59
RECHT-Wl îf!W4
l i K i l N Z K I . t Y
M1. W. C OER M l
1
I
1
BIBLIOTHEEK KITLV
0093 0154
1
l £ r VOOR "S\
«fc,
I.
H E T S T A A T - R E C H T »
I N - L E I D I N C H .
I . HET HECHT IS DE WERKINCH DEB WIL.
De wil onder-scheidt den mens van al het ander geschaapene. Liefde, haat, toorn, drift en al de andere werkinchen van het gevoel worden bei dier- en eeven-eens gevonden. De wil wordt door hern- alleen bezeeten. Zei is de werkinch zeiner geest vereeniciid met die van zein gevoel. Deeze vereen- iechinch vormt, wat men pleecht te noemen het gezond-verstand. T)aar-om is de wil met recht de werkinch van het gezond-verstand. Waar zei dat niet is, mach zei niet wil heeten, maar wordt, wat men verstaat en vervoeit als wil-keur; die niets-andersis dan de werkinch of van de geest- alleen —• waar-uit de zoo-genoemde schelmerei de oorspronch haarer verschillende en verscheidene geslacht-zoortën heeft, — of van het gevoel-alleen.
— waar-uit de hart-tocht met haar, zoo-wel uit liefde als uit haat, vernielende ooverdreivinch-zuchfc haar ontstaan neemt. — De werkinch deezer wil*
keur noemt men het onrecht.
2
2 . B I WIL IS DE REECHEL BEK IIANDEI.INCH.
Is het waar, dat de wil de werkinch ij vaïï het gezond-verstand, dan is zei naatuurlik de reech- el der handelineh, die de uit-voerinch is der gedachte van de geest en van het gevoel, elk op
| zieh-zelf genoornen,
3 . DE HANDEUNCH GESCHIEDT DOOR DEN OP ZICH-ZELF STAANDEN MENS OE DOOR EEN YERZAAMELINCH VAN OF ZICH-ZELF STAANDE MENZEN.
De handelineh, die de op zich-zelf staande mens doet, zonder voor-, achter- of neeven-blik oover al het meede-geschaapene, is de eenich-zuivere, om-dat zei geschiedt uit zein naatuur. De wer- kinch van zulk een wil wordt dan-ook genoemd het naatuur-recht. Dit naatuur-recht moet wel onder, scheiden worden van de zoo-genoemde god-dienst van den op zich-zelf staanden mens, die ook de
•werkinch eener zuivere, van al het bestaande af- getrokkene, wil is, maar met betrekkinch tot God, den onziehtbaaren recheerder van heemel en wee- reld, die de naatuur-wet zelf is.
Het naatuur-recht is de werkinch der zui- vere wil van den op zich-zelf staanden mens, met betrekkinch en in onaf-scheidelik verband met zein meede-mens en met de aardze toe-standen. En, de-weil het streeven van den op zich-zelf staanden mens al-teid is gericht geweest naar een vereenieech- iuch en zaamen-voechinch van zein eenheid met
die zeiner meede-rnenzen, volcht van-zelf, dat het naatuur-recht zich heeft moeten op-lozzen in de god- dienst of het staat-recht. In de wei-geordende vereeniechinch of zaamen-voechinch van wil-een- heeden tot één wil-verzaamelineh bestaan ook-sleehts die beide werkinchen der wil. Zei zein, hoe-zeer elk op zich-zelf naar vaste en onverandeiiieke wet- ten zich ontwikkelende, eeven-naauw aan eik-ander verbonden als het gevoel en de geest des mens.
De god-dienst verteeehen-woordicht dau-ook in de wei-geordende wil-verzaamelineh, die de maatschap - pei wordt genoemd, de werkinch der zuivere gevoel- wil, geleik de werkinch eener zuivere geest-wil zich oopenbaart in het staat-recht dier maatschappei.
4 . HET STAAT-RECHT IS DE WERKINCH DEE STAAT-WIL;
De staat-wil, geleik die van den op zich-zelf staanden mens, beheerst de staat-gedachte en de staat-handelinch, maar is, op haar beurt, onder- worpen, aan de wizzelinch der aardze zaaken. Om deeze reeden geldt het gewoonte-recht niet voor de staat. Wat meer is, er beslaat, voor geen menzelik- denkbaare toe-stand gewoonte-recht. Er bestaat op de weereld — en de opper-flakkichste waar-nee- mer ziet haar in •— een voort-duurende teruch-keer van de-zelfde lmndelinchen en gedachten, vaak-zelfs met de-zelfde vormen der uitinch, welke op-vallende teruch-keer door den mens te baat wordt genoom- en, om zein handelinchen en gedachten daar-naar
4
in te richten. Een vaak-opgemerkte terueh-keer Van de-zelfde uit-komsten dier handelinehen en ge- dachten door het een- voudich naa-volehen reeds haa- rer vormen heeft aan-leidinch gegeeven tot het zoo-genoemd gewoonte-recht, dat de werkinch van de wil verlaacht tot de naa-aapinch der werkinch eener froecher-geuitte wil, zonder de minste kennis dik-werf van haar beweech-reedenen, en alleen, om- dat de aardze toe-standen de-zelfde van weezen en vorm scheinen te zein. Die wil heeft naatuurlik geen werkinch, om-dat zei de grond-slach eener werkinch, naamelik, de freiheid, mist. Zonder freiheid van handelinch en gedachte bestaat geen werkinch eener wil, maar moet zei gehoorzaam en aan de haar door een oover-machtieche wil op-ge - dronchen naa-volohinch. Zonder de werkinch der wil bestaat geen recht. De gewoonte mach dus als een erkend-naatuurlik verscheinzel door de wil- keur des rrens gelief-koosd en in eer worden gehouden, jaa, al-teid bei-naa verdeedichd teechen de werkinch der wil-zelve, op het gebied der recht- leer kent men haar niet, jaa, moet deeze haar schuuwen als de geswooren en onverzoenlieke vei- andin haarer ontwikkelinch, verbreidinch en ver- spreidinch. De geschiedenis van alle Staaten en van alle teiden en van alle weereld-deelen toont de waarheid deezer be^eerineh aan. Heerzers en onder-drukkers eer-hiediechen steeds de zoo-genoem- de staat-gebruiken. Stichters van groote reiken
verkreechen bei-naa allen hun streeven door, naast de zelf-kracht der waapens, de verslappende uit- werkinch eener gefleide staat-gevvoonte te voeohen.
Zeeden- en wetten-hervormers, die het slechts om eichen-naam en eiclien-eer te doen was, hebben zieh vaak niet geschroomd de in-gewortelde ondeachden der staat als recht-begrippen in hun goddienst- of staat-stelzel te huldiechen, alleen om op die grond- slaoh de andere leer-stellinchen te kunnen op- en voort-bouwen. En wat die zoo-genoemde eer-bie- diechinch der staat-rechten door de instand-houdinch der staat-gebruiken — dat, eichenlik, de grond-slach van dat gewoonte-recht is — kan beteekenen tot teechen-ganch der waare en gezonde staat-leer, dat ziet een ieder onzer, voor wien de huichelaarei der Jaavaaze haadat-aanroepinoh door de mannen van het kultuur-stelzel en tans-ook door de heb-zuehtieche frei-zinniechen van het moeder-land niet-onop- gemerkt is gebleeven. — Met deeze verwerpinch der gewoonte-leer op het gebied van het staat-recht gaat, naatuurlik, ook gepaard een niet-erkenninch van het ongeschreeven staat-recht, dat voor-al in het zoo-genoemd volken-recht, de wil-werkinch der Staaten, als zoo-daanich onderlinch, een groote rol heeft gespeeld.
E E R S T E II O O F D - S T ü K.
D E S T A A T ,
5 . DE STAAT IS DE VERZAAMELINCH VAN HENZEN, DOOK ÉÉN WIL VERBONDEN TOT DE BEREIICINCII VAN ÉÉN DOEL.
Ia deeze bepaalincli liolit teevens de geheele geschiedenis der staat op-geslooten.
aa. De verzaamelinch van menzen. — In den beginne schiep God den mena. Dat is: Hei schiep het geestelik weezen met aardze vorm, dat de mens wordt genoemd. Dat Hei in den beginne slechts één mens, en wel een man, en daar-op-eerst één ander, en wel een fromv, zou geschaapen hebben, is, naatuurlik, te-ongereimd, om aan-genoomen te worden. De gewoone grond-slaeh deezer stellincb.
is de zoo-genoemde Beibel, het boek der goddelieke oopeiibaarinch, zoo-als de Jooden het eerste gedeelte en de Christenen het geheel van dat werk noemen, met eeven-veel recht als de volchers van Mekkaa's
8
prooveet dat met hun Kooran doen. Beide boeken hebben hun onteechen-zeclielieke waarde, en van het ooch-punt der liefde-, waarheid- en reeht-zin, heeft de Beibel een bepaald-hoochere ranch booven
de Kooran, weil de bewerker van het laatst-genoemd werk in die op-zichten ver-beneeden den een-vou- dichsten zaamen-steller van de deelen der Beibel heeft gestaan. Op het gebied van het staat-recht hebben beiden, eeven-wel, geen andere plaats, dan die toe-komt aan de goddienst-zelve, waar-van zei, als het waare, de wet-boeken uit-maaken. Men neemt daar-uit de in-ftoed der goddienst-leorstellinch- en op de beginzelen van het staat-leeven der volkeren en teiden waar, en vergeleikt ze met de wet-boeken der andere god-diensten, waar-uit het voor allen en alles onontbeerlik begrip der zeede- likheid wordt zaamen-gestelcl. Maar bei de waar- neeminch der wordineh van mens en staat moet de geschiedenis de eenieche gids zein. —
Menverstaa mei wel. Met de wordineh bedoel ik niet het veit-zelf der scheppinch, want wie dat weet, het-zei door waar-neeminch, het-zei uit naatuur- kennis, die bezit het geheim God's en is zein schepper geleik. Ik bedoel daar-meede ook-niet de kracht, die dat veit heeft voort-gebracht, want wie haar weet te waard-eeren, kent haar ook en met haar het weezen der al-maclit. Ik bedoel daar- meede eeven-min de oorzaak of aan-leidinch dier
wordineh, want de weetensekap daar-van sluit in
zich de weetenschap van God's handelineh en ge- dachte, die voor den mens een onop-losbaar raad- zel is en zal bleiven. Maar ik bedoel daar-meede het verband der toe-standen, welke die wordinch hebben gevormd. —•
Uit dit ooch-punt beschouwd, moet de ge- schiedenis de eenieche gids zeiii bei de waar- neeminch der wordinch van mens en staat.
Eu de geschiedenis, in haar teeclien-woordieche hoochle van blik en diepte van in-zicht, leert, dat de mens nerehëns ter weereld alleen is gevonden of op-gemerkt geworden, maar vereeniehd in ver- zaamelinchen, dre, of, als razzen, zich van elk-rm- der in het groot onder-scheideden door een verschil van lichaain-vorminch en een daar-meede gepaard- gaand verschil van geest-ontwikkelinch; of, als stam- men, zich ken-merkten in esn verschil van lee- ven-weize en ziel-streeven ; öf, als geslachten, een voor-ranch teechen eik-ander zocliten in het bezit van uiterlieke perzoon- en goed-voordoelen; of, als huis-gezinnen, de zncht der oov er-heerzin oh noch uit-oevenden in de door alle, noch-bestaande, wet- ten noch-erkende opper-heerschappei des mans booven de frouw.
h. "De verzaamelinch van menzen, door écn wil verbonden. —
In die verzaamelinchen van menzen moest, naa- tuurlik, spoedich. de wil-werkinch zich oopenbaarea en aan-leidinch geeve» tot de vorminoh. van een
10
bestuur, dat, bestaande uit de verecuiechinch van eenieehe perzoonlikheeden uit de groote rnenzen-ver- zaamelinch, in zich de wil van liet geheel liet uit- werken. De opper-reeheerinoh deezer verzaame- linohen, door één wil verbonden, die de geschiedenis de swervende volken noemt, in teeehenoover-stellinch van haar in-weiidich bestaan als verzaamelinch, dat de toe-stand eener maatsehappei reeds voirnt, was veel-hoofdieh, dat is : uit de verzaamelinch recheer- den de enkelen, gezaamenlik tot één eenheid ver- bonden; onder den naam van zeenaat, volk-vergaa- derinch, reik-raad, enz.
d. De verzaamelinch van menzen, door één wil verbonden tot de bereikinch van één doel. — Uit of, zoms-ook, door die verzaamelinch der enkelen ontstond door hun onderlinche wil-werkinch hete-erst het ecn-hoofdich bestuur, dat is : de wil- werkinch van één mens gold voor die der geheele verzaamelinch. En hier-meede ontstond ook het doel daar-van, en verkreech het denk-beeld der staat zein geboorte. Het mens-streeven kwam in de plaats van het een-voudich zelfbehoud-begrip, dat de volken der oudheid, ook die reeds een vaste verbleif-plaats hadden, van die der nieuwere teiden onder-scheidt en ken-merkt, en dat ook in de staat- zelve meer en meer begint erkend en gevolchd te worden naa de gezeechende Uranze om-wentelinch van 1789. De wil-werkinch des een-hoofdiechen recheerders betreft tans-slechts de uit-voerincb, der
n
staat-wil, wier gemachtichde hei is geworden, in plaats van haar meester, ter-weil de wil-werkincli zelve der staat tans plaats heeft door recheerders en gereoheerden.
6 . BE VEKZAAMELINCH VAN HENZEN, DOOE ÉÉN WIL VEEBONDEN TOT DE BEREIKINCH VAN ÉÉN DOEL, WOEDT GENOEMD DE STAAT-BUECIIEREI. DE AL-DÜS Op ZICH-ZELP STAANDE MENS IS DE STAAT-BUECHEE.
Om deeze burcherei te verkreichen, en van haar de eer-biediechinch der staat-rechten te vorderen en haar, op haar beurt, de naa-koominoli der staat- verplichtinchen te waar-borchen, behoeft men zich geen stilsweichend-geslooten maatschappelik verdraeh voor te stellen, zoo-als EOUSSEAU en, met hem, de geheele school der Franze omwentelineh-gezinden tot de vol-voerinch hunner staat-hervorminchen (I)BOUSSE- hebben uit-gevonden. (l) Want dit maatschappelik
ATI, IJl CON-
TRAT SOCIAL verdraeh, eens-besclireeven in de zoo-genoemde onder-'sèTei- " grond-wet der staat, zou den staat-burcher binden, den vaa het ^ buiten zein wil: en zein wil-werkineh toch-alleen, Maatschappe-
lik verdraeh in vereeniechinch met die zeiner meede-burchers, der Mooham- . . ., meedaanen, maakt de grond-slach uit der geuitte staat-wü.
x™mLeT~ Eeven-min behoeft men daar-toe oover te gaan Staaten, teech- fat ae verdichtinch van één staat-waardichheid, ge- haarer god- naamd kooninch, van wien, zoo-als in Encheland het
^ S a c h " ™ - Se r a l is> ^2) a U e staat-rechten worden af-geleid en der beperlea- ^ wje„ aße staat-verplich.tincheii w d e n . te-ruoh w vogwraw»
12
2^men-lee-et Se b r a c , l t- ® T ) i e kooninoh is een doode staat-pop, ven in de M. zoo-als de geheele Enchelzo geschiedenis dan-ook staat werden
toe-gelaaten; geleerd heeft ea noch leert, en waar moet men de ken h, w wil-wferkinch zoeken anders, dan in het leeven-zelf?
Turks reik. Maar, daar-en-booven — en dit vergeet men bei (2) BLACK-
STONB, COM- het vormen van zulke verdichtinchen al-teid — THE "fws OF w i e n e e f t d a t denk-beeld in de staat gebracht en ENGLAND. n e t daar-door laaten aan-neemen ? Naatuurlik, en (Deeze denk- ' ' beeldich-ver- teevens, onteechen-zechelik, de mens-zelf, het-zei
Cliclltö st3.fl.t-
verhoudineh, n ei staat-burcher was of niet. De wil van één beinaa-geleik m e n s beheerst in dat denk-beeld dus die der geheele
aau cle ge- ~
meente des mens-verzaamelinch van die staat, die, als zoo- prooveets," is . .
de reeden , daamch, dus niet bestaat.
EnenehT ^n 'l et -min s t yan allen moet men het denk- die, ecven-als beeld eener ooverheid door de genaade God's aan- wel-eer de
Eoomeinen, kleeven, die alleen van God de staat-rechten zou een°°ûecnm n e b b e n ontvanchen, ter-weil door die-zelfde genaade staat-beginzel <je staat-verplichtinchen slechts als den staat-buroher door een goed
staat-leeven door hen geschonken goedheeden te beschouwen voor het oor- Z0U(len zein. (4) De genaade God's, die weezenlik-
,! ..,wee" oneindich is, heeft den mens reeds zein hcochste
X61Q) ZICll ïlclD-
stonds zoo-wel goed, het leeven, geschonken en daar-bei in de gift met de Moo-
hammeedaau- c'el' geestelieke wil hem booven al het geschaapene zLreedie-6" v e i'n e e v en . Wat hei zich dus in en door dat leeven hnch in Hin- verkreicht, heeft hei door zein wil verkreechen: en wat
dostan, die
ook op zulk hei zich in en door dat leeven laat wei-gevallen, dieche ver- " ^aa^ üe* z^cn d o o r z ein w^ doen. Wat moet anders rustf^ebben d i e SÊ t i a a d e G o d's beduiden, die haar begunstichden kannen ver- nooit heeft weeten te frei-waaren of te beschermen
haar beeîer t e e c l i e n de gevolchen der wil-werkinch eens niet Ü Ü J Ü ^ M d o o r h a m' z o o- m i W bedeelden staat-burchers? (ö) Neederlandera Neen ! geleik de mens is door zein bestaan en lee- de-zelfde grond-
bezit-reeche- v e n °P u e e z e aarde, zoo is de staat-burcher door lmeh op Jaa- z e i n a a t l.weezen o p h e t gtaat-gebied en zein deel-
(3) Aardich neemen aan het staat-bedreif.
was de op-
merMnch van 1- Zein aais-weezen op het staat-sjebied wordt are- Blles^in En- w e e t e n d o o r d e in-schreivinch in de leisten der zoo- cheland aan genoemde burcherlieke .stand. Die in-schreivinch,
den koomnch , ' behoort, maar die de geboorte, het huuwelik en de dood des
het volk. staat-burchers, volchens bepaalde vormen, vermeldt, de(kerZis°vfn b e w e i s t e n °P-t e e ker.t, heeft men tot-heeden ver- STAHL en de keerdelik geranch-schikt als een daad van burcher- teechen-woord- , ,. . . .
ieche Pruiz- rectitelieke aard. / e i is en moet, eeven-wel, staat- parteifdïe.Tu r e c h t e l i k v a n w e e z e n e n d° e l zein. De geboorte haar onver- des staat-burchers duidt de vermeerderinch dei- stand, slechts
deoover-oude staat-bevolkmch aan, en teevens daar-in de ver- v l f ä u t h e e r - h o o o l l m o i l d e r staat-wil-werkinch. Het huuwelik zers en onder- des staat-burchers bekrachticht in de eenheid-vor- drukkers naa-
baauwt. (Men minch der perzoonlikheid van den man met die der leer-stemnc™f r o u w> m e t betrekkinch tot het geld-vermoochen en voo^-koomen- d e a r h e i d-l a'a c l : l t. h e t vereeniechinch-doel der staat- de in de ge- wil-werkinch. Ter-weil de dood des staat-burchers schriften van ,
DE MAISTRES, "e staatwil-werkinch aan-dachtich doet zein op de DE L M Z ' verminderinoh van haar vermoochen. Bei dit alles is, DE ma- heeft dus de gezaamenlieke, door één wil tot de TEAUBKIANT, -i • , , ,
MONTALEM- bereikmch van een doel verbonden, hoop menzen iLioT.elinEU" belanch, m e t d e °P zich-zelf staande deel-genoot Prankreik daar-van. Vaader en moeder scheppen freuende
14
noch-naa de . d e ~e l j o o v t e v a n e e n liefde-pand. Man en frouw
otn-wente- B l
1inchvcrschee- ZOeken het genot der huuwelik-vereeniechinch op.
lien. Het
hoofd deezer Verwanten, betrekkinchen en frienden betreuren de schooHnNee- menzelieke dooden. De gevoellooze staat alleen derland is im. wjnf ^ei ^e geboorte des staat-burchers ; neemt toe O. CEO K.N VAN
PEiNSTEEEB.) in inncrlieke kracht in de huuwelik-vereeniechinch.
getoóviecheT haarer onder-deelen; (6) wordt verfrist door de aan een oo- W Va n c h i n c h in de door de dood haar ontnoomen verheid door
de genaade wil-werkinch des. ouden, af-geleefden, mens, of-wel,
God's zein de , meest-oprecht- beroofd van het vermooehen liaarer wil-kraeht door
D ^ C h r i s t e n d e verdweininch uit haar midden van den jonchen neemt een staat-burcher. Maar, te-middrai van deeze wkze-
geestelicken . middelaar, linch van stof en geest, d u u r t haar wil-werkinch
TusZUtu™n* voort, zoo-lanch liet aan-weezen der staat-burcherg zich en zein j] a a r Veitelik bestaan aan-duidt ; welke wil-werkinch God aan ; de
vorst door de niet-zuiver kan plaats hebben zonder de raad-pleech-
genaade God's . 1 i i i
is de aardze inch haarer geschiedenis; en de grond-slaachen middelaar dea j geschiedenis lechen de inschreivinch-leisten staat-uurchei'S o
met der staa- der burcherlieke stand. — Wordt dit denk-beeld ten opper- . ,, heer, God. door het staat-reeht aan-genoomen, dan vervallen k^nïnch ^ o o k â e' i u d e toe-pazzinch zoo-vaak streidende, HENDEiK vin ^eginzels van vernaatuurliekinch en van een freemde- van En che- °
land geleik, linch schap in de staat-zelve, toen hei zich
ols heer van ^ein deel-neemen aan het staat-bedreif toont de staat en kerk _ _ in zein land staat-burcher door het uit-oevenen zeiners taat -reclit- maTrdaM-om en, het naa-koomen zeiuer staat-verplichtinchen en ïh vertcech- l i e t ge"i e t e n z e i n e r staat-frelheeden.
7. HET ZA AMEN-STEL DEB VEMIOUDINCHEN, DIE TUZZEN DE STAAT EN HAAE STAAT-BURCHER KUNNEN BESTAAN, HEET DE STAAT-BEECHELINCH.
en-woordiech- T> i T i , ••
er op aarde Ve vernoudinchen tuzzen de staat en haar staat- Zfebest°aat" b u r c h e r ~ i k n e 6 m d i t W 0 0 r d i n Z e i n Seheel> om' den, midde- dat er ook in de staat burchers kunnen weezen die laar, JEEZUS
CHEISÏUS, Eeeu staat-burchers zem of kunnen of moochen k ^ M o e n S i w o r d e n; b-v-: frouwen oevenen bureher-rechten uit, die liande- maar mocchen, noch kunnen ooit staat-burehers
Imch, met zem
wil niet-oo- zei» "f worden ; burchers, die geen bepaalde leef-teid ItTcïfVbdën- l l e b b e n bereikt, oevenen vaak bureher-rechten reeds af-keu<Xnlek " ' e r' m o e t e n z o m s z e l f s «taat-verplichtinchen vol- bestreed, doen, zonder de rechten van staat-burchers te heb-
(6) Wie dit , „ . ,
noch betwei- Den- i i e t ken-merk tuzzen beiden, is dit: ieder aan- IchoaweCi het w e e z i e c b e °P l i e t staat-gebied is een deel der staat, geheel Oosten, en wordt, als zoo-daanich, haar burcher genoemd-
waar, door ' het niet-be- roaar a l l e e n oe tot de deel-neeminch aan het slaat-
weTtieh-gë" l e e v e n ^i-echtichde, op het staat-gebied aan-weezieh- reeehelde e, burcher is een staat-burcher. Af-weezichheid
hlUHYcllk-
vercenienich, van het staat-gebied, voor een ander doel dan dat maar door het -, i -i i , i , ,
louter volchen V a n d e s t a a t-w»> d o et liet staat-burcherschap op- aandriftoX h°U d e n °f 0P "h e v v e n ' ~ d e Terhondinchen, mm' betrachtineh tuzzen de staat en haar staat-burcher, worden te-
van zeckere ,
goddienst-vor- r a c l 1 gebracht tot drie hoofd-zoorten, die men de W God! U w w e t" Se e T e n d e m a c , l t> d e nit-Toereude macht en de Kaam ge- staat-freiheeden noemt. (])
menchd in het T
dierlik bedreif L e staat-reechelinch, geleik ieder-andere wer- dengeeheTS!)'kincl1 d e r s t a a t-™l, wordt beweezen door een ge- staat, als de schreeven stek, genaamd de staat-wet.
T W E E D E H O O F D - S T U K.
DE S T A A T - R E E C H E L I N C H . I.
DE WET-GEEVENDE MA.CHT.
8. DE WET-GËEVENDE MACHT HOUDT HET TOE-ZICHT OP, EN GEEFT DE ONÏWÎKKELINCH AAN, YAN DE WERKINCH BEU STAAT-WiL.
verperzoonlie- pe wet.o;eevende macht (8) was in het staat- kinch eener
tot één doel r e cht voor 1789 vereenichd met de mt-voerende, w ? r S ? t o t " h e t - z e i i n de werkelieke eenheid des opper-rnacb- een holle t i e ohe n een-hoofdieehen, heerzers of gebieders, ge-
klomp van be- . . . .
weecheloos- \e[^ dit in de zoo-genoemde koonincli- oi keizer- tdoosieicTu reiken plaats vond, het-zei in .Je gerechtelieke geworden. eeniie;d_verzaamelinch der aadellieke volk-raaden
( ( 1 l i l Ücl*
staat-recht 0f yolk-Vergaaderinchen, zoo-als in de zoo-genoemde Welincli0m" gemeen-besteü gebeurde. Eneheland maakte alleen werden hier-op de uit-zonderincb, waar-om haar staat-reech- plaats van do ,. • dan-ook tot deeze daachen als het 'oon-beeld staat-fieiheed-
"™hi;:
t lt:
e e r , e r rloor teiden e* ™™<* ^w^e
en g o ed.
stonden, de gekeurde staaUeer Wordt aan-gemerkt Versterkt rechterlielcp •* ' WICIM, macht ge- ' d o n r dit voor-beeld, keft de wet-geever.de macht aTXsd' ™-ilet i n d i e 8 t a a t e n> «1-w«« » i een af-zonderlik bestaan wTdd Wee rf ', e e f t e i'k n c H a a ü h e t l e e v e n deruitbreidinch-zucht a r t ,-eu ' ach oover-gegeeven, en is het haar dan-ook o-e_
freemd l.,tt /i i * e
woord, MiAS aaar-oovenalj lancnzaamer-hand, de hoochste d S i l * " P l m , t s i n d e S t a a t i n t e M e™ ° - Haar recht om t e l ?6 ehee" ^ B t a a t^T O k i n o 1 1 to^ ^ nen maakte het haar ten.' S e l C ' gemakkelik en zelfs tot plicht, de blik gevestichd mrtiooïeer" * h°U d e n °P de> s t e d s e u oover.al, naar onrecht-
" f L a r * m a a t i e c h e°rPe r-h«'^h«PPeiStreevende, uit-voerende vermoochen m a c a t e n haar in bedwanch te houden ; ter-weil dé daadarva°n ^ r e c l l t v a n ontwikkelbch der staatwil-werkinch S o Ä - 1 " " h e t m i d d e l h e e f t a a n d e h a n d P * « ™ » e e n e n - en, maar al- °<"er die-zelfde macht, die meest-ooveral het zoo-
leen, oin-chit j i
de staat-wil Se n o e md heerzers-behoud aan-kleeft, de vaan der
™ t ™ " ! ' : v o l k-f r e i z«»iehheid op te houden.
makkeliekinch aa. Het weezen der wet-geevende macht iiaarer werk- -.,
inch daar-aan' l'n d l e hoochste plaats in de staat moet ook
^ r S " m e t r e c l l t h e t d e e l * * eener wet-geevende macht.
n0itk-voTe°rerndee ^ " ^ ™ V° °r ^ W i m t z e i hechelt alles en macht. voor allen. Zei sluit alles en allen in zich, want
haar leeden moochen en kunnen eik-andere staat- verhoudinch daar-bei aan-neemen. Zei verteechen- woordicht alles en allen, want haar zaamen-stellinch geschiedt door alle standen, ranchen, en wat noch- meer door het verdeel-zuchtich oordeel der maat- schappei als onder-deelen eener wei-geordende staat
2.
18
mooche bestaan. Maar daarom-ook moet ik mei verklaaren teeehen de spliteinch haarer macht door de op-richtinch der zoo-genaamde kaamers of huizen.
Behalve dat door die splitzinch steeds een oopen- baar-erkend onder-scheid tuzzen de staat-burchera onderlinch wordt tot stand gebracht en in stand gehouden, streidt zei teeehen het weezen eener wet- geevende macht, dat één en ondeelbaar is, geleik het weezen der staat-wil, van-waar en van-wie zei haar recht heeft ontleend en verkreechen. En nuu zeche men niet, dat die een-en ondeelbaar-heid niet zou zein geschonden door het tweekaamers- of twee- huize'n-stelzel, maar veel-eer versterkt, de-weil de zaamen-werkinchvanoorspronkelik-ongeleikzoortiech- e staat-deelen de waarheid der staat-wil door de onderlinche oover-een-stemminch oopenbaart, het is niet-waar en niet-goed. Niet-waar, om-dat die oover-een-stemminch nooit bereikt is geworden, dan door de oover-heerzinch of de slaavernei van
<9)Mcnïeeœ, ^ s t a a t.d e elen . (9) Niet-goed, om-dat door
tot een waar- < . .
schuuwend die oopenbaare verteechen-woordiechinch vaneemecli- wa°trdeCwedrk- e staat-deelen — want, zuiver door-gereedeneerd, inch van dat moeten te-ruch vallen op de vereeniechinch- beginzel voor
de zoo-hooch- e n 0f oilden der midden-eeuwen, die, al-tans, volch- S-reeche- ens een strikt beginzel bestonden — alteid-door meineï;sKge- e e t l verdeelinch van het weezen des staat-burchers woest, p. VAK m o e t bleiven bestaan. En de staat-burcher toch — BiiouwER, CE- hei zei reik of arm, groot of klein, bevaamd ot ver- 17 TUD6B- geeten — heeft een geleik aan-deel aan de staat-wil
NooTiïN. - g Om-vanch der wet-geevende macht.
De Enchelze
aadel is haar De om-vancli der wet-geevende macht is onaf-
onder-ganeh , , . , ,, ,, ,, naa-bei enhet z i e i l Da a r , want zei reechelt alles en voor allen.
Prnizies heer- ^ei verbeetert het verleeden, wekt op het heedeii en-huis beëi-
vert zich de en dreift naar de toe-komst der staat. Het ge-
staat-vechten . . van het volk daane herroept zei, het bestaande bekrachticht zei
ten behoeve e n ji ej. j^ooclieclie doet zei. W a t de menzelieke der mt-voeren»
de macht te eiehen-liefde des frei-williechen uit-voerders, een- vertrappen. En .
•wie kent niet maal mt-gevcerd, zou krenken, moet hei het zelf- eni/van^A- Se c 1 a a n w e rk weeder af-breekcu, dat verricht haar poiEON's zee- verstand-inzicht, weil zei. bestaande uit een onop- naat en wet-
geevende ver- houdelik-afgewizzelde meenichte van perzoonlikb.ee- QOVZeïwor- ^e n' ^ ^ ^ klein-gevoel des op zich-zelf staan- den allen te- (ie n mËns niet kent. W a t de heers-zucht des gelei k voor een
bepaalde dunr uit-voerenden gebieders zou willen vemietiechen of zen Om dee- ^ot stand brenchen, ten naa-deele van een deel der ze reeden kan gtaat-burcherei, dat haud-haaft of weêr-staat haar de wet-geeven-
de macht zich- plicht-bezef, weil zei, door de algemeen-freie keuze zelve nooit als . . altcid-hleivend haarer meede-staat-burchers tot de uit-oevenmch verklaaren, haarer macht geroepen, in die wil haar steun vindt,
zoo-als het ra x '
Enehcls laach- E n wat de menzelieke gemak-zucht of de n a a t u n r - er-hnis zoms
eichen-dunke- lieke frees voor de in-voerinch van nieuwichheeden gedaan Eeven-c'e s eichen-maohtiechen uit-voerders zou willen naa- yerkeerdis de la at e n . dat dreift haar wil-kracht door, weil zei, zaa- hermeuvnncn
door het beur- men-gesteld uit een tal van de beste staat-vermoooh- len der enkele e n s. z 0° zeedelieke, geestelieke als stovvelieke, leeden, zoo-als ^o o r jl u n onjerünche zaamen-werkineh en zaamen»
in de andere,
met een grond- wreivinch de hoofd-kracht der staat-wil is. Dit wet begiftich-
de, Staaten voor haar taak van staatwil-ontwikkelinch. — W a t
von baar.
20
plaats greipt, haar toe-zicht op de staatwil-werkinoh aan-gaat, dit Debenoaininch.
des voor-zit- strekt zich in en btiiten de staat opper-macntieri h o e d e r mt- u i t- ZeL z i e t t o o> d a t d e "it-voerinah der staat-wil voerende g0 ej z e^ m aa r teevens, dat de staat-wil worde üit- maeht is niet-
leedich- gevoerd. Zei sluit vreede met de meed e-staat, of verklaart haar de oorïoch. — En wat haar macht oover den staatburcher-zelven betreft, zei heeft het recht hem door de uit-zettinch van het staat-gebied en het daarmeede-gepaard gaand verlies zeiner staat- burcherschap te stravven voor gepleechde staat-mis- dreiven. — Maar dit alles is zei slechts in haar geheel als wet-geevende macht, en mach geen haar- er rechten of verplichtinchen ooit oover-draaehen, maar slechts te-ruch geeven aan de staat-wil.
d. De werk-weize dei- wet-geevende macht.
Geleik de wet-geevende macht de uit-drukkinch is der staat-wil, zoo drukt zei zich-zelve uit in de door haar gemaakte wet-geevinch, wier geheel be- staat uit een vereeniechinch van afzonderlik-bedach- te, afzütiderlik-gtmaakte en afzonderlik-bedoelde deel- en, genaamd de wetten. De wet, die de staat- reechelinch bepaalt, heet de staat-wet, of-wel, de grond-wet der staat. Dit wordt zei genoemd door de gelooviechen aan BOTJSSEMJ 'S maatschappelik verdrach, die daar-in de waar-borch der staatwil- werkinch denken te zien, ter-weil zei, eichenlik, niets anders is dan het stovvelik beweis daar-van.
Of moet ik hier-voor noch doen herinneren aan die zoo-genoemde „geoktroojeerde grond-wetten" van
Pruizen, Oosteureik, Rusland en Fraukreik, in de onvergeetelieke daaohen der vergeet-aclitieelie en on- leeraaame BOURBONS ? — Noch-meer. Het bestaan eener grond-wet, van-waar alle andere staat-wetten haar reeht-kracht ontkenen of van wie zei die ont- vanchen hebben, streidt teeehen het begrip der staat- wil, die alleen haar de geboorte heeft gegeeven door de seheppineh haarer moeder, de wet-geeven- de macht. Die staat-wil is veranderlik, en met haar de door haar werkinc-h voort-gebrachte wet- geevinch. Een wit, dus, die, laater-gemaakt, voleh- ens de door de staat-wil voor-geschreeven vorm, een bepaalinch der staatreechelinch-wet vernieticht cf stil-s weichend teechen-werkt of teeelien-spreekt, moet door den rechter worden toe-gepast, zoo-lauch.
zei niet door de staat-wil, volehens de weeder door haar voor-geschreeven wei/e, weeder is in-getrok- ken of krachteloos gemaakt. — Buiten de wet be- staat niets op het gebied der wet-geevinch, want de zoo-genoemde kooninklieke of keizeiiieke besluit- en, verordeninehen, bevel-schrifcen, en wat dies meer zei, wat buiten de wet-geevende macht om door de uit-voerende, het-zei bei de wil des opper-machtie- chen, één-hoofdiechen, alleen-heerzers, het-zei bei die des staatrechtelik-verantwoordelieken kroon-verteech- enwoordiechers voor zein staatrechtelik-onschend- baaren vorst, wordt uit-gevaardichd of vast-gesteld, is niets anders dan de schriftelieke werkinch der uit-voerende macht, die men mach teecheu-spreeken,
22
beoordeelen en door de wet-geevende, en zelfs dooi?
de eichen uit-voerende macht, in de reohterlieke macht, laaten veroordeelen. De wet alleen, een- maal op de behoorlik-voorgeschreeven weize ge- maakt, is voor geen teechen-spraak, be- of ver-oor- deelinch meer vatbaar, maar moet naar vaste en bepaalde vormen geheel of gedeeltelik herroepen worden door de wet-geevende macht. — De meen- inch, dat de uit-voerende macht deel zou hebben aan de wet-geevinch, opgrond, behalve der reeds-boo- ven verklaarde bevoechdheid tot de uit-voerinch ook bei geschrifte, eener veitelieke meede-werkinch aan de geboorte der wet, welke meeninch tot-heeden al- gemeen en oover-al geldt, is de verwarrinch tuzzen het weezen en de vorm der wet. Het weezen dei- wet drukt uit de staatwil-werkinoh. De vorm der wet is de uit-drukkinch van zich-zelve, ter on- der-scheid inch van de andere uit-drukkinchen der staatwil-werkinch, waar-van de uit-voerende macht ook een is. Aan die vorm werkt de uit-voerende macht meede, geleik zei dat doet met al de andere, door de wet-geevende macht geoopenbaarde, uit- drukkinchen der staatwil-werkinch. Die vorm is reeds de haar toe-behoorende uit-voerinch der wet, wier weezen door de wet-geevende macht wordt aan- gegeeven, beoordeeld en vast-gesteld.
II.
DE U I T - V O E R E N D E M A C H T .
9 . DE OT-VOERENDEMACIIT VOERT T I T EN LEIDT DE WERK- INCH DER STAAT-WIL.
De verhoudinch tuzzen de wet-geevende en de uit-voerende macht in de staat zou men het-best bannen yergeleiken met die van gedachte en han- delinch. De wet-geevende macht denkt, de uit- voerende handelt. En, geleik het woord was voor- dat de daad plaats had, zoo-ook beheerst de wet- geevende macht door haar gedachte-werkinch de handelinch der uit-voerende wil. Ik zech : „der uitvoerende wil." Want de uit-voerende macht is geen werk-tuich. Behalve-dat de geschiedenis, in haar veitelieke op-zomminch der gebeurteuizzen, reeds dit denk-beeld zou moeten teechen-spreeken en veel-eer aan-toonen, dat de uit-voerende macht in alle Staaten en te alle tciden de schitterendste, zoo-niet de weezenlik-groote, rol heeft gespeeld, mach zei, ook om der wille van de staat-zelve, niet een leeven- en wil-loos denk-beeld vormen en weezen.
Om dit te voor-koomen, heeft men haar, oover-al waar het staat-recht geldt, de staat-rechtelieke ver- antwoordelikheid toe-gekcud, dat is : het recht der freie uit-voerinch behoudens verantwoordinch aan en veroordeeliuch door de wet-geevende macht. Dit recht, tans-nocb. beperkt tot de onder-geschikte hoofd- en der onder-deelen van de uit-voerende macht, ter.
24
weil het opper-hoofd daar-van of staatreclitelik-on»
(11) Zoo-a<3 •. v . . .
Sn Neederland. scnendbaai' (11) of staatrechtelik-dood U2J is ge- in Encheïand m a a^ or" verklaard, moet tot alle uit-oevenaars der
uit-voercnde macht uitgestrekt worden, waar-door men aan de ambtenaaren — zoo-als zei oover-al genoemd worden — het recht der beoordeelinch, ook van hoochero-ntvanchen beveelen en last-geev- inchen, toe-kent, zoo-noodich tot de werkinch dei- wil, en waar-door men teevens de vaak-onrecht- maatieche handelinchen van die macht stil-sweichend en voort-duurend breidelt. De eichenschappen der uit-voerende macht zein de recheerinch, het bestuur, het beheer, het leeoher, het recht-weezen, het ge- zantschap, de god-dienst en het onder-weis, benee- vens de oopenbaare werken.
aa. De recheerinch.
De recheerinch is de hoofd-uitvoerinch en de hoofd-kidinch der staat-wil. Zei is een-hoofdich, (13) De ge- .
Èchiedenis dat is : zei wordt toe-vertrouwd aan één mens. (13) lanch uit- * Deeze wordt daar-toe gekoozen door de staat-wil — spraak gedaan e n n;et (j00]. (je volk-wil alleen, zoc-als NAPOLEON oover de veel-
hoofdieche re- III, keizer van Frankreik, met wien het staat-recht
rliccrincli ucr
zoo-genoemde e e n m e u w teid-perk heeft begonnen, zich heeft uit- gemeen-besten, gedrukt — voor zein leeven, met recht van wette- uie, daar-bei
meest-aldewet-lik-gereechelde ervelikheid in de op-volchinch, maar geevendecr.de
Bit-voerende m e t bepaalinch van at-zet baarheid bei oover-treed- vereeniechen- mc^ t e e c n e n d e staat-wil. Het is teevens te wenz- de, oi, 2oo-als en, dat men voort-aan de frouwen van die erf-op.
van die der oud- L
heid cu noch volchinch uit-sluit en haar alleen in aan-merkiuch
25
àeezeïdaachen neemt als tiizzen-schaakels cener gereeclveld-rriaiirte;
S L l r ó M e l i e k e- 0 o k i s d e staat-fechtelieke verantwoorde*
wech voor de i&heid ^eg hoofd-recheerders «en onmisbaar vereiste wil-keurieche
alleen-heer- gebleeken. Want wat b'eteekent anders die af-zet- A Î S S k barheid bei oover-treedinch der staat-wil?
wel-eervandat Qm jv e m CTroept z l ch een verzaamelinch van aan
van Yeenczie, n
tot zombere hem onder- geschikte, staatrechtelik-verantwoonlelieke, lande'i "moV" hoofden voor de uit-voerinch en leidincli der deelen dwinclen ; ôf, d e s t a a t_w; i jie tans, bei de bestaande staat-recht- zoo-als vandat
'der vereenich- e'.ieke onschendbaarheid des hoofd-recl eerders, zein
de NoGQcrlcin - '
tien en tans- verteeehen-woordrrchers worden geheeten, maar die vanVoOTd-'tn n i e t s a n d e i's z e i n t ! a n d e m e t l m n d e r vol-macht be- Zmd-Aamee- Reedde uit-voerders en leiders der staat-wil, geleik riekaa, tot
voort-duurende dit met ieder-ander uit-oevenaar der uit-voerende tinch laat ge- macht moet zein. leder hunner werkt op zich- raaken ; of, z eiv e n e n is voor het hem aan-verttouwd deel der uit- geleik van dat
der Swïtzerze voerende macht staatrechlelik-verantwoordelik. (14)
kantoDS, ver- . . -, * swakkcnde Hier-meede moet teevens de in de toe-pazzmcll
staat-oneenich- o r i h o v,d b a a l,e ie e r v a n een verplichte staat-rechlelie- heeden ver-
oorzaakt. ke oovereen-steniminch eener verzaamelinck staat- (14) De loer
van een „pre- wil-uitvoerders — meer bekend onder de naam van
£ieEnch°e°la^â „mieniestceriecle hoomoogeenieteit" — vervallen, en in Prnizen r ya nt [ l e s t < i a t.wil houdt hen ieder aan of doet hen bestaat, en wei-
len de baaron ieder af-treedeii, en niet, geleik tans-noch, de hoofd»
VAN HA1.L i n
Neederland reclieerder.
trachtte in te D e.w e ii echter, èn de hoofd-reclieerder, voeren, met die '
vaneen „kaa- e n je (Je r der hoofilen van de deelen (1er uit»
DlPTlGt-rCCllGGr™
inch", waar moerende macht, buiten hun taak van uit-voerincli
S e l a i a n
5en leidincli der staat-wil, nocl, die der staat-rechte.
2 ft
het geheel voôr liekë veratttwoordelikheid moeten vervullen, is hët werlfttnsLt- noodich, dat zei in-lichtinchen ontvanehen van een rechtelik-ver- staat-lichaam, dat, geheel-afgesolieiden, op zich-zelf
antwoordelik . , e
ïs.zein wil» staand, zonder eenieohe macht van wet-geevmch ot keur verzin- u i t v o e r i n c h ; z i c h bepaald beezich houdt met het
4 (15) Hoe- raad-e-eeven der recheeiinch, zoowel in haar taak
juist NAPOLB- °
ON I de waar- Van uit-voerinch als van leidinch der staat-wil. JJit stàat-îinchaàm staat-lichaam heet de raad van staat, maar diende^
wist te schat* e l c h e n l i k ) t B Worden genoemd de raad van recheer-
ten en ie §e~
ibruiken, leeze jn cj1 > Qg) pe perzoonlikheedenj die raad uit-
men in TÖIERS, , n , , , • ,
HisToiEE OT maakende, worden gekoozen door de recheennch-
£ T Ä * £ ^lve. Zei is, echter, verplicht, op verianchen, de.
(16) De raad wet„Keevende macht met haaF raad bei te staan,
van Indie op , •,. r. „ \
jaavaa is dit waar-om zei een staat-lichaam genoemd wordt. Ub;
niet, slechts . TT , , een recheer- h. Het bestuur.
inch-lichaam. H e t bestuur is de leidinch der staat-wil. (17) (17) En niet
de hemoeiende jjet ziet toe* dat de staat-wil weike. (.18) Het ïotalshetNee- onder-hoüdt, wat die staat-wil noch Wil hebben ge- derlands he- d,h a a f : d. (19) Het geeft aan, waar de staat, stuur op Jaa-
vaa doet voor- wji vei-beeterinch behoeft. (20) In één woord:
koomen. , , . (18) Werkt het is de vaader-zorch —= maar voor vol-wazzen,
tóetTeechen, wil-bekwaame, kinderen. — Het bestuur geschiedt zoo-als op Jaa- d o o r voiwazzen-mannelieke menzen. (21) Daar-toe
vaa geschiedt. . (19) Het be- WOrdt het staat-gebied verdeeld in onder-deelen»
Bief' stèïzêr bekend onder de naam van gewesten, af-deelinchen taaatich elke s t r e eke Q Waar-oover elk lid van het bestuur*
voor-uit-ganch o u '
te heletten, genaamd ambtenaar, met verschillend-uitgebreide
zoo-als het 6 _ ... . . iv
Neederlauds beatuur-macht, bestuurt. Gezaamenlik zein zei, elle Ä e t ? * ^ " voor zich staatrechtelik-verantwoordèlik, (22) onder-
(20) Het geschikt aan één hoofd van al-gemeen bestuur,
d r a a c h t d u s i n . .
zich de kiem d. Het beheer.
der ontwik- H e t beheer is de uit-voerinch der staat-wil tot (21) Én niet zelf-belastinch. De reechelinch der zelf-belastinch Ë e S S o - wordt uit-geoevend door de wet-geevende macht s alsmenopJaa- ^ u i t_v o e r i n e h v a n die reechelinch geschiedt door
vaa ziet, waar
vaak een tot n e t beheer, Zoo-erchens, moet hier de staat-recht,
het aan-gaan . . . . ., i 11
eener oover- elieke verantwoordelikheid des uit-voerders gelden.
een-komst on- T r . , gerechtichde ee. Het leecher.
burchermet j je t ie e c n e r is de uit-voerinoh der staat-wil tot het bestuur is
belast. zelf-verdeediechinch. De nood-zaakelikneid der zeii- no!h-nTrchens verdeediechinch beslist de wet-geevende macht ; het zein, maar } h v o e r t d i e begjraiiioh u[t. (23) De staat- Oienen te zem.
(23) Het rechtelieke verantwoordelikheid voor den kreicher, gTeVnood-118 zoo hoofd als onder-geschikte, streidt niet teechen zooïlfmen^ het begrip van tucht. De tucht is een stovvelieke, heeft willen j e staat-rechtelieke verantwoordelikheid een geesten
beweeren. Het
is een onont- lieke gaave.
S v c e t , ĥ Het recht-weezen,
de en de steun j je t j^ht-weezen — froecher, als recliterlieke
der wet-geev- » M I J
ende macht in m acht, een derde staat-macht uiUmaakende, — is rtaat.mtea d e tans weeder gebracht tot het waar stand-punt eener uit-voerinch der staat-wil tot zelf-wetgeevinch. Om hun ambt-kaarakter te verhoochen heeft men den uit-oevenaarsvan dat deel der uit-voerende macht de aan-stellinch voor het leeven gegeeven. Dit is, ech- ter, onjuist. Zei zein geleik met de andere amb.
tenaaren, en zullen genoechzaam gewaar-borchd zein teechen de verleidinch der om-koopbaarheid en oover-
29
dreeven gôvoel-werkinob. door J e toe-kennineh dtor staat-reclitelieke verantwoordelikheid, waar-meede dan-teevens de af-zetbaarteid gepaard gaat.
ff. Het gezantschap.
H e t gezantschap is de uit-voerinch der staat-wil tot zelf-verteechenwoordiechinch bei de meede-staat.
De weize van zelf-verteechenwoordiechinch stelt de wet-geevende macht vast door een zoort van wet, afgeschilde- die men een verdrach (24) noemt, die de-zell'de nis der ver- r e c h t_ kr a o a t.e n r e cht-gevolohen heeft voor de staat- draachen zie "
DE LA GABDB, en> fae haar geteekend hebben als de oover-cen- HISïOIKE DES . . , , TRAITÉS. E B komst voor de burchers, die haar geslooteu hebbeu.
draichco van De uit-voerinch dier weize van zeli-verteechemvoord- Keederlandhet iecliixiclx geschiedt door het gezantschap, waar- werk daar-oo- . . , ver van M», aan, met onderlinch goed-vinden der Staaten, eemecli- IAGEMANS. ^ bei-zondere, eichensohappen zein toe-gekend,
[25] Zie hier-die men voor-rechten (25) noemt. H e t konzul-
V 0 0 rf ! ™kr schap, (26) d a t alleen de handel-belanchen der staat VATTEL, -WHE- Verteechen-woordioht, bezit die voor-rechten niet.
ATON en ander- . en. oh. De god-dienst en het onder .weis.
voofletwrak" Deeze beiden zein noch-betwistbaare deelen der van M», VAN ujt_v o e r e n (]e macht. Of, juister, het is noch de
WEKTHEIM.
fraach, of zei deelen' der staatwil-werkinch uit-maa- ken, dan-wel, moeten geranch-schikt worden onder de uit-drukkinchen der wil-werkinch des op zich- zelf staanden burchers. Met andere woorden : of kerk en staat met eik-ander vereenichd moochen zein; en of de staat verplicht is de op zich-zelf staande ontwikkelinch haars burchers op te letten.
*
29
[27] Wat er ^ j )c 0 0pe nbaare werker,.
op Jaavaa voor L , ,
dit gebied noch Dit is een eeven-betwiste zaak. Zommiechen acu- Ä e n . T e t ten de oopenbaare werken een dee] van de staat- men in M f r e i n e e d e n t e zeüi. Anderen houden ze voor de
BKUIJN, VER- " " "
SLAG MIJNER uit_voermch der staat-wil tot zelf-welvaart ont-
KEIS DOOR
1'KANICRIJK EX wikkeünch. (.27)
NoORD-IÏALIE.
III.
DE S T A A T - F R E I H E E D E M .
1 0 . DE S T A A T - F H E I H E E D E N ZEIN BE UIT-DRUKKINCHEN PER STAATWIL-WEUKIXCH, DIE, GEHEEL-AFGESCHEIDEN VAN DE yiT-VOEHENDE MACHT, SLECHTS AAN DE KEECHELINCH DOOR EN HET TOE-ZICHT VAN DE WET-CEEVENDE MACHT ZEIN ONDERWORP- EN.
Beeze staat-freiheeden worden gewoonlik de zoo-genoemde volk-rechten geheeten, en dan vat men de beteekenis van liet woord „volk" op ala een deel der staat-bevolkincti, dat staat teechen- oover de grooten en hoofden. Beiden zein verkeerde op-vattinchen en benaaminchen, die men te-meer moet bestreiden, om-dat de macht-hebbers der Staat- en daar-uit een leer hebben getrokken, waar-bei zei onder-scheid maaken tuzzen een wettieche staat- recheerinch en een oover-weldiechende volk-heer- schappei, J k zal uit-een zetten, wat van dit alles is:
De staat is, zoo-draa een verzaamelinch menzen zich door één wil tot de bereikinch van één doel is[nie]Uanderls, (28) verbinden. Die wil drukt zich uit, en schept dan het zelf- ^ staat_m.acMen. De staat-machten zein dus behgud en de
so
»eJf.ontwifc door de staat-wil. En deeze staat-wil is door het staat.0 De zelf- zeit» der verzaamelinch menzen, en wordt bekend vergrootmchis door de meerderheid daaraan. Die meerderheid hetgevolchvan
het zein der is niet-alteid va» stovvelieke aard, gegrond op de doel.' TJit de hoe-veelheid ; maar gewoonlik van verstandelieke
Menait het,
a a r d' g
eg
r o n d°P
d ehoe-daanichheid. Dit is de
duidelikst. Al- oorzaak, waar-om de oorspronkelieke uit-drukkers Ie Staaten zein . , begonnen oor- der staat-wil, die men te-ruoh vindt onder de naam om^chte'ver^ ™ d e s t a n d v a n lecheerders, vorsten, eedelen, groo- deediechen ; t e n e n h00f<len in z ulk een klein aantal zich teech- cneerst-laater>bracht haar en-oover de minderheid bevinden, die men tans anderdejnner- noemt gerecheerden, onderdaaneu, slaavep, armen lieke, stovve- e u g e m e e l i e n. Zoo-lanch, nuu, die oorspronkelie- denood-zaake- fce uit-drukkers der al-gemeene staat-wil, met hoe- Wed-Tergroô?" veel macht bekleed, niets anders bleeven dan de tinch. meede. ^ . ( j ^ k l e r s van die staat-wil, en zich naar die staat-wil reechelden en haar bleeven raad-pleechen, ginch alles goed. De macht-hebbers drukten uit de staat-wil, die door de staat-burchers was be- werkt. Ook ginch dit noch-goed, toen de macht- hebbers een recht van ervelikheid wensten in de uit-oeveninch der staat-macht, want zei bleeven daar-door toch, naar een denk-beeldieche reedeneer- inch, de uit-drukkers der wil hunner meede-staat- burchers. Maar, toen zei, met de werkelikheid hunner toe-stand niet-tefreeden, ook de erkenninch van het recht der ervelikheid voor zich alleen als een oorspronkelik staat-beginzel en een naatuorlieke
staat-eicheaschap verzochten, daax-op eisten en, eind«
si
fcïïk, haamen, begon de streid tuzzen de r'eôh'éêr»
ders en de gerecheerden in de staat, die tot-heej- den noch duurt en niet-weinich hèeft bei-gedraach- en om het staat-recht te vervalzen. De mens neemt zoo-gaarne aan, wat hei ziet, en acht zoo- spoedieh goed, wat hei wil. Daar-cm is in die streid de scheinbaaie werkelikheid, voor-al als zei door een scheinbaare oover-macht was gesteund, vaak voor de uit-drükkinch der wil-werkinch aan- f29] Waar-dp gezien en aan-ge'nooraen geworden, ter-weil zei, eich- Neederland enlik, niets anders was dan de geoopenbaarde naar recht
van verdruk- handelinch der wil-keur. De recheerders, die in grondt, den beginne door hun veitelieke toe-stand, de oo-
[30]DeEndi- Ver_macht bezaaten, verdrukten de gerecheerden,
"elze punetem-
en en de die weeder op-stonden. Beide handelinchen zein franze reepuu-
bliekeinen heb- de naa tuurlieke gevolchen eener onrecht-gedachte.
^nch^moord011" W a a r h e t voorgenoemd recht der verdrukkinch be^.
alleen-daarom sta at voor de recheerders — onverschillich of dat doen veroor-
deelen, weil recht wcrdt af-geleid uit de naatuürlieke oover- tuurlik-af- " macht, uit de genaade god's of uit de zoo-genoem- schnuwelieke d e staat-noodzaakelikheid (29), — daar bestaat daad.de moord,
een staat-recht met noCh-meer recht voor de gerecheerden het recht hebben willen . . doen gelden, der op-stand en machthebbers-moord. (.30.) Dit gepltechde611 h e e f t dan-ook oover-al en al-teid plaats gehad, kooninch.- waar die streid op die weize is gevoerd geworden, moord was
naatuurlik- en de ongelükkieche onrecht-vergeldinch der beide*
slecht, ™a^k_ beurtelinch-ooverwinnende; staat-deelen heeft het verschoonbaar staat-recht noch-meer van de waare wech af-ge*
zoo-niet nood-
zaakend bracht. Yan-daar de zoo^genoemde wettichheids
32
ïfechten en die der volk-lieerscliappei.
Want men gincli toen-ook onder-scheid maakett tuzzen de veitelieke staat-bevolkinch. T>e veite- lik-machtiechen werden de verdeediecliers der vet- tiohheid-rechten, die hun het bezit en de voort-dimf hunner oorspronkelikonwettich-verkreechen hoe-daa • nicbbeeden waar-borcbden, ter-weil de veitelik-ver-.
drukten zich met die eener oover-weldichde en wêer-barstieche volk-heersôbappei moesten getroost- en. Eindelik, kwam men in zommieche Staaten oover-een tot een vergeleik, en de scheerders bc- [81] Men Helden van het afgemat voik de uit-voerende d e g f e . .macht, en naamen daar-bei noch deel aan de wet- iiis, o. a. van 0.e e v e nde, die aan de hoofden der op^gestaane gerech-
de Ei'óote raad a , , • » „ , „ „ ]
vtaVeeneezie, eerden werd toe-gekend. Ook deeze wisten zei
^ ;st r l eh e t spoedich, door de voo.-rechten aan aadel en geest- ment, die der e l M ifl v e rleend, aan zich gehecht te maaken en Dnitze land- , •.
stenden, van t e ü o üden, zoo-dat het volk geheel onder-lach. WU fandSelTen Tn deeze nood begon het volk een wanhoop-streid derittestea-teecben de verdrukkincb van vorst, aadel en geest- ten-generaal. e l ; k l i e i d. ] )e op-standen begonnen weed er met
f321 Men lee- . ,
ze,o a ,dege- de recht-vertrappinchen, die tans met-meer gemas- S S ' B . X I kerf werden en zich als het wettich naatuur-gezach op-standelinch d e e d e n EeldfeB, waar-teechen het volk onrecht-roaat-
teechen het ° i i i f o o i
geloof-gezach, ieche en ongepaste aan-randinchen pteechde. U - ; ZZrtT' Maar het volk deed eeven-zoo. Het liet praaton.
die teeçhen de , reedeneeren ; het sweecli of stierf in nood,
verdniKkincn p i c c a c u v «
der Dnitze ] o e r d o o p ]i e t ganstich oochen-blik eener verdeeld-
eedelen was ge- . , , . . . __ • , ,i,,„,. , „ „
richt. heid tuzzen de machthebbers en maakte daaraan
gebruik om zich daar-bei als hulp vaü een der Btreidende macht-hebbers teechen-oover den andere op te werpen, en als belooninchen de rechten te-ruch te erlanchen, die zei oorspronkelik als meede-deelen der staat-wil hadden meede-bezeeten. Op deeze weize verkreech het volk van den vorst teeehen de aan-maatiechinchen der wet-geevende macht der aadel en geestelikheid de eichensehappen eener plaatzelieke, zelf-uitvoerende, wet-geevende, macht in de gemeente ; en perstte het volk den vorst met de aadel en geestelikheid het lecht der beoordeel- inch zeiner uit-voerende macht af in de di uk-pers.
En toen de Pranze om-wentelinch vorst> aadel, geest- elikheid en volk had gemaakt tot staat-burchers, maar noch-niet de kracht, noch de teid, noch de geleechenheid, bezat, om de leer eener staat-wil uit te werken, die vorst en volk doet zaamen-leeven en zaamen-werken, wist de reeds machfich-geword- (33] Wat de en gemeente de zoreh voor de oopenbaare rnst, gemeente is en
voorIiulie kan °™e en veilichheid met de uit-voerende macht uit zein leb ik t e ffl
reeds mt-ge-
werktinmein aa. De gemeente.
BBIEVEN AAN
EEN oNGENo- De gemeente (33) was dus van den beginne EMTffi. II GE- i i n T , . . . MEENTE' IN- e e n teeclien de wet-geevende macht veiandieche r^nVf011!' grootheid, die voor-al in die Staaten daar-teeehen [34] Alenleeze
de herhaalde bleef gekant, waar de wet-geevende macht zich de twisten der . , .
Neederlandze esehensciiappen der mt-voereudehad toe-gekend. (34) Btaaten-geener- J n h f t M i n n e r l i e k e zelf.outwikkelinch beginch zei
aal met de zoo1 » il11
genoemde de-zelfde mis»-slaachen der uit-voerende macht door 3.
u
iwevercînieteit een af-scheidinch haarer bevolkinch, de gemeente- en gem^nttn. burcnerei, uit te lokken in de erkenninoh van het (In Switzer- reci,telik zein der zoo-genoemde gilden of vereen- iand heeft
noch net-zelfde iechinchen van hand-werkende gemeente-buvchers.
Maar de Franzé omwentelinCb heeft ook hier-aan een einde gemaakt, en der gemeente haar weezeulieke kracht in de erkenninoh van en vereeniechinch met de wet-geevende macht laaten aan-brenchen. De wet-geevende macht, als uit-drukkinch der alge- ineen-wil teeóhen-oover de gemeente, als zelf-uit- voerende beizondëMvil, reechelt haar verhoudinch teechen-oover de werkinch der staat-wil, teechen- cover de uit-voerende macht en heeft zich het toe- zicht op de werkinch der gemeente.wil voor-behouden.
I, De druk-pers.
„. TT (, Deeze had ter-stond alle machten voor of teëch-
(35) Hoe zelfä
in het frei- en zich (35), naar-maate haar beoordeelinch goed eland tee'chen of slecht voor de beoordeelden uit-liep. Zei had haar werd te v e r (}r i lyùn clj iaa. onder-drukkineh te verd uuren, werk gegaan, ' »
kan de ge- voor-al van de uit-voerende macht, die haar haatte, sdhiedenis,
der Enchelzc om haar uit- en aan-vallen teechen haar wükeur- weeton °^ streeven. (3(0 Maar zei trotzeerde de stormen, en (36) De zoo- yf0rfa tans, stil-sweichend, ais een onafhankelik- génoemde
zenzuur zou derde staat-macht erkend.
pauzen zein <?• De zorch voor de oopenbaare rust, orde uit-gevonden. m veilLcUkeid.
Dit is geen eicheuschap der uit-voerende macht, zoo-als zei, beinaa-ooveral, beweert en daar-van schandelik gebruik heeft gemaakt, om niet te zech-
(87) Zoo-al» en, zoms af-schuuwelik mis-bruik j (37) eeven-min schiedenisvaii i8 z ei e e n hoe-daanichheid dier macht, waar-uit zei Veeneeziekau a n (je r s zeer-spoedich haar eiohensohap zou kunnen
leezen. Het r
bewind des laateu gelden. Het is een een-voudieh veit, oo- LEON ut is, ver-gebleeven uit de in-menchende en al-bemoeiende in dit op-zicht, t ^ he). loof_ „e z a o h e a doQI het sta at , eeven zeede- ** ° ° '
loos en staat- reoht verkeerd als een deel van zein weezen erkend,
onteeiend. , (38) In Indie Maar het beginch. daarbei-noch de rms-siach, die
hartieche°UW' z o r ch der copenbaare rust, orde en veilichheid te Niederländers verwarren met de uit-voerende eiohensohap var« het zelfs begnt-
ichd met de - recht-weezen. (38) Die zoreh mach, voor-eerst, niet macht van het dan plaatzelik zein ; dat is : die met haar toe-zicht —•
/o^4^6 6 2 6 1 1' want daar.toe mach zei zioh slechts bepaalen, en
(39) Das geea 1
gelden meer tot het yoor-kooinen, wat, eichenlik, een paatuuiiik verstrekt, of . . •
op de staat-be- gevolch van het toe-zieht is — zem belast, mooch«
buUe'n'gewoon. e n d a t niet.verder uit-strekken, dan tot het gebied e uit-gaav- der sta at of der gemeente. Ten-tweede, moet zei en meer ge- , . . bracht, voor do oopenbaar weezen, eu mach nooit in een geheima rgthgeeiraeempdoo. «oht-raad ontaarden. (39) En ten-derde, moet zei liezie," dat gtrilct en stipt om-echreevea zein, en nooit uit de stok-paardje
der Jaavaaze freie zorch van eiken burcher, tot bewaakinch van kultuar-man- . , , , , . , . .., nen en Franze zem goeo- en tot beseherminch. van zem perzoonhK- laafat" h e i c l' z i c l 1 m o o c l l e n af-leiden en voort-ontwikkelen.
D E R D E H O O F D - S T U IC,
DE STAAT-RECHTV0RDERIWCH.
I L DE 8TAAT-BECIITVOBI>EEINCH IS DE HAND-HAAVINCH DEB STAAT WIL-WE KKINCH.
(40) Dit al-ver- • gei geschiedt in- en uit-wendich.
moochen der
wet-geevende De staat-rechtvorderinch in de staat geschiedt macht in ds ,, , .. , . ,. ,
staat ie, °P alle moochelieke weizen, die de wet-geevende meVerninelnaammaoht b e v e e l t' ( 4 0 ) De staat-rechtvorderinch bui.
dan in daad, ten de staat geschiedt door onder-haudelinob. of want zei moet
toch-steeds de oorlocli. De onder-handelinoh is de freedzaame haâïeTwfl staat-rechtvorderinch, de oorloch de geweld-daad- oover-laaten i^^ Het stovvelik beweis (41) van beiden is aan de uit-voer-
ende macht, het verdrach. Het verdrach wordt geslooten door die naar, bei , , , . ., ,
niet-oover-een- d e gezanten, die uit-voerders van de staat-wil ter
" e h ^ " " * ' d e zelf-verteechenwoordiechinch teechen-oover de mee- heid kan weich- de-staat. Het verdrach wordt bekrachtichd door eren, en een be-
roep op de wil de wet-geevende macht, die teevens-ook de freede
Tottfne^cben s l u i t e n d e o o r l o o a verklaart aan de betrokken (41) En weer- meede-staat,
12. DE TEEHOUDINCH DES STAATEN ONDEELINCH WOEDT BEHEERST DOOE DE STAATWIL-WEEKÏNCH VAN ELK DEE STAAT- EN OP ZICH-ZEDF.
borch, zoo- ^e t v e r<lraoa bindt dus alleen de Staaten, waar- als men ook tuzzen liet geslooten is. — De zoo-genoemde er-
van de zoo-ge- a
noemde grond- kennineh van het bestaan eener staat door de meede- wet der staat , „
meent. s t a a t heelt slechts een vormelieke waarde, en dan- btoreÜn de" D O c ! l T 0 0 r d i e s t a a t' d i e e r a a u h e c ! i t e n w i L ( 4 2>
teiden van het Want de staat is door de vereeniechineh der menz- etaat-vuist-
lecht, toen de en> door één wil tot de bereikinch van één doel Eêg'inzels van v e r , } 0n d e n . H a a r doel is kenbaar aan haar wil- eejiEuroopees wevkineh, die zich bei de kleinste staat ter-stond eeven-wicht en
van een lieilicii oopenbaart. -—
verhoud be- 1? , ,. .
stonden, r, aar- J i n« daarom-ook, is elke gevvaapende tuzzen- heerzerVvanQ" k™S f' V 0 0 r W e l k 80 e d d o e l o o k' d e r s t a a t i n d e
eenieche der innerlieke uit-werkinch der meede-staat wil-keur, Staaten van
de zco-ge- wanneer die tuzzen-komst niet op de wettieche weize ra°ncli ° onder-6 d o o r d e w et-geevende macht dier staat — en niet drate/onder" d°0 1' d e u i t-v o e r e n d e ~ i s in-geroepen en aan-ge- drukkincb. fraachd. (43)
der staatwil- werkiueh, zoo in als buiten haar gebied.
(4.3) Bei ver- dnikkinch en öp-stand houdt de wil-werk-
incb op, en _ ïecheert de
oever-macht.
II.
H E T B U R C H E R - R E C H T ,
I N - L E I D I N C H .
I , HET BECHT IS DB WEBKINCH DIB WH.
De wil onder-scheidt den mens van al het ge- schaapene. Liefde, haat, toorn, drift en al de an- dere werkinchen van het gevoel worden bei de dier- en eeven-eens aan-getrovven. Maar dg wil bezit de mens alleen. Zei is de werkinch van de geest vereenichd met die van het gevoel. Zeer-j aist noemt men haar dus de werkinch van het gezond- verstand. Is zei dat niet, dan mach zei de naam van wil niet draaehen, maar wordt, wat men al- gemeen verstaat en vervoeit als wil-keur, die niets anders is dan de werkinch of van de geest alleen —n waar-uit de schelmerei met haar verschillende en verscheidene geslacht-zoorten wordt af-geleid, — of van het gevoel alleen — waar-van de hart-tooht met haar, zoo-wel uit liefde, als uit haat, verniel, ende ooverdreivónch-zucht haar ontstaan heeft, —•
Pe werkinch der wil-keor is het onrecht.
Ê. DË WÎL IS DE REECHEL DER HANDELINCH.
Is hst waar, dat de wil is de werkinch vail het gezond-verstand, dan reechelt zei van-zelf de handelinoh, die de uit-voerinch is der gedachte van.
de geest en van het gevoel, elk op zich-zelf ge- noomen.
3 . DE HANDELINCH GESCHIEDT DOOB DEN OP ZICH-ZELF STAANDEN MENS, OP DOOB DE VERZAAMELINCH TAN OP ZICH- iZELF STAANDE MENZÉN.
De handelinoh van den op zich-zelf staandeh mens verkreicht eerst het aan-zein door den meede- mens, jaa, wordt daar-van eerst af-geleid. Bei- den worden weeder beheerst door de verzaamelinch.
De handelinch van den op zich-zelf staanden mens reechelt zich dus naar die der verzaamelinch en wordt daar-van af-geleid. Daar-om ook geen naa*
tuur-recht meer voor den op zich-zelf staanden mens, eeven-min als gewoonte-recht«
4 . DE OP ZICH-ZELP STAANDE MENS, DIE EEN DEEL IS EÉN»
ER, DOOR ÉÉN WIL TOT DE BEREIKINCH TAN ÉÉN DOEL VERBOND- EN, VERZAAMELINCH IS EEN BUROHER,
(1) Oover het j )e han(ielmch des bürchers (l) reechelt zich dus onder-scheid
tuzzen een naar die der staat en wordt daar-van af-geleid.
burcher en een , , ^ , , . , », etaat-burcher, Het staat-recht beheerst dus het burcher-recat.
5. HET BURCHER-RECHT IS DE WERKINCH DEB BUECHER-WIL*
in de-zelfde Bei deeze werkinch heeft men te letten, op ; STTAT-MCHT! 1°. de perzoonlikheid des bürchers» wiens wil werkt \
40
dat is : het recht-onderwerp ;
2°. de zaak waar-op des burchers wil wei'kt ; dat is : het recht-voorwerp ; en
8°. het beweis, waar-uit des burchers wil*werk-
inch bleikt j dat is : het recht-beweis,
E E R S T E H O O E D - S T U K.
HET R E C H T - O N D E R W E R P .
B. HET RECHT-ÖtJDERWEBP IS DE BÜRCHER.
En niet de perzoon, dat is : de van de staat geheel-afgescheiden perzoonlikbeid des staat-tmrch- ers, zoo-als de Eoomeinen aan-naamen. Want door dit te doen, zou men weeder zich eerst een denk-beeldieche toe-stand moeten scheppen, om van het staat-burcherschap naar het beizonder-bareher«
schap te geraaken. Want men zou zich, naamelik, den mens in de staat moeten wech-denken, om hem in zein naatuur-leeven weeder te beschouwen, en van-daaruit het burcher-reeht af te leiden en op te bouwen. Vcor-eerst is dit niet-moochelik, wil men al-tans waar bleivet, want de geschiedenis, zoo-als (2) ZieHEï -^ r e e (]s heb trachten aan te toonen, (2) heeft deu
rïAAI'KECHT.
mens slechts staat-burcherlik gekend, van zein eerste