• No results found

HAWAï KONING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HAWAï KONING"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

DOOR

VAN GORCUM & COMP. N.V. - ASS EN

Nr

28-29

Een serie Voordrachten, Samenspraken, Toneelstukjes, Zangspelletjes en Zangstukjes, Poppekastspelen, enz.

ONDER REDACTIE VAN DAVID TOMKINS

DAVID TOMKINS

DE KONING VAN HAWAï

~ ~ o

'f0'1v

~.

VOOR JONGE MENSEN VAN VIER TOT VEERTIG

(3)

UITGEVERS - ASSEN DOOR

Opvoeringsrecht vrij bij "anschal

van 6 boekjes

Van Gorcum's Tonee!fonds ("Kamptoneel")

Nr 28-29

BLIJSPEL IN DRIE BEDRIJVEN

DAVID TOMKINS

8

r~~·:·,.-

DE KONING VAN HAWAl

VAN GOR CUM & COMP, N.V.

Kr I: MEVROUW EN DE KEUKElOIE~~HOBDJE MET DE PAUWEVEER en DE PO ICTER. Drie MIDllDIptaten, door Da vid Tom IE in •.

DrieUIIIeIIIpI'MeD, ftIJI. _ ameisjes,IImeisjes,1lIlI'iajeen1jonpn.

HetyJotlerijm ende _ kindenDblpiplijlreb _~bet uitbethoofd lereDYU1deze stukja toteen _ e--pa.e>p.oeriagsrecht'mi bijlWIICbaf YUI 8boek;" PrijspereumpJaar300I!IIt.

Rr 2: DE BRAZILIAANSE HOED. Amusant spelletje, door D. vid TomIEins.

Spelen: 5meijes, 3 jcmcens en r'IUf'8Dllen.

~t_ jongemensenT&ft10-17jur. Eenaardi&eparodieopde

b--.nocs..die met 'ncoedlach-euceaopp9OenIkan--.leDdow'DUDtaJ meisjesenenkelejongens.OpToerinprechtTrijbiibnsebaf &ft3 boekjes.

Prijspel'e.mplaat30 CIlDt.

Nr 3: HOOGMOED KOMT VOOR OE VAL. Een grappip geschiedenis door T r u u s Eygen b u)'1e n.

Spelen: :Imeis~m 7jOl'lPft8.

Geecbikt norjongemenaen Tan9-15,aar.Ia411el1rijftD.()p'Ioeriftp- rechtmjbijaanacbafTan9boekjes. PrijSperarmplBu30C*lt.

Nr 4: ALLE VERANDERING IS GEEN VERBETERING.

Btijspe1letje door D.vid Tom kinI.

Spelen::Imeisjet en:Ijoncens.

Geecbiktvoor ioncernenteIIvan lo-J7 j~ar,Ja3bedrijftn.Amuuat en indejuiste toon gacbtnen. Eenjuffrouw,die nietliITnldenmetd I _

Ju.n,dealaat_anderenen nu tothaargrotescbrik,maartilt _ _ der loelIchouwers, in aanraking komt met RUSIUcbt ..~_,..".

OpTOeringSrecht Trij bij aanachaJvan ..boekjes. Prijsper

tamp_

30cent.

Hr 5: HOE PRINS MARIO PLEZIER IN'TLEZEN KREEG.

SprookjesspeJ door Jan5 Bak ker.

Spelers: 6melI)eI, 3 jongens,kaboutersen eUjet.

GeecbiktToorkIeIoe~(6-10jur),~or6.u.J-.dia

TUInhoud en unklediJIr;~zooder tomeIinIIChooI eabultti! . . . . OeIpI'OOkjessfeergeeft een1W'dig,kleurlgeffect,terwijl de _den - _ op n,m - dekleintjeS gemakkeliJk te leren en te Yertolken vaUen. Vencbillende personagesUilsprookp prlklWen,op nj1J1,deleeslustTandenJonpopriIIs.

Oeopat Is z6, clat een grootlWltalkinderen er aan mukand-.WWijl dit untal ook nog gewajzag1lkanworden. Dergelijkestukja I1Jn ultbmlt Toor _ oudenvonden. Wij ...~hetop met kinderen TMde4c1e,§de

al . . .vande6cIekluse, Het- . teenPI! _ nuw.Osm-iacsndrt'mj bijaanschafTM9boekjes.Prijsper.-nplur30 t.

Nr 6: HANS EN DE KABOUTERS. SprookJesspel door Jans Bakker.

Spelers:1meISje,2 JODPDSel!kIhouten.

E _900rkJeiMnkiDderen.MenZIeyoortsdetoeIichbncbij _ S- InHnbedrijfme zang JNrmUZlelt). Een_lamdeJoncenkriilt . . . . van bboutl!rs enTUeentoftll&lftje,c1athemeen~ &eét- HeeleenvoudigTMInhoudenunkleclinc,cIaaoocIszondertoaeeIlnlCbooI enhUlStespelen.OpToeringwwchl'm'bi,Ianscbafvan7boeltjeS.Prijspil' aemplaar3Q cmt.

Hr 7-8: 's NACHTS IN HET KORENVELD. ZanppelJetje door G. BOl.

AantalspeJers onbllpuJd(meisjeS).GelcbiktTOOrlàncIereJITMI-IS ,...

ZaoppeIJetjeinfhtbedrijf. Watwaj tnKbooltuJ eenkiader8ciDe bntn, met 7 DIInlJI*'S m... (met1da-bl&eleidiQc) en een pll'1IIIIdo. Goed _ kTUIIemand, die 't"YlIk"keilt.OpYoeriDprecht'mi bi, UNchafTM 10boekjes. Prij pil'~plaar60cent.

Hr 9: BALLONLIEDJE. ZengspelJetJe door G. Bos.

AaDtaItpeIenonbepuld.

z.acs,etlttjem6&tbedri,f, gesdaiklToorlcindIna _ 6-10jur.Sc:briJ-'

-ICbClO!manat~ -bleftliljnlJIIIAIlopclit. . . . .rwds ...

boek""

PriJ- - - . -

flllllllllllllll~I]llli~m~~Ilrlllll~ 111111111111111

00973808

(4)

3 Freule

Jste BEDRIJF.

Tuin van hel landhuis van freltle de ucade, met ttilzicht, over het eiland !leen, op de zee lIlet een enkel eiland in de verte. Op de voorgrond een tuintafel lJIet breiwerk, bloemvaas enz. Drie tuinstoelen, in een 'l'aarvan freule LOltise zit te breien. Haar broer Henri in unifol'lIl loopt heen en weer en blijft soms pratend voor haar taan. Hier en daar enige palmen.

H.: Dus, Louise, je blijft bij je voornemen, om je verdere levensdagen hier op dit eenzame eiland door te brengen?

L.: Ik heb je al meer gezegd, Henri dat dit inderdaad mijn bedoeling is.

H.: Je lijkt wel idioot!

L.: Smaken verschillen.

H.: Maar mens, bedenk toch, wat je doet. Een paar maand geleden heb je me onverwachts gevraagd, een vrachtboot te huren, om al je hebben en houden, tot je piano en je kanarie vogeltje toe, vanuit je v~lla in Bussum naar dit to aal onbewoonde eiland midden in de stille Zuidzee te brengen. Je wou de zogenaamde beschaving ontvluchten, zei je.

L.: En daar had ik mijn reden voor!

H.: Natuurlijk, dat begrijp ik. Zonder al te onbescheiden te zijn, meen ik te mogen opmerken, dat een zekere baron van Rhodenrijs aan je besluit niet geheel vreemd is!

L.: (/e'l'c/ulig) Henri, ik heb je nooit namen genoemd!

H.: Nu ja, daar verandert de zaak niet door. Enfin, hoe het zij je hebt je villa verkocht en bent met één enkele kamenier de wildernis ingetrokken.

PERSONEN:

Gérard, baron van Rhodenrijs, 45 jaar.

Freule Louise de Sucade, 42 jaar.

Kapitein ter zee Henri de Sucade, haar broer, 44 jaar.

Jeanne, kamenier van Louise, 20 jaar.

Kees, matroos, vrijer van Jeanne, 24 jaar.

Barend, bottelier, vriend van Kees, 29 jaar.

Het stuk speelt op een der PhoeniK-eilanden (tussE'n Nieuw- Zeeland en Hawaï gelegen) in de tegenwoordige tijd.

2

(5)

5 L.: Wat zouden die natuurkinderen met geld moeten doen?

Nee, ze zijn al tevreden, wanneer Jeanne en ik sokken voor hen breien van dunne Jaegerwol. Daar schijnen ze hun schildpaddeneieren in te koken.

H.: Een mens zijn lust, een m~ns z'n leven.

(oP

zijn

horloge

::iwd). Het wordt intussen mijn tijd: ons schip vertrekt over een uur. Zoals ik je al zei, doen we eerst Honoloeloe aan en volgen dan de gewone route naar Vancouver.

Over een paar maanden gaat het gelukkig weer huiswaarts.

Heb je nog boodschappen aan bekenden in Holland mee te geven?

L.: (billcr): Ik heb voor altijd gebroken met mijn vroeger bestaan!

H.: (lachelld): Foei, foei, zusje, niet zo somber! Ik blijf erop rekenen, dat we binnen niet al te lange tijd samen thee- drinken in een gezellig home te Bussum.

L. (be.ti I): Nooit! nooit!

(mil 1t'Y:ii lwml /c'elllllC op.) L.: Ja, wat is er?

J.: Freule, daar is een nett inboorling, die vraag, of hij de piano kan komen stemmen.

L.: Vraag, of hij over een uur terugkomt. (j('(Wlle a/).

H.: (;'crbt/flsd).Pianostemmer? Zei ze: pianostemmer? Eeuwig jammer, dat mijn schip zo gauw vertrekt! Dat heerschap had ik wel eens willen zien! Maar 't is waar: je hebt nu eenmaal je piano hier en in deze gezegende streken schijnen alle leveranciers, die je nodig hebt, uit de lucht te komen vallen. (1ce1~1 halfr de hell/d loc.) Louise, het ga je goed.

Ik blijf er bij, dat ik deze gang van zaken idioot vind, maar wanneer je mijn diensten nodig mocht hebben, schrijf je maar naar 't bekende adres. Doe de groeten aan Jeanne en verwacht me niet eerder hier dan over minstens drie jaar. Tot ziens en het beste. (Hclll'i a/, LOlti.~e l?ijlü

hem

I/{l t'll 'lui/t ,'all

tijd tot tiid. Kcat

llaal'

het ta/ellie

femg t'li gelat ::itten breien.

J

ea II1le Iwmt op.)

L.: Ga zitten, kind en neem je breikous. Aardig van mijn broer, hè? dat hij even aankwam. Hij schijnt werkelijk te menen, dat ik over een paar jaar weer in Holland terug kom. Geen haar op mijn hoofd, dat eraan denkt!

Nooit van m'n leven heb ik me zo vrij en gelukkig gevoeld als hier in dit kleine Paradijs. Wat wil je trouwens meer?

Zie die eeuwig blauwe hemel eens, ruik de zalige, zilte L.: De wildernis? me dunkt! Wil je wel geloven, dat het

me hier dikwijls is, of ik op een warme zomerdag in de omstreken van Bussum wandel?

H.: Hoe bedoel je?

L.: Nou, mijn zomerhuisje is door Kalkmans uit Hilversum ge bouwd en de tuinaanleg is verzorgd door van der Sla uit Naarden, die ik speciaal per vliegtuig heb laten overkomen. Natuurlijk verschilt de plantengroei hemels- breed van wat wij in Holland gewoon waren, feitelijk is alleen het grint hetzelfde, maar overigens is er, op mijn landgoed althans, zomin sprake van een wildernis als bij jou in het Ankerpark in Nieuwediep.

H. (vI/geduldig): Goed, goed, maar we dwalen af. Ik wou zeggen, dat ik meende, toen ik je het plan hielp uitvoeren, dat je één, hoogstens twee jaar, vergetelheid wou zoeken voor minder aangename levenservaringen, om daarna je weer te Bussum of ergens anders te vestigen. Nu blijkt opeens, dat je hier je leven wilt eindigen.

L.: Is dat dan zo gek?

H.: Ach, gek, gek het lijkt me meer onprak~isch: Hoe ben je bijvoorbeeld in de twee maanden, dat Je hier nu woont, aan eten gekomen?

L.: Heel eenvoudig en precies, zoals ik he· me had voorgesteld.

Ik dacht wel, dat ik de blikjes lunchtong en sp rciebonen, die je me met alle geweld mee wou geven, niet nodig zou hebben. Kijk eens, Henri, alle eilandjes van de Phoenix- groep worden eens per week bezocht door inboorl~ngen,

die schildpaddeneieren komen zoeken. Inboorhngen, eenvoudige, hartelijke natuurkinderen, die nog niet d~or

jouw hooggeroemd Westerse beschaving bedorven zIJn.

D e rste keer ging ik hen met Jeanne, mijn kam nier, glimlachend tegemoet en deelde bitterkoekjes uit. Je had die opgetogenheid e ns moeten zien, aandvenlijk gewoon. Ogenblikkelijk boden ze een mandje met reuze- garnalen aan en ... sindsdien komt elke Vrijdag de visboer.

H. (:pol/cl/{i): En de verse kadetjes 's morgens?

L.: Beter nog: we et n zacht geroosterde maïs of ago-pap met gebakken kreeft. Je moet niet vergeten, beste Henri, dat hier bewoners komen van wel zes of zeven verschillende eilandengroepen en ieder brengt zijn eigen proclukten mee.

H.: Dan betaal je zeker op het kruideniersboekje ?

(6)

lucht die de oceaanwind elke dag opnieuw over deze eilandenwereld voert. Overal bloemen, overal frisse groene palmen met bont gekleurde papegaaien. Geen mensen om je heen, die voortdurend met je willen bridgen en tennissen en winkelen en tea-en, geen kranten vol onheilspellende oorlogsberichten of met foto's van bot- singen op onbewaakte overwegen, geen lange golf.

J .: En geen korte golf.

L.: En geen kampioen-golf.

J.: En geen permanente golf.

L.: Geen weldadigheidsbazar.

J.: En geen rijwielplaatjes.

L.: En geen zegeltjesplakkerij.

J.: En geen straatbelasting.

L.: Zeg, Jeanne!

J.: Ja freule?

L. (/wl'tclljk): Jeanne, ik moet je toch nog eens zeggen, hoe bijzonder hartelijk ik het van je vond, toen je besloot, mij te volgen naar dit onbewoonde eiland met het zekere vooruitzicht, nooit meer het kruidenierswinkeltje van je ouders terug te zien. Je was jong, je had een leven voor je vol zonnige beloften wie weet ... een man, kinderen, een eigen tehuis ..

J.: 0, freule!

L.: Ja kind, ik weet wel, dat je nog te jong en te onbevang~n

bent om aan de liefde te denken, maar het was toch met onmogelijk geweest, dat er eens iemand kwam, zoals ...

nu ja ... zoals ...

J.: Bedoelt u baron van Rhodenrijs?

L.: Kind, het is, of je m'n gedachten raadt! Helaas, vt~rgeten kan ik hem niet, maar vergeven zal ik hem noolt.

J.:

0, u meent met die brieven?

L.: Inderdaad - je weet toch nog steeds zeker, Jeanne, dat je de twee eerste in de goede brievenbus hebt gedaan, ik bedoel, niet bijvoorbeeld in de receptenbus van een apotheker?

J.:

°

nee, freule, ik ben er zelfs mee naar het hoofdpostkantoor gegaan.

6

L.: Goed, kind, goed. De derde heb ik zelf bezorgd. Drie brieven, met tussenpozen van een week en op geen van de drie enig antwoord. Op geen van de drie, terwijl ik kort te voren een onderhoud met den baron had, waarbij mij duidelijk bleek, dat ik hem niet onwelgevallig was.

Wie zou een dergelijke vernederende koelheid van hem verwacht hebben? En is het in zo'n geval niet heel verklaarbaar, dat ik met mijn vroeger bestaan niets meer wil te maken hebben? dat ik zelfs Europa ontvlucht, om in de Australische archipel vergetelheid te zoeken?

Maar om op mijn onderwerp terug te komen Jeann ...

laatst op een nacht, toen ik niet slapen kon ...

J.: 0, die nacht, toen u meende, dat er een reuzesalamander in uw hoofdkussen was gekropen?

L.: Dezelfde. Ik woelde onrustig heen en weer en opeens kwam mij weer voor de geest, hoe geen moeite je t veel was in de dagen van ons vertrek, hoe je mij op de lange rei naar de stille Zuidzee letterlijk met alles hebt geholpen, hoe hier in de eenzaamheid van een vreemd land nog geen klacht over je lippen is gekomen. Kortom, ik kreeg een ingeving, dat ik zoveel aanhankelijke trouw moest belonen.

J.:

Maar dat is helemaal niet nodig, freule.

L.: Jawel, jawel en ik zal je zeggen, wat ik gedaan heb. Ik heb je bedacht in mijn testament. Bij mijn overlijden blijf je onb zorgd achter.

J.: 0, maar ...

L.: Nee, bedank me niet. Als ik in Holland was gebleven, had ik waarschijnlijk op je trouwdag een sommetje op je va tgezet, maar nu dat niet kan ...

( 1c1l/tl' de sc/leJ'lIlt'1

klinkt

een si"lItw/../aa

op

~nng

nl iets

clt'rr;t'!ij/i~.)

J.: Hemel, daar zal de pianostemmer al zijn! Ik ga even kijken.

(Jt'tlI/III'

lil,

dl' /N'II/I' kijkt I,'ell Oc'N

/ret

('i/UI/cl1'11 brclt dan :'trc1, r. Op dl' : (lol'''l'olld rechf.s kOJJlt'1l op:1\1't: ,de lIIatruos,

11/

ti

/rtbl'uill tricot 1'11 (I('fligells'i','rsicrd als('t'll in/mor/ill',

CII

J

ClII/IW.

Reidel/ I/lli tere

11 , huorbaar

'i'oor

/rel publiek

en ,'óór ::e op Il'ell/e LOlli e todopen,

die /reil

pas zid,

a/ _t dic/rtbij

/raar

zij71

J.:

Vooruit maar, daar zit ze, maar vergi_

'e

niet, hoor!

Je kent geen woord Hollands. De rest laat je au .. ..."ij over.

K.: All right gooi de touwen maar los.

7

(7)

Opoe opoe tapanoeli hokuspokus.

Fair banane for e duppie in grootmokum.

Hij wordt, dunkt me, spraakzamer, ik vind het altijd zo'n heerlijke gedachte, als deze arme heidenen zich bij ons een beetje thuis beginnen te voelen. Waar komt hij vandaan Jeanne?

Hij is hierheen komen zwemmen uit Hawaï.

o

nee, zeg, wat origineel. Indertijd, in Bussum, hadden we soms de zogenaamde Hawaïan Songs op de radio.

Wie had toen kunnen denken, dat ik nog e ns met een echten bewoner van deze interessante eilanden zou kennis maken.(totl{c/'s): Uw enigszins weemoedige muziek heeft altijd een diepe indruk op mijn gemoed gemaakt en ik twijfel er niet aan, of U zult mijn piano op gevoelvolle wijze weten te stemmen. (fot

J

t'1l11ne) : Ach, daar vergeet ik weer, dat hij er niets van verstaat. Ik wou, dat ik jouw aanleg had, Jeanne, om vreemde talen te leren, want je schijnt je, na een verblijf van twee maanden, al aardig vlot met die mensen t kunnen onderhouden.

Dat komt, omdat ik altijd de boodschapp n aanneem, freule. Dan leert het vanzelf.

Ja, dat is waar ik moet mij ook wat meer onder de inboorlingen begeven, als ze hier komen viss n en jagen.

Maar, wat ik zeggen wou, wijs jij hem even de salon, waar de piano staat en ... zeg, Jeanne (zachter) je kunt nooit weten .... blijf er maar liever bij. Je kunt dan net doen, of je aan 't stof afnemen bent.

Hij zal misschien wat langer werk hebben dan een Hollandse stemmer, freule, want er zijn, geloof ik, niet veel piano's op de eilanden hier en dan verl er je het gauw, dunkt me.

(III/dellkend): Ja zeker, dat kan best je denkt ook om alles. Nu, weet je wat, zeg, dat hij zich niet hoeft te haasten en dat ik hier buiten blijf zitten. Dat stelt hem misschien gerust, want al zijn ze nog zo vertrouwd met je - die ongekunstelde natuurkinderen behouden toch altijd een 9 L.:

L.

J.: (mef o;'erlltigillg) Ik ook!

L.: Gut kijk es, Jeanne, hij lacht! Zou hij iets van ons gesprek begrepen hebben?

J.: Nee, vast niet, freule; deze inboorlingen komen hoogst zelden met blanken in aanraking.

L.: Zo? waar zou hij dan eigenlijk wonen? Vraag hem dat eens.

J.:

K.:

L.:

J.:

J.:

L.:

J.:

Pianostemmer Dienstmeisje

Beidel! RUIlI! op freule Loltisl' af.

Freule, hier i de pianostemmer.

(leRl lirei71'el'll neer. slual

op

Cl! bekijkt dCII inboIJrti1lo

door

l'en lorgIlet 111111 lilllRI' h'orell .lal. .lls dlll i

afrre/npclI.

;;c~l K):

Mauna Loa kiwi kiwi.

Wat zegt ie, Jeanne?

Hij wenst u gezondheid en een lang leven to . (lachi): 0, dank u, allervriendelijkst! Kiwi kiwi! Insgelijks!

Vel heil en zegen! Vraag hem eens, Jeanne, of hij ge- diplomeerd i .

Pipo tipo halmaheira.

Oeloe poeloe honoloelo Ja?

Hij zegt tenminste, dat hij in Honoloeloe examen heeft gedaan.

Merkwaardig, dat bij deze natuurkinderen toch een innerlijke drang blijkt te bestaan naar wetenschap en kunst.

Men heeft mij wel eens verteld, dat het Australi che ras is voorbeschikt, om op de duur de Westerse beschaving te verdringen. Wat zou hij in dat tasje hebb n, Jeanne, een stemvork?

Ik denk het wel, freule en misschien e n paar nieuwe snaren.

(Kijkt nog tI'IIS dOrJl' hallr llllput) Hm, e n flinke jonge man, dat moet ik zeggen. Ik vind toch het mensenras ovt:r 't algemeen hier knapper dan in Holland. Toch Vf>r chillen de typen onderling vrij terk, want, ik w et niet, of 't jou opvalt, maar deze inboorling is weer totaal anders dan de schildpaddenjager , die we gewoonlijk ontmoeten.

Deze heb ik liever.

L.:

L.:

J.:

8

J.:

K.:

L.:

J.:

J.:

L.:

K.:

L.:

J.:

L.:

(8)

zekere angst voor het blanke ras ze zien ons voor machtige tovenaars aan en ik heb liever niet, dat mijn piano daar de dupe van wordt.

J.: Best, freule, ik zal er net zo lang bij blijven, tot hij klaar is.

Moet ik hem iets geven voor de moeite?

L.: Ja, natuurlijk, net als de anderen, dat lijkt me het beste.

In het werkmandje ligt nog een paar Jaegersokken, die hebben ze altijd graag. Mocht dat niet genoeg zijn, zeg dan, dat we kniekousen zullen breien en dat we die door een van onze vissers op Hawaï zullen laten bezorgen.

(Tol Ka., die ill lil kUil/cr rOlld .laai Ic kijl,clI): Hallo, kiwi, kiwi.

K.: Motje main ouwe zeebrasem.

L.: Wat zegt ie, Jeanne?

J.: Bedankt voor de klandizie en tot weerzien.

L.: Heel beleefd, alleraardigste mensen. Het ga u goed, kiwi, kiwi! Als je met hem klaar bent, Jeanne, waarschuw je wel even, hè?

(Pre/tie Luui t'bui"l zichOl'l'I' Iwarbrcil,'C}'k, Icr"'1/1

i

nl/lllC

[{us ,'(JOl' zich uitdIl,'I, hl'! IOllft'! lij).

K. (tol /rd /lIIblicl.-): Is dat effe boffen!

EINDE VAN HET EERSTE BEDRIJF.

2de BEDRIJF.

hUI a/gelegen ell dic/rl!Jt''''oeide

Pld, liP

I,tl eilalld. il'Ullnt'

komt up,kijkl ulI/zich/iglIi1tlrtllle zijdl'lI t'U "t'c/Idali !'lIigl' JIIulell eell "achl /luil:i"1/111I1, dat eiJlddijl( op "dijl.·c ."iju beallli.ool'd ••onlt. (ït hel.Inrik"c.,·(/ Imfipt rees, r;ddced als Hollalldse- 1IIt/lr(ln.~. "l"i'olgd donr :iill lJIt/tll nart'lId de bottdier. të'el1et'ns iJl IIIII/nrm.

K. (lllid): Hallo, Jans!

J. (!l'gl Cl'II ,'illl;l'l'

flP

de lippen). Sti Kees, niet zo hard, de freule slaapt net. Hoe gaat het ~rmeesinds gisteren?

K.: Patent, patent! ik heb voor de vilri'"ti~m'n maat maar eens meegebracht.(Tutnarl'lId).KijkeS,Barend, da's nou Jans, wat zeg je d'r van?

Ia

Bootsman

B. (bCil.'fHlllercnd): Nou, die kèn d'r wezen, hè (gee/I Jl11l ecn /ra lid) je dienaar, juffrouw, zoals de kater zei tegen de kat.

Je zeI blij zijn, dat je eens een ras-echte matroos ziet, in plaats van al die bavianen hier.

J. (l'crbaasd): Bavianen?

B.: Nou ja, nikkers dan, koffie met veel room, koffie met weinig room, maar koffie zit 'r in elk geval door. Ik heb twintig jaar gevaren en dan krijg je verstand van dat gespuis.

K.: Zeg Jans, hoe was ie gisteren? Ha, ha, ha, as ik d'r nog an denk. Zo gauw ik weer aan boord was, heb ik Barend d hele kemedie verteld en ik dacht, dat ie 't zou besterven van de lach.

B.: Ja, daar mot je nou Kees voor zijn, om je te gaan verkleden as pianostemmer uit Hawaï.

K.: Nogal een kunst ik had enkel een zwembroekie an en wat kippeveren in m'n haar.

J.: Maar de freule heeft geen ogenblik gedacht, dat je niet cht was. Hoe kwam je toch an die mooie, bruine kleur?

K.: Hier, dat mot je an Barend vragen, die heeft het recept.

Teer, geloof ik, met een beetje lijn-olie.

J.: Je glom tenminste als een echte inboorling.

K.: Mo t ook! Verbeeld je, dat jouw madam ineens zei (dot'! I/(/a, 1/(1) "Jeanne, je b duvelt me, geloof ik, met je pianostemmer."

J.: Nou, dat zal niet gauw gebeuren: eerstens is ze kippig en tweedens is ze in de vaste mening, dat hier alleen vissers uit de buurt komen en dan om de zoveel jaar haar broer, die zee-officier is. Ze denkt, dat niemand in Nederland, behalve de marine dan, van het bestaan van dit eiland af wet.

IJ

(9)

B.: Ja, dat vrouwvolk heeft rare ideeën omtrent de scheep- vaart. Apperpo, juffrouw, als je d'r niet op tegen hebt, ga ik hier zitten, want we hebbe zeker een uur lang over de rotsen moeten klauteren (1/1'1'1111 plaals up dl' l'unrcrrolld lilt'! gel?rtlisle bl'1len). Ik denk maar, neem je gemak, zoals de opperman zei, toen ie in de kalkbak viel.

K. (l\.ijkl behoedzaaJII naar alle zijt/eli rond): Welja, de kanapé staat klaar. Ga zitten, Jans, jij op de ene punt en ik op de andere en asse we getrouwd zijn, allebei in 't midden.

J.: Maar ik heb niet lang tijd, hoor! (J. e1I J\.. "IWIl ('i'l'l/reIlS zit/en) .

K.: Zeg, Jans, vertel nou es, wat zei de freule van di piano- stemmerij ? Dacht ze werkelijk, dat ik uit Hawaï kwam?

J.: Dat hoorde je toch. Ik heb later nog eens gezegd, dat je van 't ene eiland naar het andere zwom om overal de muziekinstrumenten na te zien.

B. (t'erl!llusd): Heb je gezegd, dat i zwom? Je zwemt hier geen tien meter of de haaien hebben je t pakken. Ha, ha, ha(s/,/(/I Fet-' lP d/' schouder), Kees, hoor je dat? Je zwemt de Pacific over met n stemvork tussen je tanden. Da's iets voor 't Olympisch comité!

K.: Maar gelooft ze dat dan?

J.: Natuurlijk, je kunt toch niet uit de lucht komen vallen n de inboorlingen, die hier maïsmeel en vis en sago komen brengen, kent ze allemaal. Bovendien kunnen we het b ste rustig met elkaar praten, terwijl jij zogenaamd de piano zit te stemmen.

B.: Ik heb nooit gewe en, Ke s, dat jij ver tand van piano's had.

K.: Heb ik ook niet, maar ik b n goed op de tr kharmonica en daar zitten ook to tsen aan. Al de m ziek is zo'n beetje t zelfde. Je slaat enkeer of wat acht r mekaar op die witte dingen en dan weer voor de variatie op de zwarte en daarbij trek je een gezicht, of je en levend konijn in de klankkast hoort springen. Maar om 110U tot de zaken terug te keren (oPt'/'I/' I'/I/slig): zeg eens, Jans hoe lang duurt die poppekasterij hier nog igenlijk?

Ik heb op 't moment toevallig een pa sagiersboot te pakken tussen Auckland en Honoloeloe en dus ken ik je elk week zien, maar as ze personeel gaan verminderen en daar is kan op met de crisis, moet ik we r terug naar Amsterdam en dan zie je me voorlopig niet we r.

B.: Ja, juffrouw, zo is het en den ouwe heeft er zo pas nog een toespeling op gemaakt.

K. (schiM dic!lter 1war

J.

loe 1'11 laaI een ar/ll om haar heen):

Zeg, Jans, hoor nou es.

J.: Jawel maar handen thuis asjeblieft. Wat wou je nou beweren?

K. (/Ilekcl/d): Zeg Jans, laat dat ouwe fregatschip hier nou optrekken met de zwartjes en ga met me mee.

J. (.pot/cl/d): Nou dadelijk, zeker?

K.: Ja natuurlijk, nou dadelijk. Ik smokkel je ongemerkt aan boord, in twee dagen zijn we in Honoloeloe en vandaar breng ik je met een Hollandse boot naar Amsterdam.

J.: En dan?

K.: Dan trouwen we subiet.

J.: En dan?

K. (7't'rbuttsd): En dan ... en dan ... nou ...

J.: En dan zijn na een maand de duiten op, de hond in de pot en de meubels in de bank van lening.

B.: Je ken toch een wink ltje in eieren en zuur opzetten aan 't Waterloopl in?

J. (b(l{J.~) Niks geen winkeltjes! K es moet netj s wonen en stuurman zi n te worden bij de grote vaart.

K. (I/l/-ft/lkt~l/d): Potdorie, dat is een idee!

J.: (lUikl ,'/t'/II lif! 1111JI): Maar dan moet je luisteren naar mij en geduld hebben en geen gekke dingen doen.

B. (.'!II') Zondag, Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donderdag, Vrijdag, Zaterdag.

K. en J. (It'grltjk). Wat bedoel je daarmee?

B. Zeg Man Doe Wat De Vrouw Zegt.

K. (ltitllrge:leld)' Dus je blijlt voorlopig hier bij die gekke juffrouw, je laat main maar weer op m'n eentje tegen d pa saat optornen en je k n niet vooruit zeggen, hoe lang 't nog duren zal.

J.: Nee.

K. (:I.lal IJYIll/./~ op t'H grijpl H. bij de urm):

Kom mee, Bar ndje, da s hier niks gedaan. Me gane maar w er in de haaienvijver dobberen. Hap, zeit ie en dat spaart je de begrafeni kosten uit.

J. ("l't';;1 een pi/tlr Irunen h'Cg): Kees, luister nou nog esl K.: Ach, al dat gejeremijeer, wat heb je d'r an? Met kletsen

kom je de wereld niet door.

(10)

J.: Maar met duiten wel.

K. (bliJjl laall, opmerkzaam): Heb je die dan?

J .: Ik krijg ze tenminste.

K. (koml leYllg en gaal o.'ecr zit/en): Zo, dan kenne we eindelijk eens verstandig praten. Ga zitten, Barendje - je bin zoveel as eerste getuige(begillt eell pijp Ie loppell, B. gaat zit/en, ]. is blij..'ell zittell): Kom op meid, met je cente.

Heb je een twintigje in de Staatsloterij?

J.: Nee, veel beter.

B.: Potdosie. Zeker een rijke erf-oom, zoals de schoenmaker zei, toen ie z'n vrouw's nicht met een nieuw gebit zag lopen.

J. (ZIlC!It): Kom wat dichterbij, Kees. Je kunt nooit weten, wie daar in de struiken zit te luisteren.

K.: Op een onbewoond eiland zeker!

B.: De juffrouw het gelijk - koppe bij mekaar en je roer los.

We luisteren.

J.:

Nou dan, freule Louise is rijk, zoals je weet. Voor we hier naar toe gingen, woonde ze op een villa in Bussum, maar ze had ook nog een kasteel bij Arnhem en een land- goed in Noord-Brabant.

B.: Meer as ik in elk geval.

J.:

Dat is allemaal verkocht en het geld staat nu op eén bank in Amsterdam.

K.: Je b nt goed op de hoogte, zeg.

J.:

Ja, als we hier zo samen alleen zitten, vertelt ze wel es een en ander. Maar wat ik zeggen wou van dat geld heeft ze me een lijfrente beloofd, omdat ik dadelijk klaar stond om met haar mee te gaan naar dit eenzame eiland en omdat ik haar zo goed geholpen had bij het vertrek en op reis.

K.: Was maar liever in Bussum gebleven.

J.: Ik heb toch immers pas toegestemd, toen ik wist, dat jij hier in de buurt als matroos kon varen. Nu hebben we tenminste allebei een baan en anders hadden we niets.

B.: Dat noem ik spijkers met koppen slaan.

K.: Allemaal goed en wel, maar wanneer krijg je dat geld nou?

J.: In ieder geval als ze dood is, maar ik wou juist vragen, of het niet eerder kon en dan trouwen.

K.: Da's een idee! Allemachtig ja! over een poos zeg je, dat je niet langp.r wilt wachten, je pakt 'r e ns flink aan.

B. (scherdsent): Je zet 'r de pin op de neus ...

K.: Je legt 'er het vuur aan de schenen ...

(Cil de struillCll sprillgt

plot.

eli lig

een

man te voor c!lijn, heer ill port/ws/uum, in iedere hOlld een rcvolver; de tlllderw 1'liegCJL o1.'ereilld).

Bar0 n van R h0 den rij s: Handen omhoog, of ik schiet!

K.: Allemachtig, wat heb ik nou an me pet?

B. (po/lclld): Da's mannetaal!

R: Handen omhoog, voor den duivel.

B.: Jawel, jawel, zo dan, is 't nou goed?

K. (al1g lia): Steek je handen op, Jans!

R: Ziezo, en geen stap van je plaats, versta je? (

'pottend):

Wel, wel, en de heren waren bezig, een complot te smeden.

Een roofmoord, als ik het goed begrijp. 't Is fraai, om een argeloze, alleenwonende vrouw met z'n drieën te over- vallen!

(H. laat :;'11 rcc!It('r!ul1Id zali!<ell). Handen op, vriend, heb ik gezegd. Elke loop heeft zes scherpe patronen, bedenk dat wel.

B.: Ik heb zo'n jeuk, even krabben.

R: Geen grapjes, alsjeblieft - daar is de zaak te ernstig voor.

Jullie maakt hier plannen, om freule Louise te doden.

K. (i'crbaasd): Wat zegt U?

R: Ja zeker, houd je maar niet van den domme. Jammer, dat ik zulke goede oren heb, hè? Daarnet, twee minuten geleden, heb je op deze zelfde plek in alle kalmte voor- gesteld, om de freule, let wel, de freule, die ik goed ken n juist van plan was te bezoeken, om freule Louise zeg ik, (meI .'erhfjjin" ,'an sloll) levend te verbranden.

K.: Wel heb ik van m'n leven - is hij nou gek, Barend, of ben ik het?

B. (,'cyollil.'lflmliad): Je bent er helemaal naast, meneer.

Je zuigt allerlei onzin uit je duim en as je die dingetjes niet in je kluiven had, lag je al lang met een knock-out tegen de vlakte.

R: Zo en ik zuig zeker ook uit mijn duim dat jij de man bent, die de freule met een priem wilt doorboren.

B.: Nou breekt me de klomp ben ik nou gek, Kees, of is hij het?

J.: Er is hier een vergissing in het spel - ik ken meneer wel.

15

(11)

R: Ja zeker, meisje, ik ken jou ook en daarom is het dubbel bedroevend, dat je in handen bent gevallen van een paar gewetenloze schavuiten.

8.: As me nou die vent toch eens even die dingetjes neerlei!

Kees, geef me een handspaak, m'n vingers jeuken.

K.: En de mijne tintelen. Mot ik hier nog langer voor gek staan?

J.: Meneer van Rhodenrijs, u heeft werkelijk abuis. We spraken wel over de freule, maar helemaal niet met het doel, haar leed te doen. U heeft onze woorden verkeerd begrepen (alle hll/uieH .;u!ll~t:II e;deiddiik).

R: Z6 je had het toch over de dood van de freule, over vuur aan de schenen en een pin op de neus.

B.: Ha, ha, ha, die is goed! Hij denkt aan echt vuur en een echte pin.

K.: Dat was bij wijze van spr ken, meneer. Ik wil wel voor de freule door 't vuur gaan, maar zonder vlammetjes langs me sokken. Begrijp U?

B.: Wat ma in betreft, ik ken 't goeie mens niet, maar ze is me n t zo dierbaar als me bloedeigen tante.

R: Jeanne, ik heb je altijd horen roemen al een betrouwbare kamenier. Ik wil aannemen, dat je dit nóg bent. Wat zijn dat voor mannen?

L.: De matroos IS een k nnis van me en de bottelier is z'n maat. Ze liggen hier m t een schip voor't iland om vers water in te nemen en zo dadelijk varen ze door naar Honoloeloe.

R.: Is dat waar, mannen?

B.: Zo waar as ik hier voor je sta, meneer. En berg nou die dingetjes maar op, want daar heb ik eerbied voor. As de trekker aan een takje blijft haken, i Barendje met al zijn tuig naar de kelder.

R: Goed dan, maar op één conditie: da jullie ogenblikkelijk de benen neemt en naar je schip terugk ert.

K.: Ik kan toch zeker w I eerst even afscheid van me meissie nemen? Ja, je hoeft je niet om te draaien, meneer, 't is een zoen in eren deugd. Nou Jans, meid, t ga je goed, hoor, tot over een week. Groe de freule en as meneer ze kent, wil di misschien wel een goed woordje voor ons doen vanwege die lijfrente, want ik verlang niet graag naar een mens z'n dood, maar je zou 't toch doen, as we zolang met trouwen moeten wachten.

B.: Hei je die revolvers nou in de rust gezet, meneer? 't Is niet voor 't een of ander, maar je ken nooit wete. Nou juffrouw, 'k ben blij, dat ik je kennis gemaakt heb en as je trouwt, stelt Barend zich disponibel as eerste getuige en later as 't zo uitkomt as peetoom. Atjuus! (J{.

en

8.

lil

door de truikeIl) .

R: (/Ia een korte puitJe): Zijn ze weg? goddank! Jeanne, je moet me helpen ik moèt freule Louise zien en spreken.

Neem me niet kwalijk, dat ik daarnet zo onbekookt optrad, maar ik ben over m'n zenuwen heen. Ik dacht waarachtig, dat ze haar wilden vermoorden. Zeg eens gauw, wat denkt ze van me?

J.: Nou, niet veel goeds, meneer de baron, en dat kunt U haar eigenlijk niet kwalijk nemen. Ze heeft u vanuit Bussum drie brieven geschr ven en die heeft u geen van all beantwoord.

R: Maar mijn hemel, ik kon het niet ... op mijn woord ...

het was onmogelijk. Ik heb ze alle drie pas tien dagen geleden gekregen.

J. ('Vt'I'ólIl/sd). Wat zegt U?

R.: Ja kind, denk e ns even na. Ik ben gezantschapssecretaris in Brussel toen de eer te brief van de freule aan mijn gewone adre Boulevard Anspach arriveerde, was ik net een paar uur te voren met een diplomatieke zending naar Italië v rtrokken. De brief werd me nagezonden, de tweede en de d rde ook, maar toen ze in Rome aan- kwamen, was ik ook dààr niet meer: een spoed bericht riep m naar Marokko. Van Marokko moest ik een week later naar Buenos-Aires. Dienst! wat zul je eraan do n?

Maar met dat al reisden de drie brieven me overal na en eindelijk, tien dagen geleden, zoals ik zei, bereikten ze me in Parijs. Ik schrok van de wanhopige toon, die vooral uit het laat te schrijven sprak, dat tevens vol v rwijten was over onbeleefdheid en v ronachtzaming, die ik hele- maal niet verdien. Natuurlijk schr ei ik per omgaande d ware toedracht van de zaak, maar kreeg tot mijn grote v rbazing mijn brief terug met de kanttekening: vertrokken naar het buitenland. Eindelijk hoorde ik van den broer van freule Louise, dat ze het wanhopig besluit had ge- nomen, d wereld vaarwel te zeggen om op een onbewoond eiland in de Stille Zuidzee haar verdere levensdagen te eindigen.

J .' Maar hoe hebt u ons hier kunnen vinden?

(12)

(f'erbaa ti): Is er hier een koning in de buurt?

Ja zeker, de koning van Hawaï!

Dat is tenminste een betrekking, die met mijn tegen- woordige functie enigszins overeenkomt. Ja ... dat zou te proberen zijn. Weet je werkelijk niets anders?

De freule heeft nadrukkelijk verklaard, dat ze voortaan alleen nog maar wil omgaan met inboorlingen, omdat dit onbedorven natuurkinderen zijn.

Zo ... hm, .... ja .... enfin. Dan moet ik mij daar ook maar bij rekenen. En de kleur, zou dat gaan? Ik ben zeker lang niet bruin genoeg?

o

daar kan Kees wel voor zorgen, de volgende week.

Hij heeft een goed recept van teer met lijnolie.

Goeie hemel, ook dàt nog! Maar liefde overwint alles _ het is voor freule Louise en dat zegt genoeg. We spreken dus af, Jeanne, dat jij me de volgende week. bij

!~ m.eest~~es

presenteert als de koning van Hawaï, die zIJn Jaarlijks bezoek brengt aan de hem onderworpen eilanders. Maar hoe doe je met het gevolg die koning brengt

nat~~rlijk

een paar ministers, een zonneschermdrager, een hJfarts en een stenotypiste mee.

o

die laat ik zogenaamd wachten bij het palmbosje, een k...artier van het huis af daar merkt de freule niets van.

Goed prachtig de zon breekt weer door, het geluk lacht me

t~e.

Na zoveel maanden van scheiding eindelijk een tête-à-tête met mijn uitverkorene, zij het dan in de model-pyama van den koning van Hawaï!

R.

J.:

R.:

J.:

R:

J.:

R.:

J.:

R.:

19

]{I/lller

in

/zet

landhIlis

'i'llll

freule LOlli

e. /)e:e

loopt

bed

rij. Ir: heell

Cil

'à·eer.

3de BEDRIJF.

L.: Jeanne!

( 'tem ,'(lil bllitclI): Ja, freule. (jeallIIe Iwmt bill1len).

L.: Jeanne, heb jij enig idee, hoe we dien koning vanmiddag ontvangen moeten? Hij komt immers?

J.:

Zijn adjudant is zoëven komen zeggen, dat Zijne Majesteit belet vraagt tegen kwart over één.

L.: Dan moeten we een halI uur eerder koffiedrinken. Laat de afwas maar in de keuken staan, daar komt ie toch niet.

Dan bedacht ik zoëven: hoe zou zo'n man gaan zitten?

J.:

Net als ieder ander, denk ik.

Ja, dat was niet gemakkelijk, maar een verliefd hart is een machtige drijfveer.

Daar heeft U gelijk aan.

Ik huurde dadelijk een motorjacht en zette koers naar de noordkust van Australië. Van daar uit begon ik een onder- zoekingstocht langs alle eilandengroepen tussen Nieuw- Zeeland en Hawaï. Minstens vijf maal ben ik op een ver- keerd eiland geweest éénmaal bijna gevangen genomen en éénmaal bijna opgegeten.

Maar meneer de baron toch!

Wat zal ik je zeggen: haar beeld deed me alle moeilijkheden overwinnen, het onrecht, haar onbewust aangedaan, brandde me in de ziel. En nu, Jeanne, nu meen je, dat ik geen kans heb, om toegelaten te worden, dat ze me niet meer zien wil? Zou dan alle ontbering van de laatste dagen vergeefs zijn geweest moet ik hier, met het geluk voor ogen, ellendig ondergaan?

(har/clijl.'): Nee, meneer, we zullen er wel wat op vinden, maak U zich niet overstuur. We zullen een list gebruiken.

Ik ben helaas niet erg listig aangelegd.

Laat u dat maar aan mij over. Ik heb, als u 't niet verder vertelt, m'n vrijer ook al bij de freule binnengesmokkeld.

Ha! en hoe deed je dat?

Verkleed als inboorling.

Maar ... èh ... als ik het wèl heb, dragen deze mensen niet veel m er dan een kleine heupbedekking.

Kees had tenminste alleen een zwembroek aan met een gordel van palmbladeren.

o

foei! - ik kan me in een dergelijk tenue toch onmogelijk aan freule Loui evertonen.

U kunt van mij wel een gestreepte onderrok lenen.

Het idee alleenal! Nee, n e Jeanne, ik heb all waardering voor je vindingrijkh id, maar dat gaat beslist niet, dat is t gen alle redelijke eisen van fatsoen in. Bovendien heb ik geen zwembroek meegebracht.

Die kan Kees u wel lenen.

0, nee, afgrijselijk! Maar wat dan, Jeanne, wat dan?

Zijn er geen ambtenaren bij die inboorlingen, di een cape of iets dergelijks dragen?

Dat zou veel te warm worden we zjjn hier vlak bij de evenaar. Wacht eens ... de enige, die zijn lichaam mag bedekken met veren en gevlochten palmbladeren is de Koning.

R.:

J.:

R:

J.:

R.:

J.

R.:

J.:

R:

J.:

R:

J.:

R.:

J.:

R.:

J.:

R:

J.:

18

(13)

21

J.: Ja, maar met veel moeite - het is al zo lang geleden, moet u denken, dat hij in Barneveld studeerde. En zelf spreek hij slechts enkele woorden en dan nog met grote tussenpozen.

L. (l'erbaasd) : Hoe weet je dat toch allemaal zo precies, Jeanne?

J.: Van den adjudant. Ik heb tegenwoordig niets geen last meer met de taal, die ze hier spreken.

(BuilelI ït'orell op em {:Ollg ge

-lagen).

L.: Daar wordt gebeld, ik bedoel geslagen. Zou dat de sago- leverancier zijn?

J.: Ik zal eens gaan kijken.

(jeall1le al. /wlIIl kortdaarop lerug //lel !\'ees, ï'ermollld ell!>

illuoorlillg) .

L. (llOudl haa)' lor~l/et voor 'i aug): Wel jonge man? Hé, die heb ik meer gezien, dat is de pianostemmer! Hij heeft toch pas alles nagezien?

K. (legl ~éll 11II1Id op zijn bo!":t en hOl/dt de ell/dere b01.'eII liet hoofd, UI

i

wijze van gruet). Uppala kampaki!

L.: Wat zegt ie, Jeanne?

J.:

Dat u bewaard moge blijven voor kiespijn en hoofdpijn.

L.: Ah, alleraardigst, dank u, hetzelfde. Kiwi, kiwi. Veel heil en zegen!

K.: Wum bum pum, nagasaki.

L.: Is dat we r een heilwens?

J.:

Nee, hij zegt, dat de koning vroeger is afgereisd. Hij komt nu vóór de koffie, inplaats van kwart over één.

Zijne Majesteit is bijzonder verlangend, u zo spoedig mogelijk te zien.

L.: Wat een charmante man. Alleen begrijp ik niet goed, Jeanne, is die pianostemmer ook aan het hof verbonden?

J.: Ik meen, dat hij verloofd is met een hofdame van de koningin.

L.: Wel, dat treft, dan kan hij ons inlichtingen geven over wat ik Zijne Majesteit mag pres nt ren tol JO;. die feil

!.ir/lil{eri} cUIII de IJllllfr!.itaal Ie bda}/'Cil): Hallo, stemmer, kiwi, kiwi!

(J{. dra,lil zich om).Vraag hem eens, Jeanne, of de koning 's morgens vruchtensap gebruikt of gewoon een kop koffie met lagroom.

(feil/Ille gaal lWW' Kees, elit' op de achtergrolld /s geb!fl.'t'1l eH

praat

::achl met hem. I"VIIII

dali

Ililar l'UrClI).

L.: Nee, ik bedoel, is hij gewoon, in een hoek van de kamer neer te hurken of wil hij bijvoorbeeld met gekruiste benen op een Perzisch tapijtje plaatsnemen?

J.: Als de inboorlingen hier vis brengen, gaan ze meestal met gekruiste benen zitten, maar juist omdat het een koning is, denk ik, dat hij het anders gewoon is.

L.: Stoelen kennen die natuurkinderen niet, dat is zeker.

J.: Weet u wat? laat ik de aardappelkist uit het schuurtje halen en legt u er dan een kanten zakdoekje over of een geborduurd kleedje met gouddraad.

L.: Da's een idee - het is niet de Europese manier, om een gast te ontvangen en toch ook weer niet de manier van de lagere inboorlingen. En dan moeten we nog even over de pajong spreken.

J.: Wat bedoelt u, freule?

L.: Ik heb eens ergens gelezen, dat hoogwaardigheids- bekleders in Indië altijd onder een pajong moeten staan, dat is een soort van gouden zonnescherm.

J.: We zouden mijn parasol misschien kunnen nemen en er dan een stuk of tien sterren van goudpapier op kunnen plakken. Maar wie moet het ding vasthouden?

L.: Iemand van zijn gevolg natuurlijk.

J.:

Ik meen begrepen te hebben, freule, dat de koning helemaal alleen komt.

L.: Wat zeg je? Zonder enig gevolg? Dat kan haast niet.

J.:

Ja ziet u, de adjudant zei, dat het gevolg en paar honderd meter moet achterblijven, als de koning een hui binnen- gaat.

L.: Zo, dat is merkwaardig, maar enfin, als het een gewoonte van die mensen i, moeten we haar eerbiedigen. De koning komt dus allf'en. Eigenlijk vind ik het wel geschikt, want die Zuidzee-eilanders hebben dikwijls zo'n eigen- aardige lucht bij zich, waar ik op de duur wee van word.

J.: Daar zul u bij den koning geen la t van h bben.

L.: Hoe zo?

J.:

Nou, de adjudant heeft me verteld, dat hij zijn opleiding genoten he ft in Holland.

L.: Waar in Holland?

J.: In ... èh ... in Barneveld- Voorthuizen, meen ik.

L.: Interessant, interessant. Zijne Majesteit begrijpt dus, wat ik zeg?

20

(14)

J.:

Ik hoor, freule, dat d koning vrij gauw hier kan zijn.

Willen we dezen man niet liever wegsturen en de kamer vast in orde brengen?

L.: Hemel ja, stel je voor, dat hij ons overvalt. (j.

,,'ell!lt K.

en samen gaan ze naar een deur reclit op de voorurond.

AI 1';. <L'i!

,.'eguaall, zeul LOllise):

L.: Wat heeft ie gezegd van de morgendrank. Kan ik koffie presenteren?

K.: Brendibrendi, wiskisoda, rumofouweklare.

J.

(dm'" K. vlu

o

de dellr lIit):

Hou je toch stil, zo dadelijk merkt ze het vooruit - tot straks. (J(. ai-)

L.: Wat zei hij, Jeanne? die mensen praten zo rad en ik ken nog maar een paar woorden van hun taal.

J.: Dat u den koning heel goed een kop koffie kunt geven.

Waar wilt u hem neerzetten, hier? Wacht, dan zal ik eerst even de aardappelkist gaan halen.

L.: Goed (j.

aj, Loui e begmt bedrijvig /teen ell , eer te lopen, neemt tof af

C1l

verzet de toelell. Onder'it'ljl hOlldt ze een alleenspl'aal<) .

L.: Koffie met een klontje, dat dacht ik al, natuurlijk vanwege de Europese opvoeding. Hier ik, op dat 1.1ge stoeltje en daar Zijne Maejsteit de koning van Hawaï. Ik mo t zeggen dat ik zeer benieuwd ben, hoe hij eruit ziet. Zeer benieuwd:

Eigenlijk zijn het niet anders dan grote kinderen, die Australische potentaten. Hij zal toch geen tamme panter meebrengen of zo iets? Waar heb ik dat gelezen? Een leeuwtje of een paar gro ne papegaaien ... nee, dat was Robinson Crusoë ...

(kijkt (lP de klok).

Hemel, elf uur.

is 't al zo laat? (RUtpt): J eanne!

( tem t'all buiten):

Ja, freule!

L.: Heb je je beste japon aan, Jeanne? Do dan een wit schort voor en ga buiten eens kijken, of de koning al komt.

(Et'l'n

daaYIIIl !WJllt ]. binllen met

de

aardappdki.·t).

J.: Z~, dat mo.est eerst geb uren. (De

kist

hordt

/!.ej>IClllt.t, belden draaull eli/lil

!tee11 ,

L. legt er eCl! klecdje

uP).

L.

«'uldClCl1I):

Dat kan best zo. 0 ja, Jeanne, wat ik zeggen wou, weet jij mi schien, hoe oud die koning eigenlijk is?

J.:

Jawel, vijf en veertig.

L.: Wat, net drie jaar ouder dan ik - dat is aardig! En heeft hij een knap uiterlijk?

22

J.:

Hoe kan ik dat nu weten - ik heb hem nooit gezien.

L.: Zou hij op den pianostemmer lijken?

J.: Hoe vindt de freule die?

L.: Flink postuur, open innemend gezicht. Je kunt alleen wel zien, dat hij van een heel andere eilandengroep komt, want hij lijkt niets op de vissers, die hier de schildpadden- eieren komen halen. Hij heeft bijna iets Europees over zich.

Misschien is de koning nog knapper.

J.: Onmogelijk!

L.

(t'erbaa

d): Hoe bedoel je, Jeanne? (

chrikt).

Lieve deugd, hoor ik daar het tuinhekje?

(kij!lt

ItÜ

't raam).

]eanne, daar is 't ie. Gauw, gauw. Ga 'm tegemoet, dat hoort zo.

Wacht even, je bent wit op je rug. (

tofl haar af).

Zol Vlug nu, vlug. (j.

af. L. hjkt in een zakspugeltje

en

bre11gt

!lIIar ka p 'el ill orde).

Stel je voor ...

(kijkt, eer lIit 't raam):

hemel, daar gaat ie de stoep op.

Koning van Hawaï

(De deur wordt wijd opengegooid door J., baron van Rhodellrij stapt plechtig binnen, lichtbruin tricot, band 1IIet t'eren om /zet hoofd, palmbladeren om het middel,

!?operen ringen enz. Hij steekt de beide handen op met de palmen naar t'oren als

gmd.)

R.

(kort en krachtig):

FreuleI L.

(idem):

Majesteit!

(blligt).

23

(15)

(Beiden blijven even tegcilmer ellwar staall, jealllle, die bij de deltr is oeblcvell, lUIlIlt Ilaar voren, tL'ijst

op

de

aard-

appelkist

en

::egt):

J.:

Wilt u hier plaatsnemen?

(De lWllillo uaat zitten el1 freule L. neemt tegel/ol'er Item ill een lage faltteuil plaats.)

R.: Oem mani padme oem!

L.: Wat zegt Zijne Majesteit,

J

eanne?

J.: Hij wenst u een lang en gelukkig leven toe, freule.

L.: Hm! alIeraardigst. Ir.sgelijks. Oem, Oem!

R.: Freule!

L.: Majesteit! (bride

met

nadml? eli /liet dc::e1fdc intcmatlt? als de eerste keer. Forte IiItr.)

J.: Wil ik vast melk voor de koffie op gaan zetten, freule?

L.: Ja graag, maar kom gauw terug, want als de koning een gesprek begint, kan ik hem niet helemaal volgen. (j. af.) R.: Spreek ook HolIands.

L.: Ach, werkelijk? Dat is alIercharmantst. U heeft, naar ik hoor, uw educatie gedeeltelijk geacheveerd aan de Universi- teit van Barneveld-Voorthuizen?

R. scltiet i11 dl' laclt,

L.

kijl?t Item iwlmasd lIlW.)

R.: Ben ... vrolijk ... gestemd.

L.: Ja ja, dat merk ik. Dat is het juist, wat mij zo onweerstaan- baar aantrekt in de eenvoudige natuurkinderen, die de eilanden van de Stille Zuidzee bewonen. Die ongedwongen vrolijkheid, die opborrelende levenslust! Ze zijn nog niet besmet met de zogenaamde Westerse beschaving. En blijkbaar is U te kort in deze verderfelijke sfeer geweest, om de wreedheid te leren kennen, waarmee een schijnbaar wèlopgevoede Europeaan zijn medemens het hart kan breken.

R.: Gaat ... misschien ... bij vergissing.

L. (bil/er): Nee, beste koning, nee, op dat punt is geen vergissing mogelijk. Als u de werkelijke reden wist, waarom ik mijn gehate omgeving ontvlucht b n om hier vergetelheid te zoeken, als u wist, wat men mij, argeloze vrouw, heeft aangedaan ... Ach (zucht ell kijkt druC'I.'ig voor zich uit, kurte stilte.)

R.: Freule!

L.: Majesteit! (als <'oren.) R.: Freule ... is ... bedroefd?

24

L. (zich her tellend): Nee, pardon, t is alweer voorbij.

U deed me ineens aan iemand denken, dat is alIes.

R.: Ik ... gelijk ... op vriend?

L. (bitter): Een vriend, ja, dat scheen hij te zijn. Een beste, brave vriend, met wien ik innig gelukkig dacht te worden.

Helaas, die schönen Tage sind vorüber! Wat geeft het, telkens weer die herinneringen op te halen en toch kan ik het niet laten.

(jetlnlle komt bin1lw //lel een blad //let kopjes el1z.).

J.: Ik heb meteen maar de kopjes ingeschonken, freule de melk kookt hier onder de evenaar veel vlugger dan in Holland.

L.: En bovendien hebben we die nieuwe spiritus-brander.

Kijk eens, Majesteit, mag ik er u een beschuitje bij geven?

Eigenlijk zijn het m er sago-koekjes van de Fidsji-eilanden waarschijnlijk u bekend. Is u gewoon, een lepeltje te gebruiken?

(1 cl/j 1'l/1/lIe): Ga daar zitten, Jeanne, want de koning heeft veel moeite, merk ik, om zich in het Hollands uit te druk- ken. Laat hem nu e ns vlot wat vertellen van zijn rijk en zijn dagelijkse bezigheden, want daar stel ik levendig belang in. Je kunt het dan zo dadelijk alIemaaI tegelijk wel vertalen. Onderwijl zal ik een paar sigaretten krijgen, want ik zie, dat we die vergeten hebben. (L. KlUit ::ocl?en ell kart -1C!z II1Ct de rug lUW/' de alIdl'Yell, die dkaar Ullt:ct -ittm llilll te Iu'jlWI (,'ebareJlspel. °l/Ue.)

L.. Begin maar Jeanne. Geneer je niet.

(j. éll H. begillllell Lfli gcsprt'!,,' ,'all OIISall1elllllll1C1Clldc ,,·oordclI.)

L.: (kolJZt talt,; mel de •igarl'llcll ell prc ellleert): Majesteit!

R.: Freule! (als ,'orel1.)

L.: Misschien is u gewend, de tabak te kauwen. Dat vind ik ook best, hoor! (R. sc//lCdt hLt l/CIujd.) Niet? Jeanne, geef den koning een lucifertje. (R. roC/Id.)

L.: Wat heb je hem gevraagd, Jeanne?

J.: 0, over de Staten-Gen raai en de armenzorg n de bioscoop en de vrijwillige landstorm.

L.: Wacht even, hier heb je een bloc-note - maak een paar korte aantekeningen, want nu kan ik dat niet zo gauw verwerken.

(16)

R.: Ja, gelukkig, ze slaat de ogen op

(buigt zich over haar heen.)

Louise, zie je nu goed, dat ik het ben, Gérard in eigen persoon!

L.

(Z1.f.'a/ljcs):

Gérard, ja, je bent het. Maar hoe kom je in 's hemelsnaam hier?

R.: Wel, met een motorjacht. Ik ben zo vrij geweest, je na te reizen, toen ik je brieven kreeg.

L.: Wanneer heb je die dan gekregen?

R.: Nu, net een week geleden ongeveer. Ik was op reis naar Afrika en Amerika en ze zijn me nagestuurd.

L.: 0, dus je kon niet antwoorden.

R.: Nee, natuurlijk niet! Hoe kon je onderstellen, Louise, dat ik je driemaal zou laten schrijven zonder ook maar enig teken van leven te geven? Zelfs al zag ik geen heil in een toekomstige verbintenis, dan nog zou ik, als gentle- man, een vrouw nooit zó behandelen!

L.

(beuondcrcllIl):

Gérard, ik wist wel in mijn hart, dat j een ridderlijke natuur had. Vergeef me, ik ben kortzichtig en onnadenkend geweest. Je hebt thans een proef afgelegd:

je hebt door je komst bewezen, dat ik geen waardiger echtgenoot zou kunnen kiezen! Hier - mijn hand - je kunt er nog geen ring aan schuiven ...

J.: Zal ik even een gordijnring geven, freule?

L.: Hemel, Jeanne, ben jij daar ook nog? ik had je helemaal vergeten, kind. Je hoort hier dingen, die wel goed zijn, maar nog lang niet bestemd voor jouw oren. Als jij eens aan de werkelijke liefde toe bent ...

J.:

Ik ben al zover, freule.

L.

(gaat rechtop zitten):

Wat zeg je me daar, kind?

R.: Welzeker, - ik ken haar verloofde heel goed.

L.: Heel goed? jij~ droom ik nou?

R.: Ik heb z'n zwembroek geleend en hij heeft me met teer en lijnolie bewerkt, tot ik zo bruin was - zo bruin - als ik nu ben.

L.: Is het dan je particuliere secretaris?

R.: Nee, 't is een matroos.

L.: Een matroos? een gewone matroos? Maar kind! Ja, 't kan een beste man zijn, daar zeg ik niets van, maar wat een toekomst ga je daarmee tegemoet. Dat wordt immers armoe lijden?

( 'c1ler111

1-1'1:'11

za/lkell).

(Kolling drinkt en neemt het kopje met de lillllerhalld op.)

L.

(schrikt):

Hé, wat merkwaardig! is u links, als ik vragen

mag?

R.: Poem pan kwe poleni polenassi.

L.: Wat zegt ie, Jeanne?

].: Zijne Majesteit begrijpt niet, wat u bedoelt.

L.: Enfin, dat doet er niet toe

(staart ill gedachten voor zich

/li/.

zegt tot zich::elf):

maar die overeenkomst met Gérard is toch treffend! Eerst de hele manier van doen, dan de stem en nu ... Gérard was óók links op dat punt! Je wordt er koud van.

R.: Freule!

L.: Majesteit!

(al 7'oren).

R.: Freule ... is ... bedroefd?

L.: Jeanne, het is misschien gek van me, maar ik houd het niet langer uit. Als ie z'n koffie op heeft, zie dan, dat je hem zo gauw mogelijk de deur weer uit krijgt. Zeg anders maar, dat de aardappelkist het niet langer houdt.

Dat is nu een willekeurige Polynesiër, maar je zou zweren, dat baron van Rhodenrijs daar in eigen persoon voor me zit!

J.: En ik dacht, dat u den baron voor goed vergeten was, dat u niet meer van hem wou horen, nadat hij u zo onaardig en zo onbeleefd heeft behandeld?

L.

(Plllkt

Uil

traan ,,'eg):

Dat dacht ik ook, maar alle lieve herinneringen komen opeens w er boven en ik voel

(sllikt) ...

ik voel ... dat ik nog altijd van hem houd.

(l\(I.lillg

.taat opeeus

op CIl

zegt

md

zijll get"vllt! stem).

R.: Dat mag ik horen, Louise!

L.

(chrild hevig):

Wat! ben je het toch ... jij ... dat kan niet!

Help Jeanne, ik word gek (valt lil

(lmnacht)

(ZeI/de kamer. LOllisl:' met ge lotelI ogen op YlIstóll1z!'.

Jeallnc

C1/

I'llll Rlwt!CIlrij er

l!all

ot. R. met eell regel/jas om en sportlwltsell

allII,

olleYlgms gelijk geult:..'c7/, <,'alm{oor hij er nog gt'klwr ui/ziet.)

J.: Ik g loof, dat de freule weer bijkomt, meneer!

26

(17)

J.: Maar de freule heeft toch beloofd ...

L.: Wat heb ik beloofd?

J.: Van die lijfrente ...

L.: Kind, dat is waar. Nu alle dingen opeens veranderen, keren we zo gauw mogelijk naar Holland terug en je hoeft niet te wachten, tot ik hier op de Phoenixeilanden mijn einde vind. Ik zal het goed met je maken, want je hebt me trouw gediend. Alleen is je verloving me nog niet recht duidelijk. Waar woont die matroos dan?

J.: Zal ik hem eens roepen?

L.: Hem roepen! Is hij dan hier in huis? Het lijkt wel, of ik vandaag van de ene verrassing in de andere val!

R.: Ga hem maar halen, Jeanne. (j.

11/.

keert terug met Kee . /log altijd 7'crmOllld IIls inboorling.)

L.: Hoe heb ik het nou. Dat is de pjanostemm~r!

K.: Om u te dien n, freule. Maar ik speel niet altijd kiwi, kiwi.

Mijn naam is Kees, ik vaar tijdelijk buitengaats en m'n familie woont in Amsterdam, Kattenburgerdwarsstraat 417 3de étage.

L.: Je hebt m'n piano toch niet bedorven?

K.: Enkel zo nu en dan een toets aangeslagen en voor de rest met lans gepraat.

L.: Dat had ik moeten weten! Maar enfin. Pianostemmer en verloofd met een hofdame van de koningin! (la /iend en met de tillger dreinend. tegen

I):

Dat is de eerste maal, leanne, dat ik je op een leugen betrap.

l·:

Welnee, freule, ik heb toch de zuivere waarheid gezegd?

L. (rerbll{/~d): Hoe bedoel je?

R.: De hofdame is ze zelf, ze dient de koningin en de koningin ... dat is natuurlijk de vrouw van den koning van Hawaï.

DOEK.

28

Kr 10: HOE JAR KLAASSEN ZIJK KIMD WEER KREEG, PoppeJcastspel door M. S c hi lth ui • -B rug. m ..

Spelen: a meisjes, 3 joncens, een aap, een bond en _ untalkindIren.

Het~ poppebstspelin n i _YOfm,uaeeputUIlde~e

becrippenVUl - tijd.MetbeschrijvingVUldehuichtinc enerJIOPIlMut doorS. vanderHoop, directrice van het Mueum voorOudenenOpvoeden.

Opvaeringltedtt vrij bij UMChafvan6boekjes.Prijsper~Iur .JO cent.

Nr 11: EER GOED KIND IS EEN KONINKRIJK WAARD, door M. C. Sc hum ach e r.

Spelen: ameisjes. 12joncensenfi&uranten.

Geschikt voorkinderenvan 8-r4 jaar.IA 9tafeceJeo.Geautlal"-de bewerkingMar~der"ThreeMother «or1 pJays" vu Eftlyn TowmDd.

Het stuk speelt in de riddertijd. Opvoeinprec:llt vrij bij UIIIChafvan.JO boekjes.Prijsperexemplaar ]0cent.

Nr 12: DE BALLERKOEL, door L. K0 0 p •.

Spelers:naar verldaing,1meisje en5jongensofa meisjea en 4 joacena.

Geschikt voor ouderepenonen (13-17 jaar).DeeJadi&Ject.Zal door de

ae/Ieimzinni&esfeer voonJindrukmabn op~ avond om bet kampvuur.

Opvoeringsrecbtvrij bij aanschafvan6boekjes. Prijspereamplur .10cent.

Nr 13: PAUWOOG. Sprookjesspel door T. We5tra.

Spelers:7personenen eenwilJelceurigaantalkaboutersenteem.

Geschikt voor kinderenvan 8-14 jaar. Intwee bedrijven, met enble -vwdi&ewijsjes in ajfennaaiek.Hettypevan een goed, oorspnmkeIijk enfijDpvoeldto.-Ispellet~. Echt kinderlijke spanninc,dietot heteindtoe wordtvoJ&ehouden entocheennatuurlijke ontknopingvindt. Opvaerinprecht vrij bij&anIChafvan ro boekjes. Prijs per exemplaar 30 cent.

Nr 14: PIM ER PAN. Vrolijk toneelstukje van ondeugende jongens en eenheksdoor T. We st ra.

Spelers: ameisJes,4Jongensen ftguranten.

Geschikt voor jongementeI. 8 tot 15 jaar.Een vrolijk toneelstukje ina bedrijftll met enkele eenvoudige wijsjes in ajfermuziek. Diteemoudiae.

maartDc:hvlot~ stukje kanmet~e kosten 21fs met deIdeinate school ofgroepopgevoerdworden.Bijzondereessen aandecoc.telthet niet.

Opvaeringsrecbt vrij bij&UISChafvan 8 boekjes. Pnjsperaemplur]0cent.

Hr 15: SroF ONDER HET KLEED. Gezellig toneelstukje voor kinderen door M. C. Sc hum ach e r.

Spelen: 3mwJesen1:1kabouten.

Geschiktvoorkinderenvan 5-8jaar. Geautori_de bewerkingnaar een der"TbreemotberstorypJays"van Eftlyn TOWDend. Heeft een opvoedend tinje,dat aandefleurigheidpenafbreuk doet. OpYOeringsrecht vrij bijaan.

sc:baIvan 9 boekjeS. PnJsper_plaar 30 een

Nr 16: HET LEVENDE BEELD.Een avontuurlijke vacantie door 0 a vid T o k ins.

Spelers: 8 mwjeS en 7 ongens. Geschikt voor Jonge mensen. Een 't'lICaIltieperioc!e,dieonsbui ~oongeslaagdlijkt,Indriebedrij-.Oproe- riDp'echt vnj bijaaaschatvar. ro boekjes. Prijs pera.npIur]0cent.

Hr 17: HET KWARTET. DE VECHTERSBAZEN, DE KATTENMOEDERT]ES, CHINESE KOOPLUI. Vier Zang_

stukjes door F. L. A a r d e m a.

Il.ket kwarDtt; 4metsJes 10-14 jaar. 4 gelijke papieren ofandere costwnu b.De vechtenbuen; onbepaald aantal Jongens, leeftijd onvenchillic.

c:o&tuwn:zeeroudeapuIJen.

Co Dekattenmoeder1Jes; 2meisjes Io-Ja jaar.De.eostumes eiseniets meerwerk.

d Chinesekooplui; 2,3 of 4ioaa-10-14 jaar.Bontepakjesftl'\'urclicd vancoedkoopketoen offlaneL

Opvoer/ngsrecht vrij bijaansc:bIvan 4 boekjes. Prijsperaemplur30_I.

Nr 18: NOOIT RUZIE. Vrolijk toneelstukje door F. L.

Aardema.

Spelers: 6 meisjes.

GeIc:hiktvoorkinderenvu tO-I4 jaar. Vrolijk~lnukjein~bedrijf.

HetJemxlice,goed pob deverloop van eenkindenofsite,dieaanbet pduIdvuR*denen gediensticen vaakbo&eeiaen&telt.OpYoerinprecbt

~ 30 cent.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We zijn zeer trots op ons pleintje nu met een leuke schommel erbij en we willen nog zeker meer speeltoestellen voor ons plein zodat we straks een leuk speeltuintje

Stedebouwkundig plan Zuidbroek - Bedrijvenpark Noord 2 37 Grote bedrijven Middelgrote bedrijven Kleine bedrijven.

Onderstaand model – ontwikkeld door the BIM practice – laat in zes overzichtelijke stappen zien op welke manier de datakwaliteit in uw organisatie op een gestructureerde manier

Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap (2006) nr 2 23 Het proces dat het programma VASt heeft ingezet gaat via.. nationaal- en branche-/ketenniveau naar bedrijfsniveau

Als u door eigen toedoen geen recht meer heeft op een voorliggende voorziening of er bewust geen gebruik van maakt, dan kan dat gevolgen hebben voor uw PW-uitkering..

Voor mensen die hopend, / wankel gelovend door het leven gaan, / herstelt God uit duister Adam in luister: wij dragen zijn naam... was het omdat ze zo

Deze resultaten betekenen dat als jongeren chronisch eenzaam worden de wens naar herstel van sociale relaties afneemt, er minder voldoening wordt gehaald uit situaties van

• Belemmeringen: integratie dorp buitendijks, de dijk vormt een barrière, buitendijks bouwen met aanleg van een luwtedam verstoort de dynamiek van de zandstromen voor de kust