2 1 • • ORiëNtatiE gEtallEN | DOEl 1

(1)

Rekenroute • groep 3 • onderhoud • oriëntatie getallen | doel 1 • © Malmberg 's-Hertogenbosch • 1/2 • 595952

•

je leert de volgorde van de getallen tot en met 10.

•

je leert de volgorde van de getallen tot en met 10 op de kaartjesgetallenlijn.

1

waar is het goed?

7 6

4 5 8 10 5 6 7 8 9 10

6 9

4 5 8 10 4 5 6 7 8 9

2

tel verder.

1 – 2 – ...

1

2

3

4

5 10

6 7

8 9

HUlP

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1 2 3 7 8 9 10

4 5 6

16_594979-595952_1_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_ORIENTATIEGETALLEN.indd 1

16_594979-595952_1_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_ORIENTATIEGETALLEN.indd 1 14/09/2021 13:4314/09/2021 13:43

(2)

3

welk getal hoort op het kaartje?

6 7 10

9 8

2 5

4 1 3

7 8

6 9 10

1 3 5

2 4

4

2 7 10

3 4 1 5 6 9 8

5

welk getal mist?

4

3 5 6 8 9 5 6 7

3

2 4 5 7 8 5 6 7

2

1 4 5 6 7 3 4 5

(3)

1

_hoeveel?

4 5 6 4 5 6

2

_{maak vast.}

4 5 6

3

_hoeveel?

5 6

4 4 5 6

•

je leert zien hoeveel het is, zonder te tellen.

HUlP

5 6

(4)

4

zoek de hoeveelheid.

waar zie je 5? waar zie je 6?

5

_{maak vast.}

3 4 5 6

6

_{maak vast.}

3 4 5 6

(5)

•

je leert groepjes herkennen om handig te tellen.

•

je leert groepjes maken om handig te tellen.

1

_hoeveel?

5 6 7

8 9 10

5 6 7

8 9 10

5 6 7

8 9 10

2

_hoeveel?

6 7 8 9 6 7 8 9 6 7 8 9

3

_hoeveel?

7 8 9 10 7 8 9 10 7 8 9 10

HUlP

5, 6, 7

(6)

4

_hoeveel?

9 8

7

6 10

5

_hoeveel?

9 8

7

6 10

6

is het goed?

10 10

(7)

•

je leert aantallen tot en met 20 verkort tellen.

•

je leert hoeveelheden tot en met 20 met elkaar vergelijken.

1

_hoeveel?

9 8

7

6 10 11 12 13 14

2

_hoeveel?

18 17 16

15 17 18 19 20 14 15 16 17

3

waar zijn er meer?

HUlP

5, 6, 7.

waar zijn er meer?

(8)

4

waarvan zijn er meer?

5

genoeg wortels?

ja nee

6

genoeg botten?

ja nee

(9)

Rekenroute • groep 3 • onderhoud • oriëntatie getallen | doel 4* • © Malmberg 's-Hertogenbosch • 1/2 • 595952

•

je leert aantallen tot en met 20 verkort tellen.

•

je leert hoeveelheden tot en met 20 vergelijken.

1

_hoeveel?

9 8

7

6 10 11 12 13 14

2

_hoeveel?

18 17 16

15 17 18 19 20 14 15 16 17

3

waar zijn er meer?

HUlP

5, 6, 7.

waar zijn er meer?

(10)

4

waarvan zijn er meer?

5

genoeg wortels?

ja nee

6

genoeg botten?

ja nee

(11)

•

je leert de buurgetallen van getallen tot en met 20.

1

tel verder.

9 – 10 – ... 1 – 2 – ...

10 15 14 15 17 14

13 12 13 16 16 19

12 11 19 17 18 11

9 10 12 13 19 20

5 3 4 5 13 16

1 2 8 6 9 10

9 8 6 7 8 11

4 6 5 10 10 12

2

10 15 20

13 11

14

12 17 19 18 16

3

7 8 9

14 11

10

13 17 16 12 19 15 18 20

HUlP

10, 11, 12.

11 20

10

14 15

12 13

16 17 18 19

12

13

11 14

15

(12)

4

16 19

20 15

17 18

11 12

14 9

13 10

5

17

15 19

16 18

15

16 17

14 13

18

17 20

19 16

11

14 13

12 10

6

vul de lege kaartjes in.

17 10 12

¹⁵ ¹⁶

12 13 16

9 15

10 9

5 6 13

(13)

•

1

welk getal is het grootst?

13 18

23 19

19 21 25

18

25 30

28 21

18 24 21

14

2

van klein naar groot.

30

10 20

20 30 10

15 29

9

9 15 29

26

6 16

6 16 26 3

tel verder.

1 – 2 – ... 1⁰

2 3

4

5

6 7

8 9

20 21 22 24 23 25 27 26

29 28 30

10 11 12 13

14 15 16 17 18

19

HUlP

18

21 9

9 18 21

10

8 9 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21

16

ervoor erna

16

15 17

(14)

4 22 21

20

23 24

²⁵

26 27

²⁸

29 30

7 6

5

8 9

¹⁰

11 12

¹³

14 15

19 18

17

20

²¹

22 23 24

²⁵

26 27 5

5 10 15

7 8 12 13 14 16

20 25

19 22 23 26 28 29

6

8

¹¹ ¹¹

14

24

27

19

²²

30

27 ¹⁷

21

(15)

Rekenroute • groep 3 • onderhoud • oriëntatie getallen | doel 6* • © Malmberg 's-Hertogenbosch • 1/2 • 595952

•

1

welk getal is het grootst?

13 25

22 18

20 30 27

19

23 17

14 19

11 21 22

12

2

30

10 20

20 30 10

21 30

9

9 21 30

23

3 13

3 13 23 3

tel verder.

1 – 2 – ...

20 21

22 23

24 26 25 27

28 29

30

15 16

17

18 19

HUlP

18

21 9

9 18 21

10

8 9 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21

16

ervoor erna

16

15 17

(16)

4 18 17

16

19

²⁰

21 22 23

²⁴

25 26

22 21

20

23 24

²⁵

26 27 28 29

³⁰

13

14

12

15 16 17

¹⁸

19 20 21 22 5

20 25

19 21 24 27 29 30

5 10 15

6 9 11 13 14 16

6

10

¹³ ²¹

24

19

22

24

²⁷

21

17 ²⁷

30

(17)

•

je leert hoeveelheden tot en met 10 opzetten en aﬂezen op de bovenste rij van het rekenrek.

•

je leert de dubbelen tot en met dubbel 5 aﬂezen.

1

wat hoort bij elkaar?

2

_hoeveel?

7 5 6

10 2 9

3

_hoeveel?

8 6 4

2 10

HUlP

5 rood en 2 wit: 7 4 boven en 4 onder: 8

(18)

4

_{zet op.}

zet een streep.

7 9

8 2

6 5

5

_hoeveel?

1 4

5 10

6 8

6

6 5 8

(19)

•

je leert hoeveelheden tot en met 20 opzetten en aﬂezen op het rekenrek.

1

_hoeveel?

20 13 17

12 19 15

2

10

3

_hoeveel?

12 14 18

13 15 20

HUlP

zet op 13

(20)

4

_hoeveel?

16 18 14

15 19 17

11 13 12

6

10

(21)

1

42

39 24

23

23 24 39 42

34

42 24

25

24 25 34 42

23

43 29

34

23 29 34 43

45

25 32

23

23 25 32 45

42

36 24

26

24 26 36 42

23

48 38

28

23 28 38 48 2

38

39

40

⁴¹

42 31

³²

33

³⁴

35

40

41

42

⁴³

44 21

²²

23

²⁴ ²⁵

38

37

³⁹

40 41 46

⁴⁷

48 49 50

35

33

³⁴

36 37 25 26 27

²⁸

29

•

HUlP

37 36

35 38 39 40 41 42 43

40

erna ervoor

41 40 39

buur

(22)

3

tel verder.

20 – 21 – ...

20 21 20 25 26 43 44 45 27 28 29

26 22 23 24 27 29 26 27 37 38 39

25 19 28 22 28 50 34 1 36 34 40

17 33 18 38 29 30 31 28 35 45 41

36 35 34 25 12 34 32 33 34 37 42

4

32 29

30 31

33

50 46

47 48

49

43 39

41 40

42

40 36

38 37

39

(23)

Rekenroute • groep 3 • onderhoud • splitsen | doel 2 • © Malmberg 's-Hertogenbosch • 1/2 • 595952

1

zet de streep.

3 5

2

1 5

4

3 6

3

2

4 6

2

_splits.

5

3

²

5

0

5

1

⁴

6

3

6

2

4

6

1

⁵

4

0

4

2

4

1

3

•

je leert de splitsingen van 4, 5 en 6 en weet het antwoord zonder te tellen.

•

je leert een verhaal bedenken en een tekening maken bij een splitsing van 4, 5 en 6.

HUlp

4 2 6

HUlp

16_594979-595952_2_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_SPLITSEN.indd 1

16_594979-595952_2_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_SPLITSEN.indd 1 14/09/2021 13:4714/09/2021 13:47

(24)

3

_splits.

4

1

3

5

2

3

6

3

1 4

4

2

5

2

3

6

2

4

⁰

5

1

4

6

4

²

4

bedenk een verhaal en teken. bijvoorbeeld:

1 3 4

3 2 5

3 6

3

4

1 5

5

1 6

(25)

•

je leert een verhaal bedenken en een tekening maken bij een splitsing van 6 en 7.

•

je begrijpt hoe je een splitsschema invult.

•

je leert de splitsingen van 6 en 7 en je weet het antwoord zonder te tellen.

1

bedenk een verhaal en teken. bijvoorbeeld:

2 4 6

1 6 7

2

welke splitsing van 7?

7

0

7

⁷

2 5

7

6

1

⁷

3 4

7

5

2

⁷

4 3

HUlp

5 2 7

1

HUlp

(26)

3

_splits.

5

1

4 5

2

3

6

1

5 6

3

7

1

6 7

2

5

0

5

6

4

2

7

4

3

4

welke splitsing?

7 4

3 6 2

4 6 3

3 5

splits. bijvoorbeeld:

6

1 5

6

3 3

6

4 2

7

3 4

7

0 7

7

1 6

7 2

5

(27)

•

je leert de splitsingen van 8 en 9 en je weet het antwoord zonder te tellen.

•

je leert bij de splitsing van 8 en 9 een verhaal bedenken.

•

je leert bij de splitsing van 8 en 9 een tekening maken.

•

je leert splitsingen op verschillende manieren opschrijven.

1

bedenk een verhaal en teken.

3 5 8

6 3 9

2

8

2 6

8

4 4

8

3 5

8

7 1

9

7 2

9

4 5

9

3 6

Opm.: In de beschrijving staat “9 [0][0]”.

Onduidelijk of dit “9 [9][0]”

of “9 [0][9]” moet zijn.

9

9 0

HUlp

8 3

5

8 5 3

1

(28)

3 9 5

4 8 2

6

1

9

8 4

8

4 4

zet de streep en vul in.

8

3

5

9

7

2

8

2

6

9

6

3

8

7

1

9

5

4

5

_{vul in.}

9 3 6

9 4 5

8

2

6

(29)

•

je leert de splitsing van 10.

•

je leert aanvullen tot en met 10 met de splitsing van 10.

•

je weet het antwoord zonder te tellen.

1

_{splits 10.}

10

9

1

¹⁰

4

6

¹⁰

3 7

10

2

8

¹⁰

7

3

¹⁰

5 5 2

_{splits 10.}

10

4

6

¹⁰

8

2

¹⁰

2 8

10

6

4

¹⁰

3

7

¹⁰

9 1

HUlp

10 3

7

3 + 7 = 10

1

(30)

3

splits en maak de som.

10

8

2

^8 +

2

^= 10 ¹⁰ ²

8

^2 +

8

^= 10

10 6

4

^6 +

4

^= 10 ¹⁰ ³

7

^3 +

7

^= 10

10 9

1

^9 +

1

^= 10 ¹⁰ ⁵

5

^5 +

5

^= 10

4

splits en maak de som.

10

4

6

10

2

8

10

7

3

6 +

4

^= 10 ^8 +

2

^= 10 ^3 +

7

^= 10

10

9

1

10

5

10

3

7

1 +

9

^= 10 ^5 +

5

^= 10 ^7 +

3

^= 10

(31)

•

je leert getallen tussen 10 en 20 splitsen in een tiental en eenheden.

•

je leert een verhaal bedenken met een 10-structuur.

1

splits in 10 en de rest.

11

10

1

^? ¹⁶

10

6

^?

14

10

4

^? ¹³

10

3

^?

2

12

10

2

?

15

10

5

?

19

10

9

17

10

7

^?

HUlp

12 10

2

13 10

3

10

(32)

3

12

10

2

¹³

10

3

¹⁶

10

6

¹⁷

10 7

1

11

10

15

10

5

¹⁴

10

4

¹⁸

10 8 4

splits in 10 en de rest. bijvoorbeeld:

bedenk een verhaal en teken.

14

4 10

17

7 10

10 10

5

splits in 10 en de rest. bijvoorbeeld:

18 10

8 17 10

7 19 10

9 12 10

2 16 10

6 11 10

1

(33)

•

je leert in een splitsschema en in sommentaal 10 en eenheden samenvoegen.

•

je leert de betekenis van getallen in een splitsing en in sommentaal.

1

welke som hoort erbij? maak de som.

10 +

6

⁼

16

^{10 +}

3

⁼

13

^{10 +}

5

⁼

15

10 +

4

⁼

14

^{10 +}

7

⁼

17

^{10 +}

8

⁼

18

2

voeg samen.

maak de som.

10

19

9 ¹⁰

13

3 ¹⁰

11

1 ¹⁰

16

6

10 + 9 =

19

^{10 + 3 =}

13

^{10 + 1 =}

11

^{10 + 6 =}

16

10

18

8 ¹⁰

15

5 ¹⁰

14

4 ¹⁰

17

7

10 + 8 =

18

^{10 + 5 =}

15

^{10 + 4 =}

14

^{10 + 7 =}

17

3

teken met een rechthoek en rondjes.

10

16 euro

10

12 euro

10

17 euro

HUlp

10 + 4 = 14

1

(34)

3

maak de sommen.

10 + 5 =

15

10 + 2 =

12

10 + 3 =

13

10 + 6 =

16

10 + 7 =

17

10 + 1 =

11

10 + 8 =

18

10 + 9 =

19 4

teken met een rechthoek en rondjes.

maak de som.

10 10

10 + 4 =

14

^{10 + 6 =}

16

10

10 + 5 =

15

^{10 + 1 =}

11

(35)

•

je leert de splitsingen tot en met 10.

•

je gebruikt de splitsing van 10 om aan te vullen tot en met 10.

•

je begrijpt de manieren van opschrijven.

•

1 3 4

3 4

7 7

5 2

7 7

2 5

7 7

4 5

9 9

8 1

9 9

6 3

9 9

2

bedenk de som die erbij hoort en maak deze.

6 + = 10

4

5 + = 10

5

1 + = 10

9

3 + = 10

7

8 + = 10

2

4 + = 10

6

HUlp

7 2 5

1

(36)

3

splits en maak de sommen.

6 4

10

3 7

10

8 2

10

4 +

6

^{= 10} ^{7 +}

3

^{= 10} ^{2 +}

8

^{= 10}

4

_splits.

3 6 5 4 1 2

7 4 1 2 3 6 5

2 4 6 7 1 5

8 6 4 2 1 7 3

4 5 7 9 2 3

9 5 4 2 0 7 6

5 6

3 2

9 0

10 5

4 7

8 1

10

5

_{splits 10.}

7 3

10

9 1

10

6 4

10

8 2

10

5 5

10

3 7

10

(37)

Rekenroute • groep 3 • onderhoud • optellen en aftrekken | doel 2 • © Malmberg 's-Hertogenbosch • 1/2 • 595952

1

zoek + 1, + 2 en dubbelsommen en maak deze.

8 + 1 =

9

5 + 2 =

7

4 + 3 = 6 + 3 = 4 + 1 =

5

2

zoek − 1, − 2 en dubbelsommen en maak deze.

6 − 1 =

5

7 − 2 =

5

3 − 2 =

1

5 − 5 = 9 − 1 =

8 3

maak de sommen.

9 − 2 =

7

5 − 2 =

3

7 − 2 =

5

8 − 2 =

6

4 − 1 =

3

5 − 1 =

4

6 − 1 =

5

3 − 1 =

2

•

je leert + 1, + 2, − 1, − 2-sommen en dubbelsommen herkennen.

•

je leert een verhaal bedenken bij deze sommen.

HUlp

3

1 5 7 9

4

2 6 8 10

5 + 2 = 7 6 + 2 = 8 3 + 3 = 6

1 2

16_594979-595952_3_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_OPTELLENENAFTREKKEN.indd 1

16_594979-595952_3_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_OPTELLENENAFTREKKEN.indd 1 14/09/2021 13:4914/09/2021 13:49

(38)

4

welke som hoort erbij?

2 + 2 3 + 1 3 + 2 3 + 3 4 + 2 4 − 1 4 − 2 5 − 2 3 − 1

5

maak de sommen.

4 + 2 =

6

4 + 3 =

7

6 + 1 =

7

6 + 2 =

8 6

maak de sommen.

4 − 1 = 3 4 + 4 = 8

(39)

•

je leert 5-sommen herkennen en weet het antwoord zonder te tellen.

•

je leert wanneer het handig is om sommen uit te rekenen met verwisselen en waarom dat mag.

•

je leert verhalen bedenken bij een 5-som.

1

maak de som.

5

⁺

3

⁼

8 5

⁺

4

⁼

9 5

⁺

2

⁼

7 2

zoek 5-sommen en maak deze.

5 + 1 =

6

2 + 3 = 5 + 2 =

7

4 + 2 = 2 + 7 =

4 + 4 = 3 + 5 =

8

2 + 3 = 4 + 5 =

9

5 + 5 =

10 3

welke sommen horen erbij?

maak de sommen.

5

⁺

1

⁼

6 1

⁺

5

⁼

6

5

⁺

3

⁼

8 3

⁺

5

⁼

8

5

⁺

2

⁼

7 2

⁺

5

⁼

7

HUlp

5 + 2 = 7 2 + 5 = 7

je leert verhalen bedenken bij een 5-som.

(40)

4

6 5 + 1

1 + 5

3 + 5 4 + 5 5 + 4

2 + 5 5 + 2

7

9 8

5 + 3

5

maak de sommen.

5

⁺

2

⁼

7 3

⁺

5

⁼

8

1

⁺

5

⁼

6 5

⁺

5

⁼

10 6

bedenk zelf 5-sommen en maak deze.

+ 5 = + 5 = + 5 = + 5 = + 5 = + 5 =

(41)

•

je leert verdwijnsommen en bijna-verdwijnsommen herkennen.

•

je kunt een verhaal bedenken bij een verdwijnsom en een bijna-verdwijnsom.

1

bedenk een verhaal bij de som en teken.

7 − 7 =

7 − 6 =

2

zoek bijna-verdwijnsommen.

4 − 1 5 − 4 4 − 3 8 − 7

3 − 2 3 − 3

8 − 4 5 − 4 5 − 1 6 − 5 7 − 6

9 − 1

HUlp

4 − 4 = 0 4 − 3 = 1

(42)

3

zoek verdwijnsommen en bijna-verdwijnsommen en maak deze.

9 − 8 =

1

4 − 4 =

0

7 − 5 = 2 − 2 =

0

5 − 4 =

1

8 − 4 =

3 − 3 =

0

9 − 5 = 7 − 6 =

1

4 − 3 =

1

8 − 3 = 7 − 7 =

0 4

maak de sommen.

7 − 2 =

5

6 − 5 =

1

3 − 2 =

1

6 − 2 =

4

10 − 2 =

8

7 − 7 =

0

9 − 8 =

1

5 − 2 =

3

9 − 2 =

7

4 − 2 =

2

5 − 4 =

1

5 − 3 =

2

4 − 4 =

0

9 − 9 =

0

8 − 1 =

7

9 − 1 =

8

(43)

•

je leert 5-sommen (aftrekken) herkennen.

•

1

bedenk 5-sommen (aftrekken) die erbij horen en maak deze.

9

⁻

5

⁼

4 7

⁻

5

⁼

2 9

⁻

4

⁼

5 7

⁻

2

⁼

5

8

⁻

5

⁼

3 6

⁻

5

⁼

1 8

⁻

3

⁼

5 6

⁻

1

⁼

5 2

zoek 5-sommen.

9 − 5 10 − 2 6 − 5

6 − 2 7 − 4 6 − 1 7 − 2

8 − 3 8 − 5

10 − 4 9 − 4 9 − 3

HUlp

7 − 5 = 2 7 − 2 = 5

(44)

3

6 − 1 =

5

9 − 5 =

4

6 − 3 = 8 − 5 =

3

6 − 4 = 9 − 2 = 6 − 5 =

1

10 − 5 =

5

8 − 3 =

5

7 − 2 =

5

7 − 3 = 7 − 4 =

7 − 5 =

2

8 − 2 = 9 − 4 =

5

8 − 4 =

4

bedenk de 2 sommen die erbij horen en maak deze.

8 − 5 = 3 8 − 3 = 5

7 − 5 = 2 7 − 2 = 5 5

bedenk de som die erbij hoort en maak deze.

som:

8

⁻

3

⁼

5

antwoord:

5

^eieren

som:

9

⁻

5

⁼

4

antwoord:

4

^eieren

som:

7

⁻

2

⁼

5

antwoord:

5

^eieren

som:

7

⁻

5

⁼

2

antwoord:

2

^eieren

(45)

•

je leert 10-sommen (optellen en aftrekken) herkennen.

•

1

4 + 6 =

10

3 + 7 =

10

7 + 2 = 6 + 3 = 3 + 5 = 6 + 4 =

10

8 + 1 = 7 + 1 = 5 + 5 =

10

7 + 3 =

10

1 + 5 = 8 + 2 =

10 2

bedenk de 10-som die erbij hoort en maak deze.

9 + 1 = 10 4 + 6 = 10

2 + 8 = 10 8 + 2 = 10

3 + 7 = 10 5 + 5 = 10

HUlp

10 – 6 = 4 10-som!

(46)

3 10 − 3 = 7 10 − 7 = 3

10 − 5 = 5 10 − 4 = 6

10 − 2 = 8 10 − 9 = 1

4 6 4

10 − =

vriendjes van 10

6 en 4

3 7

10 − =

vriendjes van 10

3 en 7

5 5

10 − =

vriendjes van 10

5 en 5

5

maak de sommen.

10 −

5

^= 5

10 −

7

^= 3

10 −

1

^= 9

10 −

9

^= 1

10 −

4

^{= 6}

10 −

2

^{= 8}

10 −

0

^= 10

10 −

3

^{= 7}

(47)

•

je leert ‘moeilijke’ sommen uitrekenen met het rekenrek in 1 of 2 stappen via de 5.

1

bedenk de som die erbij hoort en reken uit.

7 − 3 = 4 8 − 6 = 2 9 − 4 = 5

7 − 4 = 3 9 − 6 = 3 8 − 4 = 4 2

welke sommen weet je zo?

zet daar een stip voor en maak die eerst.

je mag een rekenrek gebruiken voor de ‘moeilijke’ sommen.

7 + 2 =

9

4 + 3 =

7

2 + 3 =

5

5 + 3 =

8

3 + 6 =

9

4 + 4 =

8

4 + 5 =

9

2 + 5 =

7 3

welke sommen weet je zo?

zet daar een stip voor en maak die eerst.

je mag een rekenrek gebruiken voor de ‘moeilijke’ sommen.

5 − 2 =

3

8 − 4 =

4

9 − 5 =

4

7 − 2 =

5

8 − 6 =

2

9 − 3 =

6

7 − 3 =

4

9 − 6 =

3

HUlp

9 − 6 =

stap 1

4 witte eraf

stap 2

nog 2 rode eraf

9 − 6 = 3

1

(48)

4

weet je de som of reken je hem uit met het rekenrek?

verbind en reken uit.

5 + 2 =

7

3 + 4 =

7

6 + 3 =

9

5 + 4 =

9

9 − 1 =

8

6 − 4 =

2

9 − 3 =

6

7 − 6 =

1

7 − 4 =

3

8 − 6 =

2

moeilijke som weet ik

5

reken uit.

je mag het rekenrek gebruiken.

9 − 4 =

5

^{8 − 4 =}

4

7 − 4 =

3

^{7 − 3 =}

4

9 − 6 =

3

^{5 − 3 =}

2

(49)

1

zet van kort naar lang.

3 2 1

2

hoeveel meter ongeveer?

0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 cm100

5

^meter

0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 cm 100

4

^meter

0908070605040302010cm100

2

^meter

3

wat is meer dan 1 meter in het echt?

4

•

je leert meten met een meetlint van 1 meter.

•

je leert schatten hoe lang iets ongeveer is.

HULP

ongeveer 1 meter ongeveer

1 meter

ongeveer 2 meter

0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 cm100 cm

16_594979-595952_4_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_METENENMEETKUNDE.indd 1

16_594979-595952_4_RR_PB_ONDERHOUD_GR3_METENENMEETKUNDE.indd 1 14/09/2021 13:5014/09/2021 13:50

(50)

4

hoeveel meter ongeveer in het echt?

1, 2, 5 of 10 meter?

10

^meter

2

^meter

5

^meter

5

hoeveel meter ongeveer?

1, 2, 5 of 10?

0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 cm100

2

^meter

0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 cm100

5

^meter

0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 cm 100

10

^meter

6

wat is langer dan 10 meter in het echt?

(51)

•

je leert de wijzers van de klok aflezen bij de hele uren.

•

je leert de wijzers van de klok plaatsen bij de hele uren.

1

hoe laat is het?

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

6 uur 8 uur 12 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

3 uur 9 uur 10 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

1 uur 10 uur 11 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

1 uur 10 uur 11 uur

2

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011

8 uur 10 uur

4 uur 6 uur

HULP

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

grote wijzer

kleine wijzer 3 uur

(52)

3

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011

7 uur 3 uur

5 uur 10 uur

4

teken de kleine wijzer.

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

6 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

8 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

3 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

9 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

2 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

10 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

7 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

11 uur

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

5 uur

(53)

•

je leert de wijzers van de klok aflezen, bij de halve uren.

•

je leert de wijzers van de klok plaatsen, bij de halve uren.

1

half 12 half 5 half 8 half 3

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011 12 1

2 3 5 4 7 6

8 9

1011

2

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half

9

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half

8

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half

1

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half

3

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half

5

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half

10

HULP

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 4 grote wijzer

kleine wijzer

(54)

3

half 1 half 3 half 9

half 5 half 11 half 10

4

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 2

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 4

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 8

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 1

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 12

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 7

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 3

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 9

12 1 2

3 5 4 7 6

8 9

1011

half 5

(55)

•

je leert bedragen tot en met 10 euro herkennen en samenstellen.

•

je leert bedragen tot en met 10 euro samenstellen met zo min mogelijk munten en briefjes.

1

welk bedrag hoort erbij?

8 euro 5 euro

7 euro 9 euro

2

welk bedrag hoort erbij?

6 euro

7 euro

9 euro 10 euro

HULP

8 euro

(56)

3

hoeveel euro?

4

euro

5

^euro

7

^euro

8

^euro

4

maak het bedrag.

doe het met zo min mogelijk munten en briefjes.

6 euro

10 euro

8 euro

9 euro

5

Is het bedrag goed?

4 euro

7 euro 6 euro

9 euro

ja nee ja nee ja nee ja nee

(57)

•

je leert bedragen tot en met 20 euro herkennen en samenstellen.

•

je leert bedragen tot en met 20 euro samenstellen met zo min mogelijk munten en briefjes.

1

hoeveel is het?

18

^euro

14

^euro

15

^euro

17

^euro

2

wat is het meest?

3

is het bedrag goed?

19 euro 12 euro 15 euro 14 euro

ja nee ja nee ja nee ja nee

HULP

17 euro

(58)

4

17 euro 11 euro 13 euro 16 euro

5

18 euro

15 euro

19 euro 12 euro

(59)

•

je leert alle blokken in een blokkenbouwsel tellen.

1

hoeveel blokken?

6 8 4

2

10 5 6

3 8 9 9

HULP

(60)

4 4 6 8

7 7 6

5

9 8 5 4