Onze Taal. Jaargang 61
bron
Onze Taal. Jaargang 61. Genootschap Onze Taal, Den Haag 1992
Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_taa014199201_01/colofon.php
Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd
zijn.
1
[Nummer 1]
3
Kernachtige krantekoppen en dynamische naamwoorden
Op de vraag hoe de kop boven een nieuwsbericht er moet uitzien, zullen veel journalisten en vrijwel alle journalistiekstudenten al in een vroeg stadium van hun antwoord zeggen: ‘Er moet een werkwoord in zitten, actief en in de onvoltooid tegenwoordige tijd.’ Toch voldoet slechts de helft van de Nederlandse krantekoppen aan deze eis.
Waarom passen Nederlandse journalisten hun eigen regels niet toe?
Gerard Sweep - docent taalbeheersing, School voor de Journalistiek en Voorlichting, Utrecht
Nederlandstalige boeken over de beginselen van de verslaggeving zijn er nauwelijks;
een merkwaardig gat in de markt naast de stapel boeken over interviewen. Syllabi zijn er echter voldoende. Behalve aan de inhoud en de typografie stellen die vooral eisen aan de taalvorm van de kop. In genres als ‘interview’ en ‘reportage’ is wat de taalvorm betreft veel mogelijk. Maar de ideale kop van een nieuwsbericht is eigenlijk een uitgeklede zin, compleet met onderwerp, persoonsvorm en andere noodzakelijke zinsdelen, maar ontdaan van voorspelbare lidwoorden, voorzetsels en
hulpwerkwoorden.
● Actie in de kop
De syllabus Journalistieke Vaardigheden van de journalistenopleiding in Utrecht motiveert dit als volgt: ‘Het gebruik van een werkwoord en de tegenwoordige tijd brengt actie in een kop, maakt die kop aantrekkelijk en vergroot de kans dat het bericht of verslag gelezen wordt.’ Preciezer uitgedrukt: er moet een persoonsvorm van een zelfstandig werkwoord in. Hulp- en koppelwerkwoorden voldoen niet.
Amerikaanse en Engelse boeken presenteren dezelfde benadering. In zijn boek News Headlines (1974), dat geheel aan koppen gewijd is, schrijft Harold Evans, oud-hoofdredacteur van Times en Sunday Times: ‘Headlines must live. Most headlines without a verb are only half alive.’
Misschien is een te vanzelfsprekende ontlening aan Engelstalige vakliteratuur voor een deel verantwoordelijk voor de kloof tussen theorie en praktijk in de Nederlandse journalistiek. Ik heb niet systematisch geteld, maar de Engelstalige kranten lijken zich op het eerste gezicht beter te houden aan hun eigen voorschriften dan de Nederlandse. Ook in de populaire Engelse bladen bevat de meerderheid van de koppen een werkwoord. Zelfs de bijzin wordt niet geschuwd, een situatie die je bij ons alleen regelmatig aantreft in het dagblad Trouw.
De Nederlandse nieuwskop bevat slechts in de helft van het aantal gevallen een actief werkwoord. In het najaar van 1990 heb ik zo systematisch mogelijk een aantal koppen verzameld, van de voorpagina, de eerste binnenlandpagina en de eerste buitenlandpagina. De Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw scoren vrij hoog. Van de 63 koppen bevatten er 43 een persoonsvorm. Dat is 68 procent. In de ‘populaire’
bladen De Telegraaf, Algemeen Dagblad en Het Parool bevatten slechts 19 van de
63 koppen een persoonsvorm, ofwel 30 procent. Trouw en Parool zijn overigens het minst typisch voor hun groep.
● Beschadigde dynamiek
De verklaring van het verschil ligt voor de hand. Populaire bladen laten de grootte van de kop zwaarder wegen dan de lengte. Een complete zin kost vaak te veel ruimte, omdat die minimaal twee, in de praktijk meestal drie zinsdelen moet bevatten:
onderwerp, persoonsvorm en iets anders. Werkwoordloze en passieve koppen zijn korter, omdat respectievelijk de persoonsvorm of de handelende persoon achterwege kan blijven. ‘Bommen op Bagdad’ en ‘Spreeuwen verjaagd’ eisen minder ruimte dan ‘Bommen vallen op Bagdad’ en ‘NS verjaagt spreeuwen’.
De vraag is nu of deze drang naar beknoptheid schade toebrengt aan de dynamiek die de goede nieuwskop moet uitstralen. Zetten de populaire dagbladen te veel statische koppen boven hun nieuwsberichten?
Deze vraag is niet zonder meer te beantwoorden, omdat er nogal wat variatie zit in de koppen zonder persoonsvorm. Er bestaan drie belangrijke typen. Uitgeklede passieve zinnen, zoals ‘Spreeuwen (zijn) verjaagd (door NS)’, komen niet zo vaak voor. De handelende persoon blijft daarin meestal achterwege; het hulpwerkwoord ook.
Naamwoordelijke gezegdes zijn populairder: ‘Lubbers boos’. Natuurlijk kan iedere Nederlander hier feilloos het weggelaten koppelwerkwoord is invullen. Dit betekent echter niet dat het bij nader inzien wel degelijk om een dynamische kop gaat, want veel actie voegt dit betekenisloze koppelwerkwoord niet toe. Ook in een
werkwoordelijk gezegde kan het zelfstandige werkwoord is trouwens wegblijven:
‘Lubbers in Moskou’.
Het derde belangrijke type bestaat uit de naamwoordconstructies waar op het eerste gezicht helemaal geen werkwoord aan te pas komt, zelfs geen hulp- of
koppelwerkwoord: ‘Kritiek op de paus’.
4
In mijn verzameling waren de verschillende categorieën als volgt verdeeld:
koppen zonder persoonsvorm (64)
Telegraaf/AD/Parool (41) Volkskrant/NRC/Trouw
(23)
7 6
passief
18 10
naamwoordelijk gezegde
13 6
naamwoordconstructie
3 1
werkwoordelijk gezegde
Op het vlak van de passieven is er nauwelijks verschil tussen de populaire bladen en hun tegenhangers. Kennelijk lopen de overwegingen hier parallel. Een passieve kop kan wel eens omslachtig zijn, maar meestal is de keuze functioneel, soms zelfs onvermijdelijk. Zo doet ‘Dieven stelen vrachtwagen’ merkwaardig aan naast
‘Vrachtwagen gestolen’. En ‘Commissie stelt verhoging beurzen voor’ geeft niet meer nieuws dan ‘Verhoging beurzen voorgesteld’. Tenzij de commissie wordt geleid door Ritzen, maar dan had die zelf in de kop gemoeten.
Ook naamwoordelijke gezegdes en naamwoordconstructies kunnen functioneel of onvermijdelijk zijn. Dit is met name het geval als de toestand die wordt beschreven, interessanter is dan de manier waarop deze is bereikt: boos, blij; ziek, beter; tegen, voor; celstraf, vrijspraak.
De populaire bladen maken een veel royaler gebruik van deze twee constructies.
Als ze in hun kopwerk ontoelaatbaar veel dynamiek opofferen aan de beknoptheid, zou dit dus hier moeten blijken, en met name uit de statische categorie bij uitstek, de naamwoordconstructie. Labels (opschriften) noemt Evans ze bijna minachtend:
‘The deadest kind of news headline is the simple generalised label.’
● Dynamische hulzen
Opmerkelijk is nu dat het pure opschrift, waar Evans zo van gruwt, in onze landelijke dagbladen nauwelijks voorkomt. Er bestaat een groot verschil tussen ‘De situatie in het Vaticaan’, zowel qua inhoud als vorm een lege huls, en ‘Kritiek op de paus’. In beide varianten ontbreekt het werkwoord, maar in het eerste geval is het in geen velden of wegen te bekennen, terwijl het in het laatste geval om de hoek op de loer ligt. In ‘Kritiek op de paus’ kan het bijna net zo gemakkelijk worden ingevuld als een koppelwerkwoord in een naamwoordelijk gezegde.
Deze mogelijkheid doet zich vooral voor als de bedenker van de kop zijn toevlucht heeft gezocht tot een truc die hij in de rest van het verhaal omwille van de
kernachtigheid juist niet te vaak behoort toe te passen. Hij heeft het werkwoord op een naamwoordelijke manier omschreven: ‘kritiek uitoefenen’ in plaats van
‘kritiseren’. De constructie maakt in een kop echter geen omslachtige indruk, omdat
het betekenisarme, ondersteunende werkwoord daar achterwege kan blijven. Meer voorbeelden:
- kritiek (uitoefenen) op de paus - oorlog (voeren) met Grenada - beslag (leggen) op auto
- protest (aantekenen) tegen ontslag - verzet (plegen) tegen aanhouding - voorstel (doen) tot overleg
In het tweede blok leunt het naamwoord zo dicht aan tegen de verwante werkwoorden
‘protesteren’, ‘zich verzetten’ en ‘voorstellen’, dat het eigenlijk niet nodig is er een ondersteunend werkwoord bij te denken. De naamwoorden uit dit blok worden van oudsher ‘nominaliseringen’ genoemd: ze zijn als zelfstandig naamwoord afgeleid van een werkwoord.
Nominaliseringen zijn uiterst dynamische naamwoorden. Ze zien er niet alleen uit als werkwoorden, ze kunnen zich ook precies zo gedragen. Een werkwoord kan zinsdelen als onderwerp, lijdend voorwerp en voorzetselvoorwerp om zich heen verzamelen, zodat er een zin ontstaat. Een nominalisering kan dit ook. Zo is ze op te blazen tot een soort naamwoordelijke zin:
- (onderwerp) Kok aarzelt - aarzeling van Kok
- (lijdend voorwerp) (iemand) beledigt Kok - belediging van Kok
- (meewerkend voorwerp) (iemand) verzoekt Kok (iets) - verzoek aan Kok - (voorzetselvoorwerp) (iemand) protesteert tegen Kok - protest tegen Kok - (bepaling) (iemand) oefent met Kok - oefening met Kok
Uit de voorzetsels in de omzetting is af te leiden dat nominaliseringen met een
onderwerp of een lijdend voorwerp niet populair zullen zijn bij koppenmakers. Het
voorzetsel van is zwaar overbelast; het moet te veel andere klusjes opknappen. Dit
leidt al snel tot dubbelzinnigheden, zoals de twee interpretaties van ‘belediging van
Kok’ laten zien. Bovendien is het voorzetsel van weinig karakteristiek. Het zou net
zo goed weg kunnen blijven, wat dan ook vaak gebeurt. De sprekende voorzetsels
van de drie overige voorbeelden daarentegen blijven maar zelden weg. Als ze wel
wegblijven, vind ik het resultaat niet fraai: ‘Conflict vakantiereizen’ (Telegraaf).
5
kenis, maar fungeert uitsluitend als cement van de constructie. Daarom oogt ‘Kritiek op Kok’ stukken hechter dan ‘Kritiek in de Kamer’.
● Loodzware bouwwerken
Duidelijk is in ieder geval dat constructies met nominaliseringen zich gedragen als een soort zinnen waarin het naamwoord de werkwoordsrol vervult. Het verwijt dat naamwoordconstructies automatisch koppen opleveren waaruit alle leven is geperst, is dus onterecht.
Ook koppen met een naamwoordelijk gezegde hebben hun eigen dynamiek. De openingskoppen van het Algemeen Dagblad, die er altijd zorgvuldig geboetseerd uitzien, bevatten er vaak een. Opvallend is dat juist de nominalisering voor een deel van de dynamiek kan zorgen. Alle varianten, ook die met een actief of passief werkwoord, kunnen probleemloos dynamische naamwoorden opnemen, wat dan ook zeer regelmatig gebeurt. Ze figureren daar bijna als een soort uitgeklede bijzinnen:
‘Lubbers veroordeelt aanval (die is gedaan) op Kok’.
Met overleg gebruikt, kunnen dynamische naamwoorden het gehalte aan actie in alle typen koppen opschroeven. Overdrijving leidt echter tot de loodzware
bouwwerken die met name NRC en Volkskrant in hun informeringsijver nogal eens optrekken. Een krenterige plaatsing van voorzetsels maakt dit soort monstra extra onverteerbaar: ‘Kamer tegen bevriezen subsidie woningaanpassing gehandicapte’
(Volkskrant).
De koppenmakers van vooral het Algemeen Dagblad, en in mindere mate Telegraaf en Parool, hebben meer gevoel voor de compacte kop. Vaak tasten ze succesvol naar juist die naamwoorden die met een minimum aan omhaal een maximum aan spanning en hechtheid geven. Cryptogrammen als ‘Cel voor versuffen kinderen met pillen’
(NRC) hoeft de AD-lezer niet op te lossen.
6
Ruimtegebrek als sporttenue
Clichés en klonters in het ‘journalees’
Arthur van Leeuwen - eindredacteur Elsevier
Haast en bondigheid verdragen elkaar niet. Menig journalist heeft na een dag ploeteren in de nieuwsbatterij zijn moegestreden collega's een in het vak gekoesterde anekdote toevertrouwd: dat de beroemde P.C.
Hooft ooit tijdgebrek als excuus aanvoerde voor een lang uitgevallen brief. De collega's kennen dat verhaal dikwijls al jaren, maar de oneindige wijsheid ervan geeft moed. Nauwelijks tijd hebben, volledig zijn en het bovendien kort houden - dat maakt het tot een
huzarenstukje het nieuws in volmaakte vorm aan de lezer door te geven.
● Dwingende deadline
Gemolesteerd door de deadlines is de journalist al blij als een bericht foutloos en begrijpelijk in de krant staat. Vandaar dat nieuwsberichten niet uitblinken door originele of creatieve woordkeus. De standaardvorm van het bericht verplicht de dienstdoende redacteur de relevante feiten in de lead te proppen - als het even kan in één zin. Om tijd te winnen grijpt hij naar vaste woordcombinaties, en om ruimte te sparen noemt hij alle informatie over een persoon in één keer. In de
krantekolommen ontstond op die wijze een taalvariant die in de Angelsaksische journalistiek journalese heet. Een duidelijke definitie van journalese valt nauwelijks te geven. De uiteenlopende verschijnselen die ertoe gerekend worden in de
vakliteratuur hebben één kenmerk, de oorzaak, gemeen: gebrek aan tijd en ruimte.
Het Nederlands kent geen pendant van het Engelse journalese, maar vooruit, de term
‘journalees’ kan ermee door.
Het opvallendst manifesteert het journalees zich in de standaardformulering: de tijdloze mal waarin de journalist het nieuws van de dag giet. Zo ‘dreigt bij de komende caoonderhandelingen in de bouwsector een frontale botsing tussen werkgevers en werknemers’. De werkgevers, licht de Volkskrant toe, ‘willen de aanvulling op de Ziektewet schrappen’, en omdat de werknemers ‘moeten inleveren’ ‘reageren’ ze
‘woedend’. Anders gezegd: ze kiezen ‘de harde lijn’. De journalistieke versie van het Hout- en Bouwbondenproza is zo ongeveer de grauwste sluier die je over een bericht kunt hangen, maar hiermee wordt tevens aangegeven dat journalees nauw verbonden is met de bronnen van het nieuws. De formules liggen bij wijze van spreken al klaar: het Ministerie van Economische Zaken ‘verdeelt geld voor projecten ter verbetering van het vestigingsklimaat voor internationaal opererende bedrijven’, schrijft de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC).
● Steevast standaard
Overheidsplannen stuiten immer op ‘fel verzet’. In de beschrijving van conflicten doet het woord ‘fel’ het trouwens goed: ‘De studenten zijn fel gekant tegen de plannen van Ritzen’ (Algemeen Dagblad). En: ‘Staatssecretaris Van Amelsvoort (...) krijgt meteen felle kritiek.’ In Haagse kringen begint ‘hikken’ epidemisch te worden, zoals in ‘Het CDA hikt daarbij vooral aan tegen het feit dat Simons de stelselwijziging nog moet invullen’ (Gooi- en Eemlander). Dat valt slechts te bestrijden door het
‘nemen’ van ‘hobbels’.
Smullen wordt het als de ‘boeren boos’ zijn over het mestbeleid. Dan ‘stijgt de gier de Middenhollandse boer binnenkort tot de lippen’ (Rijn en Gouwe). ‘De politiek en de georganiseerde landbouw koersen’ namelijk ‘aan op een stevig conflict over de oplossing van het mestprobleem’ (De Limburger). Dat was vorig jaar zo, dat is nu zo, en als de overheid geen ‘ingrijpende maatregelen neemt’ kunnen de redacties de berichten met enige aanpassing van plaats en datum volgend jaar opnieuw bij het mestoverschot dumpen.
Het kleine nieuws. Dagelijks is het raak, dus lezen we elke dag over een
automobilist die steevast na een ‘wilde achtervolging’ werd aangehouden en ‘te diep in het glaasje bleek te hebben gekeken’ (Rijn en Gouwe). Net zoals de inbreker niet binnenloopt, maar ‘zich via de magazijningang toegang tot de supermarkt verschaft’
(PZC).
Deze standaardformuleringen hebben alle betrekking op een veelvoor-
7
komende gebeurtenis of een variatie op een oud thema. Dat is net iets anders dan het cliché dat in íedere context bruikbaar is: fracties die ‘de kat de bel aanbinden’, de gemeente die zelf ‘een duit in het zakje doet’, de terreur van sporttermen die zelfs de EG-ministers van buitenlandse zaken ‘een sprintje naar Maastricht’ laat ‘trekken’.
Dat de kranten bol staan van versleten uitdrukkingen ‘voor algemeen gebruik’ is,
‘journalesewise’, niet vreemd: clichés zijn gemunte taal, makkelijk voor wie de tijd niet heeft om iets beters te verzinnen. Vandaar dat de uitdrukking ‘een bom leggen onder’ (beraad, afspraak) opvallend veel opdook in de kolommen de dagen na de bomaanslag op staatssecretaris Kosto's huis.
● Gebrek aan ruimte
Mocht een enkele journalist denken dat hij met die standaardformuleringen
begrijpelijke taal voor gewone lezers schrijft, voor de capriolen die voortkomen uit ruimtegebrek valt dat nauwelijks vol te houden. Om niet steeds titels, namen en bezigheden van personen te hoeven noemen, hanteren veel redacteuren het devies:
alles in één keer, dan zijn mijn lezer en ik ervan af. Dan krijg je klonters, typisch journalees, als: ‘de na zeseneenhalf jaar gijzeling in opvallend goede gezondheid verkerende Amerikaanse hoogleraar Thomas Sutherland...’ Of, excentriek gespeld:
‘CDA-Tweedekamerfractievoorzitter Brinkman’. Minder storend, maar wel degelijk veroorzaakt door de journalistieke dwang om zoveel mogelijk informatie te
verstrekken, is de gewoonte om te variëren per keer dat een persoon ter sprake komt (‘de 42-jarige M.d.S.’, ‘de drievoudige verkrachter’, ‘de ongehuwde zoon van een alcoholiste’).
Niet alleen de woordkeus, ook de zinsbouw heeft te lijden van volledigheidsdrang en beperking van ruimte. De journalist moet bijvoorbeeld de belangrijkste
nieuwsfeiten (de 5 W's van Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom) direct noemen aan het begin van een bericht. Dat levert bizarre stapelzinnen op als hij van de verkeerde veronderstelling uitgaat dat al die gegevens in één zin moeten staan. Bijvoorbeeld:
‘ALPHEN - De zoekactie naar de omstreden containers met onbekende inhoud die volgens onbevestigde geruchten destijds via een noodbrug over de Kromme Aar zijn getransporteerd en vervolgens in de Alphense Coupépolder zouden zijn gedumpt, is in volle gang.’ Op het eerste gezicht een nieuwsbericht van Dorrestijns Pers
Agentschap, maar wel degelijk afkomstig uit een echte krant (Rijn en Gouwe). Een enkele keer denkt een redacteur ‘kom, laat ik eens wat afwisseling aanbrengen’: ‘Een avond van hoogstaand muzikaal genot hebben de musici die al geruime tijd het Sweelinck Kwartet vormen hun aandachtig gehoor bezorgd’ (Gelders-Overijsselse Courant, of GOC). Dat wordt twee keer lezen.
● Koppentaal
De zuiverste vorm van journalees staat in de koppen. Daar ervaart de journalist of
redacteur de beperking van ruimte en tijd niet als dwangbuis, maar als sporttenue.
Kort en krachtig moet het zijn, op het randje van wat mag, dezelfde rand waarover de reclamemaker zo graag heen springt. Kort:
EG POLST BELGRADO(Algemeen Dagblad); als marsorder:
SIMONS WIL VRIJ BAAN VOOR PRIVÉKLINIEKEN(
GOC),
STRIPPENKAART MOET VERDWIJNEN