• No results found

Taalvariatie en normen in de vernieuwde Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Taalvariatie en normen in de vernieuwde Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS)"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ghyselen, A. (2016). Verticale structuur en dynamiek van het gesproken Nederlands in Vlaanderen: een empirische studie in Ieper, Gent en Antwerpen. [doctoraatsverhande- ling]. Gent: Universiteit Gent.

Van Oostendorp, M. (1998). “Het proefschrift van Toon Hendrix. Taalkunde in de klas”. In: Onze Taal. Online raadpleegbaar op: https://onzetaal.nl/het-proefschrift- van-ton-hendrix.

Ronde 3

Walter Haeseryn

Radboud Universiteit, Nijmegen Contact: W.Haeseryn@let.ru.nl

Taalvariatie en normen in de vernieuwde Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS)

Sinds ongeveer een jaar wordt er in een samenwerkingsverband van de Universiteit Gent, de Katholieke Universiteit Leuven, de Radboud Universiteit (Nijmegen) en de Universiteit Leiden gewerkt aan een grondige herziening – ‘update’, zoals dat tegen- woordig heet – van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, kortweg de ANS. Het pro- ject wordt in belangrijke mate gefinancierd door de Nederlandse Taalunie.

De ANS, waarvan de eerste editie in 1984 en de tweede herziene en uitgebreide versie in 1997 verschenen is, beschrijft uitvoerig de grammatica van het hedendaagse Nederlands (‘woordsoorten’, ‘woordvorming’, ‘zinsdelen’ en ‘zinsbouw’). De ANS is geen leerboek, maar een naslagwerk dat bedoeld is voor een zo breed mogelijk publiek van zowel professionele als niet-professionele gebruikers binnen en buiten het Nederlandse taalgebied. Van het boek is in 2002 een gratis online raadpleegbare ver- sie beschikbaar gekomen, de eANS (http://ans.ruhosting.nl/e-ans), die inhoudelijk identiek is aan de gedrukte versie van 1997.

Het doel van het meerjarige herzieningsproject is zowel de inhoud in overeenstem- ming te brengen met de huidige stand van kennis van de Nederlandse grammatica als de toegankelijkheid en bruikbaarheid voor diverse doelgroepen, waaronder het onder- wijs, te verhogen. In de twintig jaar die verstreken zijn sinds de vorige herziening is immers zowel de kennis van individuele taalverschijnselen als het inzicht in de samen- hang daarvan in belangrijke mate toegenomen. Bovendien is ook de taal zelf aan ver- andering onderhevig, net als de normen van de taalgemeenschap en de visies op vari- atie binnen en buiten de standaardtaal. De nieuwe eANS moet een betrouwbare en

11. Taal- en letterkunde

327

11

Conferentie 30_Opmaak 1 28/10/16 16:48 Pagina 327

(2)

geactualiseerde grammaticale beschrijving van de hedendaagse taalrealiteit bieden, bin- nen een flexibele digitale omgeving met zoek- en navigatiemogelijkheden voor de ver- schillende beoogde categorieën van gebruikers.

In deze bijdrage aan de conferentie zal, aan de hand van concrete voorbeelden, inge- gaan worden op de wijze waarop grammaticale variatie in de vernieuwde ANS behan- deld zal – of gelet op het stadium waarin het project zich nu bevindt beter: zou kun- nen – worden en op de daarmee samenhangende vraag hoe er een norm uit afgeleid kan worden. De ANS is weliswaar een beschrijvende (descriptieve) en geen voorschrij- vende (prescriptieve) grammatica, maar dat neemt niet weg dat er desgewenst wel degelijk normatief gebruik van gemaakt kan worden. Een belangrijk instrument voor de normatieve bruikbaarheid van een naslagwerk – ook in het onderwijs – is een ‘labe- lingsysteem’, zoals bijvoorbeeld ook woordenboeken (denk aan de Grote Van Dale) dat hebben.

De ANS beschrijft in principe de standaardtaal, die in de huidige versie van het werk gedefinieerd wordt als “de taal die algemeen bruikbaar is in zogenaamde secundaire relaties, dat wil zeggen in het contact met ‘vreemden’” (ANS 1997: 16). De definitie wordt nogal strikt geïnterpreteerd. Er wordt wel enige ruimte gelaten voor stijl- en streekgebonden variatie binnen de standaardtaal. Daarbij worden bij stijlgebonden varianten formuleringen gebruikt als ‘komt vooral in gesproken taal voor’ of juist

‘meer in geschreven taal’ en bij streekgebonden varianten wordt dan opgemerkt dat de frequentie van een variant of de voorkeur ervoor ‘geografisch verschillend’ is. Een groot deel van de beschreven stijl- en streekgebonden varianten valt echter buiten de standaardtaal. Die krijgen een label ‘informeel’, ‘formeel’, ‘regionaal’, omdat ze door de toenmalige redactie beschouwd worden als niet (voldoende) algemeen bruikbaar.

Het onderscheid tussen variatie binnen en buiten de standaardtaal is vaak erg subtiel, en zoals gebleken is voor veel gebruikers te subtiel. Ook blijkt het soms moeilijk om goed met het labelingsysteem om te gaan. Zo lijken sommige gebruikers de labels te interpreteren als een indicatie dat iets ‘geen goed Nederlands’ is, wat niet de bedoeling van de redactie was. Zo ligt het niet voor de hand om aan te nemen dat varianten met het label ‘formeel’ per definitie als slecht Nederlands beschouwd zouden moeten wor- den.

Het is duidelijk dat bij de herziening van de ANS ook kritisch naar het gehanteerde beschrijvingskader gekeken moet worden. Zo is het de vraag of (een deel van) de stijl- gebonden variatie niet beter als registervariatie binnen de standaardtaal behandeld kan worden.

Een centraal punt in de discussie over taalvariatie en norm is uiteraard de verhouding tussen het Nederlands in België en het Nederlands in Nederland. De opvattingen daarover zijn sinds de vorige editie van de ANS duidelijk veranderd en dat heeft con-

30steHSN-Conferentie

328

Conferentie 30_Opmaak 1 28/10/16 16:48 Pagina 328

(3)

sequenties voor de beschrijving van de grammaticale variatie in het Nederlands. Dát er ook grammaticale verschillen zijn tussen de beide delen van het taalgebied hoeft geen betoog. Een recent overzicht van morfologische en syntactische verschillen is bij- voorbeeld te vinden in Haeseryn (2013: 705-710).

In de huidige ANS wordt, in de lijn van de traditionele normopvatting, nog uitgegaan van de ‘noordelijke norm’ in het Nederlandse taalgebied. Heel wat – maar beslist niet alle – varianten die typisch zijn voor het Belgische Nederlands hebben dan ook het label ‘regionaal’ gekregen, wat betekent dat ze buiten de standaardtaal vallen1.Tegenwoordig wordt ervan uitgegaan dat het Nederlands, net als bijvoorbeeld het Engels maar ook het Duits, een pluricentrische taal is, dus een taal met meer dan één normvormend centrum. Die opvatting wordt ook gehuldigd bij de behandeling van taalvariatie op de door de Nederlandse Taalunie geïnitieerde website Taaladvies.net.

De definitie van standaardtaal (Standaardnederlands) die Taaladvies.net hanteert, luidt als volgt: “het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in het publieke domein, dat wil zeggen in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bestuur, de admi- nistratie, de rechtspraak, het onderwijs en de media. Anders uitgedrukt: standaardtaal is het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in contacten met mensen buiten de eigen vertrouwde omgeving (in zogenaamde secundaire relaties)” (http://taaladvies.net/

taal/advies/term/113/standaardtaal/). Deze definitie is uitgebreider en specifieker, maar niet wezenlijk anders dan die in de ANS. Een belangrijk verschil is echter dat in Taaladvies.net een onderscheid gemaakt wordt tussen standaardtaal zonder meer (bruikbaar in het publieke domein in het hele taalgebied, wat voor verreweg de mees- te standaardtaalvarianten geldt), standaardtaal in België (alleen bruikbaar in het publieke domein in België) en standaardtaal in Nederland (alleen bruikbaar in het publieke domein in Nederland).

Het lijkt onontkoombaar dat een dergelijke werkwijze, die meer recht doet aan de taal- realiteit, ook in de herziene ANS toegepast wordt. Daarmee is niet gezegd dat nu maar meteen alle tot nog toe als ‘regionaal’ gekwalificeerde varianten op één hoop gegooid kunnen worden en voor promotie tot ‘standaardtaal in België, c.q. in Nederland’ in aanmerking komen. Er zal – zoals dat bij Taaladvies.net gebeurt – een zorgvuldige afweging gemaakt moeten worden, gebaseerd op resultaten van corpusonderzoek en onderzoek naar attitudes van taalgebruikers.

Referenties

Haeseryn, W. e.a. (red.) (1997). Algemene Nederlandse Spraakkunst. Tweede, geheel herziene druk (twee delen). Groningen/Deurne: Martinus Nijhoff/Wolters

11. Taal- en letterkunde

329

11

Conferentie 30_Opmaak 1 28/10/16 16:48 Pagina 329

(4)

Plantyn. (als eANS: http://ans.ruhosting.nl/e-ans/index.html)

Haeseryn, W. (2013). ‘Belgian Dutch’. In: F. Hinskens & J. Taeldeman (eds.) (2013).

Dutch. Berlin: De Gruyter Mouton, p. 700-720.

Taaladvies.net. Online raadpleegbaar op: http://taaladvies.net/.

Noten

1 Het is ook niet zo dat alleen maar typisch Belgische varianten van dat label voor- zien zijn.

Ronde 4

Johan van Iseghem KULAK

Contact: johan.vaniseghem@kuleuven-kulak.be

Ouder dan een halve eeuw: voorgoed onder de sneeuw?

Over historische teksten in de les Nederlands

De voorbije jaren hebben diverse instanties, vaak met geanimeerde discussie achteraf, allerhande lijsten van auteurs en literaire werken samengesteld die elk voor zich moe- ten doorgaan voor een canon van de Nederlandse literatuur. Blijkens tal van toelich- tingen daarbij deden ze dat in aanzienlijke mate als dienstverlening aan het onderwijs.

Paradoxaal genoeg blijken op die lijsten de namen van de meeste ‘oudere’ schrijvers in de schoolboeken bijna gelijktijdig te zijn weggedeemsterd. In de docentenkamer heet het vrij formeel dat hedendaagse schrijvers en actuele thema’s het bij leerlingen en stu- denten zonder meer beter doen. Toch hebben we vragen bij de vanzelfsprekendheid van die aanname. Zijn het niet in hoge mate de persoonlijkheid en de aanpak van de lesgever die bepalen op welke manier en door welke teksten de klas geboeid raakt?

Naar mijn aanvoelen, is in veel schoolboeken de verhouding tussen enerzijds het aan- tal hedendaagse auteurs dat aan bod komt en anderzijds het aantal auteurs uit de negentiende of uit de eerste helft van de twintigste eeuw behoorlijk scheefgetrokken.

Zo vanzelfsprekend is dat eigenlijk niet.

Indien we als leraar vooral schrappen in het literatuuraanbod van de vorige eeuwen, geven we al of niet gewild een signaal: een periode die maar zijdelings of oppervlakkig wordt besproken, oogt per definitie niet zo boeiend of minder belangrijk. Er is echter

30steHSN-Conferentie

330

Conferentie 30_Opmaak 1 28/10/16 16:48 Pagina 330

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

14.00 - Aanvullingsspoor grondeigendom voor programmamanagers, Sarah Ros (VNG) en Jeroen Huijben (BZK)!. 14.40

• Als is geparticipeerd, moet aanvrager bij de aanvraag aangeven hoe is geparticipeerd en wat de resultaten zijn. Aanvraag omgevingsvergunning voor

› Regels in omgevingsplan als basis voor verhaal. › Voor integrale of

- In het verlengde daarvan: nu een anterieure overeenkomst sluiten, terwijl het planologisch besluit volgt onder de Omgevingswet betekent dat je achteraf geen aanvullende kosten

Door de eerste geboorte van de mens is hij “IN ADAM” (1 Korinthiërs 15:22) en maakt hij deel uit van de oude schepping die verloren ging door de zondeval?. Door de tweede geboorte

“Het zijn geen christelijke boeken, (N(L)) maar ze kunnen wel goed helpen een gesprek op gang te brengen.” (N) (4) In deze bespreking worden geen normen gebruikt.. 4: In

Zo zijn ze bijvoorbeeld van plan de loonkloof te dichten en wordt er gestreefd naar één cao voor leraren en bestuurders in het funderend onderwijs.. In het

Je vraagt aan hen wat zij typisch Nederlands en typisch Duits (dus typisch voor hun eigen land) vinden. Voor deze opdracht werk je in tweetallen. Voor het bezoek aan de Duitse