; (B.w. 1570 v., 1581, 1587, 1597.) 4°. de benoeming van sequesters, commissarissen en

bewaarders; (B.w. 1736, 1738; Rv. 454, 508, 561, 580 5«.)

6°. het aannemen van borgen en achterborgen ; (B.w.

1820, 1823; Rv. 614.)

6°. de benoeming van voogden, curators en andere bewindvoerders en het doen van derzelver rekening ; (B.w. 348, 359 v., 369 v., 409 v., 441, 449 v., 463 v., 979, 1127; Fa. 1 3 ; Rv. 764 v.)

7°. jaargelden of uitkeeringen tot levensonderhoud en in het algemeen voldoening eener bepaalde geld- som; *) (B.w. 213, 225 v., 321 v. ; 960 2«., 1429 3».) 8°. alle provisionele toewijzingen ; (B.w. 561 ; Rv. 53.) 9°. bezitregt; (B.w. 529 v.; 548 v., Rv. 191.)

en verder in alle die bijzondere gevallen, in welke de wettelijke bepalingen zulks toelaten of voor- schrijven. (R. O. 136; Fa. 4 ; Rv. 272, 287, 291, 307, 311, 585, 726, 850, 855; P r . 17, 135.)

56. Indien de regter de voorloopige tenuitvoerlegging 54.

niet bevolen heeft, kan hij zulks niet bij nader vonnis doen, onverminderd nogtans het regt van partijen om in hooger beroep dit te vorderen. (Rv. 347'v., 366;

P r . 136.)

5T. D e voorloopige tenuitvoerlegging kan geene 55.

plaats hebben ten aanzien der kosten, al waren die ook in de plaats van schaden en interessen toegewezen.

(B.w. 1243 v. 1365 v., Rv. 58, 460, 540, 606, 725, 732, 741, 743, P r . 137.)

58. A l wie bij vonnis in het ongelijk gesteld wordt, ^ ' zal in de kosten verwezen worden. Echter zullen de gtD

• 79—75.

Indien er is een authentieke titel, een erkend handschrift, of eene voorafgegane veroordeeling bij een vonnis, hetwelk voor geen verzet of hooger beroep vatbaar is.

*) De slotwoorden : en in het algemeen enz. zijn bij Stb.

1908—522 aan no. 7 toegevoegd.

(32)

28 I . T I T E L . A L G E M E E N E B E P A L I N G E N .

kosten in het geheel of ten deele gecompenseerd mogen N.

worden tussehen eohtgenooten, bloedverwanten in de B l

regte linie, broeders en zusters of aangehuwden in den- zelfden graad, mitsgaders indien partijen over en weder op eenige punten in het ongelijk zijn gesteld. Ook zal de rechter de kosten, die noodeloos werden aangewend of veroorzaakt, kunnen laten voor rekening der partij, die ze aanwendde of veroorzaakte.

Bij provisionele, praeparatoire en interlocutoire von- nissen kan de uitspraak over de kosten tot het eind- vonnis worden voorbehouden.

Het bedrag der kosten, waarin de verliezende partij wordt verwezen, wordt, voor zooveel die kosten vóór de uitspraak en niet door haarzelve zijn gemaakt, bfl het vonnis bepaald.

_ In zaken waarin de wettelijke bepalingen de ver- richtingen van praktizijns vereischen of toelaten, worden onmiddellijk na het voldingen of bepleiten der zaak, door de praktizijns de rekeningen der kosten aan den rechter overgelegd. Bij gebreke daarvan geschiedt de bepaling van het bedrag der kosten uitsluitend volgens de begrooting des rechters. *) (B.w. 290; Rv. 21 48 59 v., 98, 242, 271 v., 276, 607 v.; Ini. B. 185 Pr 130, 131.)

5». In de zaken, bij de voorlaatste zinsnede van het &

vorig artikel bedoeld, zijn de aan de praktizijns ver- ]*, schuldigde salarissen en verschotten, volgens de be- xj staande of later vast te stellen tarieven, in de uitspraak 79^ over de kosten begrepen, f) (E. O. 191; Rv. 106, 610, 798; Stb. 51—27 art. 37.)

Hetzelfde geldt ten aanzien der kosten, verbonden aan het gebruik van tolken en het doen maken van vertalingen. Dezelve worden voorgeschoten door de partij, op wier verzoek de tolken gebezigd of de ver- talingen vervaardigd zijn, of door den eischer, indien het een of ander door den regter ambtshalve is bevo- len. (Rv. 33; Inl. R. 134 v., 186.)

60. Onverminderd het bepaalde bij artikel 192 en N.

203 van het Reglement op de regterlij'ke organisatie en R f' het beleid der justitie, zullen de practizijns en deur- 58' waarders, die zich in hunne bedieningen te buiten mog- ten gaan, en alle diegenen, welke de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd verwaarloozen, persoon-

*) De slotzinsnede van de Ie alinea en de laatste iwee alinea's zijn bij Stb. 1908—522 aan dit artikel toegevoegd

t ) Krachtens Stb. 1 9 0 8 - 5 2 2 zijn in de ï e alinea weggelaten de slotwoorden: behoudens het bepaalde bij art. 788 e n d e a a n - vangwoorden : „In de zaken ....aan de praktizijns" in de plaats gesteld van : In zaken waarin de wettelijke bepalingen de ver- ngtmgen van practizijns vereischen of toelaten, zijn de aan deze.

(33)

I. BOEK. VAN DB WIJZE VAN PROCEDEREN, ENZ. 2 9 r- lijk en uit hunne eigene beurs, geheel of gedeeltelijk N.

in de kosten verwezen mogen worden, en zelfs tot ver- I i T- goeding van schaden en interessen, zoo daartoe gron- den zijn, zonder die op hunne principalen te kunnen verhalen. B.w. 331 v., 449 v., 979, enz. 1243 v.; E v . 21, 58, 93, 98, 256, 264, 607 v.; P r . 132.)

61. H e t vonnis, zoodanig als hetzelve door den reg- 59.

ter wordt uitgesproken, moet behelzen: (K. O. 2 9 ; f i v . 47, 64 v., 632; Inl. E . 188.)

1°. de namen en de woonplaats der partijen, en de namen der procureurs, indien partijen die gehad hebben; (Ev. 8 1° en 2°, 106, 107; Stb. 53—64.) 2». de slotsom der conclusie van het openbaar minis-

terie in de gevallen, waarin hetzelve is gehoord ; (Ev. 322.)

3». de opgave, dat de bij artikel 7 van het Eeglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie vermelde advijseurs, in de gevallen waarin zulks is voorgeschreven, zijn geraadpleegd ge- worden ;

4°. de gronden der uitspraak, zoo wat de daadzaken als het regtspunt, ieder afzonderlijk, betreft, *) en de beslissing. (E. O. 30 v., 173; Ev. 50, 414;

Inl. E . 188.)

Aan het slot van hetzelve worden vermeld de namen der regters, welke over de zaak hebben geoordeeld, en die van den ambtenaar van het openbaar ministerie, welke daarbij is tegenwoordig geweest. (E. O. 121, 154; Sv. 174; P r . 141,142.) 63. H e t vonnis wordt door den griffier op het au- 6°- dientieblad gebragt, en door den president en den grif- fier uiterlijk binnen tweemaal vier en twintig uren on- derteekend. (Ev. 6 5 ; Inl. E . 190; P r . 138; T. X I I I - 3 9 8 . )

63. Indien de president zich in de onmogelijkheid 61- bevindt om op het audientie-blad te teekenen, wordt zulks verrigt door het oudste lid, hetwelk over de zaak gezeten heeft. Indien de griffier zich in die onmoge- lijkheid bevindt, wordt daarvan uitdrukkelijk op het audientie-blad melding gemaakt. (E. O. 5 3 ; E v . 6 2 ; Inl. E . 191.)

64. D e expeditie of uitgifte van het vonnis wordt 62- zonder medewerking der partijen opgemaakt, en behelst, behalve hetgeen bij artikel 61 is vermeld: (Ev. 66,435, 853, 858.)

*) Krachtens Stb. 1908—522 zijn hier weggelaten de woorden:

de vermelding der wettelijke bepalingen, voor zoover de uit- spraak op stellige wettelijke voorschriften rust.

(34)

30 I . T I T E L . A L O E M E E N K B E P A L I N G E N .

1°. de slotsom der oonclusien *) der partijen, of wan- neer die niet schriftelijk zijn genomen, de daar- van door den griffier gehouden aanteekeningen ; (S.v. 111, 113 v., 119 v.)

2°. de vermelding dat het vonnis in het openbaar is uitgesproken; (E. K. 9 1 ; E . O. 29.)

3°. den dag der uitspraak. (Rv. 61 ; 142 v.) 65. D e griffiers welke eene expeditie van een von- nis uitgeven vóór dat hetzelve is geteekend, kunnen in hunne bediening gesehorst of daarvan ontzet worden, behoudens de vervolging tot straf ter zake van valsch- heid, zoo daartoe gronden zijn. (E. O. 51 v. 67; E v . 6 2 ; Sv. 231 v.; Str. 92; Ini. Str. 99; N . Str. 462;

P r . 139.)

66. D e griffiers zijn verpligt om op aanvraag der partijen aan haar zoodra mogelijk expeditie van het vonnis uit te reiken, op straffe van vergoeding van kos- ten, schaden en interessen, indien daartoe gronden ziin.

(B.w. 1243; E v . 64, 607, 853.)

67. Alle vonnissen, welke wederkeerige verpligtin- gen aan beide partijen opleggen, of waaruit regten en verpligtingen ten behoeve of ten laste van beide par- tijen voortvloeijen, kunnen door elke van dezelve in haar belang worden ten uitvoer gelegd. (Ev. 435 v., 764 v., 831 v.)

68. Krachtens Stb. 1908—522 wordt dit artikel ge- lezen : f)

D e vonnissen en bevelschriften, in artikel 48 bedoeld, behoeven niet beteekend te worden, tenzij dit ingevolge de bepalingen van het tweede boek van dit wethoek tot verhaal van geldelijke verplichtingen, welke de we- derpartij krachtens dezelve te vervullen heeft, noodig mocht zijn. (Ev. 58, 70, 82, 88,106 v., 139, 435,443, 594.)

69. Ingetrokken bij Stb. 1908—522. §)

*) Bij Stb. 1908—522 is „de slotsom der eonclusie'n" hier gesteld in plaats van : de conelusiën.

t) Art. 68 luidde;

Indien er een procureur in de zaak is, zal het vonnis niet ten uitvoer kunnen worden gelegd dan nadat hetzelve aan hem is beteekend, op straffe van nietigheid.

De vonnissen bij voorraad, en de eindvonnissen die veroor- deelingen inhouden, zullen bovendien aan den persoon of aan de woonplaats van de partij beteekend worden, en daarbij zal van de beteekening aan procureur melding worden gemaakt.

§) Art. 69 luidde:

Indien de procureur overleden is of zijne bediening heeft nedergelegd, zal de beteekening aan de partij genoegzaam zijn, maar zal daarbij melding moeten worden gemaakt van den dood des procureurs, of van het nederleggen van deszelfs be- diening.

(35)

__ I . BOEK. YAN DE W I J Z E VAN P R O C E D E R E N , E N Z . 3 1

V I J F D E A F D E E L I N G .

Van vrijwaring.

TO. Krachtens Stb. 1908—523 wordt dit artikel qe- lezen : *)

Indien de verweerder vermeent gronden te hebben, om iemand in vrijwaring- op te roepen en hij die op- roeping niet heeft gedaan vóór den dag, waarop de zaak beeft moeten dienen, zal hij zijne daartoe strekkende, toet redenen omkleede conclusie vóór alle weren moe- ten nemen op den dag, voor het voordragen der ver- Wering bepaald.

I n die conclusie zal het, met afwijking van het be- paalde in het eerste lid van artikel 114, geoorloofd zijn de exceptie van onbevoegdheid op te nemen, en zal deze, zoo dit niet geschied is, voor gedekt gehouden Worden, tenzij de rechter onbevoegd is uit hoofde van het onderwerp des geschils.

Indien de __eischer vermeent gronden te hebben om iemand in vrijwaring op te roepen, zal hij het verzoek daartoe bij met redenen omkleede conclusie moeten doen ten dage bepaald voor het dienen van repliek.

Indien het verzoek toegewezen wordt, zal de rech- ter eenen voldoenden termijn verleenen, naar mate van den afstand van des waarborgs woonplaats en den dag- bepalen, waarop zoowel de oorspronkelijke zaak, als die in vrijwaring weder ter rolle zal worden opgeroepen.

H e t vonnis, waarbij de dagvaarding in vrijwaring is toegestaan, zal aan den waarborg niet behoeven betee- kend te worden. D e dagvaarding zal den inhoud van hetzelve moeten behelzen, en daarbij zal moeten wor- den overgegeven kopie der stukken, welke aan of door den eischer in vrijwaring beteekend zijn.

Indien het verzoek afgewezen wordt, bepaalt de rech-

*) Art. 70 luidde:

Indien de verweerder vermeent gronden te hebben om iemand tot vrijwaring op te roepen, en hij die oproeping niet reeds Oeeft gedaan vóór den dag waarop de zaak heeft moeten dienen, zal hij daartoe vóór of op den dag, op welken hij ten Principale moet antwoorden, verzoek moeten doen.

Dit incident zal summierlijk beslist worden, en indien het verzoek toegewezen wordt, zal de regter eenen voldoenden termijn verleenen, naar mate van den afstand van des waar- borgs woonplaats. Gedurende dezen termijn zal de oorspronke- lijke zaak gesehorst worden.

Het vonnis, waarbij de dagvaarding in geval van vrijwaring is toegestaan, zal aan den waarborg niet behoeven beteekend te worden. De dagvaarding zal den inhoud van hetzelve moeten behelzen, en daarbij zal moeten worden overgegeven kopij der stukken, welke aan den oorspronkelijken gedaagde beteekend

zijn.

(36)

I. TITEL. ALMMEENK BEPALIN&EN.

ter bij die beslissing: den dag-, waarop de zaak weder I ter rolle zal worden opgeroepen. (B.w. 1084 v 1208 s

1474, 1491 v., 1534, 1558 v. ; Rv. 10 v., Ol 4°', 68 99' 106, 113 v., 115 v., 121 T., 241 v., 281 ; Pr. 32, 175, 180.)

Tl. Indien het verzoek tot vrijwaring op den boven- &

gemeiden regtdag niet gedaan is, of indien de dagvaar- ding tot vrijwaring niet gedaan is binnen den bepaal- den tijd, zal er zonder uitstel in de oorspronkelijke zaak worden voortgeproeedeerd. (B.w. 1503; Rv. 70; Pr.

od, 179.)

18. In geval van vrijwaring wegens onderzetting t of andere zakelijke regten, zal de waarborg altijd de zaak van den gewaarborgde mogen overnemen, welke buiten proces zal gesteld worden, indien hij zulks vor- dert voor dat er eenig vonnis tusschen hem en zijn oor- spronkelijke wederpartij *) is gewezen.

_ Echter zal de gewaarborgde, wanneer hij zulks ver- kiest, m het proces kunnen blijven tot bewaring van zijn regt ; ook zal de wederpartij van den gewaarborgde *) tot bewaring van het zijne mogen vorderen dat de o-e- waarborgde in de zaak blijve. (R. O. 127 ; B w 528

1208, 1492; Rv. 74, 117, 279 v.; Pr. 182.) ' r3. De vonnissen tegen de waarborgen gewezen, bii fl' het vorige artikel vermeld, zullen tegen den gewaar- borgde worden ten uitvoer gelegd.

Het zal voldoende zijn het vonnis aan de gewaar- borgden te beteekenen, hetzij dezelve buiten proces ge- steld zijn geworden, of dat zij in het proces gebleven zijn, zonder dat er eenige andere eisch of regtsvorde- ring noodig is.

Wat de kosten, schaden en interessen betreft, zal de vereffening daarvan en de tenuitvoerlegging niet dan tegen den waarborg geschieden kunnen.

Echter zal, in geval van kennelijk onvermogen van den waarborg, de gewaarborgde de kosten moeten dra- gen, indien hg niet buiten proces gesteld is geworden, gelijk ook de schaden en interessen, indien de regter oordeelt dat daartoe gronden ziin. (B w 1104 11QQ 1293 1496 3o ; Rv. I s , 67, 72, 74, 435 v., 607 v j Pr. 185.)

r4. In zaken van eenvoudige vrijwaring, zal de waar- ÏÏ borg zich slechts mogen voegen, zonder de zaak van den gewaarborgde over te nemen. (B.w. 1084 1843-

Rv. 72, 117, 279; Pr. 183.) ' T5. In geval de oorspronkelijke eisch en die ter vrij- 73-

waring te gelijk in staat van wijzen zijn, zal daarop

*) Bij Stb. 1908—522 is in de Ie alinea van art. 72 zijn oor- spronkelijke wederpartij in de plaats van den eischer, en in de Aealinea de wederpartij van den gewaarborgde voor de oorspron- kelijke eischer gesteld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ontbreken van draagvlak bij een aantal omwonenden betekent op zichzelf niet dat het plan thans niet in procedure kan worden gebracht en te zijner tijd, uiteraard na

Bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan is gereed om vrijgegeven te worden ten behoeve van de inspraakprocedure en het overleg op grond van het Besluit ruimtelijke ordening.. Het

Overwegende dat de gemeente Tynaarlo overeenstemming heeft bereikt met Stichting Trias over een allesomvattende deal voor de overname van het beheer en exploitatie van de

Wordt beslag gelegd op een als bovenmatig aan te merken zaak als bedoeld in artikel 447, vierde lid, die de geëxecuteerde of een tot zijn gezin behorende

Ondanks dat de complianceverplichtingen van de AML-wetgeving niet nieuw zijn voor banken en andere financiële dienstverleners, laat de Global Economic Crime Survey 2016

Je bent tevreden als alles gaat zoals je wilt.. En als je niets meer

Deze vraag is moeilijk te beantwoorden en de lange termijn zal uitsluitsel moeten brengen, maar niets wijst er vandaag op dat de veel bespro- ken kloof tussen onderwijs en

’t Kan zijn op de middag of als reeds bij ’t dalen de zon ’t west verguldt met haar gloedrode stralen, dat Jezus Zijn grens stelt aan ’t zwoegen en dwalen Zijns volks, en