• No results found

Het laatste woord...? Arbeidsbestel heeft nood aan meer vrije werktijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het laatste woord...? Arbeidsbestel heeft nood aan meer vrije werktijd"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het laatste woord...?

Arbeidsbestel heeft nood aan meer vrije werktijd

Wie ‘maakt’ het nieuwe arbeidsbestel?

We volgen van Hoof volledig alles hij stelt dat de rol van werkgevers cruciaal is in dit hele verhaal.

Dat dit door beleidsmakers en wetenschappers am- per onderkend wordt, is symptomatisch. Men heeft immers de neiging om de rechtstreekse impact van de overheid (en van het arbeidsmarktbeleid in het bijzonder) op het arbeidsgebeuren sterk te over- schatten.

In werkelijkheid wordt de arbeidsmarktdynamiek (bijvoorbeeld het aantal mensen dat werkt, en het aantal uren dat wordt gewerkt) in eerste instantie bewerkstelligd door burgers en bedrijven, in twee- de instantie door beleidsmakers die verantwoor- delijk zijn voor beleidsdomeinen zoals weten- schappelijk onderzoek en (de-)regulering van de product- en dienstenmarkten, en pas in derde in- stantie door de makers van het arbeidsmarktbeleid.

We zullen maar met méér mensen aan het werk kunnen, en we zullen dat werk maar kunnen verta- len in méér welvaart en welzijn, als investeerders

de weg naar ons land vinden, als het ondernemerschap en de groei- ambities van de bedrijven groot genoeg zijn, als het onderwijs vol- doende mee-evolueert met econo- mie en maatschappij, als de varia- tie aan mogelijkheden om betaald werk te verrichten groeit, als er een maatschappelijk klimaat heerst dat werken en tewerkstellen posi- tief waardeert, als... De overheid kan daar een bijdrage toe leveren, maar in de eerste plaats zal dit alle- maal door niet-overheidsactoren moeten worden waargemaakt.

Gilbert De Swert maakt zich dan ook niet ten on- rechte vrolijk om de povere resultaten van de vele maatregelen die al werden genomen om de activi- teitsgraad van de ouderen hoger te doen uitkomen.

Maar hij maakt het zich iets te gemakkelijk met zijn voorspelling dat het de economische conjunctuur zal zijn die erover beslist of we straks langer of korter blijven werken. Belangrijker dan de con- junctuur, zijn de sociaal-economische structuur en cultuur. Hoe kunnen we anders verklaren dat Vlaanderen en Wallonië, die toch grotendeels het- zelfde overheidsbeleid kennen en aan dezelfde conjunctuurgolven onderhevig zijn, zo sterk ver- schillend zijn als het er op aan komt om jonge schoolverlaters in de arbeidsmarkt te integreren?

En hoe kunnen we anders wegkomen met het feit dat in landen als Zwitserland en Zweden de over- grote meerderheid van de mannen en vrouwen het werken wel kan volhouden tot ongeveer 65 jaar, terwijl dat bij ons maar niet wil lukken? Maar ook structuren en culturen zijn mensenwerk en onder- hevig aan veranderingen; we kunnen ze dan ook beïnvloeden, zij het dan niet door de lancering van het zoveelste banenplan.

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002 53 Jacques van Hoof verwondert zich er terecht over dat zijn

Vlaamse disputanten zich concentreren op een aantal beleids- kwesties (in een aantal gevallen zelfs op politieke kwesties) rond de ‘actieve welvaartsstaat’, terwijl zijn boekje toch in de eerste plaats gaat over veranderingen die zich (al dan niet) aan het voltrekken zijn in het arbeidsbestel zelf. De blinde vlek van heel wat arbeidsmarkt-commentatoren lijkt inderdaad de mi- cro-context te zijn waarin miljoenen mensen dagdagelijks al dat

‘werk werk werk’ in de praktijk brengen: die van bedrijven en organisaties, die op hun beurt niet kunnen begrepen worden los van economische veranderingen en tendensen.

(2)

Betaald werk:

steeds meer en steeds leuker

Wat we bij dit alles niet uit het oog mogen verlie- zen, is dat betaald werk nu al jaren lang de wind in de zeilen heeft. Nog nooit hadden in Vlaanderen zo veel mensen een betaalde baan als vandaag. Het aantal deelnemers aan de arbeidsmarkt en het aan- tal werkenden groeit inderdaad gestaag. Zo waren er in 1981 nog maar 1,9 miljoen Vlamingen met een job; vandaag zijn er dat meer dat 2,2 miljoen. Voor- al vrouwen met kinderen zijn de afgelopen jaren meer en meer gaan deelnemen aan het arbeidspro- ces. Terwijl tijdens de jaren zeventig het eenverdie- nersmodel nog dominant was, is het vandaag zo dat driekwart van de koppels met jonge kinderen met tweeën gaat werken; en in 70% van deze

‘tweeverdienersgezinnen’ hebben beide partners een voltijdse baan.

Niet alleen zijn er steeds meer mensen die een be- taalde baan hebben; het werk wordt ook interes- santer om te doen. “Werk ontworstelt zich steeds meer aan het populaire beeld van de gesel die de middelen moest verschaffen om daarbuiten een menswaardig bestaan op te bouwen, en wordt steeds meer het kader waarbinnen mensen hun idealen en hun leven vorm kunnen geven”, aldus Krijn Van Beeck. Hij lijkt gelijk te hebben, want ter- wijl afstompend en lastig werk minder en minder voorkomt, stijgt het aantal banen waarin mensen hun creativiteit kwijt kunnen en die afwisselend, boeiend, interessant, ... werk met zich meebreng- en. Een toenemend aantal mensen is inderdaad in staat om van hun hobby hun beroep te maken, of omgekeerd. Het verhaal over de balans tussen

‘werken’ en ‘leven’ krijgt dan natuurlijk een heel ander karakter, want – zoals Bea Cantillon terecht opmerkt – is werken óók leven en andersom.

De verbetering van de kwaliteit van het werk heeft uiteraard iets te maken met de geruisloze maar ze- kere verschuiving in de beroepen die mensen uit- oefenen: het aantal mensen die een beroep uitoefe- nen waar routinematig en zwaar werk overweegt, neemt stelselmatig af. Omgekeerd stijgt het aantal beoefenaars van beroepen die draaien rond de cre- ativiteit en de persoonlijke inzet van de medewer- ker. De Amerikaanse econoom Richard Florida schat dat ‘crea-werkers’ nu al bijna 30% uitmaken van de Amerikaanse beroepsbevolking, tegenover

nog maar 20% in 1980. In sommige regio’s en ste- den (de meest dynamische) loopt hun aandeel in de werkende bevolking zelfs op tot 35%. Belangrijk is dat deze ‘creatieve klasse’, die volgens Florida de motor is van groei en innovatie in de huidige eco- nomie, terug te vinden is in alle sectoren van onze economie, en in elk van de traditionele beroeps- groepen (arbeiders, bedienden, kaderleden, lei- dinggevenden, zelfstandigen, ...). Het is dus zeker geen verhaal van kunstenaars en academici alleen.

Maar ook binnen de andere beroepen en functies hebben er zich de voorbije jaren veranderingen voorgedaan die ervoor zorgen dat werken minder een last is en meer een lust. Vooral de inzet van slimme technologie en het anders organiseren van het werk, zorgen er samen voor dat het werk van een schoonmaker, een havenarbeider of een me- taalarbeider vandaag, voor wie het uitoefent, meer te bieden heeft dan in het verleden. Ik denk dan ook dat Dirk Geldof aan doemdenken doet als hij stelt dat de (aandacht voor) arbeidskwaliteit er op achteruit gaat. Wellicht is deze nog nooit zo hoog geweest als vandaag, zij het niet als gevolg van overheidsbeleid maar wel door technologische in- novatie en menselijke creativiteit in de onderne- mingen.

Van verkorting van de werktijd...

Dit alles is echter niet de indruk die je krijgt als je hoort hoe er vandaag door beleidsverantwoordelij- ken en in de media over ‘werken’ wordt gespro- ken. Het lijkt er sterk op dat, op een moment waar- op een recordaantal mensen kunnen en willen werken, en net nu werken steeds zinvoller en inte- ressanter wordt, het werken hoe langer hoe meer geproblematiseerd wordt. Pesten op het werk, stress op het werk, discriminatie op het werk, ...

zijn aan de orde van de dag. De overheid voelt zich geroepen om met een rits aan nieuwe wetgeving deze fenomenen te lijf te gaan. Heel veel beleids- aandacht gaat uit naar de problematiek van de werkdruk, en naar het feit dat werknemers hun werk moeilijk zouden kunnen combineren met hun gezinsleven.

Het antwoord hierop is vrijwel steeds: minder (uren) werken. De meeste auteurs van de reacties op van Hoofs boekje, die zelf nochtans stuk voor

54 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002

(3)

stuk als veel-werkers mogen beschouwd worden, lijken door deze gedachte gecontamineerd te zijn.

Het meest uitgesproken Dirk Geldof (wiens plei- dooi voor ‘pluri-activiteit’ eigenlijk neerkomt op het opfrissen van de roep om arbeidsduurverkor- ting) en Gilbert De Swert (“minder werken voor de goederen en de diensten die we nodig hebben”).

Heel het beleid rond arbeidsduur heeft inderdaad als uitgangspunt dat de beperking ervan in het be- lang van de werknemers én van de werkgelegen- heid is, en dat de stelselmatige vermindering van het aantal uren dat per week wordt gewerkt een grote sociale vooruitgang betekent. Vraag is of deze uitgangspunten niet grondig in vraag moeten worden gesteld.

Ten eerste is nog nooit aangetoond dat arbeids- duurvermindering de werkgelegenheid ten goede komt. Meestal komt het er gewoon op neer dat het- zelfde werk met dezelfde mensen in kortere tijd moet gepresteerd worden. Extra banen levert dat niet op. Als de arbeidsduurvermindering voor de werkgever per saldo een verhoging van de loon- kosten betekent, kan hierdoor zelfs werkgelegen- heid verloren gaan. Wie meer mensen aan het werk wil krijgen, moet dus andere dingen doen dan het inkorten van de werktijd.

Ten tweede is het maar de vraag of arbeidsduurver- korting wel zo positief is voor de werknemers. Op het eerste zicht zou men kunnen zeggen van wel:

als men evenveel kan verdienen door minder uren te presteren, lijkt dat pure ‘winst’ op te leveren voor de werknemers. Echter, inkorting van de werk- week zal vaak met zich meebrengen dat er per ge- werkt uur méér moet gepresteerd, dat de tijd die beschikbaar is om te werken zo optimaal mogelijk benut moet worden. Niet minder, maar méér stress op het werk is dan het gevolg. Daar komt nog bij dat sommige werknemers vragende partij zijn om méér te kunnen werken. Door een commentator werd tijdens de campagne voor de verkiezingen in Frankrijk het volgende gezegd over de invoering van de 35-uren-week: “Veel arbeiders vinden dat ze beroofd zijn van het enige wat ze te bieden heb- ben op de arbeidsmarkt: hun werkkracht. Ze kon- den niet profiteren van de economische groei, want de bedrijven moesten in ruil voor verminde- ring van de arbeidstijd geen loonsverhoging geven.

Ze konden ook moeilijker bijverdienen want in het nieuwe stelsel worden overuren sterk beperkt.

Maar veel van de kleine huisjes in de buitenwijken zijn met overuren afbetaald”. Vaak leidt arbeids- duurverkorting (bijvoorbeeld onder de vorm van de vierdaagse werkweek) er dan ook vooral toe dat er in de vrijgekomen tijd een aantal nieuwe zwart- werkers op het toneel verschijnen.

Ten derde ontstaat er een groeiende groep van werkenden, vooral in creatieve en kennisberoe- pen, voor wie de ‘arbeidsduur’ een erg relatief ge- geven wordt. De strikte scheiding tussen werken en niet-werken gaat steeds meer vervagen, zowel qua plaats als qua tijd. De organisaties die deze mensen tewerkstellen vragen van hen niet in de eerste plaats (en soms zelfs helemaal niet) dat ze gedurende een aantal uren ‘beschikbaar’ zijn, wél dat ze een aantal opdrachten tot een goed einde brengen, of een bijdrage leveren aan een bepaald proces of project. Voor deze ‘nieuwe werkers’ is werken meestal niet iets wat ze als een last ervaren, en waar ze zo weinig mogelijk van hun tijd willen instoppen, eerder integendeel. Uiteraard kunnen ook onder deze werkenden problemen als werk- druk, tijdsdruk en stress voorkomen, maar die zul- len zeker niet worden opgelost door inperking van de wettelijke of contractuele arbeidsduur. Uit on- derzoek blijkt overigens dat personen die zelf ver- klaren dat ze 50, 60 of meer uren per week aan

‘werk’ besteden, juist niet diegene zijn die het meest lijden onder klachten die geassocieerd wor- den met werkstress.

... naar meer vrije werktijd

We stellen voor om geen beleid meer te voeren dat gericht is op (nog) meer vrije tijd, maar wel om te zorgen voor meer vrije werktijd. Werknemers en werkgevers moeten samen meer mogelijkheden krijgen om de werktijd naar eigen keuze in te vul- len. Wie minder wil werken dan bijvoorbeeld 38 uur per week moet daartoe de mogelijkheid heb- ben, maar wie méér wil werken evengoed. Zowel de wetgeving op het deeltijds werken als op het overwerken moet dan ook versoepeld worden.

Verder moet het beleid er zich van bewust zijn dat voor een groeiend aantal werknemers het regle- menteren, laat staan het meten, van de arbeidsduur een virtuele zaak wordt. Veel medewerkers wor- den immers ondernemer van hun eigen arbeid, en dus ook van hun eigen tijd.

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002 55

(4)

Naar een post-tayloristisch arbeidsbestel?

Van Hoof slaat de nagel op de kop als hij stelt dat

“het hele systeem van standaardarbeidscontracten, zorgvuldig uitgedokterde methoden van functie- waardering en beloning, voorgestructureerde pro- motiemogelijkheden en volgens vaste procedures uit geonderhandelde loonsverhogingen, afgestemd is op de verhoudingen van massaproductie”. Vele ondernemingen laten de eeuw van het taylorisme achter zich, en maken zich (hetzij radicaal, hetzij geleidelijk) nieuwe werkmethoden eigen, die ook beter aansluiten bij de belevingswereld en het ver- wachtingspatroon van de steeds beter opgeleide medewerkers. Probleem is echter dat de instituties en regels die een kader scheppen voor het werken en het tewerkstellen, ontstaan en geënt zijn op een tayloristisch georganiseerde economie en daarom vaak niet passen bij de manier waarop er in bedrij- ven steeds meer gewerkt wordt, en bovendien ook nog eens een rem zijn op wenselijke veranderingen in de arbeids- en productieprocessen. Resultaat is inderdaad dat ondernemingen zich door deze insti- tutionele kaders beperkt voelen in hun pogingen om zich aan te passen aan de veranderingen die aan de gang zijn in de economie en de samenle- ving.

Het arbeidsrecht en de sociale zekerheidsstructu- ren zouden daarom aan een grondige screening moeten onderworpen worden, met de bedoeling

deze hele reglementering drastisch te harmonise- ren en te vereenvoudigen, ze aan te passen aan nieuwe omstandigheden, en te ontdoen van een hele reeks overdreven betuttelende regels zonder veel toegevoegde waarde. Werkgever en werkne- mer hebben immers nood aan een helder kader waarin ze aan hun arbeidsrelatie vorm kunnen ge- ven, waarbij uitgegaan wordt van de idee dat bei- den volwassen en verantwoordelijk genoeg zijn om zelf een aantal keuzes te maken.

Mark Andries VEV-studiedienst

Bibliografie

Andries M., Hoe actief en soepel zijn de polder-arbeids- markten? Paper voor het WESWA-TVA-congres, 13 december 2002.

Florida R. (2002), The rise of the creative class, and how it’s transforming work, leisure, community and every- day life, Basic Books.

Theeuwes J. (2001), Het nieuwe werk nemen. Position pa- per in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken.

Van Beeck K. (1998), De ondernemende samenleving.

Een verkenning van maatschappelijke verandering en implicaties voor beleid. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

Vlaams Economisch Verbond (te verschijnen in 2003), Ondernemer van je eigen arbeid.

56 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2002

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vooral so- cialistische provinciale bestuurders zullen de Tweede- Kamerfractie van de PvdA erop hebben gewezen (en zullen hen er anders nog op wijzen) dat zij niet de dupe

de tijd van de kabinetten-Drees kwamen ook zwarte lonen voor, maar toen maakte de PvdA-fractie zich daar niet zo druk over, alelus onze woordvoerdeL

[r]

In dit fragment is dus zowel de tweede als derde vorm te zien; mediator en deelnemer komen hier niet meteen samen tot een afsluiting, maar komen in een

Geboorteouders en adoptiekinderen – Zoektochten Zowel bij afstandsmoeders als bij kinderen die voor adoptie werden afgestaan, ontstaat na verloop van jaren vaak de behoefte

The general aim of this research is to establish the relationship between sense of coherence, coping, stress and burnout, and to determine whether coping strategies and job

☐ AND they statistically combined effect estimates from NRSI that were adjusted for confounding, rather than combining raw data, or justified combining raw data when adjusted

Door het geloof zeer rein, Heeft Sara kragt gekreegen, Te baren Isaak klyn, Al door des Heeren zegen En heeft ook niet getwyffelt, Maar hem getrouw geagt, die haar belooft had