• No results found

Kidsweek in de Klas heeft in samenwerking met uitgeverij Leopold een filmpje en lespakket ontwikkeld bij Wat rijmt er op stoep?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kidsweek in de Klas heeft in samenwerking met uitgeverij Leopold een filmpje en lespakket ontwikkeld bij Wat rijmt er op stoep?"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kidsweek in de Klas heeft in samenwerking met uitgeverij Leopold een filmpje en lespakket ontwikkeld bij Wat rijmt er op stoep …?. Aan de hand van het

lespakket kunt u spelenderwijs werken aan begrijpend luisteren, woordenschat, letterkennis en het fonologisch en fonemisch bewustzijn. Het is geschikt voor kinderen in groep 1 t/m 3. Veel leerplezier!

Begrijpend luisteren

Aan de hand van drie sessies (close reading) wordt ingegaan op het verhaal. In de lesinstructies staan de

verschillende fases van de lesinstructie kort uitgewerkt en leest u hoe u hardop denkend (modelen) en interactief kunt voorlezen. Kidsweek in de Klas geeft instructie volgens het Expliciete Directe Instructiemodel (EDI) en het Gradually Release of Responsibility Instruction Model (GRRIM-model). Hierbij verschuift de verantwoordelijkheid langzaam van de leerkracht naar de leerlingen. Bij de lessen is een digibordles ontwikkeld die de lesfasen

doorloopt en waarin u het voorleesfilmpje kan vinden. Deze lessen vindt u in het lesplan. De lesinstructies vindt u in de bijlage hieronder.

Bijlage 1 (les 1 t/m 3)

Woordenschat

In het verhaal komen verschillende woorden aan bod die van belang zijn voor het begrip van de tekst. In deze lesinstructie leest u welke woorden u zou kunnen aanbieden en hoe u dit kunt doen. De woorden worden aangeleerd volgens de Viertakt van Verhallen (voorbewerken – semantiseren – consolideren – controleren).

Bijlage 2

Letter van de week

De letter van de week die bij dit boek centraal staat in de S, van stoep en snoep. In de lesinstructie leest u hoe u de letter kunt introduceren en aanleren.

Bijlage 3

Fonologisch en fonemisch bewustzijn – auditieve oefeningen

Bij dit verhaal zijn veel auditieve oefeningen te bedenken. U vindt ze achteraan in deze lesinstructie.

Bijlage 4

Lesinstructie

Titel: Wat rijmt er op stoep … ?

Auteurs: Harmen van Straaten

Uitgeverij Leopold Amsterdam

(2)

Les 1: algemeen tekstbegrip

In de eerste les wordt het verhaal voor de eerste keer voorgelezen en staat de grote lijn van het verhaal centraal. Aan de hand van de beginnen - midden - eind strook gaan de leerlingen in gesprek over het verhaal.

Lesdoel:

Na deze les weet ik wat er in het begin, het midden en aan het eind van het verhaal gebeurt.

ACTIVEREN VOORKENNIS EN LESDOELEN slide 2 en 3

Bekijk het voorkant van het boek en lees de titel: Wat rijmt er op stoep …? Weten de kinderen wat rijmen is? Welke woorden kennen zij die rijmen op stoep?

Bespreek vervolgens het lesdoel met de leerlingen.

BEGELEIDE INOEFENING – IK slide 4 t/m 6

U laat de begin – midden - eind strook zien en gaat vervolgens naar de volgende slide om naar het verhaal te luisteren.

We gaan luisteren naar het verhaal. Aan het einde van het verhaaltje willen we weten wat er aan het begin, in het midden en aan het eind van het verhaal gebeurt.

U bekijkt het filmpje. In dit filmpje wordt het boek voorgelezen.

Bespreek de vraag met de leerlingen.

Ik pak het eerste stukje erbij: begin. Wat gebeurt er aan het begin? Ik zal deze vraag voordoen, daarna doen we het samen. Aan het begin van het verhaal horen we dat Thomas een cadeau heeft voor zijn jarige oma en dat hij nu de verjaardagsrijm aan het maken is. Dit hoort dus bij het begin van het verhaal.

BEGELEIDE INOEFENING – WIJ slide 7 en 8

Bespreek de vraag met de leerlingen.

Nu pak ik het volgende stukje: midden. Wat gebeurt er in het midden van het verhaal? Het heeft iets te maken met een hond. Wat gebeurt er door de hond? (…)

Geef de leerlingen de tijd om even na te denken. Laat ze eerst overleggen met een schoudermaatje en bespreek de antwoorden daarna klassikaal.

Heel goed, in het midden van het verhaal gaat er van alles mis door de hond. Een schilder valt van zijn ladder, de bakker belandt op de ijscokar, de brandweerauto moet plots aan de kant en nog veel meer.

BEGELEIDE INOEFENING - JULLIE slide 9 en 10

Bespreek de vraag met de leerlingen.

Nu pak ik het laatste stukje: het einde. Wat gebeurt er aan het eind van het verhaal? (…)

Geef de leerlingen de tijd om even na te denken. Laat ze eerst overleggen met een schoudermaatje.

Heel goed, aan het eind van het verhaal is Thomas bij zijn oma. Hij vertelt aan oma wat er allemaal is gebeurd.

LESAFSLUITING slide 11

Terugkoppeling lesdoel: ik weet wat er in het begin, het midden en aan het eind van het verhaal gebeurt.

Pak de begin-midden-eind strook er weer bij. Laat de stukjes om de beurt zien en herhaal samen met de leerlingen wat de antwoorden waren.

Begin Thomas heeft een cadeau voor zijn jarige oma en hij is een verjaardagsrijm aan het maken.

Midden Er gaat er van alles mis door de hond. Een schilder valt van zijn ladder, de bakker belandt de ijscokar, de brandweerauto moet plots aan de kant, een vrouw valt in de taart van de bakker en nog veel meer.

Eind Thomas is bij zijn oma. Hij vertelt aan oma wat er allemaal is gebeurd.

slide 12

Thomas geeft zijn oma een zak snoep. Bespreek met de leerlingen welk cadeau zij aan iemand hebben gegeven voor zijn/haar verjaardag.

ZELFSTANDIGE VERWERKING (OPTIONEEL)

Kopieer de begin-midden-eind strook voor de leerlingen en laat ze de plaatjes in het juiste vak plakken (zie hieronder).

Bij begin plakken ze Thomas aan het lopen.

Bij midden plakken ze de chaos op straat.

Bij eind plakken ze Thomas bij zijn oma.

Bijlage 1 – begrijpend luisteren

(3)

begin midden eind

(4)
(5)

Les 2: structuur tekst

In de tweede les wordt hetzelfde verhaal nog een keer voorgelezen en wordt er gekeken hoe de tekst in elkaar zit. In deze les gaan de leerlingen aan de slag met de opbouw van de tekst: rijm.

Lesdoel:

Na deze les weet ik welke rijmwoorden in het boek gebruikt worden en kan ik minimaal twee rijmwoorden uit het boek noemen.

ACTIVEREN VOORKENNIS EN LESDOELEN slide 2 en 3

Allereerst halen uw leerlingen hun voorkennis kort op.

Welke woorden rijmen? Bespreek vervolgens het lesdoel.

BEGELEIDE INOEFENING – IK slide 4 en 5

We gaan nog een keer luisteren naar het verhaal over Thomas. We willen nu te weten komen welke rijmwoorden in het boek gebruikt worden. Luister maar mee. (…)

U start het filmpje. Het filmpje stopt automatisch.

Bespreek de eerste rijmwoorden.

We wilden te weten komen welke rijmwoorden in het boek worden gebruikt. Ik heb net al een paar rijmwoorden gehoord:

jaar – klaar

geheim – verjaardagsrijm leven – beleven

We gaan nu verder luisteren om nog meer rijmwoorden te ontdekken. Dit vraag ik zo aan jullie.

BEGELEIDE INOEFENING – WIJ slide 6 en 7

Bekijk het volgende stukje.

We hebben nu nog meer rijmwoorden gehoord. Ik hoorde:

stoep – snoep mond – hond

Welke hebben jullie nog meer gehoord?

Geef de leerlingen de tijd om even na te denken. Laat ze eerst overleggen met een schoudermaatje.

Heel goed, we hoorden ook: aan – staan. Ik lees de laatste twee zinnen nog een keer. ‘Ze beginnen meteen keihard te gillen. Allebei hebben ze dikke vette …’. Welk woord denken jullie dat we nu gaan lezen? (…)

Laten we snel gaan luisteren. Steken jullie je hand maar op als je weer een rijmwoord hoort.

BEGELEIDE INOEFENING – JULLIE slide 8 t/m 17

Bekijk het volgende stukje. Het filmpje stopt automatisch na een stukje zodat er de tijd is om de rijmwoorden van dat stukje te bespreken. Om het gemakkelijker te maken kunt u het filmpje ook zelf na ieder rijmwoord of nadat een leerling zijn/haar hand opsteekt op pauze zetten, zodat de leerlingen de woorden niet hoeven te onthouden.

Hee, het verhaaltje is nu gestopt. Ik zie ook dat sommige kinderen hun hand omhoog hebben en nog meer

rijmwoorden hebben gehoord. Welke rijmwoorden hebben jullie gehoord?

Geef de leerlingen de tijd om even na te denken. Laat ze eerst overleggen met een schoudermaatje. Bespreek de rijmwoorden, bijvoorbeeld:

Heel goed, we hebben deze rijmwoorden gehoord:

gillen – brillen snoep – stoep rond – grond iets – fiets

koprol – parasol rijden – vermijden brand – kant leed – kreet bakker - stakker

LESAFSLUITING slide 18

Terugkoppeling lesdoel: ik weet welke rijmwoorden in het boek gebruikt worden en kan ik minimaal twee rijmwoorden uit het boek noemen.

We weten nu welke rijmwoorden in het boek gebruikt zijn.

Kun jij twee rijmwoorden uit het boek opzeggen?

ZELFSTANDIGE VERWERKING (OPTIONEEL)

Ga samen met de leerlingen in een kring zitten. In het midden liggen een aantal voorwerpen met

daaroverheen een doek. Een kind pakt zonder te kijken een voorwerp onder het doek vandaan. Het kind benoemd wat hij/zij ziet en probeert ook een rijmwoord te zeggen, bijvoorbeeld: sok – blok. Kunnen de andere kinderen nog meer rijmwoorden bij dit woord

bedenken? Doe dit ook bij de andere voorwerpen onder het doek.

Bijlage 1 - begrijpend luisteren

(6)

Les 3: betekenis tekst

In de derde les wordt het verhaal voor de laatste keer voorgelezen en staat de betekenis van de tekst centraal.

In deze les gaan de leerlingen ontdekken welke kettingreactie in het boek voorkomt.

Lesdoel:

Na deze les weet ik welke kettingreactie in het boek voorkomt.

ACTIVEREN VOORKENNIS EN LESDOELEN slide 2 en 3

Allereerst halen uw leerlingen hun voorkennis kort op.

Bekijk het filmpje van de kettingreactie. Bespreek vervolgens het lesdoel.

BEGELEIDE INOEFENING – IK slide 4 t/m 6

In het filmpje zagen we een kettingreactie: er gebeurt iets en daardoor gebeurt er weer iets anders en daarna weer wat anders. In het verhaal komt ook een soort kettingreactie voor. We gaan nog een keer luisteren naar het verhaal. We willen nu te weten komen welke kettingreactie er dan voorkomt in het boek. Luister maar mee. (…)

Het filmpje stopt automatisch.

Ik weet nu hoe de kettingreactie begint: de hond pakt de zak snoep en rent weg. Thomas rent er achteraan. Wat zal er nu gebeuren? (…)

Het filmpje stopt weer automatisch.

Heel goed, twee vrouwen beginnen te gillen en de hond botst tegen een ladder op de stoep. Ik ben benieuwd wat er hierna gebeurt. Luister mee, ik vraag jullie zo wat er gebeurt.

BEGELEIDE INOEFENING – WIJ slide 7

Start het filmpje en wacht tot het filmpje vanzelf stopt.

De rond rende dus weg met de zak met snoep, hij botste tegen een ladder en daardoor viel de schilder op de grond.

Maar wat gebeurde er nog meer door de ladder? (…) Geef de leerlingen de tijd om even na te denken. Laat ze eerst overleggen met een schoudermaatje.

Super, die ladder raakte de bakker op zijn fiets. De bakker vliegt, maakt een koprol en …

Laten we snel verder luisteren. Als je hoort wat er daarna gebeurt, steek dan je hand op.

BEGELEIDE INOEFENING – JULLIE slide 8 t/m 10

Start het filmpje. Steekt iemand zijn/haar hand op, zet het filmpje dan op pauze of wacht tot het filmpje vanzelf stopt. Bespreek hoe de kettingreactie verder verloopt, denk aan:

De bakker vliegt, maakt en koprol en valt op de parasol van de ijscokar de ijscokar begint te rijden de

brandweerauto kan de ijscokar maar net ontwijken de brandweermannen roepen ‘brand, aan de kant’ een deftige dame schrikt en valt op de taart van de bakker.

Er komt een boerenkar aanrijden de brandweerauto kan deze maar net ontwijken de knol hinnikt, laat iedereen schrikken en slaat op hol de brandweerauto botst tegen een lantaarnpaal Thomas schrikt en stapt in een grote plas en de brandweermannen hangen aan de takel de dames roepen ‘help, zet ze neer’ er klinkt een harde reutel

iedereen kijkt boos in het rond Thomas wijst naar de hond en zegt dat het komt door de hond de

brandweerman houdt het niet meer, laat los en valt de hond laat de zak los Thomas pakt de zak en gaat naar oma.

LESAFSLUITING slide 11

Terugkoppeling lesdoel: ik weetwelke kettingreactie in het boek voorkomt.

Kan iemand nog een voorbeeld noemen van een kettingreactie uit het boek? (…)

ZELFSTANDIGE VERWERKING (OPTIONEEL)

Ga met een groepje kinderen in de kring zitten. Noem een oorzaak uit het boek (bijvoorbeeld: de hond loopt tegen de ladder op de stoep). Laat de leerlingen het gevolg benoemen (in dit geval: De schilder valt op zijn verfemmer op de grond. Ga zo door.

Bijlage 1 – begrijpend luisteren

(7)

In deze les staan de belangrijke woorden die in de tekst voorkomen centraal. Ze worden aangeboden aan de hand van de Viertakt van Verhallen. In de digibordles woordenschat worden onderstaande stappen doorlopen.

De woordkaarten vindt u in het lesplan.

Lesdoel:

Na deze les begrijp ik wat de belangrijke woorden uit de tekst betekenen.

VOORBEWERKEN slide 2 en 3

Allereerst halen uw leerlingen hun voorkennis kort op.

Wat weten ze nog over het verhaal? Bespreek vervolgens het lesdoel.

SEMANTISEREN slide 4 t/m 8

Zorg ervoor dat het voor de leerlingen duidelijk is wat de belangrijke woorden uit de tekst betekenen. Dit kan door het woord uit te leggen en door het (aan de hand van afbeeldingen) uit te beelden. Breid vervolgens het woord uit met andere woorden die bij dit woord passen (een cluster). In deze les leren de leerlingen:

• rennen – botsen – zwaaien - springen

• de fiets – de brandweerauto – de kar

• de schilder – de bakker – de brandweerman

• de vrouw – de dame

• fluisteren – roepen

CONSOLIDEREN slide 9

Laat de leerlingen oefenen met de woorden door middel van de coöperatieve werkvorm mix en ruil. De kinderen lopen door de klas met een woordkaartje in de hand.

Komen ze een ander kind tegen? Dan geven ze elkaar een hand en vertellen welk woordkaartje ze hebben. Daarna wisselen ze de woordkaartjes en gaan op zoek naar een ander klasgenootje.

CONTROLEREN slide 10

Laat de leerlingen individueel de plaatjes die bij elkaar horen in hetzelfde mandje leggen. Kunnen ze uitleggen waarom ze die woorden bij elkaar vinden horen? Wat betekenen de woorden?

AFSLUITING slide 11

Bespreek met de leerlingen of ze het lesdoel hebben behaald.

Rennen: Erg snel lopen.

Ik kan heel hard rennen.

Botsen: Hard tegen iets aankomen.

Ik botste tegen de stoeprand.

Zwaaien: Heen en weer bewegen.

Ik zwaaide aan het rekstok.

Springen: Allebei je voeten tegelijk van de grond halen.

Ik spring op het bed van papa en mama.

De fiets: Voertuig dat beweegt door op pedalen te trappen.

Ik heb een nieuwe fiets.

De brandweerauto: Het voertuig van de brandweer.

De brandweerauto kwam snel voorbijrijden.

De kar: Een voertuig om mensen of spullen te verplaatsen.

Ik haalde een ijsje bij de ijscokar.

De schilder: Iemand die ergens verf op doet.

De schilder maakte ons huis weer mooi.

De bakker: Iemand die brood, koekjes en andere dingen bakt.

De bakker maakt lekkere broodjes.

De brandweerman: Iemand die bij de brandweer zit.

De brandweerman bluste het vuur.

De vrouw: Een meisje boven de 18 jaar.

De vrouw lachte.

De dame: Een vrouw.

De dames kennen elkaar al lang.

Fluisteren: Heel zachtjes praten.

Ik fluisterde iets in oma’s oor.

Roepen: Heel hard zeggen / schreeuwen.

Ik roep mijn vader.

Bijlage 2 - woordenschat

(8)

Bij dit verhaal zetten we de letter s centraal:

de s van stoep en snoep.

Lesdoel:

Na deze les herken ik de letter van de week (de s), kan ik voorwerpen verzamelen met deze letter en kan ik de letter namaken.

Bijlage 3 - letter van de week: de S

AANBIEDEN LETTER

Laat de letter van de week (op een papier of op het bord) zien en laat zien hoe de hoofdletter eruitziet.

VOORWERPEN ZOEKEN

Laat de leerlingen in de klas voorwerpen zoeken waarin de letter voorkomt of laat ze voorwerpen zoeken waarop ze de letter zien staan. Waar mogelijk nemen de kinderen de voorwerpen mee naar hun stoel in de kring.

RONDJE LETTER

De kinderen laten om de beurt zien wat ze hebben gevonden en/of wijzen het aan.

DE LETTERTAFEL

De voorwerpen worden op de lettertafel neergelegd. U schrijft het woord erbij en geeft de letter van de week een andere kleur/onderstreept de letter. Uiteraard kunnen de kinderen ook voorwerpen van huis meenemen waarin ze de letter horen/zien.

GA STAAN ALS

Benoem steeds een woord. De kinderen gaan staan als ze een woord horen met de letter van de week. Extra moeilijk: hoor je de letter van de week in het woord vooraan, in het midden, of achteraan? Bijvoorbeeld:

• stoep – snoep – snel – staan – slaakt – stakker – springen – sirene – spijt

• botst – parasol – ijscokar – angstig – lust

• Thomas – tas – iets – fiets – was – eens – precies – plas – vies – boos – dames – pips – los – gips – klos – ineens - kans

KIJK MIJN LETTER

Laat de kinderen de letter namaken. Bijvoorbeeld met:

• strijkkralen

• gescheurd gekleurd papier

• op het krijtbord

• verf

• klei

• een kralensnoer

• een treinbaan

• duplo/lego/K’NEX

Bijlage 4 - auditieve oefeningen

AUDITIEVE SYNTHESE (HENK HAK & PIET PLAK) Laat de leerlingen letters en klankgroepen samenvoegen tot een woord.

s-t-oe-p t-a-s h-o-n-d g-r-o-n-d k-a-n-t k-r-ee-t k-n-o-l p-l-a-s v-ie-s p-i-p-s

AUDITIEF GEHEUGEN (PIPA PAGEGAAI)

Laat de leerlingen eenvoudige zinnen van 4-7 of 7-10 woorden nazeggen.

Vandaag wordt oma heel veel jaar.

Snel rent Thomas achter hem aan.

De ladder zwaait gevaarlijk rond.

De bakker zit op zijn fiets.

De brandweermannen roepen: ‘Brand!’

De dame valt op haar jas.

Die boerenkar kunnen ze maar net ontwijken!

Thomas springt nog net opzij.

Veertien benen zwaaien heen en weer.

Ik hou het niet meer!

Thomas komt bij oma aan.

Om de hoek ziet hij twee vrouwen staan.

De hond botst tegen een ladder op de stoep.

Daardoor valt de schilder op zijn verfemmer op de grond.

Kijk haar nu liggen in de taart van de bakker!

Het was een ongelukje dat die kar daar reed.

Dan botst de wagen keihard tegen een lantaarnpaal.

Hij ziet haar al bij de voordeur staan.

Nazeggen van vier woorden zonder relatie oma – achter – brand – modder cadeau – rent – leed – vies geheim – gillen – jas – wangen

verjaardagsrijm – hoek – taart – zingen hoera – brillen – kar – benen

stoep – zwaait – beneden – reutel rijmt – schilder – ontwijken – achter snoep – bakker – hinnikt – oorzaak tas – koprol – rakelings – pips water – parasol – kabaal – gips

hond – brandweerauto – precies – rennen ca-deau

gil-len lad-der bak-ker roe-pen red-den ang-stig ka-baal ro-de ben-de Wa-ter Glim-men Schoe-nen

Ver-baasd

be-le-ven be-gin-nen ge-vaar-lijk verf-em-mer pa-ra-sol

brand-weer-man ont-wij-ken lan-taarn-paal si-re-ne ge-dreu-tel

(9)

Bijlage 4 - auditieve oefeningen (vervolg)

AUDITIEVE ANALYSE (KO KLAPPER)

Laat de leerlingen bedenken hoeveel klankgroepen het woord heeft. Kunnen ze de klankgroepen klappen, springen en/of lopen?

stoep tas hond grond kant kreet knol plas vies pips

Hoeveel woorden zitten er in de zin?

U kunt ervoor kiezen om ieder woord op een strook te schrijven. Ook kunnen de kinderen voor ieder woord een blokje neerleggen.

Vandaag wordt oma heel veel jaar.

Snel rent Thomas achter hem aan.

De ladder zwaait gevaarlijk rond.

De bakker zit op zijn fiets.

De brandweermannen roepen: ‘Brand!’

De dame valt op haar jas.

Die boerenkar kunnen ze maar net ontwijken!

Thomas springt nog net opzij.

Veertien benen zwaaien heen en weer.

Ik hou het niet meer!

Thomas komt bij oma aan.

Reactiewoorden herkennen

Ga staan als je het woord … hoort.

stoep – stoep – oma – klaar – stoep – beleven – jaar – stoep – pips.

water – mond – klaar – water – brillen – achter – water – gillen.

taart – grond – taart – taart – ladder – water – koprol – taart – stoep.

deftige – dame – deftige – deftige – brand – vermijden – deftige – ijscokar – taart.

redden – kar – glijden – redden – angstig – knol – jas – redden – brandweerman.

Reactieletters herkennen

s – a – k – s – z – f – k – oo – s – p – s – m.

oe – m – eu – oe – g – s – oe – o – oe.

a – ui – a – v – h – t – a – l – a – k – oo – a .

p – sch – j – p – t – b – p – uu – n – z – p.

Het langste woord

Wat is het langste woord?

cadeau – rijm oma – Thomas verfemmer – bakker lantaarnpaal – kabaal

opzij – rakelings vies – wangen help – reutel gedreutel – hond ladder – gips

Eerste woord – middelste woord – laatste woord

Benoem drie woorden achter elkaar. Wat is het eerste woord? En het middelste en laatste?

stoep tas hond grond kant kreet knol plas vies pips

AUDITIEF TAALBEGRIP – TEGENSTELLINGEN In het boek staat een aantal tegenstellingen.

• raakt/botst – vermijden/ontwijken

• boven – beneden

• valt – springt

• rijden – remmen

• roepen/veel kabaal – fluisteren

• nu – straks

• laat los – pakt

• niet – wel

FUNCTIES GESCHREVEN TAAL

De leerlingen kunnen de belangrijke woorden uit de tekst naschrijven. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van stempels, klei, of verf.

Ook kunnen de leerlingen zelf een domino maken, waarbij plaatjes worden gekoppeld aan een woord.

Bijvoorbeeld:

X Thomas

Tekening Thomas hond Tekening hond ijscokar Tekening ijscokar brandweerauto Tekening brandweerauto X

ca-deau gil-len lad-der bak-ker roe-pen red-den ang-stig ka-baal ro-de ben-de

be-le-ven be-gin-nen ge-vaar-lijk verf-em-mer pa-ra-sol

brand-weer-man ont-wij-ken lan-taarn-paal si-re-ne ge-dreu-tel

cadeau gillen ladder bakker roepen redden angstig kabaal rode bende Wa-ter Glim-men Schoe-nen

Ver-baasd

beleven beginnen gevaarlijk verfemmer parasol

brandweerman ontwijken lantaarnpaal sirene gedreutel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kinderen luisteren ook minder goed als ze weten dat u na één keer waarschuwen niet meteen ingrijpt.. Ze hebben geleerd dat er na een paar waarschuwingen pas

Daarmee worden inwoners werkelijk betrokken bij de vraagstukken die voor hen belangrijk zijn en wordt tegelijkertijd een bijdrage geleverd aan de verdere professionalisering van

▪ “In mijn land wordt medicatie op straat verkocht, er loopt iemand met een mand op het hoofd, met daarin medicatie en verkoopt die.”. ▪ “Hier zijn

Studenten die moei- te hebben met schrijven, spreken of lezen, vallen veel sneller op dan studenten die niet kunnen luisteren.. De Arteveldehogeschool en de Universiteit

• Als de batterijen leeg raken of als het instrument voor langere tijd niet gebruikt wordt, haal dan de batterijen uit het instrument om mogelijk lekken van batterijen te voorkomen..

Als je kiest voor steun aan onderwijs of gezondheidszorg, maar een land heeft de capaciteit niet om beleid in die sectoren goed te formuleren of uit te voeren, dan moet je ook

Met Lucas luisteren naar Paulus: Onderzoek naar de communicatie van het Evangelie in.. Handelingen 13

Kraemer, Communicatie, 12: ‘Onze aandacht is in het bijzonder gericht op de communicatie van de Christelijke boodschap, welke naar haar wezen de diepste vorm van communicatie