• No results found

SCOPINGNOTA. finale versie. Gemeente Kontich. Gemeenteplein Kontich. Tel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SCOPINGNOTA. finale versie. Gemeente Kontich. Gemeenteplein Kontich. Tel"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SCOPINGNOTA

finale versie

Gemeente Kontich

Gemeenteplein 1 • 2550 Kontich Tel. 03 450 78 40

(2)

Gemeente Kontich

D+A Consult nv – Meiboom 26, 1500 Halle – Kardinaal Mercierplein 2, 2800 Mechelen – info@da.be – www.da.be

Opgemaakt door ondergetekende ontwerper,

Els Van Lier, projectleider erkend ruimtelijk planner

Axel Rijpers, projectmedewerker erkend ruimtelijk planner

fase document datum revisie versie

1 startnota - voorstudie – versie terugkoppeling gemeente

11/01/2019-ad/ar evl 1.1

startnota - raadpleging publiek en adviesronde – versie publicatie

30/01/2019-ad/ar evl 1.2

2 scopingnota – versie terugkoppeling gemeente

17/06/2019-ar al 2.1

scopingnota – adviesvraag team MER 30/09/2019-ar evl 2.2 scopingnota – finale versie 20/12/2019-ar evl 2.3

(3)
(4)
(5)

Het RUP De Win wordt opgemaakt in navolging van een positief afgeleverd planologisch attest.

Gezien de termijn van 5 jaar voor het opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) niet gerespecteerd werd is het planologisch attest niet langer van kracht (art. 4.4.28 VCRO). Met het oog op het bekomen van een goede ruimtelijke ordening is het echter nog steeds gewenst een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. Hierbij worden aan het aannemersbedrijf De Win bvba uitbreidingsmogelijkheden gegund onder specifieke voorwaarden. Ter uitvoering van de concrete uitbreidingen die passen binnen deze vastgelegde voorwaarden, is de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan vereist.

De reikwijdte van het RUP is beperkt tot de grenzen van het plangebied. Doel van het RUP is in hoofdzaak het mogelijk maken van de nodige uitbreidingen conform het positief afgeleverde planologisch attest.

Het RUP zal randvoorwaarden opleggen om een bestendiging en een uitbreiding van het aannemersbedrijf mogelijk te maken.

(6)

Het plangebied is gelegen binnen de gemeente Kontich net ten oosten van de kern.

Het plangebied omvat het aannemersbedrijf De Win bvba gelegen langsheen de Koningin Astridlaan op de grens van het woongebied en de open ruimte rond het Broekbos.

(7)

Het bedrijf De Win bvba is in het noorden begrensd door een bedrijvencomplex. In het oosten grenst het terrein aan een openruimtegebied met het natuurgebied ‘Broekbos.’ Ten zuiden en ten westen sluit het bedrijf aan bij het woonlint van de Koningin Astridlaan.

De Koningin Astridlaan (N1) is een gewestweg waarrond een mix van vrijstaande woningen en bedrijven voorkomt. De onmiddellijke omgeving van het bedrijf heeft een eerder ingesloten karakter. De terreinen rondom het bedrijf zijn bebouwd met bedrijfsgebouwen of zijn aangelegd met verharde oppervlakken.

Het bedrijf De Win bvba is gesitueerd achter een open bebouwing langsheen de Koningin Astridlaan. Het bedrijf bestaat uit een bedrijfsgebouw waarin een toonzaal, kantoren, ateliers en opslagruimte gesitueerd zijn. Ten zuiden van de bedrijfsbebouwing is eveneens een silo opgericht in functie van een verbrandingsinstallatie.

Tussen het kantoorgebouw en de open bebouwing langs de Koningin Astridlaan is een parking aangelegd. Achter de loods is een verharding gesitueerd die rechthoekig doorloopt tot in de achtergelegen landbouwpercelen. Deze verharde oppervlakte wordt gebruikt voor het stallen van containers en de opslag van materiaal in open lucht. De logistieke ontsluiting van het terrein gebeurt via een toegangsweg die vanaf de Koningin Astridlaan langsheen de bedrijfsgebouwen van het noordelijk gelegen bedrijf doorloopt tot achter de loods van het bedrijf De Win bvba. De ontsluiting van de parking voor klanten en personeel gebeurt momenteel via een privaatrechtelijke erfdienstbare weg. Het perceel waarop het bedrijf zich bevindt betreft echter geen heersend erf binnen deze erfdienstbaarheid.

(8)

Tussen het gebouwcomplex van De Win bvba en het noordelijk gelegen bedrijf bevindt zich een braakliggend perceel waar de voormalige bedrijfswoning met toonzaal gesitueerd was.

Onder het maaiveld bevindt zich een ingebuisde gracht die zich voortzet onder de verharding van het bedrijventerrein en vervolgens bovengronds uitmondt ten noorden van het plangebied.

(9)

beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten

niet van toepassing

beschermde monumenten beschermde landschappen

beschermde stads- en dorpsgezichten landschapsatlas

ankerplaatsen niet van toepassing

relictzones Kasteeldomeinen Z-ZO Antwerpen en

randgemeenten (R10082) traditionele landschappen Land van Kontich-Ranst inventaris van het erfgoed niet van toepassing

bouwkundig erfgoed landschappelijk erfgoed

speciale beschermingszones niet van toepassing vogelrichtlijngebieden

habitatrichtlijngebieden

VEN- en IVON-gebieden niet van toepassing Vlaamse of erkende natuurreservaten /

bosreservaten

niet van toepassing

biologische waarderingskaart niet biologisch waardevol (industrie en minder dichte bebouwing)

grenzend aan biologisch waardevolle zone (soortenrijk permanent cultuurgrasland en bomenrij met dominantie van populier)

(10)

bevaarbare waterlopen niet van toepassing

onbevaarbare waterlopen grenzend aan de Lachenebeek, 2e cat., Provincie Antwerpen - Nete

overstromingskaart mogelijks overstromingsgevoelig beschermingszones grondwaterwinning /

waterwingebieden

niet van toepassing

verkavelingsvergunningen niet van toepassing stedenbouwkundige vergunningen kadastraal perceel 202t:

13/10/1081: bouwen van een woning kadastrale percelen 203h, 203m en 203n:

19/04/1971: bouwen van een werkplaats

20/11/1989: uitbreiden van magazijn en werkplaats

13/08/2001: uitbreiden van een bestaand bedrijf met een magazijn en werkplaats

kadastraal perceel 210g2:

10/03/1998: bouwen van een toonzaal Kadastrale percelen 203m, 203n, 203h en 210h2:

16/08/2010: verbouwen en uitbreiden van de burelen met toonzaal, het bouwen van een silo en stookplaats, het uitbreiden van de werkhuizen met een magazijn

milieuvergunningen CBS 22/12/2008 – milieuvergunning klasse 2 voor een verbrandingsinstallatie voor onbehandeld houtafval

planologische attesten Afgeleverd door de gemeenteraad op 5/10/2009 - ref. nummer 09.092

(11)

spoorwegen op ca. 1600 m: station Kontich – Lint (verbinding Brussel – Antwerpen)

fietsinfrastructuur Aanliggend dubbelrichtingsfietspad

Functionele fietsroute (Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk)

rooilijnplannen Koningin Astridlaan. Rooilijn op 18 m uit de as van de weg. Bouwlijn op 8 m vanaf de rooilijn.

wegen grenzend aan het plangebied:

Koningin Astridlaan (A1)

Privaatrechtelijke erfdienstbare weg

voetwegen niet van toepassing

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, werd definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 23 september 1997. Het maakt een onderscheid tussen stedelijke gebieden en buitengebieden, gebieden voor economische activiteit (economische knooppunten) en lijninfrastructuren. Verder bakent het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de Vlaamse Ruit af, het stedelijk netwerk met de hoogste economische potenties voor Vlaanderen en één van de zes structuurbepalende stedelijke regio’s in Noordwest-Europa.

Het plangebied wordt opgenomen binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen en maakt dus onderdeel uit van één van de hoekpunten van de Vlaamse Ruit.

De doelstellingen voor het stedelijk gebied zijn:

Het stimuleren en concentreren van activiteiten;

Het vernieuwen van de stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten;

Het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen;

Het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit door locatiebeleid;

Het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies.

Het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen werd definitief vastgesteld door de provincieraad op 25 januari 2001 en op 10 juli 2001 door de Vlaamse Regering. Het plan vormt een verfijning van uitspraken die reeds in het RSV werden gedaan. De provincie selecteert in de bindende bepalingen de hoofddorpen en woonkernen. Dit is bepalend voor het aantal bijkomende woningen en hoeveelheid bijkomende bedrijventerreinen dat mag worden voorzien. De gemeente Kontich is geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp type II.

Het structuurplan onderscheidt vier hoofdruimten in de provincie Antwerpen, Kontich wordt gepositioneerd binnen de Antwerpse fragmenten, een sterk verstedelijkt gebied waarin bij voorkeur hoogdynamische activiteiten worden ondergebracht. Elke hoofdruimte werd

(12)

nogmaals onderverdeeld in 14 deelruimten. Kontich is hierin zowel onderdeel van de Grootstad Antwerpen als van de Antwerpse Gordel.

Het grootstedelijk gebied Antwerpen valt echter niet samen met het later af te bakenen grootstedelijk gebied. De deelruimte behoudt een centrale rol als grootstedelijk hart van de provincie en biedt ruimte aan de meest hoogwaardige functies. De meer perifere woonomgevingen, waaronder Kontich, nemen daarbij een aantal taken over van de kernstad.

Doelstellingen die de provincie stelt zijn: vernieuwing van het grootstedelijk gebied, vrijwaren van groene vingers, verbeteren van de bereikbaarheid en uitbouwen en inrichten van grootstedelijke assen.

De Antwerpse Gordel werd gedefinieerd als een groenstructuur van grootstedelijk niveau verweven met de Antwerpse Fragmenten. De gordel begrenst het grootstedelijk gebied en remt de suburbanisatiedruk af, openheid is de belangrijkste karakteristiek. De doelstellingen voor de Antwerpse Gordel zijn: het tegengaan van bebouwing, het beschermen, versterken en verbinden van onderdelen van de gordel zoals de groene vingers, ingesloten landschapskamers of andere belangrijke landschapsentiteiten en het versterken van open ruimte functies zoals natuur, bossen, landbouw, recreatie en landschap.

In het provinciaal ruimtelijk structuurplan Antwerpen worden geen uitspraken gedaan over de lintbebouwing langsheen de Koningin Astridlaan. Wel wordt over het openruimtegebied gesteld dat deze moet dienen als buffer tegen de verstedelijking.

Het plangebied is gelegen langsheen de Koningin Astridlaan dat door het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan gekarteerd wordt als stedelijke boulevard met een afwisseling van wonen en handelszaken. Het plangebied zelf bevindt zich in woongebied. Vanuit de stedelijke boulevard wordt ook groeninfiltratie voorzien doorheen het woongebied richting het achterliggende Broekbos.

Uittreksel gewenste nederzettingsstructuur

(13)

geïntegreerd. Het is van belang dat de leefbaarheid van het woongebied niet wordt belemmerd door de aanwezige bedrijvigheid, zoniet dient er gezocht te worden naar een herlokalisatie.

Gewenste ruimtelijk-economische structuur

Het plangebied wordt volgens het gewestplan Antwerpen (KB 03/10/1979) bestemd als woongebied (westen) en agrarisch gebied (oosten).

Uittreksel gewestplan

Niet van toepassing

Het plangebied werd opgenomen binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen maar kreeg geen specifieke voorschriften opgelegd waardoor de voorschriften van het gewestplan van kracht blijven.

Legende Woongebied Agrarisch gebied

(14)

In zitting van 5 oktober 2009 werd door de gemeenteraad van Kontich een positief planologisch attest afgeleverd. Het planologisch attest werd afgeleverd onder volgende voorwaarden:

een volwaardige groene buffer van minimaal 6 m breedte dient voorzien te worden ten opzichte van het rechts gelegen woongebied;

een volwaardige groene buffer van minstens 6 m en oplopend naar links toe, dient als overgangsgebied tussen het bedrijf en de achterliggende open ruimte voorzien te worden;

alle bestaande verhardingen dienen verwijderd te worden. Slechts een 4 m brede zone achter het bedrijvencomplex kan verhard worden;

de silo dient binnen de contouren te liggen van het bedrijvencomplex.

Gezien de termijn voor het opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) niet gerespecteerd werd is het planologisch attest niet langer van kracht. Met het oog op het bekomen van een goede ruimtelijke ordening is het echter nog steeds gewenst een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. De voorwaarden gesteld in het reeds vervallen planologisch attest worden meegenomen binnen de opmaak van voorliggend RUP. De opmerking in functie van verharding worden binnen de opmaak van het RUP evenwel geëvalueerd zodat de exploitatie van het bedrijf niet in het gedrang wordt gebracht.

Het planologisch attest is terug te vinden in bijlage.

Het plangebied is gelegen langsheen de Koningin Astridlaan (N1). Volgens het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (partieel herzien dd. 4 mei 2011) wordt de Koningin Astridlaan geselecteerd als een secundaire weg type III. De weg verzorgt een verzamelfunctie voor een gebied dat niet geselecteerd is als stedelijk gebied, poort of toeristisch-recreatief knooppunt op Vlaams niveau en kan bijgevolg niet als primaire weg II geselecteerd worden.

Het stuk rijweg van de Koningin Astridlaan gelegen tussen de N1 en het bedrijventerrein wordt geselecteerd als lokale weg type III, zijnde een lokale erftoegangsweg.

(15)

Weg- en rioleringswerken Koningin Astridlaan

Het gedeelte van de Koningin Astridlaan zal tussen het kruispunt met de Duffelsesteenweg in het zuiden en het kruispunt met de Ooststatiestraat worden heraangelegd met nieuwe wegenis en riolering. Tevens zal de grachtenstructuur parallel aan de N1 worden aangepast door het aanleggen van nieuwe en het verlengen van bestaande grachten. Langs weerszijden van de gewestweg zal een gescheiden fietspad worden aangelegd tussen de rooilijn en de grachten.

Verder zal de middenberm hernieuwd worden met cementbetonverharding en zullen er plaatselijk siergrassen worden voorzien.

(16)

het bedrijf heeft nood aan een gepaste planologische context in functie van het afgeleverde planologisch attest: de gewenste uitbreidingen op korte termijn werden reeds uitgevoerd maar het planologisch attest werd nog niet opgevolgd door de opmaak van een RUP;

het bedrijventerrein is gelegen op de rand van het woongebied, grenzend aan het waardevolle natuurgebied Broekbos;

doorheen het plangebied stroomt een ingebuisde gracht;

de functionele verhardingen van het bedrijf snijden ruimtelijk in het openruimtegebied.

er werd een planologisch attest afgeleverd om de nodige toekomstmogelijkheden te bieden aan het bedrijf op korte en lange termijn;

het bedrijf is gelegen aan een secundaire weg type III met een grote verkeerscapaciteit;

het bedrijf is gelegen in een gemengd lint waar mogelijkheden geboden worden voor bedrijven met activiteiten die de leefbaarheid van het woongebied niet belemmeren;

het bedrijf kan zijn gewenste uitbreiding volledig realiseren binnen de zone die momenteel reeds in belangrijke mate verharding en/of bebouwing kent, aansnijding van openruimtegebied is niet nodig.

(17)

Hieronder worden programmatorische uitgangspunten die van belang zijn bij de opmaak van het RUP besproken.

Het bedrijf J. De Win bvba heeft zich gespecialiseerd in buitenschrijnwerk in thermisch onderbroken aluminium en hout bekleed met aluminium. Het bedrijf bestaat enerzijds uit een kantoorruimte met toonzaal voor de verkoop en anderzijds een grote werk- en opslagruimte voor de productie. De rest van het perceel wordt in beslag genomen door opslag in open lucht en parkings voor klanten en personeel.

De ontsluiting van De Win bvba gebeurt via de Koningin Astridlaan (N1). Klanten en medewerkers (personenwagens) kunnen gebruik maken van de onbenoemde zijstraat van de Koningin Astridlaan. Leveranciers (zware vracht, lichte vracht en bestelwagens) worden omgeleid via het aanpalende bedrijventerrein. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een servitudeweg.

Klanten

De toonzaal is geopend voor klantenbezoek:

van maandag tot en met vrijdag doorlopend van 7u30 tot 17u30;

op zaterdag van 9u tot 12u en van 13u tot 16u.

De meeste klanten komen met de wagen. Er komen echter niet erg veel klanten op bezoek;

ca. 1 per dag. De meeste klanten worden bezocht: de particulieren thuis en de professionelen op de werf. Op zaterdag is er een relatief piekmoment met gemiddeld 5 klanten.

Werknemers

Van de 17 personeelsleden komen er 13 met de auto en 4 met de fiets.

Leveranciers

Het aannemersbedrijf krijgt volgende leveringen:

3-tal leveringen van glas per week met een middelzware vrachtwagen;

1 levering per week: beslag: lichte vrachtwagen;

1 levering per week: profielen: middelzware vrachtwagen;

5 leveringen per week ad hoc leveringen naar klanten: lichte vrachtwagen.

De Win bvba voorziet alle parking op eigen terrein. Hierbij worden voor de klanten en personeelsparking een 25-tal plaatsen voorzien.

(18)

Voorstel tot uitbreiding binnen aanvraag tot planologisch attest

Binnen het planologisch attest werden gewenste ontwikkelingen op korte termijn opgenomen.

Deze werden reeds allemaal uitgevoerd.

Uitbreiden kantoren en verplaatsen toonzaal:

De toonzaal werd verplaatst en ingewerkt in het kantoorgebouw en de burelen werden uitgebreid. Deze werken verbeteren de werkomgeving en interne circulatie van het bedrijf. De bestaande toonzaal werd gesloopt en de bestaande kantoorruimte werd omgevormd tot een compacte, multifunctionele informatieruimte.

Uitbreiden magazijnen fase 11:

• Om het huidig tekort aan opslagruimte op te vangen bestond de meest dringende uitbreiding uit het verlengen van de loods die toen al dienst deed voor de opslag van de materialen. Hierdoor vergrootte het bereik en bijgevolg ook het rendement van de laadbrug.

• Verder werd een nieuwe toegang voor het vrachtverkeer naar het bedrijf gecreëerd.

De vrachtwagens worden nu via de servituutweg door de aanpalende bedrijvencluster geleid. De bestaande toegang werd voorbehouden voor de klanten en eigen medewerkers. Voor de aanpalende woonkavels betekent dit een aanzienlijke vermindering van mogelijke overlast, en dus een verbetering van de woonkwaliteit.

• Het achterliggend perceel dat bedekt is met een oude KWS-laag, werd gedeeltelijk heraangelegd om de nodige manoeuvreerruimte voor vrachtwagens te creëren. De

(19)

• De silo werd verplaatst en uitgebreid in functie van de noden. Ze werd tevens ook milieuvriendelijker en efficiënter gemaakt.

Binnen het planologisch attest werden eveneens gewenste ontwikkelingen op lange termijn opgenomen. Op lange termijn wenst men nog twee ontwikkelingen te realiseren:

Uitbreiding magazijnen fase 22:

Men wenst een bijkomende uitbreiding van de magazijnen te voorzien, palend aan de reeds gerealiseerde uitbreiding langsheen de achterzijde van de loods. De nieuwe uitbreiding kan eveneens ontsloten worden via dezelfde servituutweg die zich in de aanpalende bedrijvencluster bevindt.

Woonproject:

De oorspronkelijke bedrijfswoning met toonzaal werden reeds gesloopt. Op het vrijgekomen perceel wenst men een nieuw woonproject op te richten met een breedte van 28 m en met een diepte van 22 m. Het betreft een perceel gelegen in woongebied en palend aan de N1.

Een groenbuffer rond het woonproject moet de nodige afscheiding bieden met de nabijgelegen werkplaatsen zowel deze van het eigen bedrijf als deze van de bedrijven ten noorden ervan.

In deze groenbuffer kan eventueel ook de ingebuisde Lachenebeek opengelegd worden.

In zitting van 5 oktober 2009 werd door de gemeenteraad van Kontich een positief planologisch attest afgeleverd. Het planologisch attest werd afgeleverd onder volgende voorwaarden:

een volwaardige groene buffer van minimaal 6 m breedte dient voorzien te worden ten opzichte van het rechts gelegen woongebied;

een volwaardige groene buffer van minstens 6 m en oplopend naar links toe, dient als overgangsgebied tussen het bedrijf en de achterliggende open ruimte voorzien te worden;

alle bestaande verhardingen dienen verwijderd te worden. Slechts een 4 m brede zone achter het bedrijvencomplex kan verhard worden;

de silo dient binnen de contouren te liggen van het bedrijvencomplex.

Gezien de termijn voor het opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) niet gerespecteerd werd, is het planologisch attest niet langer van kracht. Met het oog op het bekomen van een goede ruimtelijke ordening is het echter nog steeds gewenst een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. De voorwaarden gesteld in het reeds vervallen planologisch attest worden meegenomen binnen de opmaak van voorliggend RUP. De opmerking in functie van verharding worden binnen de opmaak van het RUP evenwel geëvalueerd zodat de exploitatie van het bedrijf niet in het gedrang wordt gebracht.

Bovenop de gewenste ontwikkelingen opgenomen binnen het planologisch attest wenst het bedrijf bijkomende ontwikkeling te realiseren. In eerste instantie wenst men af te toetsen of het beperken van de verharding tot een strook van maximaal 4 m achter het bedrijvencomplex, conform de randvoorwaarde uit het planologisch attest, niet kan herzien worden. De aanwezige verharding wordt namelijk als essentieel beschouwd voor de

2 In wezen worden de magazijnen voorzien in fase 1 (zie voetnoot uitbreiding magazijnen fase 1)

(20)

bedrijfsvoering van het bedrijf. Daarnaast wenst het bedrijf in beperkte mate een bijkomende uitbreiding te realiseren ter afwerking van het bedrijfsvolume (zie onderstaande illustratie).

Bij de opmaak van het RUP staan volgende doelstellingen centraal:

een gepaste bestemming toekennen aan het gebied met huidige bestemming woongebied en agrarisch gebied (cf. het gewestplan);

de bedrijfssite visueel integreren in de omgeving.

Met voorliggend RUP wenst men enerzijds tegemoet te komen aan de huidige noden van het bedrijf De Win bvba op korte en lange termijn zoals voorzien in het goedgekeurde planologisch attest. De noden op korte termijn werden reeds gerealiseerd binnen het kader van het planologisch attest. De noden op lange termijn bestaan erin de magazijnen in een tweede fase verder uit te breiden en een woonproject op de site te voorzien langsheen de Koningin Astridlaan. Daarnaast zal het RUP een kader vormen om ook in de toekomst een optimale bedrijfsvoering te garanderen door het bedrijf voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. In functie van het geven van voldoende ontwikkelingskansen streeft het RUP naar een flexibel plan dat rekening houdt met verschillende mogelijke scenario’s. Zo wordt geopteerd om binnen het RUP de mogelijkheid open te laten om de gehele zone grenzend aan de Koningin Astridlaan in te vullen met woonfuncties of de gehele zone te ontwikkelen als bedrijventerrein.

Indien gekozen wordt voor de woonfuncties dienen eventuele bijkomende uitbreidingen van het bedrijfsgebouw steeds in functie van het gewenste woonproject en in functie van de onmiddellijke omgeving te worden afgetoetst.

(21)

Het bedrijf De Win bvba sluit rechtstreeks aan op een waardevol open ruimte- en natuurgebied rond het Broekbos. Deze omgeving dient behouden en zoveel mogelijk versterkt te worden.

Daarom is het opportuun om het aandeel verharding aan de achterzijde van het terrein te beperken zonder dat de bedrijfsvoering hierdoor in het gedrang komt. Verder kan het voorzien van een groenbuffer ervoor zorgen dat de visuele impact op het achterliggende open ruimtegebied tot een minimum wordt beperkt. Ook ter hoogte van het woonproject (zie infra) dient een gepaste buffering te worden voorzien.

Onder het bedrijventerrein loopt een ingebuisde gracht. Deze zal na de heraanleg van de Koningin Astridlaan verdwijnen.

(22)

De noodzaak tot integratie van het bedrijf in de omgeving vraagt tevens om een ruimtelijke optimalisatie. Het bedrijf De Win bvba heeft gekozen om de ontsluiting voor de aan- en afvoer van materialen te organiseren via het naastgelegen bedrijventerrein om op die manier de overlast naar de omwonenden toe te beperken. Daarnaast dient voldoende ruimte aanwezig te zijn voor de opslag van materiaal in open lucht en voor circulatie.

Door de containers in buitenopslag zoveel mogelijk te concentreren nabij de bestaande bedrijfsgebouwen, kan gestreefd worden naar een zekere ontharding van de site. Zo kan de relatie met de open ruimte worden versterkt zonder dat de interne bedrijfsvoering en circulatie in het gedrang komen. De bestaande parking langs de voorzijde van het bedrijf kan behouden blijven voor cliënteel. Bijkomende parkeerzones kunnen overwogen worden aansluitend op de bedrijfsbebouwing.

(23)

De ruimte langsheen de N1 leent zich voor de ontwikkeling van woonfuncties. Echter dient een nieuw woonproject voldoende kwalitatief te zijn en mag het de goede ruimtelijke ordening van de omgeving niet in het gedrang brengen. Er dient dan ook de nodige ruimte voorzien te worden voor het ontwikkelen van een adequate groene buffering om zo de woonkwaliteit te kunnen garanderen.

De planopties voor het voorliggend RUP houden maximaal rekening met de opgelegde voorwaarden en te onderzoeken aspecten die vastgelegd werden bij de toekenning van het planologisch attest.

De huidige bedrijvigheid kan op de site behouden blijven. Deze bedrijvigheid bevindt zich integraal in agrarisch gebied. Het RUP heeft tot doel de volledige zone een geëigende bestemming te geven en tevens duidelijk de randvoorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen vast te leggen. Deze randvoorwaarden zijn in eerste instantie van toepassing op de bestaande bedrijvigheid. Bij het verdwijnen van deze bedrijvigheid kan zich hier tevens een gelijkaardige activiteit onder dezelfde randvoorwaarden vestigen.

De aard van de bedrijvigheid maakt adequaat ingerichte en goed gepositioneerde laad- en loszones essentieel. Momenteel bevinden zich achter het bedrijfsvolume verschillende containers waar afbraakmateriaal in wordt gesorteerd. De verharding waarop deze containers opgesteld staan, loopt momenteel relatief diep door tot in het achtergelegen landschap. Het deels ontharden van deze zone zorgt ervoor dat de landschappelijke integratie met het achterliggende open ruimtegebied in belangrijke mate hersteld wordt. Om de bedrijfsvoering niet in het gedrang te brengen dient bekeken te worden hoeveel verharding er minimaal

(24)

noodzakelijk is. Eventueel kan een alternatieve en meer efficiënte opstelling van de containers gehanteerd te worden.

De gedeeltelijke ontharding van de site dient gepaard te gaan met het aanleggen van een gepaste groenbuffer. Deze buffering wordt bij voorkeur niet gerealiseerd onder de vorm van een gesloten haagstructuur. Het is immers niet de bedoeling om een groen hokje binnen het landschap te creëren. Wel is het essentieel dat de aanwezige constructies visueel gebufferd worden t.o.v. het landschap. Via streekeigen haagstructuren en hoogstammige bomen kan er een gepaste groenbuffer ingericht worden. Deze groenbuffer dient evenwel afgestemd te worden op de naastgelegen functies.

De uitbreidingen van de magazijnruimte zoals voorzien binnen het goedgekeurd planologisch attest (fase 1 en 2) zorgen voor een optimalisatie van de bedrijfsvoering zonder overlast naar de omgeving te veroorzaken. Binnen het RUP wordt geopteerd om een eventuele bijkomende uitbreiding in een derde fase mogelijk te maken die aansluit op de voorziene uitbreidingen. Op die manier wordt het mogelijk om een aaneengesloten bedrijfsvolume te creëren. De verharde zone aansluitend op de open ruimte kan gebruikt worden in functie van opslag, parking voor personeel en het stallen van bedrijfsvoertuigen. Om eventuele geluidsoverlast te vermijden komt de verharde zone aansluitend op de eventuele woonfunctie enkel in aanmerking voor parkeervoorzieningen.

Tevens dienen er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig te zijn, zowel voor cliënteel als voor personeel. Momenteel bevinden zich voor cliënteel parkeerplaatsen voor de toonzaal haaks op de westelijke gevel van het bedrijfsvolume. Werknemers parkeren eveneens op deze parking maar wijken ook uit naar de verharding achter het bedrijventerrein waar minder gestructureerd geparkeerd wordt. Om voldoende parkeerplaatsen te bekomen kunnen er eventueel nog een aantal parkeerplaatsen parallel met de toonzaal worden ingericht.

Daarnaast kan een parkeerzone voor personeel voorzien worden achter het bedrijfsvolume.

De mogelijkheid dient te bestaan om het parkeren op een landschappelijke manier te kunnen integreren binnen de noodzakelijke bufferzones.

Binnen het voorliggend RUP wordt geopteerd voor een kwalitatief woonproject aansluitend aan de Koningin Astridlaan. Dit op schaal van de woningen in de omgeving en aansluitend bij het bestaande straatbeeld. Indien de bedrijfswoning zou verdwijnen kan geopteerd worden om in plaats van twee woonvolumes één groot woonproject te realiseren.

De bestaande ingebuisde gracht zou na de heraanleg van de Koningin Astridlaan moeten verdwijnen. Hierdoor dient een nieuw systeem ontworpen te worden voor de afwatering van hemelwater op de bedrijvensite. De meest voor de hand liggende optie is het doortrekken van de bestaande gracht langsheen de zuidoostelijke perceelsgrens tot de Lachenebeek.

(25)

De aanzet tot de m.e.r.-screening (onderzoek tot m.e.r.) wordt hier integraal geïntegreerd in de startnota van het voorliggend RUP. Deze screening dient dan ook samen gelezen te worden met de andere hoofdstukken van de startnota en het plan van de bestaande en juridische toestand. Op deze wijze heeft de lezer steeds volledige inzage in het RUP en specifiek in de bestaande toestand als referentiesituatie en de planningscontext waarbinnen het voorliggend RUP kadert.

Als eerste stap in het onderzoek tot m.e.r. wordt nagaan of het RUP niet ‘van rechtswege’

plan-MER-plichtig is volgens de regelgeving, zoals vastgelegd in het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007. Indien dit niet het geval is, kan overgegaan worden op de beschrijving en evaluatie van de te verwachten effecten van het voorgenomen plan en de redelijke alternatieven.

Om het onderzoek naar de milieueffecten op een kwalitatieve en eenduidige wijze te kunnen voeren, worden de ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden door het RUP gebundeld in een aantal planingrepen.

Tijdens de fase van de startnota wordt een eerste inschatting gemaakt van de mogelijk te verwachte effecten van de diverse planingrepen via een ingreep-effectenmatrix. In deze matrix wordt afgewogen welke disciplines verder zullen onderzocht worden en hoe deze verder onderzocht zullen worden. Hierbij wordt rekening gehouden met a/ de referentiesituatie die een indicatie geeft van de kwetsbaarheid van het plangebied en b/ de aard van de planingrepen.

In deze fase wordt een beslissing m.b.t. de plan-MER-plicht genomen. Op basis van binnengekomen adviezen en opmerkingen tijdens de raadpleging publiek en adviesvraag worden indien nodig bepaalde disciplines bijkomend onderzocht. De finale screening van de potentiële milieueffecten wordt vervolgens overgemaakt aan het team MER die een advies formuleert m.b.t. de plan-MER-plicht.

Het RUP is niet ‘van rechtswege’ plan-MER-plichtig, omwille van de volgende redenen:

Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, namelijk voor projecten opgesomd in rubriek 10b van bijlage III. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 0,015 km2 of 0,0067% van de totale oppervlakte van de gemeente Kontich. Bovendien heeft het RUP betrekking op een beperkte wijziging en zelfs een afstemming op de bestaande situatie.

Het RUP is geen plan of programma waarvoor een passende beoordeling vereist is zoals bepaald door het artikel 36ter §3 van het natuurdecreet.

(26)

Omwille van bovenstaande motivering dient besloten te worden dat het RUP ‘van rechtswege’

niet plan-MER-plichtig is, maar wel screeningsplichtig. Naargelang het resultaat van het onderzoek naar mogelijke aanzienlijke milieueffecten, wordt er een oordeel geveld over de noodzaak van de opmaak van een plan-MER:

indien er geen aanzienlijke milieueffecten kunnen zijn: geen plan-MER-plicht;

indien er wel aanzienlijke milieueffecten kunnen worden aangetoond voor één of meerdere criteria: wel plan-MER-plicht.

Als alternatief voor de uitvoering van het RUP zal hier kort aandacht besteed worden aan het nulalternatief. In het nulalternatief zou de bestemming volgens het gewestplan en de ermee gerelateerde bepalingen en voorschriften behouden blijven zijnde gedeeltelijk woongebied en gedeeltelijk agrarisch gebied (zie 2.4.4). De belangrijkste plus- en minpunten worden hieronder aangehaald.

Pluspunten van het nulalternatief:

Het agrarisch gebied wordt niet aangewend om het bedrijf te bestendigen en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden.

Minpunten van het nulalternatief:

Het hoofdzakelijk vergunde bedrijf blijft zonevreemd gelegen;

Ook de reeds uitgevoerde uitbreidingsmogelijkheden in het kader van het afgeleverde planologisch attest krijgen geen zone-eigen bestemming;

De destijds aan het bedrijf gegunde uitbreidingsmogelijkheden op lange termijn zijn niet realiseerbaar;

De ontwikkelingsmogelijkheden voor het betreffende bedrijf worden niet gestuurd om een kwalitatief project te realiseren;

Het landschappelijk inpassen van de bedrijfssite wordt niet gegarandeerd.

Naast het nulalternatief kan er eveneens gekeken worden naar de locatie- en inrichtings-en/of uitvoeringsalternatieven. Voor dit voorgenomen plan zijn er geen relevante alternatieven. Het plan is sterk project- en locatiegericht gezien het RUP beoogt om de bestaande bedrijvigheid binnen een aanvaardbaar kader uitbreidingsmogelijkheden te bieden. Daarnaast wordt de opmaak van het voorgenomen plan gestuurd door een eerdere visievorming zijnde een planologisch attest. Dit plan verviel echter door het niet respecteren van de termijn van 5 jaar na afgifte van het positief planologisch attest voor het opmaken van een RUP (art. 4.4.28 VCRO). Daarnaast zijn de inrichtings- en/of uitvoeringsalternatieven beperkt. Deze zijn immers afgestemd op de actuele situatie, het gewenste beleid en de ontwikkelingswensen van de overheid en betrokken eigenaars.

(27)

Checklist potentiële ingrepen discipline Bodem Ja Nee

Bodemverstoring en grondstofvoorraden

Voorziet het plan vergraving of graafwerkzaamheden?

Voorziet het plan een wijziging inzake verharding (aard en/of oppervlakte)?

Wordt ingegrepen op de grondstoffenvoorraden?

Voorziet het plan de uitbating van de diepe ondergrond (klei-, zand-, steen- of grinduitbating, ertswinning)?

Bodemkwaliteit en bodemverontreiniging

Voorziet het plan risico-activiteiten voor verontreiniging (zoals bijv. kmo-zone, bedrijvenzone)?

Voorziet het plan herbestemmingen naar een ander bestemmingstype?

Erosie

Voorziet het plan een gewijzigd bodemgebruik waardoor bijkomende oppervlakte aan erosie het gevolg kan zijn of het plan aan erosie onderhevig kan zijn?

Referentiesituatie

In het noorden wordt een zone gekarteerd als bebouwde zone (OB). Verder bestaat de bodem van het plangebied uit een natte kleibodem. Deze bodems hebben een bodemprofiel dat kwetsbaar is voor profielverstoring. Een klein gedeelte in het zuiden van het plangebied bestaat uit een vochtige zandleembodem. Verder komt binnen of grenzend aan het plangebied geen bodemkundig erfgoed noch ontginningsactiviteit voor.

De zone kent een sterke antropogene invloed wat wijst op eerdere verstoringen van de bodem.

De huidige invulling omvat bebouwing in functie van lokale bedrijvigheid met bedrijfswoning.

Rond deze bebouwing is het plangebied grotendeels verhard in functie van parkeergelegenheden en een laad- en loszone. Dit met uitzondering van het braakliggend perceel grenzend aan de N1. Er kan bijgevolg gesteld worden dat de fysische bodemtoestand van het plangebied slechts matig kwetsbaar is.

(28)

Bodemkaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Effectenbespreking

De te verwachten effecten zullen minimaal zijn, gezien de aard van het plan en de beperkte oppervlakte. Het plan voorziet enkel oppervlakkige vergravingen van bebouwde bodems (OB) in functie van bijkomende bebouwing en/of verharding. De structuurwijziging van bebouwde bodems (OB) wordt als minder relevant en dus als niet aanzienlijk beschouwd. Daarnaast is het effect ten aanzien van de huidige juridisch planologische bestemming ‘agrarisch gebied’

echter neutraal, gezien ook binnen de huidige bestemming het bodemprofiel verstoord kan worden.

Referentiesituatie

Binnen het plangebied werden drie oriënterende bodemonderzoeken verricht met dossiernummers 17729 (2 januari 2002), 35719 (10 mei 2013) en 82753 (1 februari 2018).

Deze dienden niet te worden opgevolgd door een beschrijvend bodemonderzoek, waarmee wordt aangetoond dat er geen kritische grenswaarden zijn overschreden. Er kan dan ook gesteld worden dat er geen uitgesproken verontreiniging van de bodem werd vastgesteld.

Legende

Bebouwde zone

Vochtige zandleem

Natte klei

Legende

(29)

Effectenbespreking

Het RUP voorziet een gedeeltelijke bestemmingswijziging van een zachte naar een harde bestemming waardoor de planologische context wordt afgestemd op de bestaande toestand en aanwezige activiteiten. Bovendien worden aspecten met betrekking tot verzuring, verdroging en eutrofiëring van de bodem overwegend verbonden met agrarische activiteiten die niet langer mogelijk zullen zijn binnen dit plan. Tot slot dient te allen tijde de geldende milieuwetgeving (Vlarem/Vlarema/Vlarebo) gevolgd te worden. Eventuele verontreiniging kan te wijten zijn aan calamiteiten. Aanzienlijke effecten ten aanzien van de bodemkwaliteit worden niet verwacht.

Het plan voorziet geen dermate wijzigingen in het bodemgebruik die erosie tot gevolg kunnen hebben. Aanzienlijke effecten ten aanzien van de discipline bodem worden bijgevolg niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline bodem te verwachten zijn.

Checklist potentiële ingrepen discipline Water Ja Nee

Grondwater

Voorziet het plan omvangrijke ondergrondse constructies?

Voorziet het plan bijkomende verharding van niet verharde zones?

Kan het plan aanleiding geven tot permanente wijziging van grondwaterstanden of –stromen (bv.

T.b.v. natuur of landbouw)?

Worden bestemmingen voorzien die aanleiding kunnen geven tot risico-activiteiten voor grondwaterverontreiniging (zoals bijv. kmo-zone, bedrijvenzone)?

Oppervlaktewater

Zijn er binnen het plan ingrepen op waterlopen of oevers mogelijk (afgraven of aanleggen oevers/dijken, openleggen of overwelven van waterlopen, hermeandering/rechttrekking, verharden oeverzones)?

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die een invloed kunnen hebben op

(30)

overstromingszones of signaalgebieden, zoals:

verharding, bebouwing, ophoging.

Afvalwater

Genereert het plan afvalwater (huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater)?

Referentiesituatie

Het plangebied is hoofdzakelijk verhard en gelegen in een niet-infiltratiegevoelige zone.

Het plangebied is hoofdzakelijk gesitueerd in zeer grondwaterstomingsgevoelig gebied (type 1). Een klein gedeelte ten zuiden van het plangebied ligt in matig grondwaterstromingsgevoelig gebied (type 2).

Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone voor drinkwaterwinning. Andere aspecten van de grondwaterhuishouding worden besproken onder de watertoets.

Effectenbespreking

Binnen het RUP worden beperkingen gesteld aan de verhardingsgraad. Gezien het plan geen

Legende

Zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1) Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) Weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3)

(31)

Eventuele accidentele grondwaterverontreiniging door het planvoornemen is niet uit te sluiten, maar bij bouwwerkzaamheden, bodemverstoring en bij nieuwe inrichtingen dient de geldende regelgeving (Vlarem, Vlarebo, Vlaremo) te worden gevolgd.

Referentiesituatie

Het plangebied is niet gelegen in een signaalgebied.

Het plangebied is hoofdzakelijk gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

Binnen het plangebied zijn geen geklasseerde waterlopen aanwezig. Het oppervlaktewater stroomt af naar de gracht parallel aan de Koningin Astridlaan en naar de Lachenebeek, een waterloop van tweede categorie die zich ten noordoosten van het plangebied bevindt. Andere aspecten van de oppervlaktewaterhuishouding worden besproken onder de watertoets.

Overstromingsgevoelige gebieden 2017 (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Afstromingskaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Legende

Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig Niet overstromingsgevoelig

Legende

0,5 – 5 ha 5 – 10 ha 10 – 20 ha 20 – 50 ha 50 – 100 ha > 100 ha

(32)

Effectenbespreking

Het plangebied is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het plan houdt rekening met deze kartering door binnen de oostelijke zone van het plangebied zoveel mogelijk te streven naar ontharding. Deze zone kan op een natuurlijke manier overstromen en ruimte bieden voor oppervlaktewater. Bovendien dient elke omgevingsvergunning te voldoen aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (5 juli 2013, B.S. 8.10.2013 en wijziging) en technische achtergronddocumenten (en wijzigingen).

Verder zal de ingebuisde gracht onder het bedrijventerrein op termijn verdwijnen waardoor de verwerking van hemelwater in het gedrang dreigt te komen. Door binnen het RUP werken aan het grachtsysteem toe te laten kan een nieuwe afwatering gecreëerd worden tot de Lachenebeek door het herstellen van het grachttracé langsheen de zuidoostelijke plangrens.

Gelet op het uitmonden van de ingebuisde gracht in de Lachenebeek zal dergelijk planvoornemen geen aanzienlijk negatief effect hebben op de structuurkwaliteit van de Lachenebeek.

Het plangebied watert niet af naar een ecologisch kwetsbare zone.

Referentiesituatie

Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij is het plangebied hoofdzakelijk gelegen in centraal gebied.

Legende Centraal gebied

(33)

Effectenbespreking

Rekening houdend met de aard van het plan zoals een beperkt te verwachten aandeel aan afvalwater en het gegeven dat het plan kan aansluiten op een RWZI met voldoende capaciteit en er geen bedrijfsafvalwater wordt geloosd op oppervlaktewater, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten vanuit afvalwater optreden.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline water te verwachten zijn. Gezien het RUP inzet op gedeeltelijke ontharding van de oostelijke zone van het plangebied en het ontwikkelen van een gepaste groenbuffering kan gesteld worden dat mogelijks een positief effect te verwachten is voor de discipline water.

Checklist potentiële ingrepen discipline Biodiversiteit

Ja Nee

Biotoopverlies / biotoopwijziging Biotoopverlies door ruimtebeslag

Voorziet het plan bijkomende bodemverstoring zoals verharding, verdichting en vergraving?

Biotoopwijziging

Verdroging / vernatting:

Voorziet het planvoornemen een permanente bemaling of is het mogelijk dat er door uitvoering van het planvoornemen een lange tijdelijke bemaling (zoals bijvoorbeeld bij ondergrondse infrastructuren zoals tunnels of ontginningen dieper dan het grondwater) of grondwaterpeilsturing (bijvoorbeeld i.f.v. irrigatie voor landbouwgebruik) zal plaatsvinden waardoor er toch permanente effecten op bestaande biotopen te verwachten zijn?

Verzurende en vermestende depositie (belangrijkste

= stikstofdepositie)

Zal uitvoering van het plan zorgen voor een relevante toename van verzurende en/of vermestende deposities (meest relevant is vaak de stikstofdepositie): enerzijds via water (bijv. bemesting die afvloeit naar de waterloop) en anderzijds via lucht (industriële emissies zoals energiebedrijven en raffinaderijen of via een hoge toename in verkeersemissies)?

Rustverstoring (door geluid en licht)

(34)

Voorziet het planvoornemen geluidsproducerende functies/activiteiten (zoals door recreatie, industriële installaties, bedrijvigheid met bijvoorbeeld typerende buitenactiviteiten, open sportstadium/sportpleinen in open lucht, enz)?

Voorziet het plan in een bestemming/functie waardoor er een bijkomende recreatiedruk te verwachten valt?

Voorziet het plan relevant aandeel bijkomende lichtbronnen (zoals bijvoorbeeld voor sport- en recreatieactiviteiten, i.f.v. veiligheid op bedrijfsterreinen)?

Barrièrevorming en versnippering

Kan het plan zorgen voor het doorbreken van een verbinding(szone) voor fauna of flora (zoals bermen, waterlopen, groene zones)?

Kan het plan zorgen voor een belangrijke fysische scheiding tussen biologisch waardevolle zones (zoals een verkeersweg, waterweg, ontwikkeling)?

Kan het plan een potentieel obstakel voor vogeltrek toelaten (bijvoorbeeld windturbines) of een obstakel voor foerageerroutes (bijvoorbeeld door inname of versnipperen van waterlopen, boszones, kleine landschapselementen)?

Referentiesituatie

Er bevinden zich noch speciale beschermingszones (vogel- of habitatrichtlijngebieden), noch VEN- of IVON-gebieden, noch Vlaamse of erkende natuurreservaten in het plangebied in het plangebied (Geopunt Vlaanderen, 2019).

De noordoostelijke grens van het plangebied is gecategoriseerd als biologische waardevol. Dit door de aanwezigheid van bomenrijen met dominantie van populier (Populus sp.). Het plangebied zelf is hoofdzakelijk gecategoriseerd als biologisch minder waardevol. Deze categorisering is gebeurd op basis van een terreinbezoek door karteerders in april 2016 en op basis van interpretatie van luchtfoto’s.

(35)

Biologische waarderingskaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Effectenbespreking

Binnen en in de nabije omgeving van het plangebied komen waardevolle biotopen voor. De waardevolle zones binnen het plangebied worden via het plan volledig gevrijwaard. Bovendien wordt er binnen het plan ruimte gegeven om nieuwe biotopen te creëren: de verharding langs de oostzijde van het plangebied wordt zoveel mogelijk ingeperkt zonder de exploitatie van het bedrijf in het gedrang te brengen. Daarnaast wordt een bijkomende groenbuffering voorzien.

Bijgevolg kan gesteld worden dat er een positief effect voor de biotoopwijziging wordt bekomen.

In en in de ruime omgeving van het plangebied bevinden zich geen Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebieden of Ramsar-gebied. Het plangebied bevindt zich niet op een mogelijke migratieroute tussen twee deelplangebieden van een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (zoals bijvoorbeeld verbinding via waterlopen of groenstructuren), noch is er beïnvloeding vanuit het plan te verwachten. Er is geen passende beoordeling noodzakelijk. Rekening houdend met de aard van het plan worden er geen aanzienlijke of betekenisvolle effecten op het Natura 2000 gebied verwacht.

In en in de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich geen VEN-gebieden. Een verscherpte natuurtoets wordt niet nodig geacht.

In en in de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich geen erkende natuurreservaten of bosreservaten. Rekening houdend met de aard van het plan worden er geen aanzienlijke effecten op reservaten verwacht.

Het plan voorziet in beperkte mate geluidsproducerende activiteiten in gevolge van bedrijvigheid bijvoorbeeld het sorteren van afbraakmateriaal in containers (bestaande

Legende

Biologisch minder waardevol

Complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle gebieden

Complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen Complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen

Biologisch waardevol

Complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen Biologisch zeer waardevol

Faunistisch belangrijk gebied

(36)

toestand). Het RUP zet in het oosten in op ontharding – dit zonder de exploitatie van het bedrijf in het gedrang te brengen - waardoor het openruimtegebied minder ingesneden wordt. De ontharding dient gevolgd te worden met het ontwikkelen van een groenbuffer waardoor de impact van de beperkt voorkomende geluidsbelasting naar de omgeving eerder nihil is.

Daarnaast worden geen functies voorzien met een relevante toename in lichtbronnen of recreatiedruk. Aanzienlijke effecten ten aanzien van rustverstoring worden bijgevolg niet verwacht.

Het plan zorgt niet voor het doorbreken van een verbindingszone, trek- en fourageerroutes voor fauna of flora of een scheiding tussen waardevolle gebieden. Aanzienlijke effecten van versnippering en barrièrevorming worden niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline biodiversiteit te verwachten zijn. Gezien het RUP inzet op landschappelijke integratie en specifiek het minder insnijden van de bedrijvigheid in de naastgelegen open ruimte en het ontwikkelen van een gepaste visuele en akoestische groenbuffer kan gesteld worden dat mogelijks een positief effect te verwachten is voor de discipline biodiversiteit.

Checklist potentiële ingrepen discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Ja Nee

Landschap

Landschapsstructuur en -erfgoedwaarde

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die landschappelijke structuren of erfgoedwaarden kunnen verstoren of vernietigen?

Zoals:

o Fysieke ingrepen (bv.

Reliëfwijzigingen, ophogingen, afgravingen, rechttrekken van waterlopen, dempen van holle wegen, afgraven van taluds, aanleggen of wijzigen van dijken en bermen, rooien van KLE’s, …)?

o Ontbossing of rooiwerkzaamheden (met bijzondere aandacht voor

(37)

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die uitzichten kunnen verstoren? Zoals:

o Mogelijkheden tot een harde invulling/bouw van constructies (bv gebouwen) of infrastructuren (zoals wegen, masten, turbines) of voor het oprichten van omvangrijke volumes of belangrijke wijzigingen in het bodemgebruik.

Bouwkundig erfgoed

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die bouwkundig erfgoed kunnen verstoren of vernietigen? Zoals:

o Afbraak van bouwkundig erfgoed.

o Het renoveren/verbouwen van het bouwkundig erfgoed waardoor het karakter, de herkenning,… van het erfgoed mogelijks verdwijnt.

o Nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw of infrastructuuraanleg)

Archeologie

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die archeologisch erfgoed kunnen verstoren of vernietigen? Zoals:

o Werkzaamheden die gepaard gaan met ingrepen in de bodem (graafwerkzaamheden)

o Permanente veranderingen in de grondwatertafel

o Samendrukking van onderliggende lagen ten gevolge van (permanente) ophogingen van het terrein

Referentiesituatie

Het plangebied bevat geen uitgesproken kwetsbaarheden op vlak van landschap.

Effectenbespreking

Landschapsstructuur en -erfgoed

Het planvoornemen voorziet geen aantasting, vernietiging of doorsnijding van kenmerkende landschapsstructuren, zoals door het rechttrekken van waterlopen, dempen van holle wegen, afgraven van taluds, aanleggen of wijzigen van dijken, bermen, omvormen van landgebruik, omleggen historische wegen- of dijkenpatroon, rooien van vegetatie-elementen zoals bosstructuren, bomenrijen, houtkanten, heggen enz. Het gedeeltelijk ontharden van de site zorgt voor een versterking van de achterliggende landschapsstructuur.

(38)

Landschapsuitzicht

Het planvoornemen voorziet geen visuele verstoring, wijziging van het uitzicht of het landschapskarakter daar het plangebied reeds in grote mate bebouwd is met een groot bedrijfsvolume en het RUP inzet op een maximale bundeling van de bedrijfsbebouwing. Het plan voorziet langsheen de N1 in een residentiële ontwikkeling. Dit stemt overeen met het bestaande straatbeeld. Aanzienlijke effecten op landschapsuitzicht worden dan ook niet verwacht.

Het planvoornemen voorziet geen vernietiging, renovatie of verbouwing van bouwkundig erfgoed. Het planvoornemen voorziet geen intensifiëring van het landgebruik. Het planvoornemen voorziet geen nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw of infrastructuuraanleg).

Aanzienlijke effecten op bouwkundig erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Het plan geeft geen aanleiding tot werkzaamheden die gepaard gaan met ingrepen/verstoring in de bodem (zoals graafwerken, ophoging, ondergrondse constructies & verharding) of permanente grondwatertafelwijziging). Aanzienlijke effecten op archeologisch erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie te verwachten zijn.

Gezien het RUP inzet op landschappelijke integratie en specifiek het minder insnijden van de bedrijvigheid in de naastgelegen open ruimte en het ontwikkelen van een gepaste visuele en akoestische groenbuffer kan gesteld worden dat mogelijks een positief effect te verwachten is voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie.

Checklist potentiële ingrepen discipline mens- mobiliteit

Ja Nee

Mobiliteit

Zal het plan een wijziging in de verkeersgenereratie teweeg brengen (zoals bij wonen, bedrijvigheid, recreatie, school, kantoor, winkels, …)?

Zal het plan een wijziging in de (ontsluitings)infrastructuur teweeg brengen/vereisen?

(39)

Ruimtebeleving

Genereert het plan een potentieel gewijzigde ruimtebeleving (visueel, licht/schaduw, wind, privacy, veiligheidsgevoel)?

Gezondheid

Zal het plan een wijziging in de verkeersgenereratie teweeg brengen (zoals bij wonen, bedrijvigheid, recreatie, school, kantoor, winkels, …) (zie tevens discipline mobiliteit)?

Genereert het plan bijkomende geluids- en luchtemissies (incl. geur) (zoals bij een toename van verkeer, bepaalde bedrijfsbestemmingen, e.a.)?

Voorziet het plan kwetsbare functies (scholen, woningen, zorgvoorzieningen, …)?

Veiligheid

Voorziet het plan een wijziging in het voorkomen of toelaten van risicovolle installaties (bijvoorbeeld Seveso-inrichtingen, hoogspanningslijnen, infrastructuren (weg-spoorweg-waterweg-pijpleiding) voor transport van gevaarlijke stoffen…)?

Referentiesituatie

Het planvoornemen is gelegen langsheen de Koningin Astridlaan en wordt voor personenverkeer hoofdzakelijk ontsloten langsheen een naamloze weg die aantakt op de Koningin Astridlaan. Het vrachtverkeer wordt hoofdzakelijk ontsloten via een servitudeweg via het naastgelegen bedrijventerrein.

Verder worden er parkeerplaatsen voorzien op eigen terrein voor de toonzaal. Op piekmomenten zijn er te weinig parkeerplaatsen om zowel de werknemers als het cliënteel te laten parkeren waardoor het personeel soms dient uit te wijken naar de verharding achter het bedrijfsvolume.

Op circa 300 m van het plangebied bevindt zich de bushalte ‘Kontich Koningin Astridlaan’

gelegen langsheen de Ooststatiestraat. Deze halte wordt bediend door de lijnen 91, 92, 130, 131, 132 en 135 met een frequentie van circa 25 bussen per dag.

Effectenbespreking

Gezien de schrijnwerkerij reeds aanwezig is en er geen aanzienlijke toename van de bedrijfsactiviteiten voorzien wordt binnen het RUP kan gesteld worden dat het planologisch bestendigen van het ambachtelijk bedrijf geen of slechts zeer weinig invloed zal hebben op de huidige verkeersgeneratie. Bovendien wordt binnen de opmaak van het RUP rekening gehouden met de bestaande parkeerproblematiek door het mogelijk maken van bijkomende parkeervoorzieningen.

Het planvoornemen geeft geen aanleiding tot een wijziging in organisatie van de ruimte waardoor gebieden ruimtelijk versnipperd worden of er barrièrevorming optreedt.

(40)

Wel wordt langs de N1 een residentiële ontwikkeling beoogd overeenkomstig het bestaande straatbeeld. De ontsluitingen van de woonontwikkeling worden maximaal gebundeld met het oog op zo weinig mogelijk bijkomende aantakkingen op de N1. Aanzienlijke effecten worden niet verwacht.

Referentiesituatie

De site, bestemd als woongebied en agrarisch gebied, wordt in hoofdzaak gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. Het perceel langsheen de Koningin Astridlaan is bebouwd met een open bebouwing die gebruikt wordt als bedrijfswoning met daarnaast een braakliggende zone.

Ten noorden van het plangebied komt bedrijvigheid voor. Ten westen en ten zuiden van het plangebied komt residentiële bebouwing in lintverband voor. In het oosten grenst het plangebied aan een open ruimtegebied dat in hoofdzaak gebruikt wordt als weiland.

Voor een verdere toelichting van de aanwezige ruimtelijke aspecten wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘bestaande toestand’.

Effectenbespreking

Door uitvoering van het plan dienen geen bestaande functies en/of structuren te verdwijnen.

Het RUP voorziet hoofdzakelijk de planologische bestendiging van een bestaand ambachtelijk bedrijf. Binnen het plan wordt extra groenruimte ontwikkeld om insnijding van het bedrijventerrein in de naastgelegen open ruimte te beperken zonder hierbij de bedrijfsactiviteiten in het gedrang te brengen.

Door de beoogde residentiële woonontwikkeling genereert het plan potentieel een gewijzigde ruimtebeleving (visueel, licht/schaduw, wind, privacy). Binnen het plan zal worden ingezet op een visuele en akoestische groenbuffering tussen de bedrijfssite en de woonontwikkeling langsheen de N1. Tevens wordt ook een visuele en akoestische groenbuffering beoogd tussen het bedrijventerrein en de achterliggende open ruimte.

Het plan voorziet kwetsbare functies in de vorm van een residentiële ontwikkeling. Deze zone wordt echter visueel en akoestisch gescheiden van het bedrijventerrein (zie supra). Het plan genereert verder geen bijkomende verkeer of geluids- en luchtemissies met uitzondering van het beperkte verkeer in functie van de bijkomende woongelegenheden. Aanzienlijke effecten ten aanzien van gezondheid worden niet verwacht.

Het plan voorziet geen risicovolle installaties/inrichtingen. Aanzienlijke effecten ten aanzien van veiligheid worden niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met

(41)

Rekening houdend met de aard van de planingrepen en de effecten, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten vanuit het planvoornemen op het klimaat optreden:

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op de grondwatervoorraden.

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op de oppervlaktewater- en grondwaterhuishouding.

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op biotoopverlies.

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op het klimaat vanuit een relevante verhoging van (CO2-)emissies (van bijvoorbeeld industrie / verwarming / veeteelt).

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline klimaat te verwachten zijn.

Het voorgenomen plangebied bevindt zich op ca. 25 km van de meest nabij gelegen lands- of gewestgrens. Gelet op de aard van het plan, de omvang van de effecten zoals hiervoor beschreven en de grote afstand tot een lands- of gewestgrens worden geen aanzienlijke grensoverschrijdende effecten verwacht

Er zijn geen leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat de aanzienlijkheid van bepaalde effecten niet beoordeeld kan worden.

Op basis van de beschikbare informatie op dit moment, kan worden besloten dat er voor het voorliggend planinitiatief geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn.

Indien gedurende de verdere procedure toch blijkt dat niet zondermeer kan gesteld worden dat er geen aanzienlijke negatieve effecten worden verwacht voor een bepaalde discipline, zal deze discipline verder onderzocht worden.

Het plangebied wordt voornamelijk gekarteerd als mogelijks overstromingsgevoelig. In het plan is hiermee rekening gehouden door de oostelijke zone van het plangebied te vrijwaren van verharding. Deze zone kan op een natuurlijke manier overstromen en ruimte bieden voor oppervlaktewater.

(42)

Overstromingsgevoelige gebieden 2017 (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Verder voorziet het plan om de ingebuisde gracht onder het terrein te verwijderen en de gracht mogelijks langsheen de zuidoostelijke perceelsgrens te herstellen. Dergelijk planvoornemen zal geen negatief effect hebben op de structuurkwaliteit van de Lachenebeek.

Afstromingskaart (Geopunt Vlaanderen, 2018)

Ten noorden van het plangebied stroomt de Lachenebeek, een waterloop van 2e categorie beheerd door de provincie Antwerpen.

Legende

Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig Niet overstromingsgevoelig

Legende

0,5 – 5 ha 5 – 10 ha 10 – 20 ha 20 – 50 ha 50 – 100 ha > 100 ha

(43)

VHA-waterlopen (Geopunt Vlaanderen, 2019)

De kaart met de infiltratiegevoelige bodems werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt.

Het plangebied is hoofdzakelijk niet infiltratiegevoelig. Het hemelwater kan hier minder gemakkelijk infiltreren in de ondergrond door de aanwezige bebouwing en de natte kleibodem (zie hoofdstuk ‘bodem’). De zuidwestelijke rand van het plangebied is infiltratiegevoelig omwille van de vochtige zandleembodem (zie hoofdstuk ‘bodem’).

Infiltratiegevoelige bodems (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Legende bevaarbare 1e categorie 2e categorie 3e categorie niet-geklasseerd

Legende

Niet infiltratiegevoelig Infiltratiegevoelig

(44)

Het plangebied is hoofdzakelijk gesitueerd in zeer grondwaterstomingsgevoelig gebied (type 1). Een klein gedeelte ten zuiden van het plangebied ligt in matig grondwaterstromingsgevoelig gebied (type 2).

Indien er in type 1 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.

Indien er in type 2 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5 m en een horizontale lengte van meer dan 100 m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.

Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Geopunt Vlaanderen, 2019)

De winterbedkaart duidt gebieden aan waar verandering in bodemgebruik aanleiding kan geven tot een gewijzigd afvoergedrag bij overstromingen. Aangezien dit gewijzigd afvoergedrag enkel relevant is voor omvangrijke overstromingsgebieden, werd de winterbedkaart beperkt tot gebieden die onderhevig zijn aan overstromingen vanuit de bevaarbare waterlopen. Binnen het plangebied bevinden zich geen afbakeningen van de winterbedkaart.

Legende

Zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1) Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) Weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3)

(45)

Hellingenkaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

De erosiegevoeligheid is afhankelijk van de hoeveelheid neerslag, het bodemtype en het bodemgebruik. Een bebouwde of verharde zone zal meer weerstand bieden tegen erosie dan een braakliggend terrein. Een permanente invulling van de onbebouwde en onverharde ruimte zal een positief effect hebben op de erosiebeperking.

Het plangebied is hoofdzakelijk aangeduid als niet-erosiegevoelig. Een beperkte zone in het zuidwesten van het plangebied is erosiegevoelig.

Erosiegevoelige bodems (Geopunt Vlaanderen, 2019)

De watertoets brengt voor het plangebied van het RUP geen uitgesproken problematiek voor de oppervlakte- en grondwaterhuishouding aan het licht. Niettemin komen er een aantal speciale aandachtspunten naar voor waar het RUP zoveel mogelijk aan tegemoet dient te

Legende

<0,5%

0,5 – 5%

5 – 10%

>10%

Legende

Niet erosiegevoelig Erosiegevoelig Out of range

(46)

komen. Eventuele potentiële nadelige effecten worden evenwel beperkt door volgende bepalingen:

er dient voldoende aandacht besteed te worden aan de mogelijk overstromingsgevoeligheid van het plangebied, waarbij er voldoende ruimte wordt gegeven aan de aanwezige waterlopen

wat betreft de grondwaterstromingsgevoeligheid moeten de bevoegde instanties gecontacteerd worden indien het project waarvoor een vergunning wordt aangevraagd:

• een verkavelingsvergunning met globale oppervlakte groter dan 1 ha, waarbij in de aanleg van wegen wordt voorzien;

• en/of leidt tot een toename van het totaal van de horizontale dakoppervlakte van gebouwen en de verharde oppervlakte met meer dan 1 hectare;

• en/of ondergrondse constructies, met uitzondering van funderingspalen en leidingen met diameter tot 1 meter, bevat die dieper gelegen zijn dan 5 meter onder het maaiveld en een ondergrondse horizontale lengte hebben van meer dan 100 meter.

verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 § 4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’; prioriteit moet uitgaan haar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een leerplichtig kind moet elke schooldag van het schooljaar daadwerkelijk aanwezig zijn op school, behalve bij gewettigde afwezigheden.. Hierna vindt u in welke

Als hier geen rekening mee gehouden wordt in het huidige model, kan het zijn dat de ontworpen leidingen dus ondergedimensioneerd worden, wat kan leiden tot problemen met

Er werd een inspiratietabel uitgewerkt die ook voor andere Huize van het Kind kan worden gebruikt als zij willen werken rond alcohol en andere drugs. Voor de acties die zijn

Ook aan de herleiding van de fictieve naar de werkelijke aantallen zal een onzekerheid moeten worden toegekend, die groter zal zijn naarmate het verwachtingsjaar

Sommige soortnamen zijn verkeerd gespeld, verouderd of zijn achterhaald door modern onderzoek. 155) moet zijn Anodonta, Dreissena bugenses moet zijn.. bugensis (p. 166)

uitselecteren &gt; analyse) vormt de basis voor een evaluatie van de aanwezigheid en bewaring van vondstclusters en een advisering naar ofwel (1) een behoud in situ of

Bijgevolg kan rekening houdend met de aard van het plan en het gegeven dat er binnen het plangebied geen kwetsbare bodemtypes, bodemkundig erfgoed of ontginningen werden

De mogelijkheid om te telewerken is ingevoerd, ondanks dat al de (digitale) voorwaarden misschien niet vervuld waren, maar door een goede organisatie kon dit worden opgevangen, om