• No results found

1 I 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 I 1"

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

59

RECHT-Wl îf!W4

l i K i l N Z K I . t Y

M1. W. C OER M l

1

I

1

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 0154

1

(3)

l £ r VOOR "S\

«fc,

I.

H E T S T A A T - R E C H T »

I N - L E I D I N C H .

I . HET HECHT IS DE WERKINCH DEB WIL.

De wil onder-scheidt den mens van al het ander geschaapene. Liefde, haat, toorn, drift en al de andere werkinchen van het gevoel worden bei dier- en eeven-eens gevonden. De wil wordt door hern- alleen bezeeten. Zei is de werkinch zeiner geest vereeniciid met die van zein gevoel. Deeze vereen- iechinch vormt, wat men pleecht te noemen het gezond-verstand. T)aar-om is de wil met recht de werkinch van het gezond-verstand. Waar zei dat niet is, mach zei niet wil heeten, maar wordt, wat men verstaat en vervoeit als wil-keur; die niets-andersis dan de werkinch of van de geest- alleen —• waar-uit de zoo-genoemde schelmerei de oorspronch haarer verschillende en verscheidene geslacht-zoortën heeft, — of van het gevoel-alleen.

— waar-uit de hart-tocht met haar, zoo-wel uit liefde als uit haat, vernielende ooverdreivinch-zuchfc haar ontstaan neemt. — De werkinch deezer wil*

keur noemt men het onrecht.

(4)

2

2 . B I WIL IS DE REECHEL BEK IIANDEI.INCH.

Is het waar, dat de wil de werkinch ij vaïï het gezond-verstand, dan is zei naatuurlik de reech- el der handelineh, die de uit-voerinch is der gedachte van de geest en van het gevoel, elk op

| zieh-zelf genoornen,

3 . DE HANDEUNCH GESCHIEDT DOOR DEN OP ZICH-ZELF STAANDEN MENS OE DOOR EEN YERZAAMELINCH VAN OF ZICH-ZELF STAANDE MENZEN.

De handelineh, die de op zich-zelf staande mens doet, zonder voor-, achter- of neeven-blik oover al het meede-geschaapene, is de eenich-zuivere, om-dat zei geschiedt uit zein naatuur. De wer- kinch van zulk een wil wordt dan-ook genoemd het naatuur-recht. Dit naatuur-recht moet wel onder, scheiden worden van de zoo-genoemde god-dienst van den op zich-zelf staanden mens, die ook de

•werkinch eener zuivere, van al het bestaande af- getrokkene, wil is, maar met betrekkinch tot God, den onziehtbaaren recheerder van heemel en wee- reld, die de naatuur-wet zelf is.

Het naatuur-recht is de werkinch der zui- vere wil van den op zich-zelf staanden mens, met betrekkinch en in onaf-scheidelik verband met zein meede-mens en met de aardze toe-standen. En, de-weil het streeven van den op zich-zelf staanden mens al-teid is gericht geweest naar een vereenieech- iuch en zaamen-voechinch van zein eenheid met

(5)

die zeiner meede-rnenzen, volcht van-zelf, dat het naatuur-recht zich heeft moeten op-lozzen in de god- dienst of het staat-recht. In de wei-geordende vereeniechinch of zaamen-voechinch van wil-een- heeden tot één wil-verzaamelineh bestaan ook-sleehts die beide werkinchen der wil. Zei zein, hoe-zeer elk op zich-zelf naar vaste en onverandeiiieke wet- ten zich ontwikkelende, eeven-naauw aan eik-ander verbonden als het gevoel en de geest des mens.

De god-dienst verteeehen-woordicht dau-ook in de wei-geordende wil-verzaamelineh, die de maatschap - pei wordt genoemd, de werkinch der zuivere gevoel- wil, geleik de werkinch eener zuivere geest-wil zich oopenbaart in het staat-recht dier maatschappei.

4 . HET STAAT-RECHT IS DE WERKINCH DEE STAAT-WIL;

De staat-wil, geleik die van den op zich-zelf staanden mens, beheerst de staat-gedachte en de staat-handelinch, maar is, op haar beurt, onder- worpen, aan de wizzelinch der aardze zaaken. Om deeze reeden geldt het gewoonte-recht niet voor de staat. Wat meer is, er beslaat, voor geen menzelik- denkbaare toe-stand gewoonte-recht. Er bestaat op de weereld — en de opper-flakkichste waar-nee- mer ziet haar in •— een voort-duurende teruch-keer van de-zelfde lmndelinchen en gedachten, vaak-zelfs met de-zelfde vormen der uitinch, welke op-vallende teruch-keer door den mens te baat wordt genoom- en, om zein handelinchen en gedachten daar-naar

(6)

4

in te richten. Een vaak-opgemerkte terueh-keer Van de-zelfde uit-komsten dier handelinehen en ge- dachten door het een- voudich naa-volehen reeds haa- rer vormen heeft aan-leidinch gegeeven tot het zoo-genoemd gewoonte-recht, dat de werkinch van de wil verlaacht tot de naa-aapinch der werkinch eener froecher-geuitte wil, zonder de minste kennis dik-werf van haar beweech-reedenen, en alleen, om- dat de aardze toe-standen de-zelfde van weezen en vorm scheinen te zein. Die wil heeft naatuurlik geen werkinch, om-dat zei de grond-slach eener werkinch, naamelik, de freiheid, mist. Zonder freiheid van handelinch en gedachte bestaat geen werkinch eener wil, maar moet zei gehoorzaam en aan de haar door een oover-machtieche wil op-ge - dronchen naa-volohinch. Zonder de werkinch der wil bestaat geen recht. De gewoonte mach dus als een erkend-naatuurlik verscheinzel door de wil- keur des rrens gelief-koosd en in eer worden gehouden, jaa, al-teid bei-naa verdeedichd teechen de werkinch der wil-zelve, op het gebied der recht- leer kent men haar niet, jaa, moet deeze haar schuuwen als de geswooren en onverzoenlieke vei- andin haarer ontwikkelinch, verbreidinch en ver- spreidinch. De geschiedenis van alle Staaten en van alle teiden en van alle weereld-deelen toont de waarheid deezer be^eerineh aan. Heerzers en onder-drukkers eer-hiediechen steeds de zoo-genoem- de staat-gebruiken. Stichters van groote reiken

(7)

verkreechen bei-naa allen hun streeven door, naast de zelf-kracht der waapens, de verslappende uit- werkinch eener gefleide staat-gevvoonte te voeohen.

Zeeden- en wetten-hervormers, die het slechts om eichen-naam en eiclien-eer te doen was, hebben zieh vaak niet geschroomd de in-gewortelde ondeachden der staat als recht-begrippen in hun goddienst- of staat-stelzel te huldiechen, alleen om op die grond- slaoh de andere leer-stellinchen te kunnen op- en voort-bouwen. En wat die zoo-genoemde eer-bie- diechinch der staat-rechten door de instand-houdinch der staat-gebruiken — dat, eichenlik, de grond-slach van dat gewoonte-recht is — kan beteekenen tot teechen-ganch der waare en gezonde staat-leer, dat ziet een ieder onzer, voor wien de huichelaarei der Jaavaaze haadat-aanroepinoh door de mannen van het kultuur-stelzel en tans-ook door de heb-zuehtieche frei-zinniechen van het moeder-land niet-onop- gemerkt is gebleeven. — Met deeze verwerpinch der gewoonte-leer op het gebied van het staat-recht gaat, naatuurlik, ook gepaard een niet-erkenninch van het ongeschreeven staat-recht, dat voor-al in het zoo-genoemd volken-recht, de wil-werkinch der Staaten, als zoo-daanich onderlinch, een groote rol heeft gespeeld.

(8)
(9)

E E R S T E II O O F D - S T ü K.

D E S T A A T ,

5 . DE STAAT IS DE VERZAAMELINCH VAN HENZEN, DOOK ÉÉN WIL VERBONDEN TOT DE BEREIICINCII VAN ÉÉN DOEL.

Ia deeze bepaalincli liolit teevens de geheele geschiedenis der staat op-geslooten.

aa. De verzaamelinch van menzen. — In den beginne schiep God den mena. Dat is: Hei schiep het geestelik weezen met aardze vorm, dat de mens wordt genoemd. Dat Hei in den beginne slechts één mens, en wel een man, en daar-op-eerst één ander, en wel een fromv, zou geschaapen hebben, is, naatuurlik, te-ongereimd, om aan-genoomen te worden. De gewoone grond-slaeh deezer stellincb.

is de zoo-genoemde Beibel, het boek der goddelieke oopeiibaarinch, zoo-als de Jooden het eerste gedeelte en de Christenen het geheel van dat werk noemen, met eeven-veel recht als de volchers van Mekkaa's

(10)

8

prooveet dat met hun Kooran doen. Beide boeken hebben hun onteechen-zeclielieke waarde, en van het ooch-punt der liefde-, waarheid- en reeht-zin, heeft de Beibel een bepaald-hoochere ranch booven

de Kooran, weil de bewerker van het laatst-genoemd werk in die op-zichten ver-beneeden den een-vou- dichsten zaamen-steller van de deelen der Beibel heeft gestaan. Op het gebied van het staat-recht hebben beiden, eeven-wel, geen andere plaats, dan die toe-komt aan de goddienst-zelve, waar-van zei, als het waare, de wet-boeken uit-maaken. Men neemt daar-uit de in-ftoed der goddienst-leorstellinch- en op de beginzelen van het staat-leeven der volkeren en teiden waar, en vergeleikt ze met de wet-boeken der andere god-diensten, waar-uit het voor allen en alles onontbeerlik begrip der zeede- likheid wordt zaamen-gestelcl. Maar bei de waar- neeminch der wordineh van mens en staat moet de geschiedenis de eenieche gids zein. —

Menverstaa mei wel. Met de wordineh bedoel ik niet het veit-zelf der scheppinch, want wie dat weet, het-zei door waar-neeminch, het-zei uit naatuur- kennis, die bezit het geheim God's en is zein schepper geleik. Ik bedoel daar-meede ook-niet de kracht, die dat veit heeft voort-gebracht, want wie haar weet te waard-eeren, kent haar ook en met haar het weezen der al-maclit. Ik bedoel daar- meede eeven-min de oorzaak of aan-leidinch dier

wordineh, want de weetensekap daar-van sluit in

(11)

zich de weetenschap van God's handelineh en ge- dachte, die voor den mens een onop-losbaar raad- zel is en zal bleiven. Maar ik bedoel daar-meede het verband der toe-standen, welke die wordinch hebben gevormd. —•

Uit dit ooch-punt beschouwd, moet de ge- schiedenis de eenieche gids zeiii bei de waar- neeminch der wordinch van mens en staat.

Eu de geschiedenis, in haar teeclien-woordieche hoochle van blik en diepte van in-zicht, leert, dat de mens nerehëns ter weereld alleen is gevonden of op-gemerkt geworden, maar vereeniehd in ver- zaamelinchen, dre, of, als razzen, zich van elk-rm- der in het groot onder-scheideden door een verschil van lichaain-vorminch en een daar-meede gepaard- gaand verschil van geest-ontwikkelinch; of, als stam- men, zich ken-merkten in esn verschil van lee- ven-weize en ziel-streeven ; öf, als geslachten, een voor-ranch teechen eik-ander zocliten in het bezit van uiterlieke perzoon- en goed-voordoelen; of, als huis-gezinnen, de zncht der oov er-heerzin oh noch uit-oevenden in de door alle, noch-bestaande, wet- ten noch-erkende opper-heerschappei des mans booven de frouw.

h. "De verzaamelinch van menzen, door écn wil verbonden. —

In die verzaamelinchen van menzen moest, naa- tuurlik, spoedich. de wil-werkinch zich oopenbaarea en aan-leidinch geeve» tot de vorminoh. van een

(12)

10

bestuur, dat, bestaande uit de verecuiechinch van eenieehe perzoonlikheeden uit de groote rnenzen-ver- zaamelinch, in zich de wil van liet geheel liet uit- werken. De opper-reeheerinoh deezer verzaame- linohen, door één wil verbonden, die de geschiedenis de swervende volken noemt, in teeehenoover-stellinch van haar in-weiidich bestaan als verzaamelinch, dat de toe-stand eener maatsehappei reeds voirnt, was veel-hoofdieh, dat is : uit de verzaamelinch recheer- den de enkelen, gezaamenlik tot één eenheid ver- bonden; onder den naam van zeenaat, volk-vergaa- derinch, reik-raad, enz.

d. De verzaamelinch van menzen, door één wil verbonden tot de bereikinch van één doel. — Uit of, zoms-ook, door die verzaamelinch der enkelen ontstond door hun onderlinche wil-werkinch hete-erst het ecn-hoofdich bestuur, dat is : de wil- werkinch van één mens gold voor die der geheele verzaamelinch. En hier-meede ontstond ook het doel daar-van, en verkreech het denk-beeld der staat zein geboorte. Het mens-streeven kwam in de plaats van het een-voudich zelfbehoud-begrip, dat de volken der oudheid, ook die reeds een vaste verbleif-plaats hadden, van die der nieuwere teiden onder-scheidt en ken-merkt, en dat ook in de staat- zelve meer en meer begint erkend en gevolchd te worden naa de gezeechende Uranze om-wentelinch van 1789. De wil-werkinch des een-hoofdiechen recheerders betreft tans-slechts de uit-voerincb, der

(13)

n

staat-wil, wier gemachtichde hei is geworden, in plaats van haar meester, ter-weil de wil-werkincli zelve der staat tans plaats heeft door recheerders en gereoheerden.

6 . BE VEKZAAMELINCH VAN HENZEN, DOOE ÉÉN WIL VEEBONDEN TOT DE BEREIKINCH VAN ÉÉN DOEL, WOEDT GENOEMD DE STAAT-BUECIIEREI. DE AL-DÜS Op ZICH-ZELP STAANDE MENS IS DE STAAT-BUECHEE.

Om deeze burcherei te verkreichen, en van haar de eer-biediechinch der staat-rechten te vorderen en haar, op haar beurt, de naa-koominoli der staat- verplichtinchen te waar-borchen, behoeft men zich geen stilsweichend-geslooten maatschappelik verdraeh voor te stellen, zoo-als EOUSSEAU en, met hem, de geheele school der Franze omwentelineh-gezinden tot de vol-voerinch hunner staat-hervorminchen (I)BOUSSE- hebben uit-gevonden. (l) Want dit maatschappelik

ATI, IJl CON-

TRAT SOCIAL verdraeh, eens-besclireeven in de zoo-genoemde onder-'sèTei- " grond-wet der staat, zou den staat-burcher binden, den vaa het ^ buiten zein wil: en zein wil-werkineh toch-alleen, Maatschappe-

lik verdraeh in vereeniechinch met die zeiner meede-burchers, der Mooham- . . ., meedaanen, maakt de grond-slach uit der geuitte staat-wü.

x™mLeT~ Eeven-min behoeft men daar-toe oover te gaan Staaten, teech- fat ae verdichtinch van één staat-waardichheid, ge- haarer god- naamd kooninch, van wien, zoo-als in Encheland het

^ S a c h " ™ - Se r a l is> ^2) a U e staat-rechten worden af-geleid en der beperlea- ^ wje aße staat-verplich.tincheii w d e n . te-ruoh w vogwraw»

(14)

12

2^men-lee-et Se b r a c , l t- ® T ) i e kooninoh is een doode staat-pop, ven in de M. zoo-als de geheele Enchelzo geschiedenis dan-ook staat werden

toe-gelaaten; geleerd heeft ea noch leert, en waar moet men de ken h, w wil-wferkinch zoeken anders, dan in het leeven-zelf?

Turks reik. Maar, daar-en-booven — en dit vergeet men bei (2) BLACK-

STONB, COM- het vormen van zulke verdichtinchen al-teid — THE "fws OF w i e n e e f t d a t denk-beeld in de staat gebracht en ENGLAND. n e t daar-door laaten aan-neemen ? Naatuurlik, en (Deeze denk- ' ' beeldich-ver- teevens, onteechen-zechelik, de mens-zelf, het-zei

Cliclltö st3.fl.t-

verhoudineh, n ei staat-burcher was of niet. De wil van één beinaa-geleik m e n s beheerst in dat denk-beeld dus die der geheele

aau cle ge- ~

meente des mens-verzaamelinch van die staat, die, als zoo- prooveets," is . .

de reeden , daamch, dus niet bestaat.

EnenehT ^n 'l et -min s t yan allen moet men het denk- die, ecven-als beeld eener ooverheid door de genaade God's aan- wel-eer de

Eoomeinen, kleeven, die alleen van God de staat-rechten zou een°°ûecnm n e b b e n ontvanchen, ter-weil door die-zelfde genaade staat-beginzel <je staat-verplichtinchen slechts als den staat-buroher door een goed

staat-leeven door hen geschonken goedheeden te beschouwen voor het oor- Z0U(len zein. (4) De genaade God's, die weezenlik-

,! ..,wee" oneindich is, heeft den mens reeds zein hcochste

X61Q) ZICll ïlclD-

stonds zoo-wel goed, het leeven, geschonken en daar-bei in de gift met de Moo-

hammeedaau- c'el' geestelieke wil hem booven al het geschaapene zLreedie-6" v e i'n e e v en . Wat hei zich dus in en door dat leeven hnch in Hin- verkreicht, heeft hei door zein wil verkreechen: en wat

dostan, die

ook op zulk hei zich in en door dat leeven laat wei-gevallen, dieche ver- " ^aa^ üe* z^cn d o o r z ein w^ doen. Wat moet anders rustf^ebben d i e SÊ t i a a d e G o d's beduiden, die haar begunstichden kannen ver- nooit heeft weeten te frei-waaren of te beschermen

(15)

haar beeîer t e e c l i e n de gevolchen der wil-werkinch eens niet Ü Ü J Ü ^ M d o o r h a m' z o o- m i W bedeelden staat-burchers? (ö) Neederlandera Neen ! geleik de mens is door zein bestaan en lee- de-zelfde grond-

bezit-reeche- v e n °P u e e z e aarde, zoo is de staat-burcher door lmeh op Jaa- z e i n a a t l.weezen o p h e t gtaat-gebied en zein deel-

(3) Aardich neemen aan het staat-bedreif.

was de op-

merMnch van 1- Zein aais-weezen op het staat-sjebied wordt are- Blles^in En- w e e t e n d o o r d e in-schreivinch in de leisten der zoo- cheland aan genoemde burcherlieke .stand. Die in-schreivinch,

den koomnch , ' behoort, maar die de geboorte, het huuwelik en de dood des

het volk. staat-burchers, volchens bepaalde vormen, vermeldt, de(kerZis°vfn b e w e i s t e n °P-t e e ker.t, heeft men tot-heeden ver- STAHL en de keerdelik geranch-schikt als een daad van burcher- teechen-woord- , ,. . . .

ieche Pruiz- rectitelieke aard. / e i is en moet, eeven-wel, staat- parteifdïe.Tu r e c h t e l i k v a n w e e z e n e n d° e l zein. De geboorte haar onver- des staat-burchers duidt de vermeerderinch dei- stand, slechts

deoover-oude staat-bevolkmch aan, en teevens daar-in de ver- v l f ä u t h e e r - h o o o l l m o i l d e r staat-wil-werkinch. Het huuwelik zers en onder- des staat-burchers bekrachticht in de eenheid-vor- drukkers naa-

baauwt. (Men minch der perzoonlikheid van den man met die der leer-stemnc™f r o u w> m e t betrekkinch tot het geld-vermoochen en voo^-koomen- d e a r h e i d-l a'a c l : l t. h e t vereeniechinch-doel der staat- de in de ge- wil-werkinch. Ter-weil de dood des staat-burchers schriften van ,

DE MAISTRES, "e staatwil-werkinch aan-dachtich doet zein op de DE L M Z ' verminderinoh van haar vermoochen. Bei dit alles is, DE ma- heeft dus de gezaamenlieke, door één wil tot de TEAUBKIANT, -i • , , ,

MONTALEM- bereikmch van een doel verbonden, hoop menzen iLioT.elinEU" belanch, m e t d e °P zich-zelf staande deel-genoot Prankreik daar-van. Vaader en moeder scheppen freuende

(16)

14

noch-naa de . d e ~e l j o o v t e v a n e e n liefde-pand. Man en frouw

otn-wente- B l

1inchvcrschee- ZOeken het genot der huuwelik-vereeniechinch op.

lien. Het

hoofd deezer Verwanten, betrekkinchen en frienden betreuren de schooHnNee- menzelieke dooden. De gevoellooze staat alleen derland is im. wjnf ^ei ^e geboorte des staat-burchers ; neemt toe O. CEO K.N VAN

PEiNSTEEEB.) in inncrlieke kracht in de huuwelik-vereeniechinch.

getoóviecheT haarer onder-deelen; (6) wordt verfrist door de aan een oo- W Va n c h i n c h in de door de dood haar ontnoomen verheid door

de genaade wil-werkinch des. ouden, af-geleefden, mens, of-wel,

God's zein de , meest-oprecht- beroofd van het vermooehen liaarer wil-kraeht door

D ^ C h r i s t e n d e verdweininch uit haar midden van den jonchen neemt een staat-burcher. Maar, te-middrai van deeze wkze-

geestelicken . middelaar, linch van stof en geest, d u u r t haar wil-werkinch

TusZUtu™n* voort, zoo-lanch liet aan-weezen der staat-burcherg zich en zein j] a a r Veitelik bestaan aan-duidt ; welke wil-werkinch God aan ; de

vorst door de niet-zuiver kan plaats hebben zonder de raad-pleech-

genaade God's . 1 i i i

is de aardze inch haarer geschiedenis; en de grond-slaachen middelaar dea j geschiedenis lechen de inschreivinch-leisten staat-uurchei'S o

met der staa- der burcherlieke stand. — Wordt dit denk-beeld ten opper- . ,, heer, God. door het staat-reeht aan-genoomen, dan vervallen k^nïnch ^ o o k â e' i u d e toe-pazzinch zoo-vaak streidende, HENDEiK vin ^eginzels van vernaatuurliekinch en van een freemde- van En che- °

land geleik, linch schap in de staat-zelve, toen hei zich

ols heer van ^ein deel-neemen aan het staat-bedreif toont de staat en kerk _ _ in zein land staat-burcher door het uit-oevenen zeiners taat -reclit- maTrdaM-om en, het naa-koomen zeiuer staat-verplichtinchen en ïh vertcech- l i e t ge"i e t e n z e i n e r staat-frelheeden.

(17)

7. HET ZA AMEN-STEL DEB VEMIOUDINCHEN, DIE TUZZEN DE STAAT EN HAAE STAAT-BURCHER KUNNEN BESTAAN, HEET DE STAAT-BEECHELINCH.

en-woordiech- T> i T i , ••

er op aarde Ve vernoudinchen tuzzen de staat en haar staat- Zfebest°aat" b u r c h e r ~ i k n e 6 m d i t W 0 0 r d i n Z e i n Seheel> om' den, midde- dat er ook in de staat burchers kunnen weezen die laar, JEEZUS

CHEISÏUS, Eeeu staat-burchers zem of kunnen of moochen k ^ M o e n S i w o r d e n; b-v-: frouwen oevenen bureher-rechten uit, die liande- maar mocchen, noch kunnen ooit staat-burehers

Imch, met zem

wil niet-oo- zei» "f worden ; burchers, die geen bepaalde leef-teid ItTcïfVbdën- l l e b b e n bereikt, oevenen vaak bureher-rechten reeds af-keu<Xnlek " ' e r' m o e t e n z o m s z e l f s «taat-verplichtinchen vol- bestreed, doen, zonder de rechten van staat-burchers te heb-

(6) Wie dit , „ . ,

noch betwei- Den- i i e t ken-merk tuzzen beiden, is dit: ieder aan- IchoaweCi het w e e z i e c b e °P l i e t staat-gebied is een deel der staat, geheel Oosten, en wordt, als zoo-daanich, haar burcher genoemd-

waar, door ' het niet-be- roaar a l l e e n oe tot de deel-neeminch aan het slaat-

weTtieh-gë" l e e v e n ^i-echtichde, op het staat-gebied aan-weezieh- reeehelde e, burcher is een staat-burcher. Af-weezichheid

hlUHYcllk-

vercenienich, van het staat-gebied, voor een ander doel dan dat maar door het -, i -i i , i , ,

louter volchen V a n d e s t a a t-w»> d o et liet staat-burcherschap op- aandriftoX h°U d e n °f 0P "h e v v e n ' ~ d e Terhondinchen, mm' betrachtineh tuzzen de staat en haar staat-burcher, worden te-

van zeckere ,

goddienst-vor- r a c l 1 gebracht tot drie hoofd-zoorten, die men de W God! U w w e t" Se e T e n d e m a c , l t> d e nit-Toereude macht en de Kaam ge- staat-freiheeden noemt. (])

menchd in het T

dierlik bedreif L e staat-reechelinch, geleik ieder-andere wer- dengeeheTS!)'kincl1 d e r s t a a t-™l, wordt beweezen door een ge- staat, als de schreeven stek, genaamd de staat-wet.

(18)

T W E E D E H O O F D - S T U K.

DE S T A A T - R E E C H E L I N C H . I.

DE WET-GEEVENDE MA.CHT.

8. DE WET-GËEVENDE MACHT HOUDT HET TOE-ZICHT OP, EN GEEFT DE ONÏWÎKKELINCH AAN, YAN DE WERKINCH BEU STAAT-WiL.

verperzoonlie- pe wet.o;eevende macht (8) was in het staat- kinch eener

tot één doel r e cht voor 1789 vereenichd met de mt-voerende, w ? r S ? t o t " h e t - z e i i n de werkelieke eenheid des opper-rnacb- een holle t i e ohe n een-hoofdieehen, heerzers of gebieders, ge-

klomp van be- . . . .

weecheloos- \e[^ dit in de zoo-genoemde koonincli- oi keizer- tdoosieicTu reiken plaats vond, het-zei in .Je gerechtelieke geworden. eeniie;d_verzaamelinch der aadellieke volk-raaden

( ( 1 l i l Ücl*

staat-recht 0f yolk-Vergaaderinchen, zoo-als in de zoo-genoemde Welincli0m" gemeen-besteü gebeurde. Eneheland maakte alleen werden hier-op de uit-zonderincb, waar-om haar staat-reech- plaats van do ,. • dan-ook tot deeze daachen als het 'oon-beeld staat-fieiheed-

(19)

"™hi;:

t l

t:

e e r , e r rloor teiden e

* ™™<* ^w^e

en g o e

d.

stonden, de gekeurde staaUeer Wordt aan-gemerkt Versterkt rechterlielcp •* ' WICIM, macht ge- ' d o n r dit voor-beeld, keft de wet-geever.de macht aTXsd' ™-ilet i n d i e 8 t a a t e n> «1-w«« » i een af-zonderlik bestaan wTdd Wee rf ', e e f t e i'k n c H a a ü h e t l e e v e n deruitbreidinch-zucht a r t ,-eu ' ach oover-gegeeven, en is het haar dan-ook o-e_

freemd l.,tt /i i * e

woord, MiAS aaar-oovenalj lancnzaamer-hand, de hoochste d S i l * " P l m , t s i n d e S t a a t i n t e M e™ ° - Haar recht om t e l ?6 ehee" ^ B t a a t^T O k i n o 1 1 to^ ^ nen maakte het haar ten.' S e l C ' gemakkelik en zelfs tot plicht, de blik gevestichd mrtiooïeer" * h°U d e n °P de> s t e d s e u oover.al, naar onrecht-

" f L a r * m a a t i e c h e°rPe r-h«'^h«PPeiStreevende, uit-voerende vermoochen m a c a t e n haar in bedwanch te houden ; ter-weil dé daadarva°n ^ r e c l l t v a n ontwikkelbch der staatwil-werkinch S o Ä - 1 " " h e t m i d d e l h e e f t a a n d e h a n d P * « ™ » e e n e n - en, maar al- °<"er die-zelfde macht, die meest-ooveral het zoo-

leen, oin-chit j i

de staat-wil Se n o e md heerzers-behoud aan-kleeft, de vaan der

™ t ™ " ! ' : v o l k-f r e i z«»iehheid op te houden.

makkeliekinch aa. Het weezen der wet-geevende macht iiaarer werk- -.,

inch daar-aan' l'n d l e hoochste plaats in de staat moet ook

^ r S " m e t r e c l l t h e t d e e l * * eener wet-geevende macht.

n0itk-voTe°rerndee ^ " ^ ™ V° °r ^ W i m t z e i hechelt alles en macht. voor allen. Zei sluit alles en allen in zich, want

haar leeden moochen en kunnen eik-andere staat- verhoudinch daar-bei aan-neemen. Zei verteechen- woordicht alles en allen, want haar zaamen-stellinch geschiedt door alle standen, ranchen, en wat noch- meer door het verdeel-zuchtich oordeel der maat- schappei als onder-deelen eener wei-geordende staat

2.

(20)

18

mooche bestaan. Maar daarom-ook moet ik mei verklaaren teeehen de spliteinch haarer macht door de op-richtinch der zoo-genaamde kaamers of huizen.

Behalve dat door die splitzinch steeds een oopen- baar-erkend onder-scheid tuzzen de staat-burchera onderlinch wordt tot stand gebracht en in stand gehouden, streidt zei teeehen het weezen eener wet- geevende macht, dat één en ondeelbaar is, geleik het weezen der staat-wil, van-waar en van-wie zei haar recht heeft ontleend en verkreechen. En nuu zeche men niet, dat die een-en ondeelbaar-heid niet zou zein geschonden door het tweekaamers- of twee- huize'n-stelzel, maar veel-eer versterkt, de-weil de zaamen-werkinchvanoorspronkelik-ongeleikzoortiech- e staat-deelen de waarheid der staat-wil door de onderlinche oover-een-stemminch oopenbaart, het is niet-waar en niet-goed. Niet-waar, om-dat die oover-een-stemminch nooit bereikt is geworden, dan door de oover-heerzinch of de slaavernei van

<9)Mcnïeeœ, ^ s t a a t.d e elen . (9) Niet-goed, om-dat door

tot een waar- < . .

schuuwend die oopenbaare verteechen-woordiechinch vaneemecli- wa°trdeCwedrk- e staat-deelen — want, zuiver door-gereedeneerd, inch van dat moeten te-ruch vallen op de vereeniechinch- beginzel voor

de zoo-hooch- e n 0f oilden der midden-eeuwen, die, al-tans, volch- S-reeche- ens een strikt beginzel bestonden — alteid-door meineï;sKge- e e t l verdeelinch van het weezen des staat-burchers woest, p. VAK m o e t bleiven bestaan. En de staat-burcher toch — BiiouwER, CE- hei zei reik of arm, groot of klein, bevaamd ot ver- 17 TUD6B- geeten — heeft een geleik aan-deel aan de staat-wil

(21)

NooTiïN. - g Om-vanch der wet-geevende macht.

De Enchelze

aadel is haar De om-vancli der wet-geevende macht is onaf-

onder-ganeh , , . , ,, ,, ,, naa-bei enhet z i e i l Da a r , want zei reechelt alles en voor allen.

Prnizies heer- ^ei verbeetert het verleeden, wekt op het heedeii en-huis beëi-

vert zich de en dreift naar de toe-komst der staat. Het ge-

staat-vechten . . van het volk daane herroept zei, het bestaande bekrachticht zei

ten behoeve e n ji ej. j^ooclieclie doet zei. W a t de menzelieke der mt-voeren»

de macht te eiehen-liefde des frei-williechen uit-voerders, een- vertrappen. En .

•wie kent niet maal mt-gevcerd, zou krenken, moet hei het zelf- eni/van^A- Se c 1 a a n w e rk weeder af-breekcu, dat verricht haar poiEON's zee- verstand-inzicht, weil zei. bestaande uit een onop- naat en wet-

geevende ver- houdelik-afgewizzelde meenichte van perzoonlikb.ee- QOVZeïwor- ^e n' ^ ^ ^ klein-gevoel des op zich-zelf staan- den allen te- (ie n mËns niet kent. W a t de heers-zucht des gelei k voor een

bepaalde dunr uit-voerenden gebieders zou willen vemietiechen of zen Om dee- ^ot stand brenchen, ten naa-deele van een deel der ze reeden kan gtaat-burcherei, dat haud-haaft of weêr-staat haar de wet-geeven-

de macht zich- plicht-bezef, weil zei, door de algemeen-freie keuze zelve nooit als . . altcid-hleivend haarer meede-staat-burchers tot de uit-oevenmch verklaaren, haarer macht geroepen, in die wil haar steun vindt,

zoo-als het ra x '

Enehcls laach- E n wat de menzelieke gemak-zucht of de n a a t u n r - er-hnis zoms

eichen-dunke- lieke frees voor de in-voerinch van nieuwichheeden gedaan Eeven-c'e s eichen-maohtiechen uit-voerders zou willen naa- yerkeerdis de la at e n . dat dreift haar wil-kracht door, weil zei, zaa- hermeuvnncn

door het beur- men-gesteld uit een tal van de beste staat-vermoooh- len der enkele e n s. z 0° zeedelieke, geestelieke als stovvelieke, leeden, zoo-als ^o o r jl u n onjerünche zaamen-werkineh en zaamen»

in de andere,

met een grond- wreivinch de hoofd-kracht der staat-wil is. Dit wet begiftich-

de, Staaten voor haar taak van staatwil-ontwikkelinch. — W a t

(22)

von baar.

20

plaats greipt, haar toe-zicht op de staatwil-werkinoh aan-gaat, dit Debenoaininch.

des voor-zit- strekt zich in en btiiten de staat opper-macntieri h o e d e r mt- u i t- ZeL z i e t t o o> d a t d e "it-voerinah der staat-wil voerende g0 ej z e^ m aa r teevens, dat de staat-wil worde üit- maeht is niet-

leedich- gevoerd. Zei sluit vreede met de meed e-staat, of verklaart haar de oorïoch. — En wat haar macht oover den staatburcher-zelven betreft, zei heeft het recht hem door de uit-zettinch van het staat-gebied en het daarmeede-gepaard gaand verlies zeiner staat- burcherschap te stravven voor gepleechde staat-mis- dreiven. — Maar dit alles is zei slechts in haar geheel als wet-geevende macht, en mach geen haar- er rechten of verplichtinchen ooit oover-draaehen, maar slechts te-ruch geeven aan de staat-wil.

d. De werk-weize dei- wet-geevende macht.

Geleik de wet-geevende macht de uit-drukkinch is der staat-wil, zoo drukt zei zich-zelve uit in de door haar gemaakte wet-geevinch, wier geheel be- staat uit een vereeniechinch van afzonderlik-bedach- te, afzütiderlik-gtmaakte en afzonderlik-bedoelde deel- en, genaamd de wetten. De wet, die de staat- reechelinch bepaalt, heet de staat-wet, of-wel, de grond-wet der staat. Dit wordt zei genoemd door de gelooviechen aan BOTJSSEMJ 'S maatschappelik verdrach, die daar-in de waar-borch der staatwil- werkinch denken te zien, ter-weil zei, eichenlik, niets anders is dan het stovvelik beweis daar-van.

Of moet ik hier-voor noch doen herinneren aan die zoo-genoemde „geoktroojeerde grond-wetten" van

(23)

Pruizen, Oosteureik, Rusland en Fraukreik, in de onvergeetelieke daaohen der vergeet-aclitieelie en on- leeraaame BOURBONS ? — Noch-meer. Het bestaan eener grond-wet, van-waar alle andere staat-wetten haar reeht-kracht ontkenen of van wie zei die ont- vanchen hebben, streidt teeehen het begrip der staat- wil, die alleen haar de geboorte heeft gegeeven door de seheppineh haarer moeder, de wet-geeven- de macht. Die staat-wil is veranderlik, en met haar de door haar werkinc-h voort-gebrachte wet- geevinch. Een wit, dus, die, laater-gemaakt, voleh- ens de door de staat-wil voor-geschreeven vorm, een bepaalinch der staatreechelinch-wet vernieticht cf stil-s weichend teechen-werkt of teeelien-spreekt, moet door den rechter worden toe-gepast, zoo-lauch.

zei niet door de staat-wil, volehens de weeder door haar voor-geschreeven wei/e, weeder is in-getrok- ken of krachteloos gemaakt. — Buiten de wet be- staat niets op het gebied der wet-geevinch, want de zoo-genoemde kooninklieke of keizeiiieke besluit- en, verordeninehen, bevel-schrifcen, en wat dies meer zei, wat buiten de wet-geevende macht om door de uit-voerende, het-zei bei de wil des opper-machtie- chen, één-hoofdiechen, alleen-heerzers, het-zei bei die des staatrechtelik-verantwoordelieken kroon-verteech- enwoordiechers voor zein staatrechtelik-onschend- baaren vorst, wordt uit-gevaardichd of vast-gesteld, is niets anders dan de schriftelieke werkinch der uit-voerende macht, die men mach teecheu-spreeken,

(24)

22

beoordeelen en door de wet-geevende, en zelfs dooi?

de eichen uit-voerende macht, in de reohterlieke macht, laaten veroordeelen. De wet alleen, een- maal op de behoorlik-voorgeschreeven weize ge- maakt, is voor geen teechen-spraak, be- of ver-oor- deelinch meer vatbaar, maar moet naar vaste en bepaalde vormen geheel of gedeeltelik herroepen worden door de wet-geevende macht. — De meen- inch, dat de uit-voerende macht deel zou hebben aan de wet-geevinch, opgrond, behalve der reeds-boo- ven verklaarde bevoechdheid tot de uit-voerinch ook bei geschrifte, eener veitelieke meede-werkinch aan de geboorte der wet, welke meeninch tot-heeden al- gemeen en oover-al geldt, is de verwarrinch tuzzen het weezen en de vorm der wet. Het weezen dei- wet drukt uit de staatwil-werkinoh. De vorm der wet is de uit-drukkinch van zich-zelve, ter on- der-scheid inch van de andere uit-drukkinchen der staatwil-werkinch, waar-van de uit-voerende macht ook een is. Aan die vorm werkt de uit-voerende macht meede, geleik zei dat doet met al de andere, door de wet-geevende macht geoopenbaarde, uit- drukkinchen der staatwil-werkinch. Die vorm is reeds de haar toe-behoorende uit-voerinch der wet, wier weezen door de wet-geevende macht wordt aan- gegeeven, beoordeeld en vast-gesteld.

(25)

II.

DE U I T - V O E R E N D E M A C H T .

9 . DE OT-VOERENDEMACIIT VOERT T I T EN LEIDT DE WERK- INCH DER STAAT-WIL.

De verhoudinch tuzzen de wet-geevende en de uit-voerende macht in de staat zou men het-best bannen yergeleiken met die van gedachte en han- delinch. De wet-geevende macht denkt, de uit- voerende handelt. En, geleik het woord was voor- dat de daad plaats had, zoo-ook beheerst de wet- geevende macht door haar gedachte-werkinch de handelinch der uit-voerende wil. Ik zech : „der uitvoerende wil." Want de uit-voerende macht is geen werk-tuich. Behalve-dat de geschiedenis, in haar veitelieke op-zomminch der gebeurteuizzen, reeds dit denk-beeld zou moeten teechen-spreeken en veel-eer aan-toonen, dat de uit-voerende macht in alle Staaten en te alle tciden de schitterendste, zoo-niet de weezenlik-groote, rol heeft gespeeld, mach zei, ook om der wille van de staat-zelve, niet een leeven- en wil-loos denk-beeld vormen en weezen.

Om dit te voor-koomen, heeft men haar, oover-al waar het staat-recht geldt, de staat-rechtelieke ver- antwoordelikheid toe-gekcud, dat is : het recht der freie uit-voerinch behoudens verantwoordinch aan en veroordeeliuch door de wet-geevende macht. Dit recht, tans-nocb. beperkt tot de onder-geschikte hoofd- en der onder-deelen van de uit-voerende macht, ter.

(26)

24

weil het opper-hoofd daar-van of staatreclitelik-on»

(11) Zoo-a<3 •. v . . .

Sn Neederland. scnendbaai' (11) of staatrechtelik-dood U2J is ge- in Encheïand m a a^ or" verklaard, moet tot alle uit-oevenaars der

uit-voercnde macht uitgestrekt worden, waar-door men aan de ambtenaaren — zoo-als zei oover-al genoemd worden — het recht der beoordeelinch, ook van hoochero-ntvanchen beveelen en last-geev- inchen, toe-kent, zoo-noodich tot de werkinch dei- wil, en waar-door men teevens de vaak-onrecht- maatieche handelinchen van die macht stil-sweichend en voort-duurend breidelt. De eichenschappen der uit-voerende macht zein de recheerinch, het bestuur, het beheer, het leeoher, het recht-weezen, het ge- zantschap, de god-dienst en het onder-weis, benee- vens de oopenbaare werken.

aa. De recheerinch.

De recheerinch is de hoofd-uitvoerinch en de hoofd-kidinch der staat-wil. Zei is een-hoofdich, (13) De ge- .

Èchiedenis dat is : zei wordt toe-vertrouwd aan één mens. (13) lanch uit- * Deeze wordt daar-toe gekoozen door de staat-wil — spraak gedaan e n n;et (j00]. (je volk-wil alleen, zoc-als NAPOLEON oover de veel-

hoofdieche re- III, keizer van Frankreik, met wien het staat-recht

rliccrincli ucr

zoo-genoemde e e n m e u w teid-perk heeft begonnen, zich heeft uit- gemeen-besten, gedrukt — voor zein leeven, met recht van wette- uie, daar-bei

meest-aldewet-lik-gereechelde ervelikheid in de op-volchinch, maar geevendecr.de

Bit-voerende m e t bepaalinch van at-zet baarheid bei oover-treed- vereeniechen- mc^ t e e c n e n d e staat-wil. Het is teevens te wenz- de, oi, 2oo-als en, dat men voort-aan de frouwen van die erf-op.

van die der oud- L

heid cu noch volchinch uit-sluit en haar alleen in aan-merkiuch

(27)

25

àeezeïdaachen neemt als tiizzen-schaakels cener gereeclveld-rriaiirte;

S L l r ó M e l i e k e- 0 o k i s d e staat-fechtelieke verantwoorde*

wech voor de i&heid ^eg hoofd-recheerders «en onmisbaar vereiste wil-keurieche

alleen-heer- gebleeken. Want wat b'eteekent anders die af-zet- A Î S S k barheid bei oover-treedinch der staat-wil?

wel-eervandat Qm jv e m CTroept z l ch een verzaamelinch van aan

van Yeenczie, n

tot zombere hem onder- geschikte, staatrechtelik-verantwoonlelieke, lande'i "moV" hoofden voor de uit-voerinch en leidincli der deelen dwinclen ; ôf, d e s t a a t_w; i jie tans, bei de bestaande staat-recht- zoo-als vandat

'der vereenich- e'.ieke onschendbaarheid des hoofd-recl eerders, zein

de NoGQcrlcin - '

tien en tans- verteeehen-woordrrchers worden geheeten, maar die vanVoOTd-'tn n i e t s a n d e i's z e i n t ! a n d e m e t l m n d e r vol-macht be- Zmd-Aamee- Reedde uit-voerders en leiders der staat-wil, geleik riekaa, tot

voort-duurende dit met ieder-ander uit-oevenaar der uit-voerende tinch laat ge- macht moet zein. leder hunner werkt op zich- raaken ; of, z eiv e n e n is voor het hem aan-verttouwd deel der uit- geleik van dat

der Swïtzerze voerende macht staatrechlelik-verantwoordelik. (14)

kantoDS, ver- . . -, * swakkcnde Hier-meede moet teevens de in de toe-pazzmcll

staat-oneenich- o r i h o v,d b a a l,e ie e r v a n een verplichte staat-rechlelie- heeden ver-

oorzaakt. ke oovereen-steniminch eener verzaamelinck staat- (14) De loer

van een „pre- wil-uitvoerders — meer bekend onder de naam van

£ieEnch°e°la^â „mieniestceriecle hoomoogeenieteit" — vervallen, en in Prnizen r ya nt [ l e s t < i a t.wil houdt hen ieder aan of doet hen bestaat, en wei-

len de baaron ieder af-treedeii, en niet, geleik tans-noch, de hoofd»

VAN HA1.L i n

Neederland reclieerder.

trachtte in te D e.w e ii echter, èn de hoofd-reclieerder, voeren, met die '

vaneen „kaa- e n je (Je r der hoofilen van de deelen (1er uit»

DlPTlGt-rCCllGGr™

inch", waar moerende macht, buiten hun taak van uit-voerincli

S e l a i a n

5

en leidincli der staat-wil, nocl, die der staat-rechte.

(28)

2 ft

het geheel voôr liekë veratttwoordelikheid moeten vervullen, is hët werlfttnsLt- noodich, dat zei in-lichtinchen ontvanehen van een rechtelik-ver- staat-lichaam, dat, geheel-afgesolieiden, op zich-zelf

antwoordelik . , e

ïs.zein wil» staand, zonder eenieohe macht van wet-geevmch ot keur verzin- u i t v o e r i n c h ; z i c h bepaald beezich houdt met het

4 (15) Hoe- raad-e-eeven der recheeiinch, zoowel in haar taak

juist NAPOLB- °

ON I de waar- Van uit-voerinch als van leidinch der staat-wil. JJit stàat-îinchaàm staat-lichaam heet de raad van staat, maar diende^

wist te schat* e l c h e n l i k ) t B Worden genoemd de raad van recheer-

ten en ie §e~

ibruiken, leeze jn cj1 > Qg) pe perzoonlikheedenj die raad uit-

men in TÖIERS, , n , , , • ,

HisToiEE OT maakende, worden gekoozen door de recheennch-

£ T Ä * £ ^lve. Zei is, echter, verplicht, op verianchen, de.

(16) De raad wetKeevende macht met haaF raad bei te staan,

van Indie op , •,. r. „ \

jaavaa is dit waar-om zei een staat-lichaam genoemd wordt. Ub;

niet, slechts . TT , , een recheer- h. Het bestuur.

inch-lichaam. H e t bestuur is de leidinch der staat-wil. (17) (17) En niet

de hemoeiende jjet ziet toe* dat de staat-wil weike. (.18) Het ïotalshetNee- onder-hoüdt, wat die staat-wil noch Wil hebben ge- derlands he- d,h a a f : d. (19) Het geeft aan, waar de staat, stuur op Jaa-

vaa doet voor- wji vei-beeterinch behoeft. (20) In één woord:

koomen. , , . (18) Werkt het is de vaader-zorch —= maar voor vol-wazzen,

tóetTeechen, wil-bekwaame, kinderen. — Het bestuur geschiedt zoo-als op Jaa- d o o r voiwazzen-mannelieke menzen. (21) Daar-toe

vaa geschiedt. . (19) Het be- WOrdt het staat-gebied verdeeld in onder-deelen»

Bief' stèïzêr bekend onder de naam van gewesten, af-deelinchen taaatich elke s t r e eke Q Waar-oover elk lid van het bestuur*

voor-uit-ganch o u '

te heletten, genaamd ambtenaar, met verschillend-uitgebreide

zoo-als het 6 _ ... . . iv

Neederlauds beatuur-macht, bestuurt. Gezaamenlik zein zei, elle Ä e t ? * ^ " voor zich staatrechtelik-verantwoordèlik, (22) onder-

(29)

(20) Het geschikt aan één hoofd van al-gemeen bestuur,

d r a a c h t d u s i n . .

zich de kiem d. Het beheer.

der ontwik- H e t beheer is de uit-voerinch der staat-wil tot (21) Én niet zelf-belastinch. De reechelinch der zelf-belastinch Ë e S S o - wordt uit-geoevend door de wet-geevende macht s alsmenopJaa- ^ u i t_v o e r i n e h v a n die reechelinch geschiedt door

vaa ziet, waar

vaak een tot n e t beheer, Zoo-erchens, moet hier de staat-recht,

het aan-gaan . . . . ., i 11

eener oover- elieke verantwoordelikheid des uit-voerders gelden.

een-komst on- T r . , gerechtichde ee. Het leecher.

burchermet j je t ie e c n e r is de uit-voerinoh der staat-wil tot het bestuur is

belast. zelf-verdeediechinch. De nood-zaakelikneid der zeii- no!h-nTrchens verdeediechinch beslist de wet-geevende macht ; het zein, maar } h v o e r t d i e begjraiiioh u[t. (23) De staat- Oienen te zem.

(23) Het rechtelieke verantwoordelikheid voor den kreicher, gTeVnood-118 zoo hoofd als onder-geschikte, streidt niet teechen zooïlfmen^ het begrip van tucht. De tucht is een stovvelieke, heeft willen j e staat-rechtelieke verantwoordelikheid een geesten

beweeren. Het

is een onont- lieke gaave.

S v c e t , ĥ Het recht-weezen,

de en de steun j je t j^ht-weezen — froecher, als recliterlieke

der wet-geev- » M I J

ende macht in m acht, een derde staat-macht uiUmaakende, — is rtaat.mtea d e tans weeder gebracht tot het waar stand-punt eener uit-voerinch der staat-wil tot zelf-wetgeevinch. Om hun ambt-kaarakter te verhoochen heeft men den uit-oevenaarsvan dat deel der uit-voerende macht de aan-stellinch voor het leeven gegeeven. Dit is, ech- ter, onjuist. Zei zein geleik met de andere amb.

tenaaren, en zullen genoechzaam gewaar-borchd zein teechen de verleidinch der om-koopbaarheid en oover-

(30)

29

dreeven gôvoel-werkinob. door J e toe-kennineh dtor staat-reclitelieke verantwoordelikheid, waar-meede dan-teevens de af-zetbaarteid gepaard gaat.

ff. Het gezantschap.

H e t gezantschap is de uit-voerinch der staat-wil tot zelf-verteechenwoordiechinch bei de meede-staat.

De weize van zelf-verteechenwoordiechinch stelt de wet-geevende macht vast door een zoort van wet, afgeschilde- die men een verdrach (24) noemt, die de-zell'de nis der ver- r e c h t_ kr a o a t.e n r e cht-gevolohen heeft voor de staat- draachen zie "

DE LA GABDB, en> fae haar geteekend hebben als de oover-cen- HISïOIKE DES . . , , TRAITÉS. E B komst voor de burchers, die haar geslooteu hebbeu.

draichco van De uit-voerinch dier weize van zeli-verteechemvoord- Keederlandhet iecliixiclx geschiedt door het gezantschap, waar- werk daar-oo- . . , ver van M», aan, met onderlinch goed-vinden der Staaten, eemecli- IAGEMANS. ^ bei-zondere, eichensohappen zein toe-gekend,

[25] Zie hier-die men voor-rechten (25) noemt. H e t konzul-

V 0 0 rf ! ™kr schap, (26) d a t alleen de handel-belanchen der staat VATTEL, -WHE- Verteechen-woordioht, bezit die voor-rechten niet.

ATON en ander- . en. oh. De god-dienst en het onder .weis.

voofletwrak" Deeze beiden zein noch-betwistbaare deelen der van M», VAN ujt_v o e r e n (]e macht. Of, juister, het is noch de

WEKTHEIM.

fraach, of zei deelen' der staatwil-werkinch uit-maa- ken, dan-wel, moeten geranch-schikt worden onder de uit-drukkinchen der wil-werkinch des op zich- zelf staanden burchers. Met andere woorden : of kerk en staat met eik-ander vereenichd moochen zein; en of de staat verplicht is de op zich-zelf staande ontwikkelinch haars burchers op te letten.

(31)

*

29

[27] Wat er ^ j )c 0 0pe nbaare werker,.

op Jaavaa voor L , ,

dit gebied noch Dit is een eeven-betwiste zaak. Zommiechen acu- Ä e n . T e t ten de oopenbaare werken een dee] van de staat- men in M f r e i n e e d e n t e zeüi. Anderen houden ze voor de

BKUIJN, VER- " " "

SLAG MIJNER uit_voermch der staat-wil tot zelf-welvaart ont-

KEIS DOOR

1'KANICRIJK EX wikkeünch. (.27)

NoORD-IÏALIE.

III.

DE S T A A T - F R E I H E E D E M .

1 0 . DE S T A A T - F H E I H E E D E N ZEIN BE UIT-DRUKKINCHEN PER STAATWIL-WEUKIXCH, DIE, GEHEEL-AFGESCHEIDEN VAN DE yiT-VOEHENDE MACHT, SLECHTS AAN DE KEECHELINCH DOOR EN HET TOE-ZICHT VAN DE WET-CEEVENDE MACHT ZEIN ONDERWORP- EN.

Beeze staat-freiheeden worden gewoonlik de zoo-genoemde volk-rechten geheeten, en dan vat men de beteekenis van liet woord „volk" op ala een deel der staat-bevolkincti, dat staat teechen- oover de grooten en hoofden. Beiden zein verkeerde op-vattinchen en benaaminchen, die men te-meer moet bestreiden, om-dat de macht-hebbers der Staat- en daar-uit een leer hebben getrokken, waar-bei zei onder-scheid maaken tuzzen een wettieche staat- recheerinch en een oover-weldiechende volk-heer- schappei, J k zal uit-een zetten, wat van dit alles is:

De staat is, zoo-draa een verzaamelinch menzen zich door één wil tot de bereikinch van één doel is[nie]Uanderls, (28) verbinden. Die wil drukt zich uit, en schept dan het zelf- ^ staat_m.acMen. De staat-machten zein dus behgud en de

(32)

so

»eJf.ontwifc door de staat-wil. En deeze staat-wil is door het staat.0 De zelf- zeit» der verzaamelinch menzen, en wordt bekend vergrootmchis door de meerderheid daaraan. Die meerderheid hetgevolchvan

het zein der is niet-alteid va» stovvelieke aard, gegrond op de doel.' TJit de hoe-veelheid ; maar gewoonlik van verstandelieke

Menait het,

a a r d

' g

e

g

r o n d

°P

d e

hoe-daanichheid. Dit is de

duidelikst. Al- oorzaak, waar-om de oorspronkelieke uit-drukkers Ie Staaten zein . , begonnen oor- der staat-wil, die men te-ruoh vindt onder de naam om^chte'ver^ ™ d e s t a n d v a n lecheerders, vorsten, eedelen, groo- deediechen ; t e n e n h00f<len in z ulk een klein aantal zich teech- cneerst-laater>

bracht haar en-oover de minderheid bevinden, die men tans anderdejnner- noemt gerecheerden, onderdaaneu, slaavep, armen lieke, stovve- e u g e m e e l i e n. Zoo-lanch, nuu, die oorspronkelie- denood-zaake- fce uit-drukkers der al-gemeene staat-wil, met hoe- Wed-Tergroô?" veel macht bekleed, niets anders bleeven dan de tinch. meede. ^ . ( j ^ k l e r s van die staat-wil, en zich naar die staat-wil reechelden en haar bleeven raad-pleechen, ginch alles goed. De macht-hebbers drukten uit de staat-wil, die door de staat-burchers was be- werkt. Ook ginch dit noch-goed, toen de macht- hebbers een recht van ervelikheid wensten in de uit-oeveninch der staat-macht, want zei bleeven daar-door toch, naar een denk-beeldieche reedeneer- inch, de uit-drukkers der wil hunner meede-staat- burchers. Maar, toen zei, met de werkelikheid hunner toe-stand niet-tefreeden, ook de erkenninch van het recht der ervelikheid voor zich alleen als een oorspronkelik staat-beginzel en een naatuorlieke

staat-eicheaschap verzochten, daax-op eisten en, eind«

(33)

si

fcïïk, haamen, begon de streid tuzzen de r'eôh'éêr»

ders en de gerecheerden in de staat, die tot-heej- den noch duurt en niet-weinich hèeft bei-gedraach- en om het staat-recht te vervalzen. De mens neemt zoo-gaarne aan, wat hei ziet, en acht zoo- spoedieh goed, wat hei wil. Daar-cm is in die streid de scheinbaaie werkelikheid, voor-al als zei door een scheinbaare oover-macht was gesteund, vaak voor de uit-drükkinch der wil-werkinch aan- f29] Waar-dp gezien en aan-ge'nooraen geworden, ter-weil zei, eich- Neederland enlik, niets anders was dan de geoopenbaarde naar recht

van verdruk- handelinch der wil-keur. De recheerders, die in grondt, den beginne door hun veitelieke toe-stand, de oo-

[30]DeEndi- Ver_macht bezaaten, verdrukten de gerecheerden,

"elze punetem-

en en de die weeder op-stonden. Beide handelinchen zein franze reepuu-

bliekeinen heb- de naa tuurlieke gevolchen eener onrecht-gedachte.

^nch^moord011" W a a r h e t voorgenoemd recht der verdrukkinch be^.

alleen-daarom sta at voor de recheerders — onverschillich of dat doen veroor-

deelen, weil recht wcrdt af-geleid uit de naatuürlieke oover- tuurlik-af- " macht, uit de genaade god's of uit de zoo-genoem- schnuwelieke d e staat-noodzaakelikheid (29), — daar bestaat daad.de moord,

een staat-recht met noCh-meer recht voor de gerecheerden het recht hebben willen . . doen gelden, der op-stand en machthebbers-moord. (.30.) Dit gepltechde611 h e e f t dan-ook oover-al en al-teid plaats gehad, kooninch.- waar die streid op die weize is gevoerd geworden, moord was

naatuurlik- en de ongelükkieche onrecht-vergeldinch der beide*

slecht, ™a^k_ beurtelinch-ooverwinnende; staat-deelen heeft het verschoonbaar staat-recht noch-meer van de waare wech af-ge*

zoo-niet nood-

zaakend bracht. Yan-daar de zoo^genoemde wettichheids

(34)

32

ïfechten en die der volk-lieerscliappei.

Want men gincli toen-ook onder-scheid maakett tuzzen de veitelieke staat-bevolkinch. T>e veite- lik-machtiechen werden de verdeediecliers der vet- tiohheid-rechten, die hun het bezit en de voort-dimf hunner oorspronkelikonwettich-verkreechen hoe-daa • nicbbeeden waar-borcbden, ter-weil de veitelik-ver-.

drukten zich met die eener oover-weldichde en wêer-barstieche volk-heersôbappei moesten getroost- en. Eindelik, kwam men in zommieche Staaten oover-een tot een vergeleik, en de scheerders bc- [81] Men Helden van het afgemat voik de uit-voerende d e g f e . .macht, en naamen daar-bei noch deel aan de wet- iiis, o. a. van 0.e e v e nde, die aan de hoofden der op^gestaane gerech-

de Ei'óote raad a , , • » „ , „ „ ]

vtaVeeneezie, eerden werd toe-gekend. Ook deeze wisten zei

^ ;st r l eh e t spoedich, door de voo.-rechten aan aadel en geest- ment, die der e l M ifl v e rleend, aan zich gehecht te maaken en Dnitze land- , •.

stenden, van t e ü o üden, zoo-dat het volk geheel onder-lach. WU fandSelTen Tn deeze nood begon het volk een wanhoop-streid derittestea-teecben de verdrukkincb van vorst, aadel en geest- ten-generaal. e l ; k l i e i d. ] )e op-standen begonnen weed er met

f321 Men lee- . ,

ze,o a ,dege- de recht-vertrappinchen, die tans met-meer gemas- S S ' B . X I kerf werden en zich als het wettich naatuur-gezach op-standelinch d e e d e n EeldfeB, waar-teechen het volk onrecht-roaat-

teechen het ° i i i f o o i

geloof-gezach, ieche en ongepaste aan-randinchen pteechde. U - ; ZZrtT' Maar het volk deed eeven-zoo. Het liet praaton.

die teeçhen de , reedeneeren ; het sweecli of stierf in nood,

verdniKkincn p i c c a c u v «

der Dnitze ] o e r d o o p ]i e t ganstich oochen-blik eener verdeeld-

eedelen was ge- . , , . . . __ • , ,i,,„,. , „ „

richt. heid tuzzen de machthebbers en maakte daaraan

(35)

gebruik om zich daar-bei als hulp vaü een der Btreidende macht-hebbers teechen-oover den andere op te werpen, en als belooninchen de rechten te-ruch te erlanchen, die zei oorspronkelik als meede-deelen der staat-wil hadden meede-bezeeten. Op deeze weize verkreech het volk van den vorst teeehen de aan-maatiechinchen der wet-geevende macht der aadel en geestelikheid de eichensehappen eener plaatzelieke, zelf-uitvoerende, wet-geevende, macht in de gemeente ; en perstte het volk den vorst met de aadel en geestelikheid het lecht der beoordeel- inch zeiner uit-voerende macht af in de di uk-pers.

En toen de Pranze om-wentelinch vorst> aadel, geest- elikheid en volk had gemaakt tot staat-burchers, maar noch-niet de kracht, noch de teid, noch de geleechenheid, bezat, om de leer eener staat-wil uit te werken, die vorst en volk doet zaamen-leeven en zaamen-werken, wist de reeds machfich-geword- (33] Wat de en gemeente de zoreh voor de oopenbaare rnst, gemeente is en

voorIiulie kan °™e en veilichheid met de uit-voerende macht uit zein leb ik t e ffl

reeds mt-ge-

werktinmein aa. De gemeente.

BBIEVEN AAN

EEN oNGENo- De gemeente (33) was dus van den beginne EMTffi. II GE- i i n T , . . . MEENTE' IN- e e n teeclien de wet-geevende macht veiandieche r^nVf011!' grootheid, die voor-al in die Staaten daar-teeehen [34] Alenleeze

de herhaalde bleef gekant, waar de wet-geevende macht zich de twisten der . , .

Neederlandze esehensciiappen der mt-voereudehad toe-gekend. (34) Btaaten-geener- J n h f t M i n n e r l i e k e zelf.outwikkelinch beginch zei

aal met de zoo1 » il11

genoemde de-zelfde mis»-slaachen der uit-voerende macht door 3.

(36)

u

iwevercînieteit een af-scheidinch haarer bevolkinch, de gemeente- en gem^nttn. burcnerei, uit te lokken in de erkenninoh van het (In Switzer- reci,telik zein der zoo-genoemde gilden of vereen- iand heeft

noch net-zelfde iechinchen van hand-werkende gemeente-buvchers.

Maar de Franzé omwentelinCb heeft ook hier-aan een einde gemaakt, en der gemeente haar weezeulieke kracht in de erkenninoh van en vereeniechinch met de wet-geevende macht laaten aan-brenchen. De wet-geevende macht, als uit-drukkinch der alge- ineen-wil teeóhen-oover de gemeente, als zelf-uit- voerende beizondëMvil, reechelt haar verhoudinch teechen-oover de werkinch der staat-wil, teechen- cover de uit-voerende macht en heeft zich het toe- zicht op de werkinch der gemeente.wil voor-behouden.

I, De druk-pers.

„. TT (, Deeze had ter-stond alle machten voor of teëch-

(35) Hoe zelfä

in het frei- en zich (35), naar-maate haar beoordeelinch goed eland tee'chen of slecht voor de beoordeelden uit-liep. Zei had haar werd te v e r (}r i ln clj iaa. onder-drukkineh te verd uuren, werk gegaan, ' »

kan de ge- voor-al van de uit-voerende macht, die haar haatte, sdhiedenis,

der Enchelzc om haar uit- en aan-vallen teechen haar wükeur- weeton °^ streeven. (3(0 Maar zei trotzeerde de stormen, en (36) De zoo- yf0rfa tans, stil-sweichend, ais een onafhankelik- génoemde

zenzuur zou derde staat-macht erkend.

pauzen zein <?• De zorch voor de oopenbaare rust, orde uit-gevonden. m veilLcUkeid.

Dit is geen eicheuschap der uit-voerende macht, zoo-als zei, beinaa-ooveral, beweert en daar-van schandelik gebruik heeft gemaakt, om niet te zech-

(37)

(87) Zoo-al» en, zoms af-schuuwelik mis-bruik j (37) eeven-min schiedenisvaii i8 z ei e e n hoe-daanichheid dier macht, waar-uit zei Veeneeziekau a n (je r s zeer-spoedich haar eiohensohap zou kunnen

leezen. Het r

bewind des laateu gelden. Het is een een-voudieh veit, oo- LEON ut is, ver-gebleeven uit de in-menchende en al-bemoeiende in dit op-zicht, t ^ he). loof_ „e z a o h e a doQI het sta at , eeven zeede- ** ° ° '

loos en staat- reoht verkeerd als een deel van zein weezen erkend,

onteeiend. , (38) In Indie Maar het beginch. daarbei-noch de rms-siach, die

hartieche°UW' z o r ch der copenbaare rust, orde en veilichheid te Niederländers verwarren met de uit-voerende eiohensohap var« het zelfs begnt-

ichd met de - recht-weezen. (38) Die zoreh mach, voor-eerst, niet macht van het dan plaatzelik zein ; dat is : die met haar toe-zicht —•

/o^4^6 6 2 6 1 1' want daar.toe mach zei zioh slechts bepaalen, en

(39) Das geea 1

gelden meer tot het yoor-kooinen, wat, eichenlik, een paatuuiiik verstrekt, of . . •

op de staat-be- gevolch van het toe-zieht is — zem belast, mooch«

buUe'n'gewoon. e n d a t niet.verder uit-strekken, dan tot het gebied e uit-gaav- der sta at of der gemeente. Ten-tweede, moet zei en meer ge- , . . bracht, voor do oopenbaar weezen, eu mach nooit in een geheima rgthgeeiraeempdoo. «oht-raad ontaarden. (39) En ten-derde, moet zei liezie," dat gtrilct en stipt om-echreevea zein, en nooit uit de stok-paardje

der Jaavaaze freie zorch van eiken burcher, tot bewaakinch van kultuar-man- . , , , , . , . .., nen en Franze zem goeo- en tot beseherminch. van zem perzoonhK- laafat" h e i c l' z i c l 1 m o o c l l e n af-leiden en voort-ontwikkelen.

(38)

D E R D E H O O F D - S T U IC,

DE STAAT-RECHTV0RDERIWCH.

I L DE 8TAAT-BECIITVOBI>EEINCH IS DE HAND-HAAVINCH DEB STAAT WIL-WE KKINCH.

(40) Dit al-ver- • gei geschiedt in- en uit-wendich.

moochen der

wet-geevende De staat-rechtvorderinch in de staat geschiedt macht in ds ,, , .. , . ,. ,

staat ie, °P alle moochelieke weizen, die de wet-geevende meVerninelnaammaoht b e v e e l t' ( 4 0 ) De staat-rechtvorderinch bui.

dan in daad, ten de staat geschiedt door onder-haudelinob. of want zei moet

toch-steeds de oorlocli. De onder-handelinoh is de freedzaame haâïeTwfl staat-rechtvorderinch, de oorloch de geweld-daad- oover-laaten i^^ Het stovvelik beweis (41) van beiden is aan de uit-voer-

ende macht, het verdrach. Het verdrach wordt geslooten door die naar, bei , , , . ., ,

niet-oover-een- d e gezanten, die uit-voerders van de staat-wil ter

" e h ^ " " * ' d e zelf-verteechenwoordiechinch teechen-oover de mee- heid kan weich- de-staat. Het verdrach wordt bekrachtichd door eren, en een be-

roep op de wil de wet-geevende macht, die teevens-ook de freede

(39)

Tottfne^cben s l u i t e n d e o o r l o o a verklaart aan de betrokken (41) En weer- meede-staat,

12. DE TEEHOUDINCH DES STAATEN ONDEELINCH WOEDT BEHEERST DOOE DE STAATWIL-WEEKÏNCH VAN ELK DEE STAAT- EN OP ZICH-ZEDF.

borch, zoo- ^e t v e r<lraoa bindt dus alleen de Staaten, waar- als men ook tuzzen liet geslooten is. — De zoo-genoemde er-

van de zoo-ge- a

noemde grond- kennineh van het bestaan eener staat door de meede- wet der staat , „

meent. s t a a t heelt slechts een vormelieke waarde, en dan- btoreÜn de" D O c ! l T 0 0 r d i e s t a a t' d i e e r a a u h e c ! i t e n w i L ( 4 2>

teiden van het Want de staat is door de vereeniechineh der menz- etaat-vuist-

lecht, toen de en> door één wil tot de bereikinch van één doel Eêg'inzels van v e r , } 0n d e n . H a a r doel is kenbaar aan haar wil- eejiEuroopees wevkineh, die zich bei de kleinste staat ter-stond eeven-wicht en

van een lieilicii oopenbaart. -—

verhoud be- 1? , ,. .

stonden, r, aar- J i n« daarom-ook, is elke gevvaapende tuzzen- heerzerVvanQ" kS f' V 0 0 r W e l k 80 e d d o e l o o k' d e r s t a a t i n d e

eenieche der innerlieke uit-werkinch der meede-staat wil-keur, Staaten van

de zco-ge- wanneer die tuzzen-komst niet op de wettieche weize ra°ncli ° onder-6 d o o r d e w et-geevende macht dier staat — en niet drate/onder" d°0 1' d e u i t-v o e r e n d e ~ i s in-geroepen en aan-ge- drukkincb. fraachd. (43)

der staatwil- werkiueh, zoo in als buiten haar gebied.

(4.3) Bei ver- dnikkinch en öp-stand houdt de wil-werk-

incb op, en _ ïecheert de

oever-macht.

(40)

II.

H E T B U R C H E R - R E C H T ,

I N - L E I D I N C H .

I , HET BECHT IS DB WEBKINCH DIB WH.

De wil onder-scheidt den mens van al het ge- schaapene. Liefde, haat, toorn, drift en al de an- dere werkinchen van het gevoel worden bei de dier- en eeven-eens aan-getrovven. Maar dg wil bezit de mens alleen. Zei is de werkinch van de geest vereenichd met die van het gevoel. Zeer-j aist noemt men haar dus de werkinch van het gezond- verstand. Is zei dat niet, dan mach zei de naam van wil niet draaehen, maar wordt, wat men al- gemeen verstaat en vervoeit als wil-keur, die niets anders is dan de werkinch of van de geest alleen —n waar-uit de schelmerei met haar verschillende en verscheidene geslacht-zoorten wordt af-geleid, — of van het gevoel alleen — waar-van de hart-tooht met haar, zoo-wel uit liefde, als uit haat, verniel, ende ooverdreivónch-zucht haar ontstaan heeft, —•

Pe werkinch der wil-keor is het onrecht.

(41)

Ê. DË WÎL IS DE REECHEL DER HANDELINCH.

Is hst waar, dat de wil is de werkinch vail het gezond-verstand, dan reechelt zei van-zelf de handelinoh, die de uit-voerinch is der gedachte van.

de geest en van het gevoel, elk op zich-zelf ge- noomen.

3 . DE HANDELINCH GESCHIEDT DOOB DEN OP ZICH-ZELF STAANDEN MENS, OP DOOB DE VERZAAMELINCH TAN OP ZICH- iZELF STAANDE MENZÉN.

De handelinoh van den op zich-zelf staandeh mens verkreicht eerst het aan-zein door den meede- mens, jaa, wordt daar-van eerst af-geleid. Bei- den worden weeder beheerst door de verzaamelinch.

De handelinch van den op zich-zelf staanden mens reechelt zich dus naar die der verzaamelinch en wordt daar-van af-geleid. Daar-om ook geen naa*

tuur-recht meer voor den op zich-zelf staanden mens, eeven-min als gewoonte-recht«

4 . DE OP ZICH-ZELP STAANDE MENS, DIE EEN DEEL IS EÉN»

ER, DOOR ÉÉN WIL TOT DE BEREIKINCH TAN ÉÉN DOEL VERBOND- EN, VERZAAMELINCH IS EEN BUROHER,

(1) Oover het j )e han(ielmch des bürchers (l) reechelt zich dus onder-scheid

tuzzen een naar die der staat en wordt daar-van af-geleid.

burcher en een , , ^ , , . , », etaat-burcher, Het staat-recht beheerst dus het burcher-recat.

5. HET BURCHER-RECHT IS DE WERKINCH DEB BUECHER-WIL*

in de-zelfde Bei deeze werkinch heeft men te letten, op ; STTAT-MCHT! 1°. de perzoonlikheid des bürchers» wiens wil werkt \

(42)

40

dat is : het recht-onderwerp ;

2°. de zaak waar-op des burchers wil wei'kt ; dat is : het recht-voorwerp ; en

8°. het beweis, waar-uit des burchers wil*werk-

inch bleikt j dat is : het recht-beweis,

(43)

E E R S T E H O O E D - S T U K.

HET R E C H T - O N D E R W E R P .

B. HET RECHT-ÖtJDERWEBP IS DE BÜRCHER.

En niet de perzoon, dat is : de van de staat geheel-afgescheiden perzoonlikbeid des staat-tmrch- ers, zoo-als de Eoomeinen aan-naamen. Want door dit te doen, zou men weeder zich eerst een denk-beeldieche toe-stand moeten scheppen, om van het staat-burcherschap naar het beizonder-bareher«

schap te geraaken. Want men zou zich, naamelik, den mens in de staat moeten wech-denken, om hem in zein naatuur-leeven weeder te beschouwen, en van-daaruit het burcher-reeht af te leiden en op te bouwen. Vcor-eerst is dit niet-moochelik, wil men al-tans waar bleivet, want de geschiedenis, zoo-als (2) ZieHEï -^ r e e (]s heb trachten aan te toonen, (2) heeft deu

rïAAI'KECHT.

mens slechts staat-burcherlik gekend, van zein eerste

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit wetsvoorstel is in artikel 2.6 geregeld dat burgemeester en wethouders instemmen met een dergelijk verzoek nadat de ACM hen heeft gemeld dat het warmtebedrijf dat de

Indien een bindend advies of arbitrage niet haalbaar blijkt te zijn, dient de partij die het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht heeft gedaan binnen een

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

[r]

[r]

Zoals hierboven beschreven kan een schuldenaar op basis van artikel 288, eerste lid, onderdeel b, Fw in principe niet worden toegelaten als hij in de vijf jaar 15 voorafgaand

Volgens ongewijde geschiedenis was echter Nabonidus de laatste vorst van de Chaldeeën en deze is na zijn gevangenneming niet ter dood ge- bracht, maar verbannen naar Carmanië waar