• No results found

Onze Taal. Jaargang 79 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onze Taal. Jaargang 79 · dbnl"

Copied!
825
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onze Taal. Jaargang 79

bron

Onze Taal. Jaargang 79. Genootschap Onze Taal, Den Haag 2010

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_taa014201001_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

(2)

1

[Nummer 1]

(3)

4

Sven Kramer op het Europees kampioenschap in 2009.

Foto: © Klaas Jan van der Weij / Hollandse Hoogte

‘Een mooie opening’

Schaatstaal op tv Kees Sluys

Of de olympische winterspelen in Vancouver in februari voor de Nederlandse schaatsers veel goud zullen opleveren, is nog de vraag.

Aan onze schaatscommentatoren zal het niet liggen. Hun seizoensopening was zonder meer veelbelovend.

Wie half november de speciale uitzending vanHolland Sport rond Ard Schenk heeft bekeken (ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag verscheen een prachtige biografie), zag daarin ook fraaie opnamen van het legendarische

voor-het-eerst-onder-de-twee-minuten-duel dat de blonde god op de 1500 meter uitvocht met Kees Verkerk. Die race uit 1971 is nog steeds een mijlpaal in de schaatshistorie. De supertijden van 1.58,7 en 1.58,9 werden gerealiseerd op het supergladde, razendsnelle ‘olie-ijs’ van Davos.

Olie-ijs. Met zijn tegenhanger ‘fondantijs’ is het typisch een begrip uit het pre-schaatshal-tijdperk. Net zoals de ‘sneeuwrand’ die binnen- en buitenbaan scheidde. De lichte touché in de laatste buitenbocht die Verkerk zich permitteerde - heel mooi te zien op de beelden - was wellicht de oorzaak van diens nipte, anno 2009 nog steeds betreurde verlies.

De sneeuwrand is al langgeleden vervangen door de ‘kille plastic blokjes die ongelukken veroorzaken bij schaatsers die erop stappen’, zoals schaatskenner en -publicist Max Dohle noteerde in zijn boekOver één nacht ijs. Een schaatsalfabet (2004). Blokjes die worden geplaatst door de zogeheten ‘blokjeslegger’, een anonieme functionaris die soms even één of twee seconden, in gebukte houding en niet zelden blokjes rápend, op de achtergrond in beeld komt. Dat gebeurt meestal nadat alle ritten van een afstand zijn verreden, op het moment dat Mart Smeets dan wel Dione de Graaff met hun gasten beginnen aan de tv-analyse. Want behalve de tv-commentatoren, die tijdens de wedstrijden te horen zijn, zijn er ook de analisten, die na afloop de races nog eens uitvoerig doornemen.

■ Versleten formuleringen

(4)

In Dohles vaak frivole taalgebruik is de blokjeslegger ‘de putjesschepper van de ijsvloer’. Van de heren commentatoren zal deze onopvallende dienaar bij de Grote Schaatsevenementen nimmer aandacht krijgen. Het gaat hun puur om de races.

En passant wisselt men allerlei wetenswaardigheden uit over rijders, rijdsters en coaches, over procedures die de vaderlandse afvaardiging naar de olympische winterspelen in goede banen moeten leiden en, mocht er aanleiding toe zijn, over de kwaliteit van de ijsvloer.

Daartoe heeft men een zeer specifiek vocabulaire ontwikkeld, dat zich kenmerkt door een ware vracht aan schaatsclichés. In zijn schaatsalfabet legde Dohle onder dec van clichés een indrukwekkende hoeveelheid van die versleten formuleringen vast. Ik doe een bescheiden greep:

- De opening is goed.

- Hij rijdt een vlak schema.

- Wat is die 6.28,00 waard?

- Die snelle opening kan hem weleens de kop kosten.

- Kan ze nog versnellen?

- Kijken waar het schip strandt.

(5)

5

- Dit is optisch gezien een andere rit.

- Laten we niet te vroeg juichen.

- Nou kan hij mooi naar hem toe rijden.

- Even het handje erbij.

- Het is goed, maar is het goed genoeg?

- Technisch ziet het er goed uit.

- Meteen goed vertrokken.

- We pakken het schema van... erbij.

- Hij heeft het voordeel van de kruising.

- Hij heeft de lat te hoog gelegd.

Moeiteloos associeert de liefhebber dit soort taal met de stemmen van

tv-schaatscommentatoren Herbert Dijkstra en Frank Snoeks. Maar hoe is het vijf jaar na Dohles boeiende inventarisatie met de schaatstaal van de heren

commentatoren gesteld? Hoe karakteristiek zijn de bijdragen van Martin Hersman, die een seizoen of vijf geleden ook achter de commentaarmicrofoon plaatsnam?

Worden de aloude clichés nog veelvuldig gebruikt? Komen er nieuwe uitdrukkingen en begrippen in omloop?

In het weekend van de nationale afstandskampioenschappen, die van 30 oktober tot en met 1 november 2009 werden gehouden, heb ik mijn oor eens goed te luisteren gelegd. Ik volg het commentaar in min of meer chronologische volgorde, signaleer gebruikte clichés uit Dohles boek, maar ook nieuwe uitdrukkingen, die niet in Dohles lijst voorkomen.

■ Slecht ritme

Toch spijtig datolie-ijs een woord uit vervlogen tijden is geworden. Het alternatief is wel erg mager. ‘Moeten we concluderen dat het heel snel ijs is?’, vroeg Herbert Dijkstra aan collega Martin Hersman na de eerste rit op de 500 meter van de vrouwen. Dat was inderdaad het geval.

Voordat de echte kanonnen aan de start kwamen, stond de beste tijd op 40,05.

‘Daar ligt de lat’, aldus Dijkstra (al wat oudere uitdrukking). Een slechte eerste 100 meter van een der deelneemsters, veroorzaakt door een misslag, inspireerde hem tot de vaststelling dat de bewuste rijdster zich had ‘verslikt’ (nieuw).

‘Technisch schortte er wel wat aan de rit van Van Riessen’, merkte hij even later op (oud), terwijl een andere schaatsster volgens collega Hersman kampte met een

‘slecht ritme in de laatste binnenbocht’ (nieuw).

Tussen de racebedrijven door mocht technisch directeur Arie Koops van de KNSB met het oog op de definitieve selectie voor de spelen in Vancouver aan een van Studio Sport's razende reporters uitleggen wat ook alweer het verschil is tussen een ‘skate-off’ en het nieuwerwetse begrip ‘re-skate’. Welnu. Een ‘re-skate’ is een herkansing op de wedstrijddag zelf, buiten de officiële wedstrijd om, vast te stellen door bepaalde officials die doorgaans als ‘de wijze mannen’ worden aangeduid.

Ook enigszins buiten de orde, maar typerend voor Dijkstra's zucht om

wetenswaardigheden rond te strooien, was diens ontdekking inzake sprintster Thijsje Oenema. Tot een paar maal toe benadrukte hij dat ‘Thijsje’ als ‘Tiesje’ diende te worden uitgesproken. Hij kreeg geen gehoor van zijn collega's, die onverstoorbaar

(6)

doorgingen met ‘Thijsje’. (De vraag luidt nu: gaat ‘Tiesje’ desondanks wellicht toch school maken?)

■ Doorversnellen

‘De bocht is geen probleem’, constateerde Hersman al tijdens een van de eerste ritten voor de mannen op de 500 meter. Dat was een understatement. Hersman wilde er juist mee aangeven dat de desbetreffende rijder een uitstekende bocht had

‘gelopen’ (ook zoiets: je scháátst geen bocht, maar je lóópt hem) en kreeg enthousiast bijval van Frank Snoeks, die inmiddels op de plek van Dijkstra was aangeschoven: ‘Een skeeleraar! Een skeeleraar!’ (nieuw). Ja, het veld wordt steeds meer bevolkt door rijders afkomstig uit de skeelersport, die zich zo behendig over het ijs bewegen. Zij kunnen, in de woorden van Hersman, ‘het beste doorversnellen’

(nieuw) - een term waarbij de doorsneekijker zich steeds weer afvraagt wat het verschil is met gewoon ‘versnellen’.

Toch gaat het met bepaalde schaatsers soms, aldus dezelfde commentator, ‘een beetje te gehaast’ (nieuw). Het neemt niet weg dat een schaatser profijt kan hebben van zijn tegenstander door (dit is weer typisch Snoeks) ‘aan de trekhaak’ (oudere uitdrukking) te worden meegesleept.

Mark Ooijevaar had maar ‘weinig ijs nodig’, want die ‘prikt heel smal’.

Ook de matadoren van het ijs zelf drukken zich soms wonderlijk uit. Zo was de latere 500-meterkampioen Jan Smeekens bij zijn tweede, tegenvallende rit naar eigen zeggen weliswaar ‘goed weg’ (oud), maar ‘daarna liep het helemaal naar achteren’

(nieuw). Op de keper beschouwd is dit natuurlijk wartaal. Terwijl ‘het naar achteren liep’ ging Smeekens immers echt nog wel met iets van 50 kilometer per uur vooruit.

Niettemin begrijpt de belangstellende leek ongeveer wat hij bedoelt.

■ Technisch harken

Iedere afstand schept zijn eigen idioom. ‘Het hele lichaam schudt’, kreeg Tim Roelofsen te horen toen hij een tijdje aan zijn 5000 meter bezig was (nieuw). Dat betekende vanzelfsprekend niet veel goeds. Bij sommige rijders is het ‘na 3000 meter op, en dan is het overleven naar de finish’ (nieuw). Arjen van der Kieft betoonde zich met drie rondjes van 30,2 achter elkaar ‘een sluipmoordenaar’ (nieuw).

Jammer genoeg begon hij op zeker moment ‘technisch te harken’ (nieuw).

Geen schaatstaal, wel treffend in zijn bondigheid, was Hersmans verzuchting dat Wouter Olde Heuvel tot nu toe een ‘mankementenseizoen’ had gehad. Evenmin schaatsspecifiek maar fraai was de uitsmijter van Dijkstra die we nooit eerder bij welk sportevenement dan ook hebben gehoord. Jeugdig talent Jan Blokhuijsen haalde vele seconden van zijn pr (persoonlijk record) op de 5000 meter af, waarop de verslaggever juichte: ‘Er komt in ieder geval een klaterend pr voor Blokhuijsen’

(nieuw); ‘je vraagt je af: waar haalt hij het vandaan?’ (oud); ‘inderdaad, als je zo kunt rijden, dan heb je toch macht over je race’ (nieuw).

Dat andere talent, Koen Verweij, kwam daarentegen ‘stuiterend over de finish’

(nieuw). Hij bewoog zich vooral in de beginfase met grote, brede slagen voort, waarvoor hij ‘het hele tv-beeld gebruikt’ (nieuw). Mark Ooijevaar had maar ‘weinig ijs nodig’ (oud), want die ‘prikt heel smal’ (nieuw).

Stayer Bob de Jong, tegen zijn gewoonte in al vroeg in vorm, kon na een goed begin volgens Hersman ‘vlak naar huis rijden’ (nieuw). Heerlijk is dat voor een

(7)

schaatser. Een mindere god, wiens naam me is ontschoten, had zich na wat zwakke ronden ‘bijtijds opgeraapt’, aldus Snoeks (nieuw). Gelukkig maar, anders was hij vast en zeker ‘in de gevarenzone gekomen’ (nieuw).

En toen ‘kwam de dweil’ (oud).

(8)

6

Frank Snoeks: ‘Kijk eens, op de bagagedrager.’

Martin Hersman: ‘Hij stapt van zijn benen af.’

(9)

Herbert Dijkstra: ‘Een klaterend pr voor Blokhuijsen.’

Foto's: Sander Stoepker / NOS

■ Goed gedrag

‘Internationaal is de 1500 meter opgeschoven naar een sprintafstand’, sprak Herbert Dijkstra gedecideerd bij aanvang van de ‘metrische mijl’ (oud). Was u, kijker, ook eventjes in verwarring toen u Hersman na een valse start bij de 1500 meter vrouwen hoorde roepen: ‘En nú doorrijden!’ Doorrijden? Was de commentator gek geworden?

Integendeel. Met deze uitroep drukte hij de rijdsters op het hart om alsjeblieft alle tijd te nemen voor de nieuwe start. Energiebesparing!

Wie mocht denken dat de ‘lange, brede klappen’, zoals Theo Koomen ze al bezong in de tijd van Ard en Keessie, verdwenen waren, heeft het mis. Bij de mannen van de 1500 meter kwamen ze af en toe weer langs. De iets minder getalenteerden op de mijl, die erin slaagden een pr van onder de 1.50 te realiseren, werden door Snoeks ditmaal beloond met ‘een bewijs van goed gedrag’ (nieuw). Niemand anders die zoiets spontaan uit zijn mond krijgt.

Hersmaniaans is dan weer het ‘beetje bijversnellen’ (nieuw) voor de kruising.

Zodat je je tegenstander ‘op de kruising kunt opvreten’ (nieuw).

Andere kenmerkende techniekquote van Hersman: ‘Dat ritme in de bocht is ook niet goed. Hij stapt van zijn benen af.’ (nieuw). Zou sprinter Simon Kuipers, want hij was het lijdend voorwerp, zelf begrijpen wat de commentator hier bedoelt? Mijn vermoeden: te snel van het ene op het andere been gaan staan. Minder uitleg - je ziet het voor je - behoeft de door Hersman gesignaleerde ‘paniekerige slag van Wennemars’.

Snoeks, die eerder in dit stuk al een rijder ‘aan de trekhaak’ had zitten, zag op de 5000 meter een schaatser nog comfortabeler door zijn tegenstander worden meegevoerd: ‘Kijk eens... op de bagagedrager’ (nieuw). Minder florissant verging het Sven Kramer. ‘Nee,’ liet Snoeks lichtelijk teleurgesteld weten, ‘de 5000 meter van Kramer was niet een echte Kramer’ (nieuw).

(10)

■ Handje erbij

Men ziet: de creativiteit van de heren commentatoren is na al die jaren nog allerminst opgedroogd. In de samenvattingen van de wereldbekerwedstrijden in Berlijn een week later noteerde ik nog een paar vondsten. Zo begon Jan Smeekens op de 500 meter bij monde van Snoeks met een ‘doordeweekse opening’ (nieuw). Ook was daar weer eens het ‘vingertje omhoog, dat is vaak een slecht teken’ (oud). Zeker, want daar ‘laat’ een rijder ‘iets liggen’ (oud). Origineel was weer wel hoe Dijkstra op de 500 meter iemand haar tegenstandster zag ‘inrekenen’.

Bij de wereldbekerwedstrijden in Heerenveen de week daarop werd de tegenstandster van Annette Gerritsen op de 500 meter in Snoeks' woorden

‘weggeblazen’ (nieuw). En de race van Jenny Wolf, die weliswaar een 37'er reed, ging toch gepaard met ‘mankementen’ (gaat Hersman nu al school maken?).

Er werd inderdaad met enige regelmaat ‘bepaald niet vlekkeloos’ gereden (oud), Renate Groenewold was ‘niet in staat om door te versnellen’, en Moniek Kleinsman slaagde er wel degelijk in ‘een vlak schema te rijden’ (oud). Overigens, voor wie nog niet op de hoogte was en met dank aan Herbert Dijkstra: ‘Jan Smeekens wordt wel de Sallandse Japanner genoemd’ (nieuw).

Remco Olde Heuvel werd op de 1500 meter gemaand om ‘door te trappen’ (nieuw) en op zeker moment - u raadt wie dit zei - lag ‘de lat op 1.45’ (oud).

‘O, handje erbij!’, riep Hersman verschrikt bij een 500-meterrit (oud). En over Davis en Groothuis, na een matige opening van beider kant: ‘Dit zijn rondjesrijders’

(nieuw).

De Fransman Contin, zo viel Hersman ook nog op, ‘heeft de neiging om van zijn afzet te vallen’ (nieuw). Begrijpt u wat hij bedoelt? Ik denk dat Contin zijn afzet niet echt afmaakt.

Davis ‘beet zich weer eens stuk’ (oud), de ‘lat lag nu op 6.23’ (oud) en ‘Fabris reed nog een beetje met de handrem erop’ (oud).

Het mooiste hebben we vanzelfsprekend voor het laatst bewaard. Na een prima 1500-meterrace van Ireen Wüst, waaruit bleek dat ze weer aardig op de weg terug is, oordeelde wie anders dan Frank Snoeks: ‘Het is te vroeg voor een bos rozen, maar een bosje tulpen kan’ (nieuw).

Conclusie: de seizoensopening 2009-2010 van onze schaatscommentatoren was zonder meer spectaculair en belooft nog veel goeds voor de rest van het seizoen.

En zo'n makkelijk baantje is het niet. ‘Ga er maar aan staan’, om met

ex-schaatscommentator Heinze Bakker te spreken. Of zoals Bart Veldkamp ooit opmerkte: ‘Ik geef het je te doen om vijf uur schaatsen vol te lullen.’

(11)

7

Taaladviesdienst Vraag en antwoord Ze/hen/hun

? Kun je zeggen: ‘Ik heb ze geen nieuwjaarskaart gestuurd’, of moet hethun zijn?

! Zowel ze alshun is hier mogelijk. Het gaat hier om een meewerkend voorwerp, en daarvoor is zowel de ‘volle vorm’hun als de ‘gereduceerde vorm’ ze bruikbaar - tenminste: als het om personen gaat. Bij niet-personen (dingen, dieren, planten, etc.) is alleenze mogelijk. Voorbeelden:

- De kinderen hebben honger; zal ik ze/hun een boterham geven?

- De planten zien er zo droog uit; wanneer heb je ze water gegeven?

- Als de cavia's honger hebben, mag je ze nog wel wat witlof geven.

Als lijdend voorwerp zijnhen en ze bruikbaar, evenals na de meeste voorzetsels:

- Mogen de buren ook komen of zullen we ze/hen niet uitnodigen?

- Waar zijn de bibliotheekboeken? Ik had ze nog niet uit.

- Mijn ouders vragen wanneer we bij ze/hen op bezoek komen.

- De cavia's zien er mager uit; wat heb je met ze gedaan?

- Volgens hen is dat een goed idee. [Hier isze niet mogelijk.]

De vormenhen en hun zijn nadrukkelijker dan ze. Als die nadruk niet nodig is, heeft ze de voorkeur.

Op www.onzetaal.nl/advies/hunhen.php staat uitleg over het verschil tussenhen enhun, met honderden voorbeeldzinnen.

Benijdde/beneed

? ‘Hij benijdde zijn vrienden, die elke avond uitgingen.’ Is dat goed, of moet het ‘Hij beneed zijn vrienden’ zijn?

!Benijdde is juist. Het werkwoord benijden wordt zwak vervoegd: ik benijdde - ik heb benijd.

De meeste werkwoorden met een langeij zijn sterk: bijten - beet, kijken - keek, rijden - reed, stijgen - steeg, tijgen - toog. Dat benijden zwak is, heeft waarschijnlijk te maken met de herkomst: het heeft het zelfstandig naamwoordnijd als basis;

benijden betekende oorspronkelijk ‘niet kunnen verdragen, zich ergeren’, en tegenwoordig ‘jaloers zijn (op)’. Werkwoorden die zijn afgeleid van een zelfstandig naamwoord worden bijna altijd zwak vervoegd, net als van een bijvoeglijk naamwoord afgeleide werkwoorden. Vergelijk:vijlen (afgeleid van vijl), bedijken (van dijk), lijmen (vanlijm), bevrijden (van vrij), verblijden (van blij). Sterke werkwoorden gaan vrijwel nooit terug op een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord.

(12)

(Zich) ontspannen

? Wat is juist: ‘Eva ontspant zich na haar werk graag in de tuin’ of ‘Eva ontspant na haar werk graag in de tuin’?

! Het is allebei mogelijk.Ontspannen en zich ontspannen worden allebei gebruikt voor ‘tot rust komen’, ook al wordt deze betekenis in woordenboeken bijontspannen (zonderzich) nog niet expliciet vermeld.

Ontspannen is van oorsprong een overgankelijk werkwoord, dat met een lijdend voorwerp samengaat:de boog ontspannen (‘slap laten worden’), de geest

ontspannen (‘tot rust doen komen’). Daaruit is het wederkerende zich ontspannen voortgekomen voor ‘tot rust komen, relaxen’, bijvoorbeeld in ‘Eva ontspant zich graag in de tuin.’ Een wat recentere ontwikkeling is het weglaten vanzich: ‘Eva ontspant graag in de tuin.’ De grote Van Dale (2005) geeft bijontspannen als onovergankelijk werkwoord de betekenis ‘slapper worden’, wat op hetzelfde kan neerkomen als ‘tot rust komen’.

Voor sommige mensen is er een klein verschil:zich ontspannen komt wat ‘actiever’

over danontspannen. ‘Eva ontspant zich na haar werk graag in de tuin’ impliceert dan dat Eva bewust iets doet (grasmaaien, barbecuen of zoiets) om tot rust te komen; ‘Eva ontspant na haar werk graag in de tuin’ roept de gedachte op dat ze bijvoorbeeld alleen maar in een hangmat ligt te luieren. Overigens hangt dit veelal sterk van de context af.

Apart en appartement

? Waarom isapart met één p en appartement met twee? Een appartement is toch een aparte woonruimte, of is de oorsprong van het woord anders?

! De oorsprong is inderdaad anders.Apart komt van de Franse woordgroep à part, die letterlijk ‘ter zijde’ betekent; daaruit is de betekenis ‘afzonderlijk’ voortgekomen.

Appartement is weliswaar ook uit het Frans overgenomen, maar heeft een andere herkomst. De basis is het Spaanseapartamiento, dat niet verwant is aan apart maar gevormd is bij het werkwoordapartarse (‘zich afzonderen’); dit is weer afgeleid van parte (‘deel’). Het Italiaans nam dit Spaanse woord over als appartamento - met tweep's dus, waarschijnlijk vanwege de uitspraak. Het Frans leende het woord vervolgens uit het Italiaans en handhaafde de dubbelep, en zo is de spelling appartement in het Nederlands terechtgekomen en ingeburgerd.

De malste/malsste biefstuk

? ‘Dit is de malsste biefstuk die ik ooit gegeten heb’: ismalsste hier goed geschreven?

! Nee, de juiste spelling ismalste. De overtreffende trap van mals is malst, met één s. ‘Als een woord eindigt op een sisklank, vervalt de s van het volgende

achtervoegsel’, luidt de officiële spellingregel hiervoor. Daarom is het bijvoorbeeld ookiets fris (niet iets friss of iets fris'). Deze regel geldt niet voor het achtervoegsel -ster: het is dus wel schaatsster, tennisster, etc.

Vergelijkbare overtreffende trappen zijnboost, wijst, valst en nerveust (‘Hij keek het boost’, ‘Dit is de wijste man’, etc.). Sommige vormen zijn dubbelzinnig, zoals

(13)

malst (‘meest mal’ of ‘meest mals’?), barst (‘meest bar’ of ‘meest bars’?) en verst (‘meest ver’ of ‘meest vers’?). Die dubbelzinnigheid is op te lossen door een omschrijving metmeest te gebruiken: de meest malse biefstuk, het meest verse fruit - al vindt niet iedereen dat mooie formuleringen.

De malste of de malsste biefstuk?

Meer taaladvies?

Op onze website vindt u zo'n 1400 taaladviezen: www.onzetaal.nl/advies. De Taaladviesdienst is telefonisch bereikbaar op 0900 - 345 45 85 (zie ook colofon).

(14)

8

Reacties

Falsche Freunde

Onno Zwanenburg - Zeist

Hans Beelen gaat in het themanummer over het Duits (Onze Taal november) in op valse vrienden, oftewel Duitse woorden die op Nederlandse lijken, maar een andere betekenis hebben. Daar heb ik zelf ook ervaring mee.

Vorige zomer was ik in de badplaats Heiligendamm aan de Oostzee. Ik gleed daar uit op een golfbreker en moest de nogal bloedige schaafwond die ik daarbij opliep laten behandelen. Op de vraag van de arts wat er was gebeurd, antwoordde ik ‘Ich bin gefallen.’ Hij corrigeerde dit met ‘Sie sind also gestürzt.’ Blijkbaar kun je in Duitsland alleen in de oorlog ‘fallen’ (in de betekenis ‘sneuvelen’), bij ons kan dat - minder heroïsch - ook gewoon op vakantie.

Duits luisteren

Jaak Peeters - Olen (België)

Gerda Blees betoogt in het novembernummer in haar artikel ‘Sprechen Sie Englisch?

Nee, ik luister Duits’ dat het heel goed mogelijk is voor bijvoorbeeld een Duitser en een Nederlander om elkaar te verstaan als ieder zijn eigen taal spreekt. Ik ken dit fenomeen uit eigen ervaring.

Ik herinner me nog heel helder hoe ik vanuit Antwerpen overleg pleegde met een collega uit het Duitse Essen, in het Ruhrgebied. Die collega, een Duitstalige, hield er niet van om bij elke gelegenheid Engels te spreken, evenmin als ikzelf. Door langzaam en goed articulerend te spreken en aandachtig naar elkaar te luisteren, zijn wij erin geslaagd een goed gesprek te voeren. Waarover het precies ging, ben ik allang vergeten, maar ik koester nog steeds aangename herinneringen aan dat gesprek.

Duits onze enige buurtaal?

Drs. Marjorie Rieu-Kochmann - Maastricht

‘Voor Nederland geldt dat het Duits de enige echte buurtaal is.’ Dat schrijft Frank Jansen in de novemberaflevering van ‘Hom of kuit’, waarin hij stilstaat bij de vraag of er op onze scholen meer Duits onderwezen moet worden. Als Maastrichtenaar krijg ik van die uitspraak ‘sjevraoje’, oftewel koude rillingen, want als ik mijn straat uit wandel, stroomopwaarts langs de Maas, kom ik na tweehonderd meter aan de grens met België, en daar spreekt men... Frans! Daar ligt namelijk Wallonië, met plaatsen als Petit Lanaye, Lixhe, Visé en Liège oftewel Luik.

Ten gevolge van die onmiddellijke nabijheid van het Frans bestaat het Maastrichts zelfs voor een groot deel uit (afgeleiden van) Franse woorden. Het hierboven genoemdesjevraoje is er een mooi voorbeeld van, want dat is ontstaan uit chaud (‘warm’) enfroid (‘koud’).

(15)

Middenstandsrijm [1]: Alberdingk Thijm Walter Pier - Wassenaar

In Ed Schilders' artikel over middenstandspoëzie (‘Piet Patat bakt de concurrentie plat’,Onze Taal oktober) komt ook een vroeg voorbeeld van een middenstandsvers ter sprake dat te vinden moet zijn op de muur van een restauratieruimte in het centraal station van Amsterdam:

Uit Ceres groen gewas Wordt 't edel nat gebrouwen Die 't recht met maten drinkt En zal het nooit berouwen

Arie Zevenhuijzen schrijft in de rubriek ‘Reacties’ in het decembernummer dat deze regels moeten worden toegeschreven aan de dichter Joseph Alberdingk Thijm (1820-1889). Wellicht heeft Alberdingk Thijm dit gedichtje aangedragen, maar verzonnen heeft hij het niet: het komt in vrijwel dezelfde bewoordingen voor in Koddige en ernstige opschriften, op luyffens, wagens, glazen, uithangborden en andere taferelen, een uit 1698 stammend overzicht van teksten op uithangborden en gevelstenen dat werd samengesteld door ene Hieronymus Sweerts. Het boek is in zijn geheel te vinden op de website van de onvolprezen Digitale bibliotheek der Nederlandse letteren (www.dbnl.org).

Middenstandsrijm [2]: slagersrijm Ineke van der Kleij - Apeldoorn

Een aanvulling op het leuke artikel van Ed Schilders over de poëzie van de middenstand (Onze Taal oktober) - in dit geval van een slagerij uit Dordrecht:

Onze vleeswaren vallen in de gunst, bij het ontbijt en als gij luncht.

Ondersnor [1]: cedille K. Alders - Arnhem

Joop van der Horst vraagt zich in de septemberaflevering van zijn ‘Horstlog’ af wat de benaming is voor een ‘sikje op de kin’, dat hij zelf aanduidt metondersnor. In het novembernummer stonden er in de rubriek ‘Reacties’ maar liefst vijf brieven waarin op zijn vraag werd ingegaan, maar tot mijn verbazing noemde niemand het woord cedille, waarmee zo'n sikje vroeger (1950-1960) wel werd aangeduid. Mijn

verwachting het wel in Van Dale te vinden, werd niet bewaarheid. Ik woonde in die tijd in Haarlem; over de verspreiding van het woord kan ik niets zinnigs zeggen.

Ondersnor [2]: bopsikje Hans Esman - Hoofddorp

Nog een kleine bijdrage aan alle reacties in het novembernummer over de

‘ondersnor’: in jazzkringen wordt zo'n harig gevalletje ook wel aangeduid als ‘bopsikje’

- omdat je het wel aantreft bij aanhangers van de in de jaren veertig ontstane (sterk

(16)

tegen het establishment protesterende) bebopstroming, waarvan trompettist Dizzy Gillespie (1917-1993) een van de boegbeelden was.

Trompettist Dizzy Gillespie had iets wat in jazzkringen wel een ‘bopsikje’ wordt genoemd.

(17)

9

‘Ik zeg: doen’

Gesprek van het jaar 2009 Jan Kuitenbrouwer

Het is een gek taaljaar geweest.

- Heel gek.

- Hoogtepunten?

- Hallo!?

- Hallo.

- Ja nee: hallo!?

- Hallo!??

- Hallo-o!? Als in: ‘Dat is míj́n koffie, hallo-o?!’

- Het nieuwe ‘hallo’.

- Precies. Dat zich verhoudt tot het oude als het afslaan van een baseballcap tot het lichten van de hoed. Geen begroeting maar een vingerknip voor je ogen. Om te zien of je wel oplet. Hallo!?

- Ook gewone gesprekken worden steeds meer een telefoongesprek.

- Allemaal narcisme meneer.

- O ja: de Grenzeloze Generatie. Ook heel erg 2009. We schijnen monsters groot te brengen. Met ons ging het nog, maar onze kids zijn echt onmensen.

- Éven liepen we rechtop, maar toen ging het weer naar beneden. In 2100 zetten we de knokkels weer op de grond. In een ruimtepak.

- Volgende.

- Ja, ‘kids’ dus. Weg met ‘kids’. Respect moet van twee kanten komen, weet je?

‘Kinderen’ hebben we. Kin-de-ren.

- Oké, fair enough.

- En waar ik ook wel een beetje klaar mee ben...

- ‘Klaar zijn met’!

- Touché!

- Oké. Maar wat wou je zeggen?

- ‘Dat gaat 'm niet worden.’ ‘Woensdag? Even kijken, nee, dat gaat 'm niet worden.’

Alsof je een nieuwe tv uitzoekt. Die maar doen dan?

- Ja, maar ook: ‘Gaan we doen.’ ‘Zaterdag? Gaan we doen. Glaasje eind van de middag? Gaan we doen.’

- Of nee: ‘drankjes doen’. ‘Wanneer gaan wij weer eens drankjes doen?’ Héél 2009.

- (in koor) Ik zeg: doen!

- Wot de fuk!

- O ja, ‘wot de fuk’ en ‘hoe de fuk’. Kan ik ook wel schijten.

- ‘Kan ik ook wel schijten’!?

- Ja, dat zeggen ze dan.

- Wie?

- Kids! Pardon, de ‘kin-de-ren’.

- Ja, of: ‘hoe de neuk’. ‘Hoe de neuk’, ‘wat de neuk’ en ‘wie de neuk’.

- Niet te knauzen!

- ‘Knauzen’?

- Da's Oudvlaams geloof ik. Maar weer helemaal hot in hiphopkringen, geloof ik.

- O ja, en ‘kniftig’. Gaan we kniftig doen?

- Chili, Bill.

- Koelkast!

(18)

- Wat nog meer?

- ‘Graaicultuur’. ‘Ponzi-schema’. ‘Gesecuritiseerde derivatives’. ‘Woekerprovisies’.

‘Wurgpolissen’. ‘Kapitaalinjecties’.

- O ja. Injecties. Tegen het omvallen.

- ‘Omvallen’! Je hoort nooit dat er een bakkerij is omgevallen. Of een staalfabriek.

Laagbouw-economie, daar moet je nu je geld in stoppen. Twee, hooguit drie verdiepingen. Alles hoger kan omvallen.

- ‘Bonussen’!

- Uiteraard. ‘Bonuscultuur’. ‘Bonusgekte’. ‘Bonusexcessen’. Hoe de bonus malus werd.

- En ‘verdienmodel’, natuurlijk.

- Wat is dat eigenlijk?

- Hoe je ergens geld mee verdient.

- Waarom hebben we daar ineens een nieuw woord voor eigenlijk? Dat is toch al eeuwen de grote vraag?

- Er is ook iets met betrekkelijke voornaamwoorden.Die in plaats van dat.

‘Nederland die’. Hoor je steeds vaker. ‘Het bedrijf die’. En enkel- en meervoud door elkaar in dezelfde zin. Gerommel.

- O ja: ik moet nog ‘shinen’ vanavond, want ik heb een ‘date’.

- ‘Baas!’

- Jazeker. ‘Baas!’ En ‘relacco!’ In plaats van ‘relax’.

- Vind ik leuk.

- Is ook leuk.

- Nee, ik bedoel: ‘vind ik leuk’.

- Wat is daarmee?

- Hoor ik te veel.

- Er zijn toch nooit te veel leuke dingen?

- Nee, maar je kunt toch gewoon ‘leuk’ zeggen? Zonder ‘vind ik’?

- Hmm. Enfin. Zo hebben we allemaal wat.

- En ‘LOL’ moet ook ophouden.

- O ja.

- En ‘ROTFL’.

- ‘ROTFL’?

- ‘Rolling on the floor laughing’. Ja oké, als je écht over de vloer rolt. Maar al dat gebulder en gebuitel op papier, dat is niks. IMHO.

- ‘IMHO’?

- ‘In my humble opinion’.

- Gaat het eigenlijk wel goed met ons Nederlands?

- How should I know?

- Er waren lichtpuntjes.

- O?

- Het pensioen van Philip Freriks? Of, zoals hij zelf altijd zegt, ‘Phrilip Feriks’?

- Hmmm. Tja, dat zou je kunnen framen als een triomph van de taal.

- En die man van de verkeerscentrale die ‘kilemeiter’ zegt, hoor ik ook niet meer.

- Klopt. Die heb ik van z'n fiets gereden. Ik kon er niet meer tegen.

- ‘De media heeft’!

- O ja. Kan ik ook wel schijten.

- En ‘vertellen naar’. Je moet het ‘naar de mensen vertellen’. Of ‘naar ze uitleggen’.

‘Iets uitleggen naar de mensen toe’. Als een brandslang.

- En ‘ergens dubbel in zitten’.

- O ja, heel erg. Dat mag ook niet meer.

- Behalve als je een dooier bent. Zegt de ene dooier tegen de ander: ‘Ik zit er een beetje dubbel in.’

- Het moet niet gekker worden!

(19)

- O ja. Met dank aan Geert Wilders. Doodonschuldige uitdrukking, en toch hangt er nu iets engs omheen. Je ziet het voor je, boven de poort van een

concentratiekamp.

- Weet je wat ook?

- Nou?

- ‘Landelijk uitrollen’.

- O ja. Liefst ‘gefaseerd’. Kan pas als het ‘geland’ is, hè, dat weet je?

- Ja. Dat is wat je vaak fout ziet gaan bij grote projecten. Dat ze gaan uitrollen vóór het geland is. Gevolg: puinhoop.

- Weet je wat ik net op de radio hoorde?

- Nou?

- Ramses Shaffy was ‘de eerste Nederlandse artiest die ook genoot van het leven’.

- Tja. Er is veel domheid.

- En steeds meer in het openbáár, valt me op. Waar is de tijd dat domme mensen een beetje op de achtergrond bleven?

- O ja. En: ‘Victoria Koblenko is zó een optie voorPlayboy.’ Zei die dj ook.

- Op zich correct.

- Dat ‘zó’, bedoel ik.

- Vreselijk. Zó 2008.

- En weet je wat z'n sidekick zei? ‘Goed gesproken, maar eerst Paay met poes.’

- HOERRRRRRRRRRRRRRRR!

- Pardon?

- Sorry, 's m'n nieuwe ringtone.

- Wegdrukken!

- HOERRRRRRRRRRRRRRRR!

- Nee ik moet dit even aannemen, oké?

- Oké. Wordt vervolgd.

- ‘Wordt vervolgd’, ook zó erg. Hallo?

(20)

10

De besmettelijkei van iPhone en Wii Erwin Wijman

iFly, iBox, iJigg: sinds de iMac struikel je over de merk- en bedrijfsnamen die beginnen met een kleinei. En dankzij de Wii is nu ook de dubbele kleinei aan een onstuimige opmars bezig. Zelfs persoonsnamen lijken niet meer veilig.

Dat kleinei'tje in iMac was erg wennen in 1998, maar het eigenzinnige voorvoegseltje maakte de nieuwe computer van Apple wel zo eigentijds. Dei die uitdrukkelijk géén hoofdletter was - en die iniMac stond voor internet - maakte helemaal school nadat Apple in 2001 zijn immens populaire iPod op de markt had gebracht, en in 2007 de wederom massaal aangeschafte iPhone. Sindsdien heten duizenden spullen en bedrijven iets meti aan het begin. Ook in Nederland. Kijk naar iBlue Makelaars, webwinkel iBood, zoekmachine iLocal, e-reader iLiad,iFly, een magazine van de KLM, en de persoonlijke tv-gidsiFanzy. De naam iBox tooit niet alleen een

websitebouwpakket, maar ook een inbouwelement voor baden wastafelkranen van Hans Grohe, een speakersetje van fabrikant iDowell en een keten van

kinderdagverblijven met 22 vestigingen in de regio Utrecht. In de bedrijfs- en merknaamgeverij raast een ware i-mode. HP heeft zijn iPAQ-smartphone, het Zuid-Koreaanse iRiver maakt namaak-iPodjes, iJigg is YouTube voor zelfgemaakte muziek, Carl Zeiss kwam met iScription-brillenglazen voor scherper zicht en iShares is marktleider in indexaandelenfondsen. Eeni in bedrijfsen merknamen is zogezegd de iPod onder de voorvoegseltjes.

■ Gepaardei'tjes

In 2006 moest iedereen weer lachen om de naam van de nieuwe spelcomputer van Nintendo, de Wii. Met twééi'tjes. Dat Wii klinkt als het Engelse we (Nederlands

‘wij’). En de tweei's, legde Nintendo uit, staan voor de twee controllers oftewel afstandsbedieningen van de Wii. Het ding werd een eclatant succes: er zijn er ruim 50 miljoen van verkocht. En wat zie je? Ook die gepaardei'tjes maken furore in bedrijfs- en merknamen. Ook weer in Nederlandse namen. Kijk naar Bliin, een webdienst waarmee je vrienden via je mobieltje of laptop precies weten waar jij op dat moment bent. TiiB is de naam van een strategisch advies- en merkenbureau dat is opgericht in 2007. In Groningen, Amsterdam en andere steden zie je dit najaar overal posters hangen voor Heeii. Heeii is een zogeheten aanraadsysteem op internet dat via een zijbalk op je browser suggesties en aanbevelingen doet voor andere websites. Heeii begon in september 2008. Dat was net na de lancering van Familii, het sociale netwerk op internet voor familieleden en familiestambomen van Ilse Media/Sanoma (inmiddels omgedoopt in Familie.nl). Een Amsterdams

vertaalbureau noemt zichzelf Genii Translations. En de merknaam waaronder Ahold pannen, serviesgoed en textiel gaat verkopen, luidt Mozaii.

■ 3D-karikatuur

Ondertussen rukken deii'tjes ook internationaal op. Eind 2007 kwam de Mii ter wereld, een 3D-karikatuur die je op jezelf of een medespeler kunt laten lijken voor

(21)

gebruik in Wii-spellen (vergelijk personages in het populaire computerspelDe Sims 2). De nieuwe dienst Twiike.com stuurt informatie uit je Nike+iPod Sports Kit, een soort geautomatiseerd hardlooplogboek met gegevens over loopafstand, snelheid en calorieverbruik naar je Twitter-account. En in juli lanceerde elektronicafabrikant Creative de Zii, voluit Creative Zii EGG. Dat is een soort ‘iPod touch’ die op het besturingsprogramma Google Android draait. De touchscreen-mediaspeler - opvolger van de bestseller Creative Zen - bevat een processor van chipfabrikant ZiiLabs, die werd opgericht in januari 2009. De iPod van Creative heet dus Zii, waarmee de cirkel weer rond is.

De iPhone en de iRex: slechts twee van de vele merknamen die beginnen met een kleine i.

Deii-mode lijkt het bewijs van een nieuwe namenwet: zodra een merknaam of bedrijfsnaam nieuwe, onderscheidende elementen bevat en dankzij reclame, media-aandacht en in het gebruik erg bekend wordt, zie je die onderscheidende elementen binnen een mum van tijd terug in andere bedrijfs-, product- en

merknamen, vaak zelfs binnen dezelfde sector. Waardoor diezelfde elementen snel aan onderscheidend vermogen inboeten.

Maar dieii blijft nog wel even hip. Het wachten is op de eerste babynaam in de familieberichten met zo'n hypereigentijds achtervoegsel, zoals Demii, Jimmii, Heidii of Zoeii. U vindt dat onwaarschijnlijk? Dit najaar verscheen de debuut-cd van Miike

(22)

Snow, volgens VPRO's3voor12 een van de beste popalbums van het jaar. Achter Miike Snow gaat een Zweeds producersduo schuil, dat aan de basis stond van hitalbums van Kylie Minogue, Madonna en Britney Spears. Maar die tweei'tjes maken het duo net zo trendii als Guitar Hero 5 op de Wii.

(23)

11

Vantwitteren tot ontvrienden De woorden van 2009

RedactieOnze Taal

Wat waren de opvallendste, typerendste, meest spraakmakende woorden van het afgelopen jaar?

Onze Taal-voorzitter Ernst Numann tijdens het Onze Taal-congres.

Foto: Bart Versteeg

De eerste tekenen dat het taaljaar ten einde liep, waren eind november al waarneembaar. Een hele zondag lang gonsde het in de media van het woord twitteren. Van het Radio 1 Journaal tot het NOS Journaal: overal werd gemeld dat de bezoekers van het congres van het Genootschap Onze Taal dat woord de dag ervoor met een flinke meerderheid van stemmen hadden uitverkoren tot woord van het jaar. Overigens stond Onze Taal niet alleen in deze keus - en onze taal ook niet.

Een paar weken later benoemde de Amerikaanse Global Language Monitor het woordtwitter tot ‘Top Word of 2009’ van het Engels.

Behalvetwitteren (‘korte berichten achterlaten op internet’) waren er veel meer woorden die in 2009 ontstonden of (opnieuw) opflakkerden. Bijvoorbeeldontvrienden, het woord van het jaar bij de verkiezing die woordenboekmaker Van Dale in december hield. Hieronder een kleine greep, in alfabetische volgorde.

boekestijntje ‘Ondoordachte en misplaatste uitspraak, gevolgd door excuses.’ Was een specialiteit van voormalig VVD-Tweede Kamerlid Arend Jan Boekestijn. Toen hij uit de school geklapt had over een vertrouwelijke ontmoeting van Kamerleden met koningin Beatrix, was de maat vol. Hij nam ontslag.Boekestijntje was toen al een begrip. Het werd op het Onze Taal-congres tweede bij de verkiezing van het woord van het jaar, met 17% van de stemmen.

deeltijd-WW Op 1 april 2009 geïntroduceerde regeling waarmee werknemers die door de economische crisis tijdelijk onvoldoende werk hebben, voor een deel de WW in kunnen. Zo blijven ze behouden voor het bedrijf waarvoor ze werken en kunnen ze weer volledig aan de slag als de economie aantrekt.

(24)

Koninginnedagdrama Verwijzing naar de gebeurtenissen op Koninginnedag 2009, toen in Apeldoorn een zwarte Suzuki Swift inreed op een mensenmassa die stond te kijken naar de koninklijke stoet die op dat moment voorbijtrok. Inclusief de bestuurder van de auto vonden acht mensen de dood.

kopvoddentaks Waarschijnlijk het woord dat de meeste opschudding veroorzaakte - in elk geval in de Nederlandse politiek. Gemunt door PVV-leider Geert Wilders, betekenis: ‘belasting op het dragen van hoofddoekjes’. Met 11% derde bij de Onze Taal-verkiezing.

mama appelsap Verschijnsel dat Engelstalige (of andere niet-Nederlandstalige) liedregels verstaan worden als Nederlandse teksten. Genoemd naar het nummer

‘Wanna Be Startin’ Somethin’ van Michael Jackson, waarin mensen meenden de regel te horen: ‘Mama say, mama sa, mama appelsap’. Beroemd geworden door het BNN-radioprogrammaTimur, waarin deze gevallen verzameld worden.

Mexicaanse griep (Officiële naam(nieuwe) influenza A (H1N1), aanvankelijk ook wel bekend alsvarkensgriep.) In Mexico ontstane griep, die in juni van de

Wereldgezondheidsorganisatie de kwalificatie pandemie kreeg. Door sommigen gevreesd vanwege de kans op een agressieve variant, door anderen bespot vanwege de bangmakerij die er in hun ogen mee gepaard ging. (Zie ookvaccinatieangst.) ontvrienden Internetwoord, dat zoveel betekent als ‘virtuele vrienden schrappen uit vriendenlijstjes op sociale-netwerksites als Hyves en Facebook’. Half december werd het door Van Dale en dagbladDe Pers na een internetverkiezing uitgeroepen tot woord van het jaar. Tweede werdMexicaanse griep (dat bij Onze Taal zesde werd - zie aldaar), derdehypotheekleed. Andere kandidaten bij Van Dale:

oeps-gebied, tomtomburger, griepcommissaris, zeilmeisje, recessionista, twitterazzo enspuugkit.

twitteren Het op internet plaatsen van korte berichtjes over waar je bent en wat je doet, bereikte vorig jaar een grote hoogte. Minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen bijvoorbeeld profileerde zich als fervent twitteraar. Precies 30% van de stemmers op het Onze Taal-congres vondtwitteren het woord van het jaar.

vaccinatieangst In november kregen zo'n 6,5 miljoen mensen een oproep voor een prik tegen de Mexicaanse griep (zie daar). Maar al snel gingen geruchten dat het vaccin een gif bevatte, en anders wel een nanochip die burgers tot slaaf zou maken. Actiegroepen als ‘De spuit blijft eruit’ en ‘prikmijmaarlek.nl’ riepen op de griepprik te weigeren, maar uiteindelijk zou het gros van de opgeroepen mensen zich laten inenten.

vuvuzela Zuid-Afrikaans blaasinstrument dat wordt gebruikt door publiek bij voetbalwedstrijden. Kan een geluid voortbrengen van maar liefst 130 decibel.

Ondanks hevige protesten van diverse commentatoren en voetballers (vooral tijdens de Confederations Cup dit jaar in Zuid-Afrika) heeft de FIFA besloten om de vuvuzela niet te verbieden tijdens het wereldkampioenschap voetbal, komende zomer in Zuid-Afrika.

(25)

12

En het mooiste Duitse woord van onze taal is...

fingerspitzengefühl RedactieOnze Taal

In ons themanummer over het Duits, afgelopen november, vroegen we u om uw favoriete Duitse woord of uitdrukking. En dat hebben we geweten.

U reageerde massaal, én u had een duidelijke voorkeur.

Illustratie: Frank Dam

Alsfingerspitzengefühl een schaatser was geweest, zou het met vele rondjes voorsprong hebben gewonnen. Want vanaf dag één van de verkiezing was het duidelijk:fingerspitzengefühl is met afstand uw favoriete Duitse leenwoord. Maar liefst 30% van de 3358 deelnemers stemde op die term, die volgens Van Dale staat voor een ‘goed ontwikkeld gevoel voor het in een bep. (delicate) situatie vereiste optreden’.

Met 1011 stemmen haaldefingerspitzengefühl bijna tweemaal zo veel stemmen als de nummer twee uit de lijst,überhaupt. De overige woorden uit de top-10 waren meer aan elkaar gewaagd:

1. fingerspitzengefühl (30,1%) 2. überhaupt (15,2%)

3. sowieso (12,7%) 4. einzelgänger (12,4%) 5. aha-erlebnis (11,9%) 6. ins blaue hinein (10,7%) 7. quatsch (8,9%)

8. weltschmerz (8,1%)

9. himmelhoch jauchzend (7,6%)

(26)

10. heimwee (6,6%)

(Dat de percentages in totaal boven de honderd komen, komt doordat iedereen in totaal drie woorden mocht kiezen.)

Eigenlijk was er maar één groep lezers die het winnende woord niet boven aan zijn lijstje had gezet, en dat waren jongeren van 11 tot en met 20 jaar. Bij hen kwam fingerspitzengefühl met 12,4% van de stemmen pas op de vijfde plaats, na sowieso (21,8%),überhaupt (19,3%), ach so (13,4%) en über- als voorvoegsel (12,9%). Bij alle andere leeftijdsgroepen stondfingerspitzengefühl wél steevast bovenaan, en ook de rest van de top-10 was steeds ongeveer gelijk aan de algemene top-10 hierboven.

■ Fonetisch feestje

De eerlijkheid gebiedt te zeggen datOnze Taal niet de eerste was met een dergelijke verkiezing. In 2004 zocht het Goethe-Institut in meer dan honderd landen naar het mooiste Duitse woord, al ging het toen om het mooiste Duitse woord in het Duits, en niet per se in de eigen taal, zoals bij ons. Duitstaligen zelf kozen - net als de Slovenen en de Bulgaren - voor het zoeteLiebe, Amerikanen voor Gemütlichkeit en Zuid-Koreanen voorMutter. Het favoriete woord van Nederlanders? Juist, ook daarFingerspitzengefühl.

Wat maakt datfingerspitzengefühl zo onweerstaanbaar voor ons? Dat weten we niet uit eerste hand, want voor dit woord ontvingen we geen stemverklaringen - iets wat voor andere woorden incidenteel overigens wel gebeurde. Zo koos iemand voor überhaupt ‘vanwege de geniale grap van Herman Finkers:

(27)

13

“Ik ken überhaupt maar één woord Duits”’, en verklaarde een ander de liefde aan fremdkörper ‘omdat dit woord zichzelf zo mooi betekent’.

Ongetwijfeld speelt de klank vanfingerspitzengefühl een rol bij de brede

waardering die er voor het woord is. Uit een verkennend onderzoek dat taalkundige Marc van Oostendorp in 2004 uitvoerde voorOnze Taal bleek dat Nederlanders vooral houden van medeklinkers die je met je tanden maakt (l, t, d, n en s), of met je lippen (m, b, p, v en f). Door de hoge concentratie van gewaardeerde medeklinkers (f-s-p-t-s-n-f-l) is het uitspreken van fingerspitzengefühl voor de gemiddelde Nederlander niet minder dan een fonetisch feestje.

En wat verder mee zal spelen is dat er geen bondig Nederlands woord voor is, dat het nog echt herkenbaar is als Duits, dat het een mooi ritme heeft en ook nog een positieve, bijna poëtische betekenis. Maar dat geldt voor veel van de andere woorden uit de top-10 ook - dus het blijft sowieso hineininterpretieren ...

■ Affengeil

Sommige stemmers maakten ons erop attent dat op onze shortlist van 66 termen nu net de allermooiste woorden ontbraken. Daaronder waren nogal wat lange (onzin)woorden, zoals de bekende

Donaudampfschifffahrtselektrizitäthauptbetriebswerkbauunterbeamtengesellschaft enreichseisenbahnknotenpunkthinundherschieber, maar ook enkele termen die al iets meer ingeburgerd leken in het Nederlands:Jetzt geht's los, fernweh, affengeil enbratwurst. Maar we moeten iedereen met een zelf aangedragen woord

teleurstellen: geen enkele term werd vaak genoeg geopperd om de einduitslag te kunnen beïnvloeden.

We willen de duizenden stemmers heel hartelijk bedanken voor hun deelname.

Onder hen werden tien exemplaren verloot van deVan Dale taalgids Duits eten &

drinken en drie van het Contrastief woordenboek Nederlands-Duits. De uitverkorenen ontvangen hiervan binnenkort bericht.

Horstlog Schrijfplezier

Twitteren is door de bezoekers van het congres van Onze Taal uitgeroepen tot

‘Woord van 2009’. Ik neem dit voor kennisgeving aan, maar het gaat langs me heen.

Ik heb namelijk niks met losse woorden. Vraagt u mij echter om mooie zinnen, dan spring ik op en kom ik meteen met mijn favoriete zinnen. Zinnen hebben een karakter, zinnen hebben een stijl, goed of slecht. Zinnen doen iets. Ze zijn een gebeurtenis. Zinnen kunnen ontroerend zijn of komisch, gemeen of triest, of bewonderenswaardig of slappe hap, maar altijd iets. Een los woord daarentegen, zolang het niet in een zin staat, zegt me helemaal niets.

(28)

Bovendien kan ik nog niet twitteren. Volgens Wikipedia is het pas uitgevonden in 2006; mijn achterstand is dus nog niet hopeloos. Ook lees ik in Wikipedia dat onder de prominente twitteraars van deze wereld niet alleen Barack Obama is, maar ook Maxime Verhagen, wat voor mij geen aanbeveling is.

Aan de andere kant is voor mij wél een argument om snel ook te gaan twitteren het feit dat het zonder twijfel een interessant verschijnsel is voor veranderingen in taal en taalgebruik. Ik zal proberen om Verhagen te vergeten. Een nieuw en succesvol medium is voor de taalgeschiedenis altijd een belangrijke gebeurtenis.

Daar wil ik, zo gauw mogelijk, het mijne van hebben.

Gelukkig ben ik niet de enige die er zo over denkt. Ik lees juist in de krant een fascinerend artikel over onderzoek van enkele Canadezen naar sms- en twittertaal onder scholieren (gepubliceerd inReading and Writing), met commentaren daarop van een professor Andrea Lunsford (in het vorige nummer vanOnze Taal was er ook al iets over te lezen).

Het komt erop neer, als ik Lunsford mag geloven, dat het schrijven onder jongeren vandaag de dag heel sterk is toegenomen. Jongeren schrijven veel meer dan hun leeftijdgenoten van vorige generaties. Althans, zolang het maar via internet gaat, en zolang het vrij is met wie, waarover en wanneer, en zonder corrigerende leraren of ouders: ‘Er is een revolutie gaande; het schrijven is ontketend.’ En zelfs: ‘De verandering is groter dan die van een orale traditie naar schrift.’

Ik denk dat ze gelijk heeft, die professor Lunsford, ook al wil ik dat onderzoek nog weleens precies bekijken. Men moet de hoeveelheid geschrijf van 1920 of van 1890 namelijk niet onderschatten. Met name wil ik weleens weten hoe ze dat gemeten heeft, want om te kunnen spreken van een toename zou je ook in het verleden iets gemeten moeten hebben.

Belangrijker dan een eventuele absolute toename in de schrijverij lijkt me de ongebondenheid van veel hedendaags geschrijf: persoonlijker, minder conventies, minder standaardtaal, en een vrijmoedige omgang met de spelling. Uiteraard met gevolgen voor de stijl, voor de zinsbouw en voor de tekststructuur. Maar wie veel twittert en sms't wordt daardoor niet meteen ongeschikt om een coherente tekst met grammaticale zinnen in de offciële spelling te schrijven. Schrijven wordt er wel een minder belastende of bezwarende bezigheid door. Niet slechts voor enkelingen, maar voor heel veel mensen is schrijven een aantrekkelijke bezigheid aan het worden. Met dank aan het twitteren. Kortom, ik ben toch niet ontevreden over het woord van het jaar.

Joop van der Horst

(29)

14

‘Ik merk dat jij altijd goed oplet’

Renze Brouwer best schrijvende ambtenaar van 2009 RedactieOnze Taal

Onlangs werd weer de beste ambtenarenbrief bekroond. De prijs ging naar een ambtenaar die een twaalfjarige uitlegt hoe productinformatie in elkaar zit.

Renze Brouwer (midden) ontvangt de Gouden Veer. Rechts Annemie Burger,

directeur-generaal van het ministerie van Landbouw, links Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer.

Foto: Lieke Boekhorst

‘Ik krijg regelmatig brieven van burgers met vragen over voedsel, maar deze vraag is wel heel erg interessant.’ Zo begint de brief waarmee Renze Brouwer, senior beleidsmedewerker bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in december de Gouden Veer voor de best schrijvende ambtenaar ontving. Tweede werd Floor Hamwijk, adviseur interne communicatie bij de gemeente

's-Hertogenbosch.

De prijs, een initiatief van onder meer de Radboud Universiteit Nijmegen, adviesbureau Schouten & Nelissen, uitzendbureau Adecco en het tijdschrift Tekstblad, werd eind vorig jaar voor de vijfde keer uitgereikt. Ruim tachtig

ambtenaren dongen mee. Het was de tweede achtereenvolgende keer dat een brief van het ministerie van Landbouw werd bekroond.

■ ‘Mooi de lul’

De brief die winnaar Brouwer schreef namens minister Verburg was het antwoord op een vraag van een twaalfjarige jongen, gericht aan Hare Majesteit de Koningin.

De jongen is moslim en mag dus niets eten wat van een varken afkomstig is. Maar van de productinformatie op etiketten wordt hij meestal niet veel wijzer; er staat wel op of vet ‘verzadigd’ is of niet, maar niet van welk dier het komt. ‘Dus als dat vet nou van een varken is, dan ben ik eigenlijk mooi de lul’, schrijft hij in zijn verder onberispelijk geformuleerde verzoek aan de majesteit. Hij hoopt, zo laat hij in een P.S. weten, dat hij van haar ‘zo'n ouderwetse brief’ kan krijgen, ‘met zulk mooi papier en een veer en inkt’.

(30)

Aan dat laatste verzoek kan Brouwer niet voldoen, maar over de rest van zijn brief (zie hiernaast) zal de jongen volgens de jury weinig klachten kunnen hebben.

‘Renze Brouwer gaat uitvoerig op de vragen in, en erkent dat de informatie op etiketten op dit vlak nog vaak te wensen overlaat’, aldus het juryrapport.

Wat is er verder precies zo goed aan deze brief? Volgens juryvoorzitter prof. dr.

Carel Jansen (Radboud Universiteit Nijmegen) is het meest opvallende dat deze ambtenaar, die in zijn werk vast weinig met twaalfjarigen communiceert, erin slaagt zich in te leven in de veel jongere briefschrijver, en precies de juiste toon weet aan te slaan. ‘Hij houdt het zo simpel mogelijk, maar bezweert met kracht het altijd op de loer liggende gevaar dat het betuttelend, patroniserend wordt’, aldus Jansen.

■ Levendig ritme

Die juiste balans zie je bijvoorbeeld in de woordkeus. Jansen: ‘Brouwer gaat er - volgens ons terecht - van uit dat een twaalfjarige die zó'n brief schrijft, heus wel weet wat “hulpstoffen” zijn, en “varkensbestanddelen”. Hij is niet gezwicht voor de verleiding dit verder te versimpelen. Hij neemt de jongen op een prettige manier heel serieus.’

Ook is Brouwer volgens Jansen niet in de valkuil van alleen maar korte zinnen gelopen. ‘Veel mensen denken dat jongeren een tekst met louter korte zinnen beter begrijpen, maar dat is niet zo. Een staccato-achtig spervuur van korte zinnetjes werkt juist averechts. Brouwer heeft dat goed begrepen. Hij wisselt langere zinnen goed af met kortere (zoals “Dat doe ik graag!” en “Dat is dan zeer duidelijk”), en zorgt zo voor een goed, rustig, maar tegelijk levendig ritme.’

Brouwer heeft ook goed nagedacht over de structuur van zijn tekst, vindt Jansen.

‘In de eerste alinea maakt hij meteen duidelijk van wie de jongen een reactie krijgt, en waarom. Na deze sympathieke, welwillende introductie volgt een alinea met uitleg over productinformatie op etiketten, die begint met een compliment. Brouwer geeft toe dat het wat lastig is om uit te vinden of er misschien hulpstoffen zijn toegevoegd waarvoor varkensbestanddelen gebruikt zijn. De belangrijke praktische vraag waar die informatie dan wél te vinden is, is het onderwerp van de volgende twee alinea's. Daar wordt stap voor stap uitgelegd hoe je op het internet, en anders via de informatielijn van het Voedingscentrum, meer gegevens over de herkomst van hulpstoffen kunt vinden.’

‘In de afsluitende alinea legt Brouwer op een persoonlijke manier en niet ongeestig uit waarom zijn antwoord niet met een veer en inkt geschreven is. Het biedt de mogelijkheid soepel over te gaan naar de slotzin - een mooie afronding van de brief.’

Een detail dat de jury ook kon waarderen, is dat Brouwer zonder problemen de ongeschreven regel doorbreekt dat je een brief niet metIk begint. Jansen: ‘Dat is een dogma dat inmiddels zijn beste tijd wel heeft gehad. Deze brief laat duidelijk zien waarom.’

(31)

15

De beste ambtenarenbrief van 2009. Enkele pluspunten volgens de jury.

(32)

16

Dutch down under

Hoe het Nederlands in Australië terrein verliest en herovert Jan Erik Grezel

Geen land ter wereld telt zo veel Nederlandse immigranten als Australië.

Maar het Nederlands heeft het er niet gemakkelijk. Toch is er ook goed nieuws.

Illustratie: Matthijs Sluiter

‘Het was aanpassen of opkrassen’, zegt Cor Lefel resoluut. ‘De Australische identiteit stond in de jaren vijftig en zestig voorop. De Nederlanders waren heel goed in dat aanpassen, zij stonden zelfs bekend als “the invisible immigrants” - heel anders dan Italianen of Grieken. Die hebben hier hun eigen wijken opgezet. Dat hebben Nederlanders nooit gedaan.’

Lefel vertrok in 1962 op zijn zeventiende vanuit Rotterdam met de Zuiderkruis naar Australië. ‘Ik ging samen met mijn ouders mijn oudere broer achterna die al enige jaren in Melbourne woonde. Vanaf het moment dat we hier aankwamen, lieten we het Nederlands min of meer los. Als Nederlander sprak je eigenlijk altijd en overal Engels, behalve thuis misschien. Mijn Engels is veel beter dan mijn Nederlands. In het algemeen kun je zeggen dat de eerste generatie immigranten geen interesse had in het vasthouden van de moedertaal. We waren helemaal niet taalbewust.’

Nederlandse kinderen werden door hun ouders sterk aangemoedigd om Engels te spreken, zo herinnert zich ook Ellen Sanders, die op haar tiende met haar ouders naar Australië kwam. ‘Mijn vader zei altijd streng “Speak English!” als ik op straat of in de winkel Nederlands sprak.’ Taalverlies was het gevolg. Het Engels voelt als haar moedertaal, Nederlands spreekt ze met moeite en met een zwaar accent.

■ Doorlopers

Gaat het Nederlands onder de immigranten dan langzamerhand teloor? Nee, Lefel constateert een duidelijke kentering: ‘Onder de jongeren is het tegenwoordig juist weer “cool” om trots te zijn op je afkomst. Kinderen en kleinkinderen van Nederlandse immigranten laten graag horen waar hun ouders of grootouders vandaan komen:

(33)

ze spreken bij gelegenheid bewust Nederlands.’ Zelf ervaart hij ook nieuwe belangstelling voor zijn oorspronkelijke moedertaal. Hij werkte jarenlang bijThe Age, dé krant van Melbourne. Sinds 2005 is hij de drijvende kracht achter de Dutch Courier, de enige Nederlandse krant in Australië. Hij krijgt er nauwelijks een vergoeding voor. ‘We do it on the cheap, echt Nederlands.’

Lefel doet zijn verhaal in de grote zaal van Dutch Club Abel Tasman. Australië telt vele Hollandse verenigingen, die vooral gericht zijn op ontspanning. Abel Tasman beschikt in een voorstad van Melbourne over een behoorlijk verenigingsgebouw.

Aan de muur veel rood-wit-blauw, foto's van de Keukenhof, voetballers en het Oranjehuis. Langs de wanden vitrines met spullen die de eerste immigranten uit Nederland meenamen in hun hutkoffers: Friese doorlopers, een snijbonenmolen, klompen en sigarendoosjes - attributen die in Australië vaak overbodig bleken.

Michael Gijsberts, vicevoorzitter van Abel Tasman en eveneens

eerstegeneratielandverhuizer, houdt zich bezig met de geschiedenis van de immigranten. Hij is druk doende een museum op te zetten met typisch Nederlandse immigrantenspullen. Ook hij merkt dat jongeren graag uitkomen voor hun afkomst.

‘Zelfs op de sportvelden van de scholen zie je het: “Nederlandse” jongens voetballen tegen “de Italianen”. Dat is iets van de laatste jaren.’

Bij de ouderen signaleert Gijsberts - voormalig medewerker van het Nederlandse consulaat-generaal in Melbourne - een herlevend verleden. ‘De hoogbejaarden, de immigranten van het eerste uur, vallen vaak helemaal terug op de taal van vroeger - dat is een bekend verschijnsel. Er zijn hier in Melbourne

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen oude maar nog steeds niet vertrouwde thema's, zoals terreur en natuurlijk normen en waarden, zorgden voor nogal wat nieuwe woorden (bijvoorbeeld tienerterroristen,

In het januarinummer van dit jaar viel mijn oog in Hans van Maanens artikel ‘Hoe heeft het Groene Boekje dat bedoeld?’ op de passage ‘Moeten wetten met een hoofdletter?’ Maar

Normaal gesproken worden exacte bedragen met een euroteken geschreven, met name in zakelijke teksten: ‘Die sjaal kostte €14,95’, ‘Het lidmaatschap van Onze Taal kost €23,-

Onder leiding van Wessel Visser heeft dit communicatiebureau het programma Texamen ontwikkeld, dat pretendeert van een tekst automatisch te kunnen vaststellen voor welk soort lezer

Teksten in het Nieuws voor doven en slechthorenden moeten gelezen en begrepen kunnen worden door mensen wier gemiddelde actieve woordenschat de 3500 woorden niet overschrijdt - ook

Andere woorden waarvan je, na de ‘vertaling’ gelezen te hebben, meteen begrijpt wat ermee bedoeld wordt, maar waarbij je je ook onmiddellijk realiseert dat wij daar niet één

Het Lyrisch Lab gaat zijn poorten sluiten, maar wil dat niet doen voordat de wijze lessen die twee jaar lang gegeven zijn nog een keer kort zijn samengevat. Leg deze aflevering nu

Toch hoopt de taalcommissie dat het raadplegen van de clichélijst er misschien voor zorgt dat in het Journaal de Dow Jones-index straks niet meer alleen FORS daalt of stijgt, en dat