Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Hugo de Groot
bron
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes. Met illustraties van Corina. A.J.G.
Strengholt, Amsterdam 1945
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/groo172zien01_01/colofon.php
© 2012 dbnl / erven Corina Agatha Smit
i.s.m.
In Holland staat een huis.
In Hol-land staat een huis. In Hol-land staat een huis.
In Hol - land staat een huis, ja, ja,
van je sin - ge - la, sin - ge - la, hop - sa - sa.
In Hol-land staat een huis. In Hol-land staat een huis.
3
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Klein klein kleutertje.
Klein, klein, kleu-ter - tje, wat doe je in mijn hof.
Je plukt er al mijn bloemp-jes af, je maakt het veel te grof.
Ach, mijn lie - ve ma - ma - tje, zeg het niet te - gen pa - pa - tje.
Ik zal zoet naar school toe gaan en de bloe - me - tjes la-ten staan.
5
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Alle eendjes zwemmen in het water.
Al - le eend - jes zwem-men om in het wa - ter, Fal - de - ral - de - rie - re Fal - de - ral - de - rie - re, Al - le eend - jes zwem-men in het wa - ter,
Fal, fal, fal - de - ral - de - ra.
7
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Hop, hop, hop! Paardje in galop!
Hop, hop, hop! Paard - je in ga - lop!
O - ver hek en sloo - ten he-nen, maar voor-zich-tig breek geen bee-nen Hop, hop, hop, hop, hop! Paard-je in ga - lop!
9
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Daar zaten zeven kikkertjes.
Daar za-ten ze-ven kik-ker-tjes, al in een boe-ren-sloot, De sloot was toe-ge-vro-ren, ze la - gen hal-lef dood.
Ze kwek-ten niet, ze kwaak-ten niet, van hon-ger en ver-driet.
De jong-ste die een wijs-neus was, zei tot zijn ka-me-raads, Die mal-le nach-te-ga-len, wat heb-ben die een praats!
Was eerst het ijs maar in den dooi, wij zon-gen eens zoo mooi!
De mil-de, lie-ve len-te kwam; zij kwaak-ten d'ou-de wijs;
Als zij dat zin-gen noe-men, wensch ik ze weer in't ijs;
Ik geef die kik-kers al-le-maal voor één-nen nach-te-gaal!
Daar za-ten ze-ven kik-ker-tjes, al in een boe-ren-sloot.
11
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Een haantje en een hennetje.
Een haan-tje en een hen-ne-tje, die lie-pen in den hof.
Ze pik-ten hier, ze pik-ten daar en grab-bel-den in het stof.
13
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
In den Haag daar woont een graaf.
In den Haag daar woont een graaf. En zyn zoon heet Jan - tje.
Als je vraagt waar woont Pa-pa. Dan wijst hij met zijn hand-je.
Met zijn vin-ger-tje en zijn duim Op zijn hoed draagt hij een pluim.
Aan zijn arm een mand-je Dag, mijn lie - ve Jan - tje.
15
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Slaap, kindje slaap.
Slaap, kind-je slaap, daar bui-ten loopt een schaap,
een schaap met vier wit-te voet-jes, dat drinkt zijn mel-lek zoo zoe-tjes Schaap-je met je wit-te wol, kind-je drinkt zijn buik-je vol.
17
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
Twee violen en een bas.
Twee vi - o - len en een bas, bas, bas en een strijk - stok waar geen haar op was.
Twee vi - o - len en een bas, bas, bas en een strijk - stok waar geen haar op was.
19
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
'k Zag twee beren.
1. 'k Zag twee be - ren brood - jes sme - ren.
O wat was 't een won - der!
't Was een won - der bo - ven won - der, Dat die be - ren sme - ren kon - den!
Hi - hi - hi! Ha - ha - ha!
'k Stond er bij en ik keek er naar.
2. 'k Zag twee a - pen wor - tels schra - pen.
O wat was 't een won - der!
't Was een won - der bo - ven won - der,
O wat was 't een won - der!
't Was een won - der bo - ven won - der, Dat die kat - ten mat - ten kon - den!
Hi - hi - hi! Ha - ha - ha!
'k Stond er bij en ik keek er naar.
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
22
11
Drie kleine kleutertjes
1. Drie klei - ne kleu - ter - tjes die za - ten op een hek.
Bo - ven op een hek.
Drie klei - ne kleu - ter - tjes die za - ten op een hek.
Op een mooi...e war...me dag in Sep - tem - ber.
2. Waar - o - ver spra - ken zij die drie daar op dat hek?
Bo - ven op dat hek?
Waar - o - ver spra - ken zij die drie daar op dat hek?
Op een mooi...e war...me dag in Sep - tem - ber.
3. 't Was o - ver kre - kel - tjes en ko - ren - bloe-men blauw!
Ko - ren - bloe - men blauw!
't Was o - ver kre - kel - tjes en ko - ren bloe-men blauw!
Op een mooi...e war...me dag in Sep - tem - ber.
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
24
12
Schuitje varen, thee-tje drinken.
Schuit - je var - ren, thee - tje drin - ken, va - ren we naar de O - ver - toom, drin - ken we zoe - te mel - lek met room.
Zoe - te mel - lek met brok - ken, kind - je mag niet jok - ken.
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
26
13.
Rijden, rijden, rossen in een wagentje.
Rij - den, rij - den, ros - sen in een wa - gen - tje, als je dan niet loo-pen wil, dan draag ik je.
Rij - den, rij - den, ros - sen in een wa-gen-tje, als je dan niet loo - pen wil dan draag ik je.
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
28
14.
Sinterklaas kapoentje.
Sin - ter - klaas ka - poen - tje.
Gooi wat in mijn schoen - tje.
Gooi wat in mijn laars - je.
Dank je Sin - ter - klaas - je.
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes
30
15.
Moriaantje zwart als roet...
Mo - ri - aan - tje zwart als roet, ging eens wand' - len zon - der hoed, en de zon scheen op zijn bol - le - tje
daar - om droeg hij een pa - ra - sol - le - tje.
Hugo de Groot, Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes