• No results found

Branden met een elektrotechnische. laagspanningsinstallaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Branden met een elektrotechnische. laagspanningsinstallaties"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Auteur: Eur.-Phys. Dipl.-Ing. Alfred Mörx

Branden met een elektro- technische oorzaak in

laagspanningsinstallaties

(2)

Deze wetenschappelijke publicatie gaat over branden met een elektrotechnische oorzaak in elektrische laagspanningsinstallaties en over manieren om het risico op dergelijke branden te voorkomen door de juiste maatregelen te treffen tijdens het voorbereiden en aanleggen van dergelijke installaties.

De bedoeling is vooral om binnen de reikwijdte van deze publicatie de juiste kennis over te brengen over hoe branden met een elektrotechnische oorzaak (uitgezonderd branden die ontstaan door bliksem of foutief gebruik van laagspanningsapparatuur) worden veroorzaakt en welke

beschermingsconcepten vandaag beschikbaar zijn om het risico op dergelijke incidenten te verminderen.

Deze publicatie is gericht op het aantonen van de essentiële verbanden voor huishoudelijke en gelijkwaardige installaties. Hoewel er veel overeenkomsten zijn, maken de eisen en gedetailleerde oplossingen voor industriële of commerciële systemen geen deel uit van deze wetenschappelijke publicatie.

Deze wetenschappelijke publicatie is niet bedoeld ter vervanging van uitgebreide studies over de gedetailleerde van toepassing zijnde en geaccepteerde technische voorschriften voor

laagspanningsinstallaties en de overeenkomstige technische maatregelen die in elk land binnen Europa moeten worden genomen, maar gaat over de praktische kennismaking met het onderwerp.

Het doel is algemene kennis over te brengen, zodat een ieder die meer over dit onderwerp wil weten in staat is om verdere kennis te vergaren uit individuele studies.

Deze publicatie is voor het laatst gewijzigd op 1 september 2016.

Eur.-Phys. Dipl.-Ing. Alfred Mörx

(*1958 in Wenen) Sinds 2001 is hij de eigenaar en manager van diam-consult, een erkend adviesbureau voor fysica, gericht op risicoanalyse en beveiligingstechnologie in complexe technische systemen. Hij studeerde technische natuurkunde aan de Technische Universiteit van Wenen. Als expert in fundamenteel onderzoek naar elektrische veiligheid, is hij al meer dan 25 jaar actief in nationale, Europese en internationale taskforces voor veilige elektrische toepassingen.

Internet: www.diamcons.com, e-mail: am@diamcons.com

(3)

Inhoudsopgave

1 Beschermingsdoelstellingen ... 3

1.1 Wettelijke basis voor installaties en apparaten ... 3

1.2 Classificatie van elektrische apparaten en elektrische installaties ... 4

1.3 Vereisten voor de geaccepteerde technische regels ... 5

1.3.1 Algemene informatie ... 5

1.3.2 Huidige internationale en Europese ontwikkelingen ... 5

2 Oorzaken van brand met een elektrotechnische oorzaak... 6

2.1 Harmonische stromen in nulgeleider ... 8

2.2 Onzorgvuldige behandeling van apparatuur in de installatie door de gebruiker ... 9

2.3 Aangepast gebruik van de ruimte zonder aanpassing van de installatie en beschermende maatregelen ... 9

2.4 Onvoldoende onderhoud en gebrekkige reparatie (“eeuwige voorlopige oplossing”) .... 10

3 Identificatie van mogelijke ontstekingsbronnen in de laagspanningsinstallatie ... 10

3.1 Aardlekstroom in laagspanningsschakelinrichtingen, distributiecircuits en eindcircuits ... 10

3.2 Vlamboogbeveiliging in laagspanningsschakelinrichtingen ... 11

3.2.1 Aanwezigheid van vlambogen... 11

3.2.2 Vlamboogbeschermingssystemen ... 11

3.3 Seriële en parallelle vlambogen in eindgroepen ... 12

4 Beschermende maatregelen in installaties ... 14

4.1 Thermisch ontwerp van schakelinrichtingen en overgangen in de installatie ... 14

4.2 Ontwerp van doorsneden en de selectie van de bedrading en overstroombeveiliging ... 15

4.3 Herkenning van verschilstromen aan de hand van aardlekschakelaars ... 15

4.4 Identificatie van seriële en parallelle vlambogen in eindgroepen door vlamboogbeveiligingscomponenten... 17

4.4.1 Basisinformatie ... 17

4.4.2 Vlamboogbeveiligingscomponenten ... 18

4.4.3 Beschermend effect ... 19

4.4.4 Installatie van vlamboogbeveiligingscomponenten... 21

5 Samenvatting ... 22

6 Referenties ... 23

(4)

1 Beschermingsdoelstellingen

1.1 Wettelijke basis voor installaties en apparaten

EG-richtlijnen veronderstellen doorgaans dat de algemeen aanvaarde technische regels op vrijwillige basis worden toegepast. De EG-richtlijnen voor producten (bijv. elektrische apparaten) bepalen belangrijke veiligheidseisen waarvan de naleving het op de markt brengen van de apparaten niet mag beperken.

Normen en technische voorschriften, in het bijzonder geharmoniseerde normen (voor elektrische apparaten) zijn echter zeer belangrijk omdat, bij naleving, wordt verondersteld dat aan de

belangrijkste veiligheidseisen is voldaan. Dit wordt ook een vermoeden van conformiteit genoemd.

De wettelijke voorschriften voor de elektrische veiligheid van elektrische installaties en apparaten zijn opgenomen in de Oostenrijkse wet inzake elektrotechniek (“ETG”)[14]. Zij bevat duidelijke bewoordingen met betrekking tot de voorbereiding van veiligheidsmaatregelen voor elektrotechniek.

Veiligheidsmaatregelen voor elektrotechniek

§ 3. (1) Elektrische apparaten en elektrische installaties moeten in het gehele federale grondgebied worden opgesteld, gebouwd, onderhouden en bediend op een manier die hun operationele veiligheid, de veiligheid van personen en eigendommen en de veilige en ononderbroken werking van andere elektrische installaties en apparaten in hun gevaren- en interferentiegebied, evenals dat van andere installaties, waarborgt. Om het bovenstaande te kunnen waarborgen, moet niet alleen het normale gebruik in acht worden genomen voor de bouw en productie van elektrische apparaten, maar ook het te verwachten gebruik, op voorwaarde dat dit ter goeder trouw gebeurt. Richtlijnen opgenomen in andere wettelijke bepalingen met betrekking tot de bescherming van leven en gezondheid van personen worden niet beïnvloed door deze regeling1.

§ 3. (2) In het gevaren- en interferentiegebied van elektrische installaties en elektrische apparaten moeten de maatregelen worden getroffen die vereist zijn voor elke installatie waarvan sprake is van interactie met de apparaten en andere installaties, evenals apparaten om de elektrische veiligheid en ononderbroken werking te waarborgen.

De drie voornaamste veiligheidsdoelstellingen in deze wettekst worden samengevat in Afbeelding 1-1.

De algemeen aanvaarde technologische regels voor het opstellen, bedienen, aanpassen en onderhouden van elektrische installaties zijn in Oostenrijk officieel vastgelegd in de zogenaamde

“Electrical Engineering Regulation”.

1 Vertaald vanuit het Duits naar het Engels door de auteur.

(5)

Afbeelding 1-1 Veiligheidsdoelstellingen volgens de Oostenrijkse “Electrical engineeringsrichtlijn” [14]

In andere Europese landen gebeurt dit (met betrekking tot praktische effecten) op een vergelijkbare manier door verwijzing naar de overeenkomstige elektrotechnische regels (bijv. de Duitse VDE- voorschriften en -normen of de Zwitserse laagspanningsinstallatienorm NIN).

1.2 Classificatie van elektrische apparaten en elektrische installaties

Vergeleken met eerdere versies van de “Electrical engineeringsrichtlijn” werden de definities van vaste installaties en elektrische apparaten opnieuw vastgelegd in de “Electrical engineeringsrichtlijn”

van 1992 en in het amendement van 2015. Deze termen zijn dus duidelijk geclassificeerd.

§ 1. (1) Elektrische apparaten staan volgens deze federale richtlijn voor voorwerpen die, geheel of gedeeltelijk, zijn bedoeld voor het opwekken, overdragen of gebruiken van elektrische energie. De operationele combinatie van verschillende delen van elektrische apparaten die op de markt worden gebracht als structurele eenheid en die, ten minste op dit moment, verplaatsbaar zijn als structurele eenheid, wordt beschouwd als elektrische

apparaten.

§ 1. (2) Een vaste elektrische installatie staat volgens deze wet voor de stationaire

operationele combinatie van elektrische apparaten, voor zover deze combinatie niet wordt beschouwd als apparaat volgens paragraaf 1.Installaties voor potentiaalvereffening, aardingssystemen, systemen voor bliksemafleiding en systemen voor bescherming tegen kathodecorrosie zijn ook vaste elektrische installaties.

§ 1. (2a) Verplaatsbare elektrische installaties zijn een combinatie van apparaten en verdere installaties, indien aanwezig, die verplaatsbaar zijn en bedoeld zijn om op verschillende plaatsen te worden ingezet. Met betrekking tot de veiligheid zijn verplaatsbare elektrische installaties (operationele combinaties van elektrische apparaten op voertuigen,

verplaatsbare gebouwen en vliegende constructies) onderworpen aan dezelfde bepalingen als vaste elektrische installaties.

(6)

1.3 Vereisten voor de geaccepteerde technische regels 1.3.1 Algemene informatie

Een zeer fundamentele vereiste is het beschermen van personen, levende have en voorwerpen tegen ontoelaatbare verhitting, mogelijk veroorzaakt door elektrische apparaten of vaste elektrische installaties.

Het is in het bijzonder noodzakelijk om ontsteking van, verbranding van of andere schade aan materialen en letsel (brandwonden) te voorkomen. Bovendien mag de veilige werking van de installaties niet in het gedrang komen [19], [20].

In Oostenrijk zijn de bepalingen van de normreeksen ÖVE/ÖNORM E 8001 en ÖVE EN 1 momenteel van toepassing op de installatie van elektrische laagspanningsinstallaties.

Ze omvatten een aantal eisen met betrekking tot de preventie van branden met een

elektrotechnische oorzaak. Een algemeen voorbeeld hiervan is terug te vinden in EN 1, deel 2, paragraaf 25.2.1.

De apparatuur moet zo worden geregeld en geplaatst dat noch de temperaturen bereikt tijdens de werking, noch de temperaturen die ontstaan bij overbelasting en kortsluiting de installatie of de omgeving in gevaar brengen, dat wil zeggen de apparatuur moet [...] voldoen aan de geldende technische bepalingen en hiervoor geschikt zijn [...]

of voor land- en tuinbouw in E 8001-4-56, paragraaf 56.5

Als nulleidingen of aardlekschakelaars worden gebruikt, moet een aardlekschakelaar met IΔN ≤ 0,3 A worden gebruikt als bescherming tegen brand.

1.3.2 Huidige internationale en Europese ontwikkelingen

De afgelopen jaren werd regelgeving toegevoegd aan de geaccepteerde technische voorschriften van de IEC2 en de CLC3 voor de installatie van elektrische laagspanningsinstallaties die het risico op branden veroorzaakt door elektriciteit moeten voorkomen [21], [22].

Op het moment van voorbereiding van deze publicatie4 worden (of werden) sommige van deze installatieregels opgenomen in de nationaal geaccepteerde technische regels. Daarnaast werden extra nationale voorschriften toegevoegd [20].

Dit geldt voor de toepassing van vlamboogbeveiligingssystemen (zie paragraaf 3.2) en het gebruik van componenten voor vlamboogdetectie (zie paragraaf 4.4).

De meest recente versie van VDE 0100-420 [20] adviseert het gebruik van

vlamboogbeveiligingssystemen voor permanent geïnstalleerde apparaten die vlambogen of vonken zouden kunnen opwekken tijdens het beoogde gebruik, indien van de installatie een hoge

bedrijfszekerheid wordt gevraagd.

2 International Electrotechnical Commission

3 European Committee for Electrotechnical Standardisation

4 Deadline: 1 september 2016

(7)

Deze beveiligingscomponenten moeten de lichtsterkte van de vlamboog en de stroomtoename in de geleiders herkennen, de vlamboog binnen 5 ms doven en de elektrische installatie (of, indien mogelijk, het betreffende gedeelte van de installatie) afschakelen van de stroomvoorziening. Deze vereiste is gebaseerd op de wetenschap dat traag reagerende beveiligingscomponenten schade aan materiële activa niet kunnen voorkomen, wat een snelle her-inbedrijfsname van de installatie in de weg staat.

Vlamboogbeveiligingscomponenten5 werden echter opgenomen in de internationale, Europese en nationale technische regels voor de installatie van laagspanningsinstallaties [20], [21], [22].

Sinds 1 februari 2016 moet men in Duitsland bij het installeren van nieuwe installaties in bepaalde stroomkringen rekening houden met vlamboogbeveiliging. Dit geldt eveneens na wijziging of uitbreiding van bestaande elektrische installaties6 [20].

In Duitsland geldt een overgangsperiode tot 18 december 2017 voor elektrische installaties die momenteel worden gepland of gebouwd. Elektrische installaties die na deze datum worden besteld, vallen onder de regelgeving DIN VDE 0100-420 (VDE 0100-420):2016-02.

Vlamboogdetectiecomponenten zijn dus een integraal onderdeel geworden van de geaccepteerde technische voorschriften. Zij vereisen dat AFDD’s worden geïnstalleerd in enkelfasige eindgroepen (wisselstroom) met een bedrijfsstroom van max. 16 A voor de volgende toepassingen:

 in slaapkamers of recreatieruimtes van woningen of dagcentra voor kinderen, personen met een handicap en ouderen (bijv. bejaardenhuizen, kinderdagverblijven)

 in slaapkamers of recreatieruimtes van appartementsgebouwen met voorzieningen voor personen met een handicap7

 in ruimtes of plaatsen

- met brandrisico ten gevolge van verwerkte of opgeslagen materialen8 - met brandbare bouwmaterialen9

- met risico’s voor onvervangbare goederen10

Alle geaccepteerde en tot dusver in Europa gepubliceerde technische regels veronderstellen dat alleen vlamboogdetectiecomponenten worden gebruikt die voldoen aan EN 62606 [10].

2 Oorzaken van brand met een elektrotechnische oorzaak

Zoals uit de literatuur en jarenlange praktijkervaring al bekend is (zie bijv. [5], [6]), ontstaan brandrisico’s in elektrische laagspanningsinstallaties bij gelijktijdige aanwezigheid van

 een ontstekingsbron

 brandbaar materiaal

 zuurstof

5 In Duitstalige landen worden deze beveiligingssystemen vaak AFDD genoemd, overeenkomstig hun Engelse afkorting.

6 DIN VDE 0100-420 (VDE 0100-420):2016-02

7 Flats met voorzieningen voor personen met een handicap overeenkomstig DIN 18040-02

8 DIN VDE 0100-420: (VDE 0100-420):2016-02, deel 422.3

9 DIN VDE 0100-420: (VDE 0100-420):2016-02, deel 422.4

10 DIN VDE 0100-420: (VDE 0100-420):2016-02, deel 422.6

(8)

Als één van deze drie componenten niet aanwezig is, kan er geen brand ontstaan. Vanuit elektrisch oogpunt zijn ontstekingsbronnen “verborgen”, bijv. in warmteopwekkers, verlichting, klemmen, slecht onderhouden installaties, overbelaste kabelsystemen.

In de praktijk is het cruciale beschermingsdoel om branden met een elektrotechnische oorzaak te voorkomen door ontstekingsbronnen te voorkomen of ontstekingsbronnen tijdig te herkennen vóór de energie in het getroffen gebied hoog genoeg wordt om het materiaal/zuurstofmengsel te

ontsteken.

De brandschadestatistieken voor Oostenrijk11 vermelden 1150 branden met een elektrotechnische oorzaak12 in 2013. De schade wordt geraamd op ca. 70 miljoen euro. Dit stemt overeen met 25% van alle brandschade. Zelfs een zorgvuldige interpretatie van de trend met betrekking tot het aantal branden, evenals de verliezen sinds 2003, geeft een lichte stijging weer (Afbeelding 2-1).

Afbeelding 2-1 Aantal en omvang van de verliezen door branden met een elektrotechnische oorzaak; periode 2007-2013;

bron: Oostenrijks Agentschap voor Brandbescherming (uitgever), brandschadestatistieken 2013

Ook in 2013 trof meer dan de helft van alle branden (ongeveer 52%) private huishoudens. In de rangschikking van de meest voorkomende oorzaken van brand stond “elektriciteit” als

ontstekingsbron op de tweede plaats.

Hoewel de statistieken uit verschillende Europese landen niet volledig met elkaar kunnen worden vergeleken, is er een expertise in literatuur, bijv. voor Duitsland [18], die significant bewijs levert dat elektriciteit een belangrijke oorzaak is van brand. Een van de hoofdoorzaken bij brand is hier

eveneens elektriciteit, met een aandeel van 34% in alle brandoorzaken in 2010.

11 Oostenrijks Agentschap voor Brandbescherming (uitgever), brandschadestatistieken 2013

12 Deze cijfers omvatten geen kleine schade (minder dan 2.000 EUR of 1.500 EUR voor Tirol), schade door verwarmingstoestellen en directe of indirecte bliksemschade.

(9)

2.1 Harmonische stromen in nulgeleider

Harmonische stromen in de nulgeleider van elektrische laagspanningsinstallaties zijn, vooral in oude installaties, een potentiële ontstekingsbron.

Een veelvoorkomende oorzaak voor het ontstaan van harmonischen zijn gelijkrichterschakelingen (bijv. in voedingseenheden).

De zogenaamde “niet-roterende harmonischen” of harmonische stromen met nulsequentie

genereren geen roterend veld. Dit komt omdat deze harmonischen een periodiek verloop hebben die exact optreedt met de nuldoorgang van de stromen in de fasegeleiders, welke met 120° van elkaar verschillen.

De stromen van de derde harmonischen (i3L1, i3L2, i3L3) hebben bijgevolg dezelfde fasepositie in de drie geleiders. Deze situatie wordt afgebeeld in Afbeelding 2-2.

Afbeelding 2-2 Overlap van de derde harmonische in de nulgeleider; geïllustreerd in percentage van de effectieve waarde van de stroom van de fasegeleider

Dit betekent dat de voedingsfrequentiestromen (met basis-oscillatie, bijv. 50 Hz) van de fasegeleiders samen nul bedragen in geval van symmetrische belasting in de nulleider. De derde harmonische in de nulleider bereikt echter driemaal zijn waarde13 bij symmetrische belasting. Omdat veel nulleiders in het verleden werden ontworpen met de helft van de doorsnede, kan deze situatie op thermisch vlak kritisch worden aan de klemverbindingen, zelfs als de fasegeleiders nog lang niet worden overbelast.

Dit geldt in principe ook voor harmonischen met een ordinale waarde die een veelvoud is van drie (6e, 9e, 12e, etc.). De piekwaarden zijn echter in de meeste gevallen veel lager dan elk van de derde harmonische.

13 Faseverschuivingen kunnen optreden, zelfs bij stromen van 150 Hz; het is echter een onderwerp waar we niet verder op ingaan.

(10)

2.2 Onzorgvuldige behandeling van apparatuur in de installatie door de gebruiker

Jarenlange ervaring leert ons dat een brand, bij gebruik van elektriciteit in installaties, vooral ontstaat door het volgende:

 elektrische verwarmingsapparaten en lampen die defect zijn of niet worden ingezet in functie van het beoogde gebruik (bijv. ventilatorkachels met geblokkeerde ventilator of apparaten met onvoldoende stabiliteit, gebruik van lampen met onjuist vermogen, kachels bedekt met kledij, etc.)

 andere elektrische apparaten die defect zijn of raken tijdens hun werking (bijv.

televisietoestellen)

 buitensporige opwarming van leidingen door inadequate overstroombeveiliging of defecte contacten (bijv. losse klemverbindingen)

 vlambogen veroorzaakt door kortsluitingen met of zonder foutstroom naar de aarde (bijv.

door tracking)

 mechanische schade aan leidingen (stationaire installatieleidingen geraakt of beschadigd bij boren) en uitbreidingsleidingen voor verplaatsbare apparatuur

 veroudering van leidingen en apparatuur

 omgevingsfactoren (temperatuur, uv-straling)

 zwaar belaste of overbelaste, mechanisch beschadigde contactdozen of meervoudige contactdozen

2.3 Aangepast gebruik van de ruimte zonder aanpassing van de installatie en beschermende maatregelen

Bij gewijzigd gebruik van de ruimte, bijv. indien gevaarlijke hoeveelheden brandbaar materiaal zich in de buurt van elektrische apparaten bevindt en de kamer bijgevolg als brandgevaarlijk wordt

beschouwd, moet de elektrische installatie worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.

In deze gevallen moeten leidingen en kabels worden beschermd in TN- en TT-systemen met

aardlekschakelaars met een nominale aardlekstroom van IΔN ≤ 0,3 A om branden als gevolg van een defecte isolatie te voorkomen14.

Wanneer weerstandsdefecten een brand kunnen veroorzaken, bijv. plafondverwarming met oppervlakteverwarmingselementen, moet de nominale aardlekstroom IΔN ≤ 0,03 A bedragen.

Als de laagspanningsinstallatie niet overeenkomstig is aangepast, bestaat er een permanent risico op brand door elektrische energie na aangepast gebruik van de ruimte.

14 Raadpleeg ook ÖVE/ÖNORM E 8001-4-50:2001, paragraaf 50.5.7

(11)

2.4 Onvoldoende onderhoud en gebrekkige reparatie (“eeuwige voorlopige oplossing”)

Beheerders van laagspanningsinstallaties zijn verantwoordelijk voor de veilige werking ervan (zie ook paragraaf 1.1 en [7]). Dit omvat onderhouds- en reparatiemaatregelen om een veilige toestand te behouden.

Als het onderhoudspersoneel niet voldoende is opgeleid of geïnstrueerd, kunnen tekortkomingen in de uitvoering van hun activiteiten het brandgevaar verhogen. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik van onjuiste gereedschappen en materialen.

3 Identificatie van mogelijke ontstekingsbronnen in de laagspanningsinstallatie Naast het optimaliseren van beschermende maatregelen ter bescherming van mensen en levende have tegen gevaarlijke stromen door het lichaam, zorgen fundamenteel onderzoek en technische ontwikkelingen voor steeds meer bescherming tegen gevaren door elektrische bogen, vaak

“vlambogen” genoemd.

3.1 Aardlekstroom in laagspanningsschakelinrichtingen, distributiecircuits en eindcircuits

Aardlekstroom is de stroom die door een beschadigde zone loopt als gevolg van een gebrekkige isolatie15. Aardlekstroom brengt niet alleen direct mensen en dieren in gevaar, bijv.

ventrikelfibrillatie, maar is ook een mogelijke ontstekingsbron voor brand. Dit geldt ook voor schakelcombinaties, distributiecircuits en eindcircuits.

Deze aardlekstromen worden tegenwoordig meestal herkend door beveiligingscomponenten die, om te reageren, alleen de stroom herkennen die optreedt bij een fout, deze evalueren en het

betreffende circuit afschakelen bij overschrijding van een “drempelwaarde”. (Uitzondering: het systeem voor optische identificatie van bogen vermeld in het gedeelte 3.2.)

Met betrekking tot kortsluitingen of aardfouten, lag bij beschermende overwegingen de nadruk tot dusver niet op seriële en parallelle elektrische vlambogen in eindgroepen (zowel voor nationale als internationale normen)16. Dit is momenteel aan het veranderen, niet in het minst door de

goedkeuring van een internationaal geaccepteerd technisch voorschrift voor beschermingsmiddelen tegen vlambogen [10].

15 Definitie overeenkomstig ÖVE/ÖNORM E 8001-1:2010-03-01; In laagspanningsinstallaties specificeert deze definitie met name de stroom die naar de aarde loopt door een defecte isolatie en die het foutenbeschermingsmechanisme, indien aanwezig, in werking zet.

16 De enige uitzondering is Noord-Amerika. Zij beschikken als sinds de jaren 90 over beschermingsmiddelen die de identificatie van parallelle en later ook seriële elektrische bogen in eindcircuits mogelijk maken.

(12)

3.2 Vlamboogbeveiliging in laagspanningsschakelinrichtingen 3.2.1 Aanwezigheid van vlambogen

De volgende oorzaken kunnen verantwoordelijk zijn voor de ontsteking van vlambogen in laagspanningsschakelinrichtingen:

 het ontstaan van condens (vocht in de schakelingen)

 verontreiniging door afzetting van vreemde stoffen op railsystemen en onderdelen van schakelinrichtingen

 kortstondige overspanning door onweer of overspanning door schakelen

 vroege (niet opgemerkte) veroudering van isolatiemateriaal door sporadische of permanente thermische overbelasting

 losse verbindingen, defecte contactpunten

 werken aan delen van de schakelinrichting

Eén van de mogelijke gevolgen van vlambogen is de volledige vernietiging van de schakelinrichting.

Omwille van de hoge interne druk tot 15 - 25 t/m² bij optredende vlambogen, vormt de stalen behuizing een groot risico voor de omgeving en de aanwezige personen. Omwille van vlambogen, staan zijwanden, deuren en ingebouwde units vaak los van de behuizing van de schakelinrichting.

Een andere mogelijke impact van vlambogen is de opwekking en distributie van brand met een elektrotechnische oorzaak.

Vlambogen ontstaan zelden in de werkomgeving van dergelijke personen. Het is echter belangrijk om te beschikken over een betrouwbare bescherming tegen vlambogen, omdat deze ook kunnen

ontstaan bij correct uitgevoerde handelingen.

Vlambogen worden niet alleen veroorzaakt door of als gevolg van kortsluitingen, maar ook als delen onder spanning, zoals leidingen, kabelschoenen, schakelaars of zekeringen, worden losgekoppeld onder belasting, zonder dat hiervoor speciale voorzorgsmaatregelen zijn getroffen17 [23].

3.2.2 Vlamboogbeschermingssystemen

Een methode voor de snelle herkenning van vlambogen die al enkele jaren in de praktijk wordt gebruikt, is de registratie van het licht afkomstig van de vlamboog [9].

In dit proces worden elektrische bogen die optreden in de schakelinrichting geregistreerd binnen de eerste twee milliseconden na hun ontstaan. De netspanning die de elektrische boog voedt, wordt kortgesloten met een pyrotechnische kortsluiter in minder dan 2 ms, waardoor de energie uit de vlamboog verdwijnt. Deze kortsluiting wordt dan herkend en vervolgens afgeschakeld door de hoofdschakelaar.

Wanneer de vlamboog snel wordt geblust, zijn de gevolgen beperkt omdat wordt voorkomen dat door een significante temperatuurtoename ten gevolge van de vlamboog de schakelinrichting de maximumtemperatuur en -druk bereikt (Afbeelding 3-1).

17 ÖVE/ÖNORM EN 50110-1:2014-10-01, bijlage B. 6, [23].

(13)

Afbeelding 3-1 Druk- en temperatuurcurve van een vlamboog in een laagspanningsschakelinrichting; de snelle onderbreking (hier bijv. na 1,4 ms) van de voeding voorkomt de toename van druk en temperatuur; schematische voorbeeldillustratie.

De beslissing of een vlamboogbeschermingssysteem daadwerkelijk wordt gebruikt als beveiliging tegen of bij het optreden van vlambogen wordt doorgaans niet genomen alvorens een risicoanalyse is uitgevoerd [24]. Mogelijke beschermingsdoelen voor het gebruik van dergelijke systemen

omvatten de bescherming van personen en eigendommen of de beschikbaarheid van elektrische installaties.

3.3 Seriële en parallelle vlambogen in eindgroepen

Branden veroorzaakt door vlambogen in laagspanningsinstallaties kunnen de volgende oorzaken hebben:

 defecte isolatie tussen de actieve geleiders

 leidingen beschadigd of gebroken door externe mechanische invloeden

 klemmen met verhoogde weerstand door externe invloeden of thermische overbelasting Seriële en parallelle vlambogen in eindgroepen worden soms ook lage-stroomvlambogen genoemd [8]. Afbeelding 3-2 en Afbeelding 3-3 zijn een schematische illustratie van parallelle en seriële vlambogen.

(14)

Afbeelding 3-2 Parallelle vlamboog tussen L-geleider en N-geleider en de seriële vlamboog bij een L-geleider in een kabel met ommanteling in kunststof of in een koker; schematische illustratie

Afbeelding 3-3 Seriële elektrische boog bij een L-geleider in een kabel met ommanteling in kunststof of in een koker;

schematische illustratie.

Een lage-stroom vlamboog is een elektrische boog met een totale stroom die door de elektrische boog loopt en binnen het bereik van de nominale stroom van het circuit en/of de nominale stroom van de gebruikte beschermingsmiddelen ligt.

Omdat de aardlekstroom niet significant hoger is dan de nominale stroom, of zelfs onder de

drempelwaarde van de aardlekschakelaar ligt, zullen installatieautomaten en aardlekschakelaar niet (altijd) afschakelen.

(15)

Afbeelding 3-4 Parallelle en seriële vlambogen in een eindgroep; schematische illustratie

Afbeelding 3-4 geeft aan waar parallelle en seriële vlambogen zich kunnen voordoen. Mogelijke foutplaatsen zijn aangeduid in de stroomkring18 en in de apparatuur. Bij lage-stroom vlambogen biedt de vlamboogbeveiliging aanvullende bescherming op de aardlekschakelaar of de

installatieautomaat.

4 Beschermende maatregelen in installaties

Een aantal beschermende maatregelen wordt opgenomen in de geaccepteerde technische voorschriften voor het plannen en ontwerpen van laagspanningsinstallaties die branden met een elektrotechnische oorzaak moeten voorkomen.

Vrijwel alle maatregelen hebben met elkaar gemeen dat de professionele voorbereiding en opstelling van de installatie conform de voorschriften en alle beschermingsmiddelen, evenals de verantwoorde bediening, een cruciale basisvereiste zijn voor een zo laag mogelijk restrisico op branden met een elektrotechnische oorzaak. We dienen ook te vermelden dat reguliere inspecties door

gekwalificeerde elektro-installateurs hiervoor absoluut een vereiste zijn.

De volgende delen omvatten een compilatie van enkele belangrijke maatregelen die moeten worden genomen om het restrisico op branden met een elektrotechnische oorzaak te verlagen.

4.1 Thermisch ontwerp van schakelinrichtingen en overgangen in de installatie De voorbije jaren wezen de geaccepteerde technische voorschriften en literatuur [3] vaak op de behoefte aan een gebruiksvriendelijk ontwerp van de schakelapparatuur.

Met name het mechanisch ontwerp van alle klemverbindingen in de installatie, het gebruik van de juiste klemmen, kabeleindhulzen en krimpgereedschap is erg belangrijk.

18 Vanaf het laatste apparaat voor overstroombeveiliging wordt het stroomcircuit dat de apparatuur voedt de “eindgroep”

genoemd (definitie overeenkomstig ÖVE/ÖNORM E 8001-1:2010-03-01, paragraaf 3.1.11.3).

(16)

4.2 Ontwerp van doorsneden en de selectie van de bedrading en overstroombeveiliging

Thermisch overbelaste kabels en leidingen, die op basis van een ongeschikt patroon worden gelegd, bijv. te veel clusters, geen rekening houden met de feitelijke omgevingstemperaturen tijdens belasting en geen naleving van de buigstralen die zijn toegestaan voor elk type leiding, zijn potentiële risico's voor brand.

Een voorbeeld voor een aantal verdere bepalingen is het citaat19 van een praktische beslissende eis voor professioneel ontwerp van kabel- en leidingsystemen (benadrukt A.M.):

Als systemen worden aangepast of leidingen of kabels worden toegevoegd, moeten de toegestane permanente stroom IZ en de nominale stroom IN van het beveiligingscomponent opnieuw worden gedefinieerd als ook voor de doorsnede die wordt beïnvloed door de aanpassing of wijziging.

Er dient enkel te worden gewezen op de toepassing van automaten voor overstroombeveiliging die ook de nulleider beschermen tegen overbelasting en kortsluiting (automaten voor

overstroombeveiliging met twee of vier beveiligde polen). Ze beschermen ook tegen thermische overbelasting van de nulleider bij harmonische stromen.

4.3 Herkenning van verschilstromen aan de hand van aardlekschakelaars Aardlekschakelaars kunnen bescherming bieden tegen branden veroorzaakt door aardlekstromen (zie Afbeelding 3-4).

Aardlekstromen naar de aarde treden op:

 bij een isolatiefout tussen de fasegeleiders waarbij bijv. bepaalde (kortsluit)stromen via een kruipweg naar een geaard deel in de nabijheid vloeien, of

 wanneer het isolatiedefect direct tussen een actieve geleider (bijv. fasegeleider) en geaarde delen optreedt.

Uitgevoerde testen [5], [15] tonen in de praktijk aan dat het vermogen van een verschilstroom 20 van ongeveer 300 mA al hoog genoeg is om een brand te veroorzaken, als deze voor een ontoelaatbare tijd aanwezig is op de foutlocatie.

19 ÖVE EN 1, deel 3, § 41.1, laatste paragraaf

20 De geschatte stroomgrens voor het risico op branden met een elektrotechnische oorzaak ligt onder 100 W. De limiet van 60 W wordt vaak beschouwd als “laag genoeg voor de praktijk om het risico op brand te voorkomen” [5].

(17)

Afbeelding 4-1 Aardlekschakelaar, type M; selectiviteit

Ze zijn echter in de eerste plaats bedoeld voor bescherming tegen elektrische schokken en moeten om elektrofysiologische redenen voldoen aan exact gedefinieerde limieten voor de maximaal toegestane (totale) onderbrekingstijd. Bijgevolg schakelen ze “snel” af. Afhankelijk van de waarde van de aanwezige aardlekstroom, bedraagt de uitschakeltijd enkele tientallen milliseconden, tot 0,13 s (voor een S-type).

De aardlekschakelaars van de huidige gangbare afschakelstroom-

/onderbrekingstijdkarakteristieken21 kunnen vooral beschermen tegen dergelijke risico’s.

Dit betekent dat de aardlekschakelaars vaak gelijktijdig met de automaten voor

overstroombeveiliging afschakelen. Dit beïnvloedt de beschikbaarheid van de elektrische

energievoorziening en resulteert (niet noodzakelijk) in uitval van elektrische apparatuur (dataverlies, etc.).

Om deze ongewenste uitschakeling bij gelijktijdige brandbescherming – of

aardfoutbrandbescherming om precies te zijn – doeltreffend te maken voor de hele installatie22 (of een deel ervan), werden aardlekschakelaars van het type M ontwikkeld [12]. Zij schakelen selectief met aardlekschakelaars en leidingbeveiligingsschakelaars (zie Afbeelding 4-1).

21 Deze zijn: aardlekschakelaars van het Type S, Type G en de zogenaamde “onvertraagde” aardlekschakelaars (vroeger ook wel “conditioneel overstroombestendige” onderbrekers genoemd).

22 Voor stroomkringen met nominale stromen boven 32 A.

(18)

Afbeelding 4-2 Aardlekschakelaar, type B+; afschakelstroom / frequentiebereik met uitschakeldrempels (maximum, minimum); data overgenomen van [13]

Ook aardlekschakelaars die niet enkel de sinusvormige reststromen met een nominale frequentie van 50 Hz detecteren, maar ook andere aardlekstroomvormen, zijn reeds beschikbaar in ontwerpen die doeltreffend kunnen worden ingezet tegen branden met een elektrotechnische oorzaak. Een voorbeeld hiervan wordt gegeven in Afbeelding 4-2.

4.4 Identificatie van seriële en parallelle vlambogen in eindgroepen door vlamboogbeveiligingscomponenten

4.4.1 Basisinformatie

Zoals reeds tientallen jaren bekend is, zijn aardlekschakelaars en overstroombeveiligingen

doeltreffende componenten die het risico op branden met een elektrotechnische oorzaak beperken.

Zij kunnen echter het risico op branden in een elektrische installatie door seriële of parallelle vlambogen tussen onderspanningstaande geleiders niet reduceren.

Voor seriële vlambogen is er geen stroom naar de beschermende geleider. De impedantie van seriële vlambogen vermindert de bedrijfsstroom, waardoor deze onder de uitschakeldrempel van de

overstroombeveiliging blijft. Automaten voor overstroombeveiliging en aardlekschakelaars kunnen dergelijke fouten niet herkennen.

Bij een parallelle vlamboog tussen de faseleider en de nulleider wordt de stroom beperkt door de impedantie van het circuit. Bovendien zijn automaten voor overstroombeveiliging niet ontworpen voor sporadisch optredende vlambogen.

ÖVE/ÖNORM EN 62606 [10] wijst op het feit dat de doeltreffende waarde van een aardlekstroom, veroorzaakt door een vlamboog die brand kan veroorzaken, niet is beperkt tot de nominale

frequentie van 50/60 Hz. Deze aardlekstroom kan een breder frequentiespectrum hebben dat niet is meegenomen in de momenteel beschikbare en geaccepteerde technische voorschriften voor de inspectie van aardlekschakelaars.

(19)

4.4.2 Vlamboogbeveiligingscomponenten

Om bovenstaande redenen begon Noord-Amerika reeds in de jaren 90 beveiligingscomponenten voor de detectie van vlambogen te ontwikkelen.

In Europa werden de geaccepteerde technische voorschriften voor het testen van vlamboogbeveiligingscomponenten23 pas in 2014 [10] gepubliceerd.

Vlamboogbeveiligingscomponenten (AFDD’s of Arc Fault Detection Devices) zijn componenten bedoeld om de effecten van vlambogen te matigen door de stroomkring af te schakelen bij detectie van een vlamboog 24. Vlamboogbeveiligingscomponenten (AFDD’s) worden gebruikt om de risico’s op branden, met een elektrotechische oorzaak in achterliggende apparaten, te beperken.

AFDD’s worden onder andere geclassificeerd overeenkomstig hun ontwerp.

Enerzijds zijn er vlamboogdetectiecomponenten, die als één apparaat met een AFD-eenheid25 zijn uitgevoerd, die bedoeld zijn voor een seriële aansluiting op een geschikt systeem dat volgens de fabrikant beschermt tegen kortsluiting. Dit apparaat moet voldoen aan één of meer relevante normen26. (Dit AFDD-ontwerp omvat geen beveiligingscomponenten.)

Anderzijds zijn er AFDD’s die als één enkel apparaat met een AFD-eenheid zijn geïntegreerd in een beveiligingscomponent dat voldoet aan één of meer relevante normen27. Dit omvat bijv.

vlamboogbeveiligingscomponenten die door de fabrikant worden geleverd als aardlekschakelaar met overstroombeveiliging en een geïntegreerde AFD-eenheid.

Bovendien zijn er AFDD’s die bestaan uit een AFD-eenheid en een beschermend beveiligingscomponent, bedoeld voor assemblage ter plaatse28. Aardlekschakelaars,

aardlekautomaten of installatieautomaten kunnen als beveiligingscomponenten worden gebruikt.

Afhankelijk van het ontwerp wordt de stroom afgeschakeld door stroomonderbrekers of door beveiligingscomponenten uitgerust met een AFD-eenheid of door beveiligingscomponenten welke worden gecombineerd met een AFD-unit.

23 In Duitstalige landen worden deze beveiligingscomponenten vaak AFDD genoemd, overeenkomstig hun Engelse afkorting.

24 Definitie overeenkomstig EN 62606:2013, paragraaf 3.3

25 De AFD-eenheid maakt deel uit van de AFDD en zorgt voor de detectie en beoordeling van gevaarlijke aardfouten, parallelle en seriële vlambogen en de activering van het apparaat om de stroom te onderbreken.

26 EN 60898-1, EN 61009-1, IEC 60269

27 EN 60898-1, EN 61008-1, EN 61009-1 of EN 62423

28 De vereisten van EN 62606:2013, bijlage D zijn van toepassing op deze AFDD’s.

(20)

Afbeelding 4-3 Vlamboogdetector; schematische illustratie; RSSI ... Indicatie sterkte ontvangen signaal (HF-vermogen van de stroom)

De schematische illustratie van de lay-out van een AFDD 29 staat in Afbeelding 4-3.

De bedrijfsstroom l wordt gemeten door twee afzonderlijke sensoren en via een elektronisch systeem, verdeeld in een laagfrequent en hoogfrequent deel.

4.4.3 Beschermend effect

Vlamboogbeveiligingscomponenten verdelen de gemeten stroom van elke eindgroep in een laagfrequent en hoogfrequent deel.

Deze twee signalen worden gebruikt als basis voor de herkenning van de elektrische vlamboog. Ze worden geanalyseerd door een microcontroller als kenmerkende hoogfrequent-signalen van een seriële of parallelle elektrische vlamboog of als hoogfrequent-ruis van apparatuur, zoals een motor met koolborstels of een elektronische transformator. In het eerste geval wordt de uitschakeling van het betreffende circuit geactiveerd, in het laatste geval wordt niets uitgeschakeld.

Afhankelijk van het AFDD-ontwerp, is het mogelijk om bijv. een aardlekautomaat30

(beveiligingscomponent met geïntegreerde AFD-unit) te gebruiken als schakelcomponent. Bijgevolg kan voor aanvullende bescherming en vlamboogdetectie worden gezorgd in eindgroepen met contactdozen door één enkel beveiligingscomponent.

Vlamboogbeveiligingscomponenten zijn beveiligingscomponenten die niet worden beschouwd als alternatief voor aardlekschakelaars en/of automaten voor overstroombeveiliging.

Vlamboogbeveiligingscomponenten kunnen geen isolatiedefecten detecteren! Zoals een auteur [11]

het treffend beschrijft: “De vlamboogbeveiliging ‘wacht’ (alleen maar) op de hoogfrequentsignalen van een vlamboog.”

29 De illustratie is gebaseerd op ideeën uit [25].

30 Aardlekschakelaars met geïntegreerde overstroom- en kortsluitbeveiliging

(21)

Het (aanvullende) beschermingseffect van vlamboogbeveiligingscomponenten kan duidelijk worden aangetoond door de huidige stroom-tijdsdiagrammen (halve cyclus) van automaten voor

overstroombeveiliging en vlamboogbeveiligingscomponenten te vergelijken (Afbeelding 4-4).

Afbeelding 4-4 Stroom-tijdsdiagram halve cyclus van overstroombeveiliging en vlamboogbeveiliging, schematische illustratie; 16 A-zekering, gG, automaten voor overstroombeveiliging karakteristiek B, C, D; AFDD met karakteristieken voor seriële en parallelle vlambogen

De uitschakelkarakteristiek van vlamboogbeveligingscomponenten wordt gedefinieerd voor elektrische vlamboogstromen tot 63 A (typisch voor isolatiefouten van fasegeleiders naar aarde of optredende seriële vlambogen) en meer dan 500 A (typisch voor isolatiefouten van fasegeleiders naar aarde of optredende parallelle elektrische vlambogen) (Tabel 4-1, Tabel 4-2).

Voor lage stromen is de uitschakelkarakteristiek voor parallelle vlambogen identiek aan dat voor seriële vlambogen en bijgevolg onder de uitschakelkarakteristiek van de

overstroombeveiligingscomponenten. Voor hoge vlamboogstromen definieert [10] de karakteristiek geen vaste uitschakeltijd, maar een aantal halve cycli (N) voor vlambogen, die kunnen plaatsvinden binnen 0,5 sec. De vlamboogbeveiliging moet de vlamboog uitschakelen als het aantal halve cycli van de vlamboog zoals gedefinieerd in Tabel 4-2 optreedt binnen een periode van 0,5 sec.

vlamboogstroom

(RMS-waarde) (A) 2,5 5 10 16 32 63

Maximale

onderbrekingstijd (sec) 1 0,5 0,25 0,15 0,12 0,12

Tabel 4-1 Grenswaarden van onderbrekingstijd voor AFDD’s voor lage vlamboogstromen; UN = 230 V; overgenomen uit [10]

vlamboogstroom

(RMS-waarde) (A) 75 100 150 200 300 500

Aantal halve cycli

(N) 12 10 8 8 8 8

Tabel 4-2 Aantal halve cycli voor AFDD’s voor hoge vlamboogstromen; UN = 230 V; overgenomen uit [10]

(22)

Voor seriële vlambogen is de uitschakeltijd beduidend lager dan elke uitschakeltijd van automaten voor overstroombeveiliging.

4.4.4 Installatie van vlamboogbeveiligingscomponenten

Vlamboogbeveiligingscomponenten (productvereisten zie [10]) moeten worden geïnstalleerd volgens de instructies van de fabrikant aan het begin van de te beveiligen eindgroep.

Aan de standaardvereisten voor de werking van AFDD moet worden voldaan. Als de fabrikant geen vereisten opgeeft, gelden de vereisten volgens Tabel 4-3.

Beïnvloedende hoeveelheid Standaardbereik van de toepassing Referentiewaarde Testtolerantie f)

Omgevingstemperatuur a)g) - 5 °C tot +40 °C b) 20 °C ± 5 °C

Hoogte Niet hoger dan 2.000 m

Relatieve vochtigheid

Maximumwaarde 40 °C 50% c)

Extern magnetisch veld Niet meer dan 5 keer het magnetisch

veld van de aarde in elke richting Magnetisch veld van de aarde d)

Positie Zoals aangegeven door de fabrikant met

een afwijking van 2° in elke richting e)

Zoals vermeld door de

fabrikant 2° in elke richting

Frequentie Richtwaarde ± 5% f) Nominale waarde ± 2 %

Vervorming van de sinus Niet meer dan 50% Nul 5%

a) De maximumwaarde van de gemiddelde dagelijkse temperatuur is 35 °C.

b) Waarden buiten het bereik zijn toegestaan wanneer meer ernstige klimaatcondities heersen, op voorwaarde van overeenkomst tussen fabrikant en gebruiker.

c) Bij lagere temperatuur zijn hogere waarden voor relatieve vochtigheid toegestaan (bijv. 90% bij 20 °C).

d) Aanvullende vereisten zijn mogelijk van toepassing als de AFDD wordt geplaatst nabij een sterk magnetisch veld.

e) Bij installatie van het component moet vervorming die de werking ervan kan benadelen, worden vermeden.

f) De gespecificeerde afwijkingen gelden, tenzij anders bepaald door de fabrikant.

g) Tijdens opslag en transport zijn maximumwaarden van -20 °C en +60 °C toegestaan. De fabrikant moet hier rekening mee houden bij de bouw van het component.

Tabel 4-3 AFDD; standaardvoorwaarden voor de werking overeenkomstig EN 62606:2013; [10]

Voor elke AFDD geleverd voor de combinatie of integratie of installatie met één of meer

beveiligingscomponenten met standaardcondities voor werking en installatie die strenger zijn dan opgegeven in Tabel 4-3, moet worden voldaan aan de standaardvoorwaarden voor werking en installatie van de strengste norm voor beveiligingscomponenten.

Vlamboogbeveiligingscomponenten worden geïnstalleerd in eindgroepen. Afbeelding 4-5 geeft een voorbeeld van een ontwerp voor een laagspanningsinstallatie met beschermende aarding (TN- systeem) als beschermende maatregel voor foutbeveiliging en aanvullende bescherming voor stroomkringen met contactdozen.

(23)

Afbeelding 4-5 Installatie van vlamboogbeveiligingscomponenten in eindgroepen van laagspanningsinstallaties met beschermende aarding (TN-systeem) als beschermingsmaatregel voor foutbeveiliging, individuele stroomkringen met aanvullende bescherming als beschermingsmaatregel; voorbeeld, schematische illustratie

2 ... Type G aardlekschakelaar overeenkomstig ÖVE/ÖNORM E 8601:2015-02-01 voor aanvullende bescherming van stroomkringen met contactdozen

3 ... Installatieautomaat, ook als combinatie van aardlekautomaat en AFDD

4 ... Stroomkringen voor vast aangesloten elektrische apparatuur en beveiliging met AFDD 4a ... Stroomkring voor vast aangesloten elektrische apparatuur

5 ... Stroomkringen met contactdozen, aanvullende bescherming en beveiliging met AFDD, ook als combinatie van aardlekautomaat en AFDD

5a ... Eindgroepen met contactdozen

6 ... Gecombineerde installatieautomaat/aardlekschakelaars (RCBO) voor aanvullende bescherming van stroomkringen met contactdozen

7 ... Stroomkringen met contactdozen, aanvullende bescherming en beveiliging met AFDD, ook als combinatie van aardlekautomaat en AFDD

7a ... Stroomkringen met contactdozen, extra bescherming

5 Samenvatting

Branden veroorzaakt door elektriciteit en de getroffen maatregelen om ze te vermijden, worden steeds belangrijker in nationale, Europese en internationale overwegingen met betrekking tot beveiliging. De installatiespecifieke combinatie van een zorgvuldige toepassing van installatieregels met een moderne beveiligingscomponent voor bescherming tegen overstroom, aardlekbeveiliging en vlambogen biedt werkvoorbereiders, installateurs en gebruikers van laagspanningsinstallaties

doeltreffende technische mogelijkheden om het risico op schade aan personen en eigendommen te beperken.

(24)

6 Referenties

[1] Ludwar, G., Mörx, A., Elektrotechnikrecht, Praxisorientierter Kommentar; ÖVE, FEEI, ON, Wenen 2007, ISBN: 978-3-85133-044-1

[2] BGBl. 106/1993; Elektrotechnikgesetz 1992, BGBl Version. I/129/2015, 6. November 2015 [3] Henschl, T., Mörx, A.; Elektroinstallation in Gebäuden, nieuwe uitgave; Österreichischer

Wirtschaftsverlag; 2012; ISBN 3-85212-116-5

[4] Oostenrijks Agentschap voor Brandbescherming (uitgever), brandschadestatistieken 2013 [5] Schwenkhagen, Hans., Schnell, Paul.; Gefahrenschutz in elektrischen Anlagen; Verlag W.

Girardet Essen, 1957

[6] Hofheinz, Wolfgang; Fehlerstrom-Überwachung in elektrischen Anlagen; VDE-publicatiereeks 113, VDE-Verlag GmbH., 2008

[7] ÖVE/ÖNORM EN 50110-1 (EN 50110-2-100 opgenomen):2014-10-01

[8] Müller, Peter; Detektion von stromschwachen Störlichtbögen in Niederspannungs- schaltanlagen, Dissertation Universität Stuttgart, 2014, Gedrukt door Druckerei Hohlweg, 70182 Stuttgart, Duitsland, 2015, ISBN: 978-3-00-048762-0

[9] Essser, W., Meyer, D.; Auslösekennlinien einstellungsspezifisch darstellen und ihr Zusammen- wirken kompetent beurteilen; Moeller GmbH., Bonn, 2004

[10] ÖVE/ÖNORM EN 62606: 2014 09 01; Algemene eisen voor beveiligingstoestellen tegen vonkontlading

[11] Schmucki, Josef; Schutz vor elektrisch gezündeten Bränden; Elektrotechnik 4/2015,

elektrosuisse, SEV Verband für Elektro-, Energie- und Informationstechnik; CH-8320 Fehraltorf.

[12] ÖVE/ÖNORM E 8603:2015-11-01; Zeitverzögerte Fehlerstrom-Schutzschalter des Typs M ohne eingebautem Überstromschutz zur Anwendung in Stromkreisen mit Nennströmen über 32 A, amendement van ÖVE/ÖNORM EN 61008-1

[13] Eaton Industries (Oostenrijk) GmbH; xEffect - Schaltgeräte für industrielle Anwendungen; 2015 [14] BGBl. 106/1993, Elektrotechnikgesetz 1992 in der Fassung BGBl. I/129/2015

[15] Mörx, A.; Fehlerstellen in Niederspannungsanlagen und elektrische Zündung von Bränden;

research protocol, diam-consult, Ingenieurbüro für Physik, Wenen; 2007 (niet-gepubliceerd).

[16] Mörx, A.; Brandschutz in Niederspannungsanlagen (Delen 1 tot 3), elektrojournal-brochures 9a, 10, 11, Österreichischer Wirtschaftsverlag, 2006

[17] Mörx, A.; Brandschutz in Niederspannungsanlagen (Delen 4 tot 6), elektrojournal-brochures 3, 4, 6, Österreichischer Wirtschaftsverlag, 2008

[18] Database van het “IFS (Institut für Schadenverhütung und Schadenforschung) der öffentlichen Versicherer” e.V., Kiel; http://www.ifs-kiel.de; geciteerd in Martel, Anheuser, Hueber, Berger, Erhard; Schutz gegen parallele Störlichtbögen in Hauselektroinstallationen; technisch verslag VDE 67; 2011

[19] ÖVE/ÖNORM E 8001-1-23:2000-12-01; Installatie van elektrische systemen met nominale spanningen tot AC 1000V en DC 1500V, Deel 1-23: Bescherming voor veiligheid - bescherming tegen thermische effecten

[20] DIN VDE 0100-420 (VDE 0100-420), februari 2016; Elektrische laagspanningsinstallaties - Deel 4-42: Bescherming voor veiligheid - bescherming tegen thermische effecten

[21] HD 60364-4-42:2011 + A1:2015; Elektrische laagspanningsinstallaties - Deel 4-42: Bescherming voor veiligheid - bescherming tegen thermische effecten

(25)

[22] HD 60364-4-42:2010 + A1:2014; Elektrische laagspanningsinstallaties - Deel 4-42: Bescherming voor veiligheid - bescherming tegen thermische effecten

[23] EN 50110-1:2013; Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Deel 1: Algemene eisen [24] Mörx, A., Störlichtbogen in Niederspannungs-Schaltgerätekombinationen,

Gefährdungsbeurteilung gemäß EN 50110-1:2014;

http://www.diamcons.com/images/stories/kostenlose_publikationen/0162_09_DACH_2016_

Diskussionsbeitrag_Moerx_AT_V_03.pdf

[25] Martel, Anheuser, Hueber, Berger, Erhard; Schutz gegen parallele Störlichtbögen in Hauselektroinstallationen; VDE technisch verslag 67; 2011

[26] ÖVE/ÖNORM E 8601:2015-02-01; Korte vertraagde aardlekschakelaars, Type G met en zonder maximumstroombeveiliging, aanvulling op ÖVE/ÖNORM EN 61008-1 en ÖVE/ÖNORM EN 61009-1

[27] ÖVE/ÖNORM E 8001-1:2010-03-01; Opstelling van elektrische installaties met nominale spanningen tot AC 1000 V en DC 1500 V - Deel 1: Definities en maatregelen tegen elektrische schokken

[28] ÖVE/ÖNORM EN 61008-1:2015-12-01; Aardlekschakelaars zonder integrale

maximumstroombeveiliging voor huishoudelijk en soortgelijk gebruik (RCCB’s), Deel 1:

Algemene regels

[29] ÖVE/ÖNORM EN 61009-1:2015-12-01; Aardlekschakelaars met integrale

maximumstroombeveiliging voor huishoudelijk en soortgelijk gebruik (RCCB’s), Deel 1:

Algemene regels

Wenen, Mei 2017 / AM afdd_whitepaper_192856_nl.docx

(26)

4015081

Artikelnummer 192856-MK

Eaton EMEA Headquarters Route de la Longeraie 7 1110 Morges, Switzerland Eaton.eu

© 2017 Eaton Alle rechten voorbehouden Publicatienummer BR003011NL Gedrukt in Oostenrijk Mei 2017

Volg ons op de sociale media om de laatste product- en ondersteuningsinformatie te ontvangen.

Eaton is een geregistreerd handelsmerk.

Alle andere handelsmerken zijn eigendom Eaton Industries (Netherlands) B.V.

Ambacht 6, 5301 KW Zaltbommel Postbus 2022, 5300 CA Zaltbommel T: +31 (0)418 57 02 00 E: electricalnl@eaton.com

gemiddeld 95.000 werknemers in dienst en verkoopt producten aan klanten in meer dan 175 landen.

Ga voor meer informatie naar www.eaton.nl/electrical

Verdere contactgegevens vindt u op

www.eaton.nl/electrical

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

aJBbulance-automobielen. Dit zijn dWI ~u algehele vrijstellingen, niet meer bepe-kt tot uitsl.uitend fondspatiënten. Wèl alleen voor zover het fondspatiën- ten betreft

ductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de recht- hebbenden een

4p 9  Teken in de figuur op de bijlage de verwerker(s) en verbindingsdraden die nodig zijn om de schakeling naar behoren te laten werken en geef aan op welke waarde

(Paper presented at the annual meeting of the American Educational Research Association.. A study of factors related to quality of worklife in educational

Na branden in ’t Veld (30 juli 2020) en in Rutten (28 juli 2020) waarbij zonnepanelen zijn betrokken, is gebleken dat de verbrandingsproducten van deze zonnepanelen zich tot ver in

Laat de kaarsen branden, troost waar mensen lijden.. Geef ze hoop als angst

• Het medisch IT-systeem moet bewaakt worden door een toestel voor permanente isolatiecontrole..

Dit onderzoek is gericht op specifieke modellen en andere informatie zoals brontermen, waarmee bij een brand met gevaarlijke stoffen de emissies, verspreiding en concentraties in