Art. 4. Une subvention forfaitaire de 4000 euros est accordée aux entreprises qui doivent obligatoirement fermer leur site toute la semaine à la suite des mesures de lutte contre le coronavirus.
Pour les entreprises actives dans le secteur de l’horeca, seule la fermeture obligatoire de la salle de restauration suffit.
La subvention forfaitaire est également accordée aux commerçants ambulants et aux forains qui sont confrontés à la fermeture en Région flamande d’un marché public régulier ou d’une fête foraine publique auxquels ils sont normalement présents, à la suite des mesures de lutte contre le coronavirus.
Art. 5. Une subvention forfaitaire de 2000 euros est accordée aux entreprises qui doivent obligatoirement fermer leur site pendant le week-end.
Art. 6. Une prime de fermeture supplémentaire est accordée aux entreprises qui doivent obligatoirement fermer leur site toute la semaine ou pendant le week-end à partir du 6 avril à la suite des mesures de lutte contre le coronavirus.
La prime de fermeture supplémentaire s’élève à 160 euros par jour de fermeture obligatoire coïncidant avec un jour d’ouverture normal. Dans ce contexte, cela concerne les jours d’ouverture valables le jour précédent l’entrée en vigueur du présent arrêté.
La prime de fermeture supplémentaire est accordée jusqu’à la date à laquelle le présent arrêté cesse d’être en vigueur, telle que visée à l’article 12, au plus tard.
Art. 7. La subvention forfaitaire et la prime de fermeture supplémentaire pour les entreprises qui reçoivent une subvention forfaitaire de 4000 euros, telle que visée à l’article 4, alinéa premier, sont plus élevées si l’entreprise dispose d’un ou de plusieurs sièges d’exploitation supplémentaires qui sont fermés à la suite des mesures de lutte contre le coronavirus et qui emploient au moins un travailleur à temps plein inscrit auprès de l’Office national de Sécurité sociale.
En d’autres termes, cette augmentation est calculée en multipliant la somme de la subvention forfaitaire et la prime de fermeture supplémentaire avec le nombre de sièges d’exploitation supplémentaires susvisés. Cette augmentation concerne au maximum quatre sièges d’exploitation supplémentaires.
Art. 8. La subvention forfaitaire, la prime de fermeture supplémentaire et l’augmentation, visée à l’article 7, sont accordées par entreprise et peuvent être accordées au maximum à un numéro d’entreprise par site.
Art. 9. L’entreprise introduit une demande de subvention via le site web de l’Agence de l’Innovation et de l’Entrepreneuriat (VLAIO) en mentionnant son numéro BCE. La demande de subvention doit être introduite dans les trente jours calendaires suivant la période de fermeture obligatoire en raison des mesures de lutte contre le coronavirus.
La demande de subvention est traitée de manière électronique.
L’Agence de l’Innovation et de l’Entrepreneuriat contrôle le respect des conditions imposées par le présent arrêté et décide si la subvention est accordée.
L’entreprise reçoit une notification écrite de la décision, visée à l’alinéa 2.
La subvention est payée après la décision d’octroi de cette subvention par l’Agence de l’Innovation et de l’Entrepreneuriat.
La subvention est uniquement payée sur un numéro de compte belge au nom de l’entreprise bénéficiaire.
Art. 10. Le Ministre flamand qui a l’économie dans ses attributions peut arrêter des modalités et des précisions supplémentaires.
Art. 11. L’arrêté du Gouvernement flamand du 15 mars 2020 portant octroi d’une aide aux entreprises qui sont obligées de fermer en raison des mesures du Conseil national de Sécurité du 12 mars 2020 concernant le coronavirus, est abrogé.
Art. 12. Le présent arrêté entre en vigueur le 14 mars 2020 et cesse d’être en vigueur le 13 juin 2020.
Le Ministre flamand qui a l’économie dans ses attributions, peut modifier la date à laquelle le présent arrêté cesse d’être en vigueur, visée à l’alinéa 1er.
Art. 13. Le Ministre flamand qui a l’économie dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Bruxelles, le 20 mars 2020.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, J. JAMBON
La Ministre flamande de l’Économie, de l’Innovation, de l’Emploi, de l’Économie sociale et de l’Agriculture,
H. CREVITS
*
VLAAMSE OVERHEID
[C − 2020/30365]
24 MAART 2020. — Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 5 van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunning
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, artikel 5.
Hoogdringendheid
Eind 2019 ontstond er in de Chinese regio Wuhan een uitbraak van een nieuw coronavirus (Covid-19).
Ondertussen heeft het virus zich ook verspreid in andere landen, waaronder ook in België.
Vooral sinds het einde van de krokusvakantie neemt de verspreiding van dit virus steeds grotere vormen aan.
Gelet op de aanbevelingen vanuit de wetenschappelijke wereld, de adviezen van de Nationale Veiligheidsraad en van het Crisiscentrum van de Vlaamse Overheid (CCVO), moet ook de Vlaamse Overheid vanuit haar bevoegdheden de nodige maatregelen nemen om de verdere verspreiding van het coronavirus in te dammen, en om de veiligheid en de volksgezondheid te garanderen.
De Vlaamse overheid, maar ook de gemeentelijke en provinciale overheden zijn ertoe gehouden om welbepaalde procedures binnen een vastgelegde termijn te doorlopen, en hierbij verschillende procedurestappen te respecteren. Zo moeten vergunningsaanvragen binnen een bepaalde termijn behandeld worden, op straffe van stilzwijgende weigering of worden beroepen geacht te zijn afgewezen. Daarnaast moeten ook bepaalde verplichtingen worden gerespecteerd, bijvoorbeeld de organisatie van een openbaar onderzoek en het inwinnen van adviezen.
Ook zijn er bepaalde procedurestappen voorgeschreven, die leiden tot bijeenkomsten van burgers, zoals infovergaderingen en hoorzittingen, maar ook tot vergaderingen van commissies van deskundigen en vertegenwoor- digers van diverse adviserende instanties. En dit terwijl het noodzakelijk is om net nu menselijk contact zoveel mogelijk te vermijden, om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.
Ondertussen werden echter reeds verschillende maatregelen uitgevaardigd, waaronder opschorting van lessen, annulatie van alle recreatieve activiteiten (sport, cultuur, folklore, enz.), bevordering en versterking van telewerken. In een aantal gemeenten wordt de toegankelijkheid van het gemeentehuis beperkt voor niet-dringende aangelegenheden en is het praktisch niet meer mogelijk om openbare onderzoeken te organiseren, dossiers te laten inkijken,... In sommige gemeentes kunnen dossiers op afspraak ingekeken worden, maar dit is niet haalbaar in alle gemeentes, en bovendien is het ook niet wenselijk dat burgers zich in deze periode genoodzaakt voelen om vergunningsaanvragen in te kijken op het gemeentehuis. Dit geldt des te meer voor oudere burgers die binnen de risicocategorieën vallen, en die wellicht meer aangewezen zijn op de inzage op het gemeentehuis.
De uitbraak van het coronavirus (COVID-19) is uitgegroeid tot een epidemie, en zelfs pandemie en zet onhoudbare druk op het Vlaamse gezondheidsapparaat. Het aantal opnames in ziekenhuizen van patiënten besmet met het virus neemt nog exponentieel toe. Deze gezondheidscrisis noodzaakt een hoogdringende behandeling.
De signalen, vanuit individuele gemeenten, maar ook vanuit provinciebesturen en de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten, om dringend een regeling te treffen rond verplichte proceduretermijnen en procedureverplich- tingen zoals beslissingstermijnen of inspraakmomenten zijn legio. Diensten sluiten hun deuren, ambtenaren worden verzocht maximaal van thuis uit te werken, vaak zonder in de mogelijkheid te zijn om bepaalde toepassingen of applicaties te hanteren of in staat te zijn de inspraakmomenten te organiseren.
Ook het Vlaams Parlement is zich bewust van deze civiele noodsituatie en heeft op 18 maart 2020 een nooddecreet aangenomen, het decreet over afwijkingen op de gewestelijke vergunningsplicht in geval van civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid. Het Parlement erkent hierbij dat als de coronacrisis (nog) grotere proporties aannemen, de kans reëel is dat binnen de Vlaamse en lokale administraties kritische functies zullen uitvallen. Dit is echter zoals aangegeven reeds het geval, daar scholen en horeca worden gesloten, winkels beperkte openingsuren moeten hanteren, en aangeraden wordt zoveel mogelijk thuis te werken, om een algemene lock-down te voorkomen.
Er is dan ook duidelijk sprake van het “met bijzondere redenen omklede geval van de dringende noodzakelijk- heid” als vermeld in art. 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State zodat geen advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State moet worden ingewonnen. Gelet op de hoogdringendheid is evenmin een advies van de Inspectie van Financiën ingewonnen.
De verlengingen van de beslissingstermijnen die in dit besluit voorzien zijn, doen geen afbreuk aan de mogelijkheden van termijnverlenging die op vandaag reeds voorzien zijn in de regelgeving, bv. bij toepassing van de administratieve lus, op verzoek van de aanvrager, of wanneer de gemeenteraad over een bepaald dossier een beslissing moet nemen. Indien nodig kan ook van die mogelijkheden toepassing gemaakt worden, en wordt de termijnverlenging die daaruit voortvloeit gecumuleerd met de termijnverlengingen die voorzien zijn in dit besluit.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
HOOFDSTUK 1. — Definities en toepassingsgebied Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° administratief beroep: een beroep zoals bedoeld in artikel 52 van het Omgevingsvergunningsdecreet;
2° civiele noodsituatie: de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, van het Nooddecreet;
3° Omgevingsvergunningsdecreet: het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
4° Omgevingsvergunningsbesluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
5° MER-procedurebesluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage;
6° Minister: Vlaamse minister van Omgeving;
7° Nooddecreet: het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid;
8° Vergunningsaanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet.
Art. 2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de proceduretermijnen of procedurele verplichtingen die zijn opgenomen in:
1° het Omgevingsvergunningsdecreet;
2° het Omgevingsvergunningsbesluit;
3° het MER-procedurebesluit.
Art. 3. Dit besluit is van toepassing op:
1° alle vergunningsaanvragen en administratieve beroepen ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit in behandeling zijn bij de bevoegde vergunningverlenende overheid, en waarin op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit nog geen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing is genomen door de bevoegde vergunningverlenende overheid in laatste administratieve aanleg;
2° op de vergunningsaanvragen en administratieve beroepen ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 24 april 2020.
De minister kan de einddatum vermeld in het eerste lid, 2° verlengen. Deze verlenging kan de einddatum van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, met inbegrip van een eventuele verlenging, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 4, § 1, eerste lid van het Nooddecreet, evenwel niet overschrijden.
Het ministerieel besluit tot verlenging wordt bekendgemaakt door:
1° een bericht in het Belgisch Staatsblad;
2° een publicatie op de website van het departement Omgeving;
3° een publicatie op de website van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.
Dit besluit is niet van toepassing op vergunningsaanvragen en administratieve beroepen die na de vernietiging van een eerdere beslissing opnieuw in behandeling genomen worden door de bevoegde vergunningverlenende overheid na de einddatum bepaald in het eerste lid, 2°, in voorkomend geval verlengd overeenkomstig het tweede lid.
De bepalingen die met toepassing van dit besluit gelden voor vergunningsaanvragen en administratieve beroepen zijn van overeenkomstige toepassing op het instellen van, behandelen van en beslissen over verzoeken en initiatieven tot ambtshalve bijstelling van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in hoofdstuk 6, afdeling 1 en 2, en artikel 85 en 86, van het Omgevingsvergunningsdecreet.
HOOFDSTUK 2. — Termijnverlengingen
Art. 4. De termijn om een beslissing te nemen over de vergunningsaanvraag, zoals bedoeld in artikel 32, § 1 van het Omgevingsvergunningsdecreet, wordt verlengd met zestig dagen voor de vergunningsaanvragen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3.
Art. 5. De termijn om een beslissing te nemen over de vergunningsaanvraag, zoals bedoeld in artikel 46, § 1, eerste lid van het Omgevingsvergunningsdecreet, wordt verlengd met dertig dagen voor de vergunningsaanvragen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3.
Art. 6. De termijn om een beslissing te nemen over een administratief beroep, zoals bedoeld in artikel 66, § 1 van het Omgevingsvergunningsdecreet, wordt verlengd met zestig dagen voor de administratieve beroepen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3.
Art. 7. De termijn om een administratief beroep in te stellen als vermeld in artikel 54 en 90 van het Omgevingsvergunningsdecreet, wordt verlengd met dertig dagen voor de administratieve beroepen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3.
Art. 8. De termijnen vermeld in artikel 35, eerste lid en artikel 49, eerste lid van het Omgevingsvergunningsde- creet die bepalen wanneer gebruik mag worden gemaakt van een omgevingsvergunning, verleend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met de einddatum, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, in voorkomend geval verlengd overeenkomstig artikel 3, tweede lid, worden verlengd met dertig dagen.
Art. 9. De minister kan de termijnen, zoals vermeld in artikel 4 tot en met 8 verlengen.
Deze verlenging kan de maximale duurtijd van de civiele noodsituatie, met inbegrip van een eventuele verlenging, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 4, § 1, eerste lid van het Nooddecreet, evenwel niet overschrijden.
Het ministerieel besluit tot verlenging van de termijnen vermeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt door:
1° een bericht in het Belgisch Staatsblad;
2° een publicatie op de website van het departement Omgeving;
3° een publicatie op de website van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.
HOOFDSTUK 3. — Procedurele aanpassingen
Art. 10. De openbare onderzoeken die lopen op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden geschorst en verdergezet na 24 april 2020.
Bezwaren die ingediend worden tijdens de periode van schorsing worden als ontvankelijk beschouwd.
De organisatie van nieuwe openbare onderzoeken kan slechts plaatsvinden na 24 april 2020.
Op de website van de gemeente wordt de informatie in verband met start- en einddata van de openbare onderzoeken actueel gehouden. Als de gemeente met toepassing van artikel 67 van het Omgevingsvergunningsdecreet opdracht heeft gekregen een openbaar onderzoek in te stellen, houdt zij het bevoegd bestuur op de hoogte van deze informatie in verband met start- en einddata van de openbare onderzoeken;
De minister kan de termijnen, zoals vermeld in het eerste en tweede lid verlengen.
Deze verlenging kan de maximale duurtijd van de civiele noodsituatie, met inbegrip van een eventuele verlenging, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 4, § 1, eerste lid van het Nooddecreet, evenwel niet overschrijden.
Het ministerieel besluit tot verlenging van de termijnen vermeld in het derde lid wordt bekendgemaakt door:
1° een bericht in het Belgisch Staatsblad;
2° een publicatie op de website van het departement Omgeving.
Art. 11. Bij de behandeling van de vergunningsaanvragen of de administratieve beroepen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3, kan de bevoegde overheid, de provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar of de voorzitter van de omgevingsvergunningscommissie beslissen om de hoorzittingen in voorkomend geval alleen schriftelijk, via teleconferentie of via videoconferentie te houden.
De voorzitter van de omgevingsvergunningscommissie kan bij de behandeling van de vergunningsaanvragen of de administratieve beroepen die onder het toepassingsgebied vallen van artikel 3, in voorkomend geval beslissen om via teleconferentie of via videoconferentie te vergaderen.
Art. 12. Voor aanvragen of administratieve beroepen die vallen onder de toepassing van artikel 3 worden laattijdig of niet uitgebrachte adviezen niet als stilzwijgend gunstig beschouwd, maar kan aan de adviesverplichting worden voorbijgegaan. De beroepsmogelijkheid, vermeld in artikel 53, 3° van het Omgevingsvergunningsdecreet, wordt evenwel behouden, ook als een advies laattijdig is of niet is uitgebracht.
Art. 13. In afwijking op artikel 12 van het MER-procedurebesluit worden laattijdig of niet uitgebrachte adviezen niet als stilzwijgend gunstig beschouwd voor aanvragen die vallen onder de toepassing van artikel 3. Er kan evenwel aan de adviesverplichting worden voorbijgegaan.
HOOFDSTUK 4. — Slotbepalingen Art. 14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 24 maart 2020.
Art. 15. De Vlaamse minister, bevoegd voor Omgeving, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 maart 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON
De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE
[C − 2020/30365]
24 MARS 2020. — Arrêté du Gouvernement flamand portant exécution de l’article 5 du décret du 20 mars 2020 conte- nant des mesures en cas d’urgence civile en matière de santé publique, en ce qui concerne le permis d’environnement
Fondement juridique
Le présent arrêté est fondé sur :
- le décret du 20 mars 2020 contenant des mesures en cas d’urgence civile en matière de santé publique, l’article 5.
Urgence
Fin 2019, la flambée d’un nouveau coronavirus (Covid-19) s’est déclarée dans la région chinoise de Wuhan. Le virus s’est entretemps propagé dans d’autres pays, dont la Belgique.
Surtout depuis la fin des vacances de Carnaval, la propagation de ce virus augmente de manière inquiétante.
Conformément aux recommandations du monde scientifique et aux avis du Conseil national de sécurité et du Centre de crise de l’Autorité flamande (CCVO), cette dernière est tenue de prendre les mesures nécessaires dans ses domaines de compétence pour contenir la propagation du coronavirus et garantir la sécurité et la santé publique.
L’Autorité flamande, tout comme les autorités communales et provinciales sont tenues de respecter les procédures en vigueur, ainsi que leurs différentes étapes, dans les délais prévus. Par exemple, les demandes de permis doivent être traitées dans un certain délai, à défaut de quoi des permis sont refusés tacitement ou des recours sont réputés rejetés.
En outre, certaines obligations doivent être respectées, comme par exemple l’organisation d’une enquête publique et la demande d’avis.
Certaines étapes procédurales donnent lieu à des réunions de citoyens, par exemple les réunions d’information ou les audiences, et à des réunions de commissions d’experts et de représentants de diverses instances consultatives.
Toutefois, il est actuellement impératif d’éviter au maximum tout contact humain, dans le but d’endiguer la propagation du virus.
Diverses mesures ont déjà été mises en place à cette fin, telles que la suspension des cours, l’annulation de toute activité récréative (sport, culture, folkore, etc.), l’encouragement et le renforcement du télétravail. Un certain nombre de communes interdisent l’accès à la maison communale pour les affaires non urgentes. Par conséquent il est devenu impossible, d’un point de vue pratique, d’organiser des enquêtes publiques, de consulter des dossiers, etc. Certaines communes permettent la consultation de dossiers sur rendez-vous, mais cela n’est pas possible dans toutes les communes. Il n’est d’ailleurs pas souhaitable que les citoyens se sentent obligés d’examiner les demandes de permis à la maison communale pendant cette période. Cela vaut d’autant plus pour les citoyens plus âgés, qui font partie des catégories à risque, et qui privilégient généralement la consultation à la maison communale.
La propagation du coronavirus (COVID-19) s’est développée en épidémie, voire en pandémie et met le dispositif flamand des soins de santé sous une pression intenable. Le nombre d’admissions dans les hôpitaux de patients atteints du virus s’accroît encore exponentiellement. Cette crise sanitaire nécessite d’être traitée en toute urgence.
De nombreuses communes et administrations provinciales, ainsi que l’Association flamande des villes et communes, demandent la mise en place d’un régime d’urgence relatif aux délais et obligations procéduraux, tels que les délais de décision ou les moments de participation. Des services entiers ferment leurs portes et les fonctionnaires sont priés de faire du télétravail dans la mesure possible, souvent sans qu’ils puissent utiliser certaines applications ou logiciels, ou organiser des moments de participation.
Le Parlement flamand se rend compte de cette urgence civile et a approuvé un décret d’urgence le 18 mars 2020, à savoir le décret portant dérogations à l’obligation régionale d’autorisation en situation d’urgence civile en matière de santé publique. Le Parlement reconnaît par ce décret que si la crise du coronavirus continue à gagner en ampleur, il existe un risque réel que des fonctions critiques au sein des administrations flamandes et locales ne pourront plus être assumées. Toutefois, cette situation se produit déjà à l’heure actuelle : les écoles et le secteur horeca sont fermés, les magasins limitent les heures d’ouverture et le télétravail est recommandé dans la mesure du possible afin d’éviter un lockdown général.
Dès lors la situation actuelle doit être considérée comme un « cas d’urgence spécialement motivé », tel que visé à l’article 3, § 1 des lois coordonnées sur le Conseil d’État, de sorte que l’avis de la section de législation du Conseil d’État ne doit pas être demandé. Pour cette même raison l’avis de l’Inspection des Finances n’a pas été demandé.
Les prolongations des délais de décision prévues par le présent arrêté n’affectent pas les possibilités de prolongation de délais déjà prévues aujourd’hui par la réglementation, par exemple lors d’une demande d’application de la boucle administrative ou lorsque le conseil communal doit prendre une décision sur un dossier déterminé. Si nécessaire, ces possibilités peuvent également être appliquées et la prolongation de délai qui en résulte s’ajoute à celles prévues par le présent arrêté.
Initiateur
Le présent arrêté est proposé par la ministre flamande de la Justice et du Maintien, de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, de l’Énergie et du Tourisme.
Après délibération,
LE GOUVERNEMENT FLAMAND ARRÊTE : CHAPITRE 1er. — Définitions et champ d’application Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
1° recours administratif : un recours visé à l’article 52 du Décret sur le permis d’environnement ;
2° urgence civile : l’urgence civile relative à la santé publique, telle qu’établie par le Gouvernement flamand en application de l’article 4, § 1, premier alinéa, 1° du Décret d’urgence ;
3° Décret sur le permis d’environnement : le décret du 25 avril 2014 relatif au permis d’environnement ; 4° Arrêté relatif au permis d’environnement : l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d’environnement ;
5° Arrêté de procédure RIE : l’arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017 relatif aux modalités de l’évaluation des incidences de projets sur l’environnement et du rapport de sécurité environnementale ;
6° Ministre : le Ministre flamand de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire ;
7° Décret d’urgence : le décret du 20 mars 2020 contenant des mesures en cas d’urgence civile en matière de santé publique ;
8° Demande de permis : une demande visée à l’article 15 du Décret sur le permis d’environnement.
Art. 2. Les dispositions du présent arrêté s’appliquent aux délais et obligations procéduraux prévus par : 1° le Décret sur le permis d’environnement ;
2° l’Arrêté relatif au permis d’environnement ; 3° l’Arrêté de procédure RIE.
Art. 3. Le présent arrêté s’applique à :
1° toute demande de permis et tout recours administratif introduits avant la date d’entrée en vigueur du présent arrêté qui, à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté, sont en cours de traitement par l’autorité compétente délivrant le permis et dans lesquels, à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté, l’autorité compétente délivrant le permis n’a pas encore pris de décision expresse ou tacite en dernière instance administrative ;
2° toute demande de permis et tout recours administratif introduits à partir de la date d’entrée en vigueur du présent arrêté jusqu’au 24 avril 2020.
Le Ministre peut prolonger la date de fin visée au premier alinéa, 2°. Toutefois, cette prolongation ne peut pas dépasser la date de fin de l’urgence civile en matière de santé publique, y compris une prolongation éventuelle, telle que fixée par le Gouvernement flamand en application de l’article 4, § 1, premier alinéa du Décret d’urgence.
L’arrêté ministériel prolongeant la date de fin est publié par : 1° un avis au Moniteur belge ;
2° un avis sur le site internet du département de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire ; 3° un avis sur le site internet du Service des Juridictions administratives.
Le présent arrêté ne s’applique pas aux demandes de permis et aux recours administratifs qui, après l’annulation d’une décision antérieure, sont réexaminés par l’autorité compétente délivrant le permis après la date de fin visée au premier alinéa, 2°, le cas échéant prolongée conformément au deuxième alinéa.
Les dispositions applicables aux demandes de permis et aux recours administratifs en vertu du présent arrêté s’appliquent mutatis mutandis aux soumissions, au traitement et aux décisions relatifs aux requêtes ou aux initiatives d’office en actualisation du permis d’environnement au sens du chapitre 6, sections 1 et 2, articles 85 et 86 du Décret sur le permis d’environnement.
CHAPITRE 2. — Prolongations de délai
Art. 4. Le délai de décision sur la demande de permis, tel que visé à l’article 32, § 1 du Décret sur le permis d’environnement, est prolongé de soixante jours pour les demandes de permis relevant du champ d’application de l’article 3.
Art. 5. Le délai de décision sur la demande de permis, tel que visé à l’article 46, § 1, premier alinéa du Décret sur le permis d’environnement, est prolongé de trente jours pour les demandes de permis relevant du champ d’application de l’article 3.
Art. 6. Le délai de décision sur le recours administratif, tel que visé à l’article 66, § 1 du Décret sur le permis d’environnement, est prolongé de soixante jours pour les recours administratifs relevant du champ d’application de l’article 3.
Art. 7. Le délai d’introduction des recours administratifs, visés aux articles 54 et 90 du Décret sur le permis d’environnement, est prolongé de trente jours pour les recours administratifs relevant du champ d’application de l’article 3.
Art. 8. Les délais visés à l’article 35, premier alinéa, et à l’article 49, premier alinéa, du Décret sur le permis d’environnement, qui déterminent quand il peut être fait usage d’un permis d’environnement, accordés à partir de la date d’entrée en vigueur du présent arrêté jusqu’à la date de fin visée à l’article 3, premier alinéa, 2°, le cas échéant prolongée conformément à l’article 3, deuxième alinéa, sont prolongés de trente jours.
Art. 9. Le Ministre peut prolonger les délais visés aux articles 4 à 8.
Toutefois, cette prolongation ne peut pas dépasser la durée maximale de l’urgence civile, y compris une prolongation éventuelle, telle que fixée par le Gouvernement flamand en application de l’article 4, § 1, premier alinéa du Décret d’urgence.
L’arrêté ministériel prolongeant les délais visés au premier alinéa est publié par : 1° un avis au Moniteur belge ;
2° un avis sur le site internet du département de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire ; 3° un avis sur le site internet du Service des Juridictions administratives.
CHAPITRE 3. — Ajustements procéduraux
Art. 10. Les enquêtes publiques en cours à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté sont suspendues et seront poursuivies après le 24 avril 2020.
Les objections introduites pendant la période de suspension sont considérées comme recevables.
De nouvelles enquêtes publiques ne peuvent être organisées qu’après le 24 avril 2020.
Les communes tiennent à jour sur leur site internet les informations relatives aux dates de début et de fin des enquêtes publiques. Lorsque la commune a été chargée, en application de l’article 67 du Décret sur le permis d’environnement, de mener une enquête publique, elle tient l’autorité compétente au courant des dates de début et de fin des enquêtes publiques.
Le Ministre peut prolonger les délais visés aux premier et deuxième alinéas.
Toutefois, cette prolongation ne peut pas dépasser la durée maximale de l’urgence civile, y compris une prolongation éventuelle, telle que fixée par le Gouvernement flamand en application de l’article 4, § 1, premier alinéa du Décret d’urgence.
L’arrêté ministériel prolongeant les délais visés au troisième alinéa est publié par : 1° un avis au Moniteur belge ;
2° un avis sur le site internet du département de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire.
Art. 11. Lors du traitement des demandes de permis ou des recours administratifs relevant du champ d’application de l’article 3, l’autorité compétente, le fonctionnaire environnement provincial ou régional ou le président du comité des permis d’environnement peuvent, le cas échéant, décider de ne tenir les auditions que par écrit, par téléconférence ou par vidéoconférence.
Le président du comité des permis d’environnement peut, le cas échéant, décider d’organiser une réunion par téléconférence ou vidéoconférence lors du traitement des demandes de permis ou des recours administratifs relevant du champ d’application de l’article 3.
Art. 12. Pour les demandes ou les recours administratifs relevant du champ d’application de l’article 3, les avis émis hors délai ou non émis ne sont pas considérés comme tacitement favorables, mais il peut être passé outre à l’obligation d’avis. Toutefois, la possibilité de recours visée à l’article 53, 3° du Décret sur le permis d’environnement est maintenue, même si l’avis est émis hors délai ou n’a pas été émis.
Art. 13. Par dérogation à l’article 12 de l’Arrêté de procédure RIE, les avis émis hors délai ou non émis ne sont pas considérés comme tacitement favorables pour les demandes relevant du champ d’application de l’article 3. Toutefois, il peut être passé outre à l’obligation d’avis.
CHAPITRE 4. — Dispositions finales Art. 14. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 24 mars 2020.
Art. 15. Le ministre flamand compétent pour l’environnement et l’aménagement du territoire est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Bruxelles, le 24 mars 2020.
Le ministre-président du Gouvernement flamand, J. JAMBON
La Ministre flamande de la Justice et du Maintien,
de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, de l’Énergie et du Tourisme, Z. DEMIR
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST
SERVICE PUBLIC DE WALLONIE
[C − 2020/30425]
26 MARS 2020. — Arrêté du Gouvernement wallon portant sur des mesures d’urgence en matière de contrôle technique
Le Gouvernement wallon,
Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, telle que modifiée, article 20;
Vu la loi du 21 juin 1985 relative aux conditions techniques auxquelles doivent répondre tout véhicule de transport par terre, ses éléments ainsi que les accessoires de sécurité;
