Tilburg University
Aan de lijn of aan het lijntje
Benders, J.; Aertsen, F.
Publication date:
1992
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Link to publication in Tilburg University Research Portal
Citation for published version (APA):
Benders, J., & Aertsen, F. (1992). Aan de lijn of aan het lijntje: Wordt slank produceren de mode? (Research
Memorandum FEW). Faculteit der Economische Wetenschappen.
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal
Take down policy
1 ' ~ ' ~'4
I .. .,,
-~.(..s~.
~..',rï: `~,.~~,'~EK
.r :. J ~... .1 ~ ~
~i": ?:3:~~:.~
i~AAN DE LIJN OF AAN HET LIJNTJE: WORDT SLANK PRODUCEREN DE MODE? Jos Benders
Freek Aertsen
FEW 581
AAN DE LIJN OF AAN HET LLTNTJE: WORDT SLANK PRODUCEREN DE MODE ?
Jos Benders en Freek Aertsen
Jos Benders is als junior onderzoeker verbonden aan de sectie Bedrijfskunde van de vakgrcep Bedrijfswetenschappen van de Katholieke Universiteit Nijmegen.
Freek Aertsen is als universitair docent verbonden aan de sectie Organisatie van de vakgrcep Bedrijfseconomie van de Katholieke Universiteit Brabant.
AAN DE LUN OF AAN HET LUNTJE: WORDT SLANK PRODUCEREN DE MODE?'
Inleiding
Afslanken is allang in de mode om te kunnen voldcen aan het huidige schoonheidsideaal. Met de komst van de `slanke produktie', zoals de meest correcte vertaling van het modebegrip `lean production' luidt, mceten ook organisaties gaan lijnen om betere economische prestaties te leveren. Dat is althans de boodschap van de auteurs van `The Machine That Changed the World' (Womack, Jones en Roos, 1990), dat wel als `leerboek lean production' beschouwd wordt. Of is dit afslanken niet meer dan een voorbijgaand verschijnsel ? En als er daadwerkelijk in organisaties gesneden mcet worden, is er dan sprake van een breuk met het verleden of is lean production (LP) niet meer dan een nieuw label op een verzameling al lang als `]apans' bekend staande produktiemethoden ? Is het noodzakelijk om deze op de Japanse leest geschceide methoden over te nemen met het oog op de concurrentiekracht, of zijn ze buiten de specifieke Japanse context waarin ze tot stand zijn gekomen niet bruikbaar ?
In dit artikel wordt getracht deze vragen te beantwoorden voor één van de aspecten van LP, namelijk de arbeidsorganisatie. De specifieke produk[iemethoden worden immers niet aangedragen als belangrijkste determinant van de superieure economische prestaties van LP (Womack, Jones en Roos, 1990), maar hebben ook belangrijke consequenties voor de werknemers.
Na een korte beschrijving van de slanke arbeidsorganisatie en haar merites, wordt in het vervolg ingegaan op een aantal centrale onderdelen van de LP-arbeidsorganisatie, namelijk teamproduktie, tr~aining en kwalificatie, en de produktie-organisatie. Vervolgens wordt ingegaan op de `menswaardigheid' van het werken in een LP-systeem en de tcepasbaarheid van LP-methoden buiten Japan.
De slanke arbeidsorganisatie
Alvorens in te gaan op de arbeidsorganisatie van het fabricageproces, is het verstandig erop te wijzen, dat LP meer omvat dan alleen fabriceren. Ook het ontwerpproces, de verkoop, en het tceleveren worden in LP op een specifieke manier ingericht. Overigens rcept dit wel de vraag op, in hceverre LP een label is, dat op een min of ineer losse verzameling van produktiemethoden is geplakt, of dat er sprake is van een consistent geheel van methoden. Het `afslanken' van LP heeft betrekking op het opsporen en elimineren van alle overbodige elementen in het gehele produktieproces. Dat kan betrekking hebben op zero defects, het streven naar foutloos produceren, maar ook op het elimineren van alle overbodige handelingen. Daarvoor bestaat een scala aan verschillende produktiemethoden, die in de loop van de tijd met name bij Toyota ontwikkeld zijn. Bij Toyota zelf spreekt dan ook over het `Toyota Production System'. Deze onderneming brengt zelfs voor de buitenwacht een brochure uit, waarin de kern van het `Toyota produktiesysteem' beschreven wordt (Toyota Motor Corporation, 1992). Veel van deze technieken zijn overigens door andere Japanse ondernemingen overgenomen.
Hce ziet nu het schoonheidsideaal voor de arbeidsorganisatie er volgens Womack, Jones en Roos uit ? Merkwaardig genceg wordt er in `The Machine That Changed the World' nauwelijks ingegaan op de arbeidsorganisatie. De bespreking van dit onderwerp kan hier praktisch integraal uit het origineel worden overgenomen:
The truly lean plant has two key organizational features: It transfers the
maximum number of tasks and responsibilities to those workers actually adding value to the car on the line, and it has in place a system for detecting defects that quickly traces every problem, once discovered, to its ultimate cause ~...~ in the end, it is the dynamic w~nrk team that emerkes us the hcurt ~f thc lean juctury
Teams worden dus als `het hart van het slanke fabriek' gezien. Daartce mceten de werknemers in deze teams eerst geschoold worden, zodat ze alle taken van elkaar kunnen overnemen. Daarna worden additionele taken aan hun functies tcegevcegd, zoals eenvoudig machine-onderhoud en materiaal bestellen. Bovendien worden kwaliteitsproblemen niet weggemoffeld, maar middels verschillende technieken juist zichtbaar gemaakt om ze daarna te kunnen venc~lpen. 7~ovcel mogelijk essentiële informatie wordt vertoond op voor iedereen zichtbare borden ('andon boards'), zodat ingegrepen kan worden. Dit maakt ook kaizen mogelijk, het continu streven naar verbeteringen.
Inhoudelijk volstaan de auteurs grotendeels met bovenstaande informatie. Tabel 1 bevat echter nog gegevens over de produktiviteit en enkele andere kenmerken van de onderzochte assemblagefabrieken, die in een viertal categorieën zijn ingedeeld.
Tabel 1 : Karakteristieken assemblagefabrieken 1989 (gemiddelden)
Japanse fabrieken in Japan Japanse fabrieken in Noord-Amerika Amerikaanse fabrieken in Noord-Amerika Europese fabrieken
Produktiviteit (uur I auto) 16,8 21,2 25,1 36,2
Kwaliteit (defecten I 100 auto's) 60,0 65,0 82,3 97,0
Percentage personeel in teams 69,3 71,3 17,3 0,6
Job rotatie (0-niet ; 4-frequent) 3,0 2,7 0,9 1,9
Suggesties per werknemer 61,6 l,4 0,4 0,4
Aantal functieklassen 11,9 8,7 67,1 14,8
Trainingsuren ` nieuwe werknemer 380,3 370,0 46,4 173,4
Verzuim 5,0 4,8 11,7 12,1
`Teams'
uitgebreid nationaal opleidingssysteem (Maurice, Sorge en Warner, 1980; Lane, 1989). De teams worden dan ook rond vaklieden opgebouwd. Vanwege een aantal redenen is het aanbod van geschoold werk ook vrij hoog. Binnen het team bestaat een arbeidsverdeling tussen de goed opgeleide vaklieden enerzijds en de lager geschoolde operators anderzijds. De verschillen in werkzaamheden vindt men ook terug in salarisverschillen. Honda pakt de zaken anders aan. Hcewel er sprake is van een vergaande decentralisatie van bevcegdheden, zijn er nauwelijks vaklieden in de fabriek te vinden. Een transferlijn, die in Duitsland bemand werd door team met 80 à 90 percent vaklieden, bleek bij Honda bediend te worden door een plceg zonder vaklieden; sommige plcegleden hadden zelfs geen enkele werkervaring in de industrie. In mei 1991 werden onder de 650 personeelsleden tien vaklieden aangetroffen, hoofdzakelijk voor het verhelpen van storingen. Grcepsleden worden geacht dan goed tce te kijken, zodat ze voortaan zelf in staat zijn een dergelijke storing te verhelpen. De plant manager gaf te kennen niet gecharmeerd te zijn van de typering semi-skilled voor zijn werknemers. Alle werknemers werden in zijn optiek immers continu on-thejob geschoold. Het ideaal is volledige inzetbaarheid van alle grcepsleden, welk dcel men geleidelijk aan tracht te bereiken via continue scholing. Criteria voor bevorderingen zijn aspecten als prestaties, vaardigheden en houding, formele kwalificaties worden daarentegen als onbelangrijk gezien. Functie-omschrijvingen blijken geheel te ontbreken.
Training en kwaliCcatie
Vergelijkbare problemen bestaan cxik ten aanzicn van `job rotation' en hct aantal trainíngsuren per nieuwe werknemer. Waar het Duitse onderscheid tussen grcepen en teams gebaseerd is op de vraag of werknemers alle taken van elkaar kunnen overnemen, geldt een vergelijkbaar principe voor job rotatie. De verschillende te verrichten werk-zaamheden kunnen immers dermate eenvoudig zijn, dat ze door iedereen verricht kunnen worden (in het Duits aangeduid als `Jedermannstátigkeiten') en scholing overbodig is. Het is ook mogelijk dat een substantiële scholing nodig is voordat iemand in staat is om het scala aan werkzaamheden te kunnen verrichten (vgl. Benders, 1990). Het hoge aantal trainingsuren per werknemer dcet vermoeden, dat in LP voor de laatste optie gekozen is. Maar ook dit gegeven is niet onproblematisch: het aantal trainingsuren per werknemer garandeert immers niet een bepaald eindnivo; dat wordt mede bepaald door het initiële kwalificatieniveau en de `schoolbaarheid' van de werknemers. In dit kader is het lage aantal uren in de fabrieken in Amerikaans eigendom ten opzichte van de Europese fabrieken opmerkelijk, zeker wanneer men zich bedenkt, dat juist de Europese fabrieken door Womack c.s. als massaproducenten pur sang worden afgeschilderd. Wellicht duidt dit er echter op, dat het effect van de door Henry Ford voorgestane produktiemethoden op het gemiddelde kwalificatieniveau in de VS toch nog steeds lager is dan in Europa. Ook het grotere aantal functieklassen en het feit, dat job rotatie er minder voorkomt, ondersteunen een dergelijke hypothese.
Produktie-orga nisatie
dceken gedaan welke nadelen er aan de lijnstructuur zijn verbonden. Deze stamt uit de tijd van de traditionele massa-producenten, en kan wellicht optimaal functioneren onder stabiele produktie-omstandigheden. Wanneer deze laatste echter variatie beginnen te vertonen, ontstaat er een scala aan problemen. De sociotechnische oplossing voor dergelijke problemen (en die van de functionele structuur) is het grcepsgericht produceren. Maar hce is LP dan in staat om toch een lijn zeer efficiënt te laten
functioneren ondanks grote variaties in de vraag ?
Een eerste antwoord is, dat het met die variaties wel meevalt. Per slot van rekening hebben Womack, Jones en Roos assemblagefabrieken bestudeerd, waarin sprake is van variaties op een thema: door het in verschillende combinaties tcevcegen van
~
de bezitters van Toyota, de familie Toyoda, en de vakbond. Weliswaar vonden de ontslagen doorgang, maar daar stond tegenover dat de overige werknemers voor hun
leven van een baan verzekerd waren én dat hun salaris zou stijgen met de senioriteit. Een tweede, aan het bovenstaande gerelateerde antwoord is, dat Toyota op een andere manier dan in de sociotechniek wordt voorgesteld, tegemcet is gekomen aan de bezwaren van lijnproduktie. Dit betreft het ontwikkelen van een scala aan produktietechnieken, waarvan de belangrijkste zijn (Toyota Motor Corporation, 1992): 1. continue produktiestroom (continuous flow production)
2. het pull-systeem, waarbij de vraag bepaalt wat er door het produktiesysteem gemaakt mcet worden
3. het Just-in-Ttme-principe, waarbij gestreefd wordt naar een eliminatie van voorraden
4. jidoka: het automatisch afslaan van machines wanneer fouten worden gemaakt 5. kaizen: continu streven naar een verbetering van de bestaande produktieprocessen 6. het verstrekken van informatie aan de werknemers, bijvoorbeeld via
andon-borden.
Deze LP-technieken, en de gedachtengang erachter, wijken duidelijk af van, en staan soms zelfs haaks op, de technieken c.q. gedachtengang van de traditionele massaproducenten. Als massaproduktie dan ook wordt gezien als de verzameling van deze technieken, en niet zoals hierboven voorgesteld, betrekking heeft op seriegrootte, dan lijken beide produktiefilosofieën in een groot aantal aspecten nauwelijks op elkaar.
sociotechniek. Opvallend is echter, dat een funktionele machine-opstelling ook door Toyota verworpen wordt. Just-in-Time produktie is hierbij immers praktisch onmogelijk. Ook bij meer-machine bediening wordt dit principe aangehouden: het combineren van verschillende soorten produktieprocessen verdient de voorkeur boven het combineren van meerdere machines voor dezelfde bewerking, i.e. multi-pr~x~ess huiullini,~ in plaats van multi-machine handling (Toyota Motor Corporation, 1992).
Menswaardig werk ?
Uiteraard kan bij bovenstaande zienswijze een aantal kanttekeningen worden gemaakt. De arbeidsorganisatie van de fabriek te Uddevalla werd noodzakelijk geacht om werknemers te kunnen werven en behouden middels het aanbieden van inhoudelijk aantrekkelijk werk (Ellegàrd e.a., 1991a), maar is ook fel verdedigd als een qua produktiviteit met LP vergelijkbaar alternatief (Elleg~rd e.a., 1991). De lage produktiviteit in de aanvangsfase zou wel worden verbeterd met het op gang komen van de produktie (Pruyt, 1992, p. 29; Rehder, 1992, p. 61). Inmiddels is echter besloten om zowel de fabriek te Uddevalla als die te Kalmar (ook een bekend voorbeeld van de Volvo-aanpak) te sluiten, weliswaar vanwege een tegenvallende vraag naar auto's (Janse, 1992), maar het geeft te denken, dat overwogen wordt om een pas geopende fabriek als Uddevalla te sluiten terwijl de oudere Torslanda fabriek te Góteborg open blijft. Het lijkt erop alsof Womack c.s. wat dit punt betreft het gelijk aan hun kant krijgen. Anderzijds is het opmerkelijk, dat de nieuwste fabriek van Toyota in Japan op dezelfde manier als de Zweden probeert de schaarste op de arbeidsmarkt op te lossen, namelijk door een verbetering van de kwaliteit van de arbeid in brede zin.
Het geheel wekt de voor Westerlingen paradoxale indruk .uan e~n vergaande werknemersinvloed en -participatie, waarbij de werknemers zelf op `Tayloristische' leest geschoéide methodes ontwikkelen. De vergaande standaardisatie vergemakkelijkt het inwerken van nieuwe medewerkers en het systeem van frequente taakroulatie. Daarnaast worden ook meer en meer indirecte taken aan de grcep tcegevcegd, waarbij men verder gaat dan de sociotechniek (Van Amelsvoort, 1992). Bovendien leren werknemers gaandeweg meer taken beheersen, zij het, dat deze taken vaak relatief eenvoudig zullen zijn. Deze brede inzetbaarheid van de werknemer in het Japanse systeem vloeit duidelijk voort uit een economisch-georiénteerde managementaanpak. . Het hi~erboacea.-be,ha~ie~de artikel van Mueller (1992) .lijkt er bovendien op te wijzen, dat er minder spr~,j~e is. van onderbenutting van `menselijk kapitaal'. In de fabriek te Swindon is het gemiddelde aanvangsniveau van medewerkers misschien wel lager dan in Duitsland, maar zij blijken wel op termijn in staat dezelfde werkzaamheden te gaan verrichten.
Tegenover de nadelen voor de werknemers (kortcyclisch werk, binnen een bepaalde periode gestandaardiseerde werkmethoden, hoge werkdruk) staat dus ook een aantal voordelen, zoals leermogelijkheden, afwisselend werk, en life-time employment. Ten opzichte van de traditionele massaproduktie is er op een aantal punten sprake van een vooruitgang, althans voor de kern-werknemers. De voorstellingswijze van Womack c.s. is echter nogal rooskleurig. Assemblage blijft immers handmatig werk, waarvoor geen hoge kwalificaties nodig zijn. Hun opmerking, dat het overblijvende repetitieve werk op termijn wel weggemechaniseerd zal worden getuigt echter van een gebrek aan historisch inzicht. Hetzelfde argument werd immers al meer dan 150 jaar geleden gebruikt (van der Waerden, 1911), maar sindsdien lijkt er eerder meer dan minder repetitief werk te zijn gecreéerd.
voorbaat af. Wel wordt gepleit voor een `zorgvuldige invcering', dat wil zeggen: de scherpe kantjes, zoals het elimineren van rustmomenten en de tempodwang, worden van het systeem afgchaald (Koorevaar, 1992).
Bij de standpuntbepaling is niet alleen de `feitelijke' situatie van belang, maar ook en misschien zelfs sterker, de maatschappelijke visie die iemand heeft en die ook doorwerkt in wetenschappelijk werk (Burrell en Morgan, 1979; Morgan, 1986; Lammers, 1990). In een unitaire of systeemvisie staat daarbij het belang van het organisatorische systeem voorop. Net zoals Taylor (1911) en een groot aantal vertegenwoordigers van de moderne sociotechniek, nemen Womack c.s. een typisch unitaire positie in, waarbij op de eerste plaats gewezen wordt op de voordelen voor de werknemers. `Mogelijke' nadelen worden ondergesneeuwd. Tegenover deze unitaire visie staat de pluralistische of partijvisie, die expliciet uitgaat van de belangen van de verschillende organisatieleden. In de praktijk wordt daarbij normaliter de zijde van de werknemer gekozen, aangezien de belangen van de werkgever c.q. van het management al door de unitaire visie worden gewaarborgd (Benders, 1993). Pluralististen zullen dan ook minder gauw dan unitaristen genegen zijn om te wijzen op het samengaan van werknemers- en werkgeversbelangen. Het werkgeversbelang van het tcepassen van LP-concepten lijkt gezien het onderzcek van Womack c.s wel duidelijk, maar voor werknemers zijn de gencegens verdeeld.
Overdraagbaarheid
motivatie dcen andere tceleveranciers kiezen voor een tegenovergestelde benadering (Ikeda, 1991, pp. 220-225). Daarbij wordt de produktie vergaand geautomatiseerd, waarbij de rol van de mens bij voorkeur beperkt blijft tot procesbewaking.
Hierbij rijst dan ook de vraag welke aspecten precies overdraagbaar zijn. Hofstede's `ui-model' van cultuur (zie Figuur 1) geeft een handvat voor de beantwoording van deze vraag.
Figuur 1: Het ui-model van cultuur (Hofstede, 1990)
Bron : Hofstcdc, 1990.
cultuur, die op het dieps[e niveau wordt gekenmerkt door waarden en normen. Hce verder men van de kern van het model afgeraakt, hce gemakkelijker veranderingen kunnen plaatsvinden. De fundamentele waarden die als karakteristiek voor een bepaalde cultuur gelden, zullen echter relatief stabiel blijken te zijn.
Naar analogie van deze redenering kan men veronderstellen, dat het overnemen van produktiemethoden uit Japan veel gemakkelijker is dan het overnemen c.q. imiteren van de Japanse arbeidshouding. Het valt te betwijfelen of de gedisciplineerde houding van de Japanse werknemer, die samenhangt met diens culturele waardenpatroon, in Westerse landen geaccepteerd zal worden. Bovendien zullen de Japanse normen om de `menswaardigheid' van arbeid te beoordelen samenhangen met het dar geldende culturele waardenpatroon. De benaderingen die de Japanners kiezen voor hun transplants, passen ook binnen deze veronderstellingen. Ikeda's artikel (1991) laat zien, dat ook in Japan verschillende opvattingen bestaan ten aanzien van de waarden van de Amerikaanse werknemer, terwijl de locatie-keuze duidt op het kiezen van zo gunstig mogelijke omstandigheden om toch een gemotiveerd werknemersbestand te verkrijgen.
machines bij foutdetectie door Toyoda. Resumerend kan men dan ook stellen, dat managementmethoden overgedragen kunnen worden tussen verschillende landen, maar dat wijzigingen daarvan verstandig kunnen zijn met het oog op inbedding in de heersende culturele opvattingen en bestaande institutionele omgeving.
Besluit
de arbeid' en een platte organisatiestructuur hebben, maar deze stellingname wordt slechts zelden cijfermatig onderbouwd. Bij LP daarentegen wordt wel uitgebreid ingegaan op economische prestaties, maar wordt op een groot aantal punten in het midden gelaten waaruit de slanke produktiemethoden bestaan en welke gevolgen deze hebben voor de factor `arbeid', laat staan dat de invceringsproblematiek aan de orde komt. Als informatiebron voor produktiemethoden of arbeidsorganisatie is `The Machine That Changed the World' nauwelijks geschikt. Daarvoor is men aangewezen op andere publikaties, die `Japanse produktiemethoden' of het `Toyota Production System' als onderwerp hebben. Toch kan de benaming `slanke produktie' hiervoor van nut zijn. De andere benamingen suggereren immers een vergaande verankering van deze produktiemethoden in Japan, wat een belemmering zou kunnen betekenen voor hun verdere verspreiding (vgl. Whittaker, 1990). Een positief effect van het bcek is, dat de aandacht voor en de discussie over `Japanse' c.q. slanke produktiemethoden nieuw leven
is ingeblazen. Deze waren weliswaar al langer bekend ( Abegglen, 1973; Schonberger, 1982) en werden ook tcegepast (Oliver en Wilkinson, 1989) in het Westen, maar na de grootschalige aandacht in de eerste helft van de jaren tachtig, leek er toch sprake te zijn van een verminderde belangstelling.
Literatuur
- Abegglen, J.C., 1973, Management and Worker; 7iie Japanese Solution, Sophia University`Kodansha International: Tokyo`New York`San Francisco.
- Abo, T., 1992, Japanese-style Production Systems: Can They Be Transplanted ?, TOKYO Business Today, maart, 16-17.
- Alders, B. en J. Christis, 1988, Arbeid en recrutering in de machinebouw of `Hoe efficiënt wordt de CNC-technologie in de praktijk toegepast ?', Ttjdschrift voor Arbeidsvraag-stukken, 4(4), 72-87.
- Allen, G.C., 1972, A Short Economic History of Modern Japan (third edition), Allen and Unwin: Londen.
- Amelsvoort, P. van, 1992, Het `Lean Production' concept: Japanse sociotechniek of neo-Taylorisme ?, 'Panta Rhei', 2(1), 6-9.
- Benders, J., 1990, Over de inzetbaarheid van werknemers, Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, 13(2), 94-106.
- Benders, J., 1993, OptlOnal OptiOns; Work Design and Manufacturing Automation in the Netherlands, Avebury: Aldershot.
- van den Boom, H., 1992, Keuzeproces carriers in de eindmontage by Volvo Car BV, in: Frambach, R.T. en E.J. Nijssen (red.), Technologie dc strategisch management; De invloed van technologie op bedrijven en hoe ermee om te gaan, LEMMA: Utrecht.
- Burrell, G. en G. Morgan, 1979, Sociological Paradigms and Organisational Analysis, Heinemann: Londen.
- Dohse, K., U. Jurgens en T. Malsch, 1985, From "Fordism" to "Toyotism" The Social Organization of the Labor Process in the Japanese Automobile Industry, Politics á Sociery,
14(2), 115-146.
- Eichner, V., 1991, Organisational Concepts in German Industry, FAST-paper 245, Commissie voor de Europese Gemeenschap: Brussel.
- Ellegàrd, K., T. Engstróm, B. Johansson, M.I. Johansson, D. Jonsson en L. Medbo, 1991a, The Possibilities of "Lean Production" - A Comparison between Different Production Flow Concepts in the Automotive Industry, in: Preprints Management and New Production Systems (part 1), Universiteit van Góteborg`EIASM: Góteborg`Brussel, 243-260.
- Ellegdrd, K., T. Engstróm en L. Nilsson, 1991b, Reforming Industrial Work - Principles and Realities In the planning of Volvo's car assembly plant in Uddevalla, Arbetsmiljófonden: Stockholm.
- Florida, R. en M. Kenney, 1991, Transplanted Organizations: The Transfer of Japanese Industrial Organization to the U.S., American Sociological Review, 56(2), 381-398.
- Giebel, J., 1982, Japan, creatieve economie tussen Oost en West, Het Spectrum: Utrecht`Antwerpen.
- Hofstede, G., 1990, Cultures and Organization; Software of the Mind, McGraw-Hill Book Company: Londen.
- Hofstede, G., 1983, The Cuttural Relativity of Organizational Practjces and Theories, Journa!of International Business Studies, Fall, 75-89.
- lkeda, M., 1991, The Transfer of Flexible Production System to Japanese Auto Parts-maker Transplants in the U.S., in: Park, S.-J. (red.), Technology and Labor in the Automotive
Industry, 207-226.
- Kern, H. en M. Schumann, 1984, Das Ende der Arnbeitsteilung ? Ralionalisierung in
der industriellen Produktion, Verlag C.H. Beck: Munchen.
- Koorevaaz, K., 1992, Slank in Europa, Intermediair, 28(47), 17 en 19.
- Lammers, C.J., 1990, Sociology of Organizations Around the Globe; American, British, French, German and Dutch Brands, Organization Studies, 11(2), 179-205.
- Lane, C., 1989, Management and Labour in Europe; 7iie lndustrial Enterprise in Germany, Britain and France, Edwazd Elgar: Aldershot.
- Langton, J., 1984, The Ecological Theory of Organization: The Case of Josiah Wedge-wood and the British Pottery Industry, Administrative Science Quarterly, 29(3), 330-354.
- Maurice, M., A. Sorge and M. Warner, 1980, Societal Differences in Organizing Manufacturing Units: A Compazison of France, West Germany and Great Britain, Organization Studies, 1(1), 59-86.
- Maynard, H.B., G.J. Stegemerten and J.L. Schwab, 1948, Methods-Time Management, McGraw-Hill: New York`Toronto`London.
- Morgan, G., 1986, Images of Organization, Sage: Beverly Hills`Newby Pazk`L.ondon`New Delhi.
- Mueller, F., 1992, Designing Flexible Framework: Compazing German and Japanese Approaches, Employee Relations, 14(1), 5-16.
- Oliver, N. en B. Wilkinson, 1989, Japanese Manufacturing techniques and Personnel Practice in Britain: Evidence and Implications, British Journal of lndustrial Relations, 27(1),
73-91.
- Pruyt, H., 1992, Anti-Taylorisme in Zweden, Ttjdschrift voor Politieke Ekonomie, 14(3), 12-35.
- Rehder, R.R., 1992, Building Cazs As if Peaple Mattered; The Japanese Lean System vs. Volvo's Uddevalla System, Columbia Journa!of World Business, 27(2), 56-70.
- Schonberger, R.J., 1982, Japanese Manufacturing Techniques; Nine Hidden Lessons in
Simplicity, The Free Press: New York.
- Sitter, L.U. de, 1981, Op weg naar nieuwe kantoren en fabrieken, Kluwer: Deventer. - Taylor, F.W., 1911 (1903), Shop Management, Hazper and Brothers Publishers: New York`Londen.
- Toyota Motor Corporation, 1992, The Toyota Production System, Toyota: Toyota City. - van der Waerden, T., 1911, Geschooldheid en techniek; Onderzoek naar den invloed van arbeidssplitsing en machinerie op de mate van vereischte oefening en bekwaamheid des arbeiders, F. van Rossum: Amsterdam.
- Whittaker, D.H., 1990, Managing innovation: A study of British and Japanesefactories, Cambridge University Press: Cambridge`New York`Port Chester`Melbourne`Sydney.
- Williams, K., C. Haslam, J. Williams and T. Cutler with A. Adcroft and S. Johal, 1992, Against Lean Production, Economy and Society, 21(3), 321-354.
- Womack, J.P., D.T. Jones en D. Roos, 1990 (1991), 7ite Machine That Changed the World, HarperPerennial: New York.
- Young, S.M., 1992, A Framework for Successful Adoption and Performance of Japanese Manufacturing Practices in the United States, Academy of Management Review, 17(4),
1
IN i991 REEDS VERSCHENEN
466 Prof.Dr. Th.C.M.J. van de Klundert - Prof.Dr. A.B.T.M, van Schaik Economische groei in Nederland in een internationaal perspectief
1167 Dr. Sylvester C.W. Eijffinger
The convergence of monetary policy - Germany and France as an example 468 E. Nijssen
Strategisch gedrag, planning en prestatie. Een inductieve studie binnen de computerbranche
469 Anne van den Nouweland, Peter Borm, Guillermo Owen and Stef Tijs Cost allocation and communication
470 Drs. J. Grazell en Drs. C.H. Veld
Motieven voor de uitgifte van converteerbare obligatieleningen en warrant-obligatieleningen: een agency-theoretische benadering
471 P.C. van Batenburg, J. Kriens, W.M. Lammerts van Bueren and R.H. Veenstra
Audit Assurance Model and Bayesian Discovery Sampling 472 Marcel Kerkhofs
Identification and Estimation of Household Production Models
473 Robert P. Gilles, Guillermo Owen, René van den Brink Games with Permission Structures: The Conjunctive Approach 474 Jack P.C. Kleijnen
Sensitivity Analysis of Simulation Experiments: Tutorial on Regres-sion Analysis and Statistical Design
475 C.P.M. van Hoesel
An 0(nlogn) algorithm f'or the two-machine flow shop problem wil.h controllable machine speeds
476 Stephan G. Vanneste
A Markov Model for Opportunity Maintenance
477 F.A. van der Duyn Schouten, M.J.G. van Eijs, R.M.J. Heuts Coordinated replenishment systems with discount opportunities 478 A, van den Nouweland, J. Potters, S. Tijs and J. Zarzuelo
Cores and related solution concepts for multi-choice games 479 Drs. C.H. Veld
Warrant pricing: a review of theoretical and empirical research
480 E. Nijssen
De Miles and Snow-typologie: Een exploratieve studie i n de meubel-branche
11
482 Jacob C. Engwerda, André C.M. Ran, Arie L. Rijkeboer
Necessary and sufficient conditions for the existgnce of a positive
definite solution of the matrix equation X t ATX- A- I 483 Peter M. Kort
A dynamic model of the firm with uncertain earnings and adjustment costs
484 Raymond H.J.M. Gradus, Peter M. Kort
Optimal taxation on profit and pollution within a macroeconomic framework
485 René van den Brink, Robert P. Gilles
Axiomatizatíons of the Conjunctive Permission Value for Games with
Permission Structures
486 A.E. Brouwer á W.H. Haemers
The Gewirtz graph - an exercise in the theory of graph spectra 48~ Pim Adang, Bertrand Melenberg
Intratemporal uncertainty in the multi-good life cycle consumption model: motivation and application
488 J.H.J. Roemen
The long term elasticity of the milk supply with respect to the milk price in the Netherlands in the period 1969-1984
489 Herbert Hamers
The Shapley-Entrance Game 490 Rezaul Kabir and Theo Vermaelen
Insider trading restrictions and the stock market 491 Piet A. Verheyen
The economic explanation of the jump of the co-state variable 492 Drs. F.L.J.W. Manders en Dr. J.A.C. de Hsan
De organisatorische aspecten bij systeemontwikkeling een beschouwing op besturing en verandering
493 Paul C. van Batenburg and J. Kriens
Applications of statistical methods snd techniques to auditing and accounting
494 Ruud T. Frambach
The diffusion of innovations: the influence of supply-side factors 495 J.H.J. Roemen
A decision rule for the (des)investments in the dairy cow stock 496 Hans Kremers and Dolf Talman
iii
497 L.W.G. Strijbosch and R.M.J. Heuts
Investigating several alternatives for estimating the compound lead time demand in an (s,Q) inventory model
498 Bert Bettonvil and Jack P.C. Kleijnen
Identífying the important factors in simulation models with many factors
499 Drs. H.C.A. Roest, Drs. F.L. Tijssen
Beheersing van het kwaliteitsperceptieproces bij diensten door middel van keurmerken
500 B.B. van der Genugten
Density of the F-statistic in the linear model with arbitrarily normal distributed errors
501 Harry Barkema and Sytse Douma
The direction, mode and location of corporate expansions 502 Gert Nieuwenhuis
Hridging the gap between a stationary point process and its Palm distribution
503 Chris Veld
Motives for the use of equity-warrants by Dutch companies 504 Pieter K. Jagersma
Een etiologie van horizontale internationale ondernemingsexpansie 505 B. Kaper
On M-functions and their application to input-output models 506 A.B.T.M. van Schaik
Produktiviteit en Arbeidsparticipatie
50~ Peter Borm, Anne van den Nouweland and Stef Tijs Cooperation and communication restrictions: a survey 508 Willy Spanjers, Robert P. Gilles, Pieter H.M. Ruys
Hierarchical trade and downstream information
509 Martijn P. Tummers
The Effect of Systematic Misperception of Income on the Subjective Poverty Line
510 A.G. de Kok
Basics of Inventory Management: Part 1 Renewal theoretic background
511 J.P.C. Blanc, F.A. van der Duyn Schouten, B. Pourbabai
Optimizing flow rates in a queueing network with side constraints 512 R. Peeters
iV
513 Drs. J. Dagevos, Drs. L. Oerlemans, Dr. F. Boekema
Regional economic policy, economic technological innovation and networks
514 Erwin van der Krabben
Het functioneren van stedelijke onroerendgoedmarkten in Nederland -een theoretisch kader
515 Drs. E. Schaling
European central bank independence and inflation persistence 516 Peter M. Kort
Optimal abatement policies within a stochastic dynamic model of the firm
51~ Pim Adang
Expenditure versus consumption in the multi-good life cycle consump-tion model
518 Pim Adang
Large, infrequent consumption in the multi-good life cycle consump-tion model
519 Raymond Gradus, Sjak Smulders Pollution and Endogenous Growth 520 Raymond Gradus en Hugo Keuzenkamp
Arbeídsongeschiktheid, subjectief ziektegevoel en collectief belang 521 A.G. de Kok
Basics of inventory management: Part 2
The (R,S)-model 522 A.G. de Kok
Basics of inventory management: Part 3
The (b,Q)-model 523 A.G, de Kok
Basics of inventory management: Part 4
The (s,S)-model 524 A.G. de Kok
Basics of inventory management: Part 5
The (R,b,Q)-model
525 A.G. de Kok
Basics of inventory management: Part 6 The (R,s,S)-model
526 Rob de Groof and Martin van Tuijl
V
52~ A.G.M. van Eijs, M.J.G. van Eijs, R.M.J. Heuts GecoSrdineerde bestelsystemen
een management-georiënteerde benadering 528 M.J.G. van Eijs
Multi-item inventory systems with joint ordering and transportation decisions
529 Stephan G. Vanneste
Maintenance optimization of a production system with buffercapacity
530 Michel R.R. van Bremen, Jeroen C.G. Zijlstra Het stochastische variantie optiewaarderingsmodel 531 Willy Spanjers
Vi
IN 1992 REEDS `7ERSCHENEN
532 F.G. van den Heuvel en M.R.M. Turlings
Privatisering van arbeidsongeschiktheidsregelingen Refereed by Prof.Dr. H. Verbon
533 J.C. Engwerda, L.G. van Willigenburg
LQ-control of sampled continuous-time systems Refereed by Prof.dr. J.M. Schumacher
534 J.C. Engwerda, A.C.M. Ran 8~ A.L. Rijkeboer
Necessary and sufficient conditions for the existence of a positive definite solution of the matrix equation X t AwX-lA - Q.
Refereed by Prof.dr. J.M. Schumacher
535 Jacob C. Engwerda
The indefinite LQ-problem: the finite planning horizon case Refereed by Prof.dr. J.M. Schumacher
536 Gert-Jan Otten, Peter Borm, Ton Storcken, Stef Tijs
Effectivity functions and associated claim game correspondences Refereed by Prof.dr. P.H.M. Ruys
537 Jack P.C. Kleijnen, Gustav A. Alink
Validation of simulation models: mine-hunting case-study Refereed by Prof.dr.ir. C.A.T. Takkenberg
538 V. Feltkamp and A. van den Nouweland Controlled Communication Networks Refereed by Prof.dr. S.H. Tijs
539 A. van Schaik
Productivity, Labour Force Participation and the Solow Growth Model Refereed by Prof.dr. Th.C.M.J. van de Klundert
540 J.J.G. Lemmen and S.C.W. Eijffinger
The Degree of Financial Integration in the European Community Refereed by Prof.dr. A.B.T.M. van Schaik
541 J. Bell, P.K. Jagersma
Internationale Joint Ventures Refereed by Prof.dr. ti.G. Barkema
542 Jack P.C. Kleijnen
Verification and validation of simulation models Refereed by Prof.dr.ir. C.A.T. Takkenberg
543 Gert Nieuwenhuis
Uniform Approximations of the Stationary and Palm Distributions of Marked Point Processes
V11
544 R. Heuts, P. Nederstigt, W. Roebroek, W. Selen
Multi-Product Cycling with Packaging in the Process Industry Refereed by Prof.dr. F.A. van der Duyn Schouten
545 J.C. Engwerda
Calculation of an approximate solution of the infinite time-varying LQ-problem
Refereed by Prof.dr. J.M. Schumacher
546 Raymond H.J.M. Gradus and Peter M. Kort
On time-inconsistency and pollution control: a macroeconomic approach Refereed by Prof.dr. A.J. de Zeeuw
54~ Drs. Dolph Cantrijn en Dr. Rezaul Kabir
De Invloed van de Invoering van Preferente Beschermingsaandelen op Aandelenkoersen van Nederlandse Beursgenoteerde Ondernemingen
Refereed by Prof.dr. P.W. Moerland
548 Sylvester Eijffinger and Eric Schaling
Central bank independence: criteria and indices Refereed by Prof.dr. J.J. Sijben
549 Drs. A. Schmeits
Geintegreerde investerings- en financieringsbeslissingen; Implicaties voor Capital Budgeting
Refereed by Prof.dr. P.W. Moerland 550 Peter M. Kort
Standards versus standards: the effects of different pollution restrictions on the firm's dynamic investment policy
Refereed by Prof.dr. F.A. van der Duyn Schouten
551 Niels G. Noorderhaven, Bart Nooteboom and Johannes Berger
Temporal, cognitive and behavioral dimensions of transaction costs; to an understanding of hybrid vertical inter-firm relations
Refereed by Prof.dr. S.W. Douma 552 Ton Storcken and Harrie de Swart
Towards an axiomatization of orderings Refereed by Prof.dr. P.H.M. Ruys 553 J.H.J. Roemen
The derivation of a long term milk supply model from an optimization model
Refereed by Prof.dr. F.A. van der Duyn Schouten 554 Geert J. Almekinders and Sylvester C.W. Eijffinger
Daily Bundesbank and Federal Reserve Intervention and the Conditional Variance Tale in DM~~-Returns
Refereed by Prof.dr. A.B.T.M. van Schaik
Viii
556 Ton Geerts
Regularity and singularity in linear-quadratic control subject to implicit continuous-time systems
Communicated by Prof.dr. J. Schumacher 557 Ton Geerts
Invariant subspaces and invertibility properties for singular sys-tems: the general case
Communicated by Prof.dr. J. Schumacher 558 Ton Geerts
Solvability conditions, consistency and weak consistency for linear differential-algebraic equations and time-invariant singular systems: the general case
Communicated by Prof.dr. J. Schumacher 559 C. Fricker and M.R. Jaibi
Monotonicity and stability of periodic polling models
Communicated by Prof.dr.ir. O.J. Boxma
560 Ton Geerts
Free end-point linear-quadratic control subject to implicit conti-nuous-time systems: necessary and sufficient conditions for solvabil-ity
Communicated by Prof.dr. J. Schumacher 561 Paul G.H. Mulder and Anton L. Hempenius
Expected Utility of Life Time in the Presence of a Chronic
Noncom-municable Disease State
Communicated by Prof.dr. B.B. van der Genugten
562 Jan van der Leeuw
The covariance matrix of ARMA-errors in closed form Communicated by Dr. H.H. Tigelaar
563 J.P.C. Blanc and R.D. van der Mei
Optimization of polling systems with Bernoulli schedules Communicated by Prof.dr.ir. O.J. Boxma
564 B.B. van der Genugten
Density of the least squares estimator in the multivariate linear model with arbitrarily normal variables
Communicated by Prof.dr. M.H.C. Paardekooper 565 René van den Brink, Robert P. Gilles
Measuring Domination in Directed Graphs
Communicated by Prof.dr. P.H.M. Ruys 566 Harry G. Barkema
1X
567 Rob de Groof and Martin van Tuijl
Commercial integration and fiscal policy in interdependent, f'inan-cially integrated two-sector economies with real and nominal wage
rigidity.
Communicated by Prof.dr. A.L. Bovenberg
568 F.A. van der Duyn Schouten, M.J.G. van Eijs, R.M.J. Heuts
The value of information in a fixed order quantity inventory system
Communicated by Prof.dr. A.J.J. Talman 569 E.N. Kertzman
Begrotingsnormering en EMU
Communicated by Prof.dr. J.W. van der Dussen
570 A. van den Elzen, D. Talman
Finding a Nash-equilibrium in noncooperative N-person games by solving a sequence of linear stationary point problems
Communicated by Prof.dr. S.H. Tijs 571 Jack P.C. Kleijnen
Verification and validation of models
Communicated by Prof.dr. F.A. van der Duyn Schouten 572 Jack P.C. Kleijnen and Willem van Groenendaal
Two-stage versus sequential sample-size determination in regression analysis of simulation experiments
573 Pieter K. Jagersma
Het management van multinationale ondernemingen: de concernstructuur
574 A.L. Hempenius
Explaining Changes in External Funds. Part One: Theory Communicated by Prof.Dr.Ir. A. Kapteyn
575 J.P.C. Blanc, R.D, van der Mei
Optimization of Polling Systems by Means of Gradient Methods and the Power-Series Algorithm
Communicated by Prof.dr.ir. O.J. Boxma 576 Herbert Hamers
A silent duel over a cake
Communicated by Prof.dr. S.H. Tijs
577 Gerard van der Laan, Dolf Talman, Hans Kremers
On the existence and computation of an equilibrium in an economy with constant returns to scale production
Communicated by Prof.dr. P.H.M. Ruys
x
579 J. Ashayeri, W.H.L. van Esch, R.M.J. Heuts
Amendment of Heuts-Selen's Lotsizing and Sequencing Heuristic for Single Stage Process Manufacturing Systems
Communicated by Prof.dr. F.A, van der Duyn Schouten
580 H.G. Barkema