• No results found

Jongeren verbeteren de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jongeren verbeteren de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

te laten aansluiten bij gevraagde vaardigheden door werkgevers (European Commission, 2014, 2013, 2012; EU Observer, 2012;

Quintini, 2011). Dit onvermo- gen zou aan de basis liggen van mismatch tussen onderwijs en ar- beidsmarkt.

Mismatch kan zware lasten leggen op een (kennis-)maatschappij. On- derwijs is een publieke investering en wordt in hoge mate bekostigd door de overheid. Mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt kan lei- den tot een verlies aan rendement op deze investering omdat ken- nis niet ten volle benut wordt op de arbeidsmarkt. Onderbenutting van kennis leidt tot suboptimale productiviteit van de werknemer, inkomensverlies en dus ook tot verlies aan fiscale inkomsten (McGuinness & Sloane, 2011; Quintano, Castellano, & D’agostino, 2008; Zhu, 2014). Boven- dien uit een slechte aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt zich niet enkel op het macro-eco- nomische niveau, maar ook op het niveau van het individu door hogere risico’s op ongewenste lange- termijn werkloosheid en gezondheidsproblemen (Mavromaras, Sloane, & Wei, 2012), loonverlies (Groot & Maassen van den Brink, 2000) en onte- vredenheid met de baan (McGuinness & Sloane, 2011). Mismatch leidt dan ook tot een toename van maatschappelijke kosten aan werkloosheidsuitke- ringen en sociale bijstand (Levin, Belfield, Muen- nig, & Rouse, 2007; Psacharopoulos, 2007).

Terwijl in 1991 ongeveer een op de twee werkgevers in Nederland zich zorgen maakten over het gebrek aan vaardigheden bij hun personeel, is dit nog een op de vier in 2011. We stellen vast dat mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt een hardnekkiger probleem is in de publieke sectoren (zorg en welzijn, onderwijs en overheid) dan in de private sectoren. Onderzoek toont aan dat de vraag naar hooggeschoolde arbeid op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs (bottom-up) door jongeren wordt ingevuld.

Indien het opleidingsniveau op de regionale arbeidsmarkt stijgt met één maand, dankzij de instroom van hoger gekwalificeerde afgestudeerden, dan leidt dit tot een afname van mismatch met drie procentpunten.

Jongeren verbeteren de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Cabus, S.J., & Somers, M.A. (2017). Mismatch between Education and the Labour Market in the Netherlands: Is it a Reality or a Myth? The Employers’ Perspective.

Manuscript in preparation.

Eind 2015 waren 591 000 (6,6%) mensen werk- loos in Nederland, terwijl er in dezelfde periode 143 000 vacatures niet werden ingevuld of 1,4%

van het totaal aantal banen (Cabus, van Klaveren,

& Cornelisz, 2017). Men kan dus stellen dat, des- ondanks het hoge aantal beschikbare vacatures op de arbeidsmarkt, er nog steeds een behoorlijke werkloosheidsgraad blijft bestaan. In vele andere landen van de Eurozone is de economische situ- atie behoorlijk erger dan in Nederland. Zo waren 17 451 000 (10,9%) mensen in 2015 werkloos in de Eurozone (19 landen1), terwijl 1,6% van de to- tale arbeidsvraag in de Eurozone2 in 2015 niet werd ingevuld (Eurostat, 2017).3 Verklaringen voor dit macro-economische ‘fenomeen’ worden vaak toe- geschreven aan het onvermogen om aangeboden vaardigheden van werknemers op de arbeidsmarkt

(2)

Verschillende vormen van mismatch

De wetenschappelijke literatuur hanteert verschil- lende definities en maatstaven voor het meten van mismatch zodat cijfers met betrekking tot het voor- komen van mismatch sterk variëren van onder- zoek tot onderzoek en ook van land tot land. Zo wordt er onder andere onderscheid gemaakt tus- sen verticale, horizontale en intra-curriculaire mis- match. Ook geografische mismatch wordt beperkt besproken. Verticale mismatch betekent dat het behaalde diploma (of equivalent certificaat) van de werknemer te hoog of te laag is voor de ver- eisten die de baan stelt. Men spreekt in het eerste geval van overscholing, in het tweede geval van scholingstekort (Hartog, 2000). Indien het type diploma niet aansluit bij de baan (bijvoorbeeld een verpleegkundige werkt als verkoopster), dan spreekt men van horizontale mismatch (Béduwé &

Giret, 2011; Cabus, 2015; Cosser, 2010). Intra-cur- riculaire mismatch ontstaat wanneer opleidingen aangeboden door (bekostigde) onderwijsinstellin- gen verouderd zijn. Er worden dus vaardigheden aangeleerd waar niet langer vraag naar is (Marzo- Navarro, Pedraja-Iglesias, & Rivera-Torres, 2009).

Tot slot spreekt men van geografische mismatch wanneer werknemers met baanspecifieke vaar- digheden in een ander landsdeel wonen dan daar waar de vraag naar deze vaardigheden hoog is.

Bijgevolg kunnen vacatures op de regionale ar- beidsmarkt blijven openstaan, terwijl het aanbod op de landelijke arbeidsmarkt er wel is (Rauch, 1993).

Het landelijke voorkomen van mismatch op de ar- beidsmarkt is in essentie de optelsom van de ver- schillende mismatch typologieën (verticale, horizon- tale, intra-curriculaire en geografische mismatch).

Er is echter geen enkele wetenschappelijke studie die deze optelsom maakt. Nochtans is kennis over deze optelsom belangrijk om in te kunnen schatten hoe alomtegenwoordig mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt is. In dit onderzoek hanteren we historische cijfers over het voorkomen van mis- match in Nederland die werden verzameld middels vragenlijsten door de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (van 1989 tot 2010) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (vanaf 2011). De data worden ondergebracht in het Arbeidsvraagpa- nel en dekken de periode 1989-1990 tot 2011-2012.

In het bijzonder werd werkgevers tweejaarlijks de

vraag gesteld: “Vindt u dat het huidige personeels- bestand voldoende is toegerust voor de eisen die het werk stelt de komende jaren?”. Hun antwoord op deze vraag kon ja zijn, of nee. Enkel in het jaar 1995 werd de vraag over mismatch aan werkgevers niet gesteld. We hebben deze vraag naar mismatch gecodeerd als een dummy variabele met nee (1) en ja (0) zodat we het jaarlijkse percentage mismatch eenvoudig kunnen presenteren. Na cleaning bevat- ten de data in totaal 7451 unieke bedrijven over de periode 1989-2011. We merken op dat de data cleaning de representativiteit van de sample voor Nederland niet tenietdoet. We hebben minimaal één en maximaal twaalf observaties per bedrijf, en een gemiddelde van twee observaties per bedrijf.

Het perspectief van de werkgever over mismatch binnen hun organisatie is een goede benadering voor het landelijke voorkomen van mismatch. In- dien het personeel onvoldoende is toegerust voor de eisen die het werk stelt de komende jaren, kan men stellen dat dit het resultaat is van verticale-, horizontale-, en intra-curriculaire mismatch of geo- grafische mismatch. De vraag houdt ook rekening met de uitdagingen waar het bedrijf voor staat, medebepaald door de tijdsgeest, de economische conjunctuur, regionale, landelijke en internationale evoluties in beleid en organisatie van de arbeids- markt, en of het personeelsbestand gegeven hun vaardigheden deze uitdagingen tegemoet kan ko- men.

Dalende trend over de laatste twintig jaar

Het (gewogen) percentage mismatch gerapporteerd door werkgevers kende een dalende trend over de laatste twintig jaar gaande van 37,0% in 1991 tot 21,2% in 2011. Deze dalende trend observeren we voor alle sectoren (industrie en landbouw, bouw- nijverheid, handel horeca reparatie, transport, zake- lijke dienstverlening, overige dienstverlening, zorg en welzijn, en onderwijs) behalve voor de sector overheid (zie tabel 1). Voor deze laatste sector ob- serveren we een relatief stabiel niveau dat schom- melt rond het gemiddelde van 42,1%.

Sectoren die het over de gehele periode relatief goed doen zijn de bouwnijverheid en transport.

In 1991 rapporteerde 27,9% van de werkgevers in

(3)

de bouwnijverheid dat hun personeel onvoldoen- de toegerust was voor een goede match met hun baan. Dit cijfer daalde tot slechts 13,3% in 2011.

Werkgevers in de sector transport rapporteer- den 22,3% mismatch in 1991 en 18% in 2011. De grootste daling in mismatch observeren we voor de sector handel, horeca en reparatie. Tussen 1991 en 2011 daalde het percentage mismatch met maar liefst 61,2% van 33,4% in 1991 naar 13% in 2011. De hoogste percentages mismatch in 1991 observeren we voor de (publieke) sectoren overheid, onder- wijs, en zorg en welzijn. Hoewel het voorkomen van mismatch in deze sectoren – behalve overheid (-4,0%) – door de tijd heen sterk daalden (zorg en welzijn -46,5% en onderwijs -23,9%), observeren we anno 2011 hier nog steeds de hoogste percen- tages mismatch.

We besluiten aan de hand van deze beschrijvende statistieken over het voorkomen van mismatch dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in het verleden slechter was dan vandaag. Terwijl in 1991 ongeveer een op de twee werkgevers zich zorgen maakten over het gebrek aan vaardigheden bij hun personeel, is dit nog een op de vier in 2011.

Deze dalende trend toont aan dat er wel degelijk een inhaalslag geweest is over de afgelopen twintig jaar. Een gemiddelde mismatchvoet van een op de vier blijft, gegeven de beschreven gevolgen voor mens en maatschappij, echter hoog. Dit doet de vraag reizen naar wat er aan de basis ligt van afna- me van mismatch en of dit door beleid in de hand kan worden gewerkt?

Wat ligt er aan de basis van afname van mismatch?

Een eerste voor de hand liggend antwoord op de vraag naar wat er aan de basis ligt van afname van de door werkgevers gerapporteerde mismatch is dat de instroom op de arbeidsmarkt vanuit het (be- kostigde) onderwijs vandaag hoger gekwalificeerd is dan vroeger. Zo kunnen jongeren langer naar school gaan om aansluiting te vinden met de baan- vereisten op de arbeidsmarkt. We stellen vast dat dit inderdaad het geval is op basis van gegevens van het Arbeidsaanbodpanel (SCP). Dit panel verte- genwoordigt 56 122 tewerkgestelden en werklozen over de periode 1990-2010. De gegevensverzame- ling van deze paneldata werd net als het Arbeids- vraagpanel tweejaarlijks uitgevoerd.

In 1990 had men gemiddeld elf jaren (bekostigd) onderwijs gevolgd alvorens in te stromen op de (regionale) arbeidsmarkt. Dit cijfer nam toe tot 14,9 jaren in 2010 (+35% ten opzichte van 1991). Deze toename in scholing kan worden verklaard door meer HBO gekwalificeerden (hoger beroepsonder- wijs4) op de arbeidsmarkt. Vrouwen maken ook een inhaalslag op mannen betreffende WO kwalificaties (wetenschappelijk onderwijs5). Bovendien behalen steeds meer jongeren hun starterskwalificatie of di- ploma secundair onderwijs6. Tegelijk vindt er een daling plaats in ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs.

Vertaalt deze hoger gekwalificeerde instroom op de (regionale) arbeidsmarkt zich in een wijzigende Tabel 1.

Het voorkomen van mismatch, naar sector en periode

Sector N Gem. Std.Afw. 1991 2011 Trend (%)

Industrie en landbouw 2 466 0,3202 0,4667 0,4060 0,2714 -0,3315

Bouwnijverheid 1 024 0,2199 0,4144 0,2786 0,1330 -0,5227

Handel, horeca, reparatie 1 578 0,2113 0,4083 0,3338 0,1294 -0,6122

Transport 672 0,1798 0,3843 0,2229 0,1798 -0,1937

Zakelijke dienstverlening 1 439 0,2573 0,4373 0,3390 0,1990 -0,4130

Zorg en welzijn 1 861 0,3429 0,4748 0,4582 0,2451 -0,4651

Overige dienstverlening 840 0,2217 0,4157 0,3172 0,1855 -0,4152

Overheid 829 0,4212 0,4940 0,4414 0,4236 -0,0404

Onderwijs 1 108 0,3668 0,4821 0,4668 0,3551 -0,2391

Bron: Eigen verwerking van Arbeidsvraagpanel

(4)

drijven? Het antwoord is ja. Op basis van de gege- vens van het Arbeidsvraagpanel observeren we dat er sinds 1990 meer hoger onderwijs (HBO en WO) gekwalificeerden tewerkgesteld worden binnen be- drijven. Bovendien stellen we vast dat jongeren met een diploma in toenemende mate door bedrijven worden aangeworven. De werving van ongekwa- lificeerde uitstroom uit het Nederlandse voortgezet (secundair) onderwijs daalde in de jaren ’90 maar stagneerde echter sinds 2000.

Verklaringen voor opleidingstrends

Samenvattend observeren we twee oplei- dingstrends. Enerzijds is er de toename van hoger gekwalificeerde arbeid op de regionale arbeids- markt. Deze toename van menselijk kapitaal op de regionale arbeidsmarkt wordt voornamelijk ge- dreven door jongeren, in het bijzonder vrouwen, die hogere studies doen waarna ze gerekruteerd worden door bedrijven en, dus, bottom-up het opleidingsniveau van het personeel doen stijgen binnen bedrijven. Hoe komt het dat vandaag meer jongeren hogere studies doen dan vroeger? In dit verband toont de wetenschappelijke literatuur aan dat technologische innovaties en globalisatie aan de basis liggen van de toegenomen vraag (door werkgevers) naar hooggeschoolde werknemers in OECD-landen. Zo zijn technologische innovaties vaak in het voordeel van hooggeschoolde werkne- mers en werkt globalisatie het uitbesteden van ar- beidsintensieve taken aan ontwikkelingslanden in de hand (Berman, Bound, & Machin, 1998; Bound

& Johnson, 1992; Card & DiNardo, 2002). Het ho- gere opleidingsniveau van de beroepsbevolking is dan vooral vraag gestuurd wat terug te zien is in het financiële rendement op onderwijs dat in Ne- derland is gestegen sinds begin jaren ’90 (Jacobs &

Webbink, 2006; Leuven & Oosterbeek, 2000). Het financiële rendement op onderwijs neemt toe in het geval dat de relatieve vraag naar hoger opge- leiden (ten opzichte van lager opgeleiden) sterker stijgt dan het relatieve aanbod. Wanneer hoogge- schoolde werknemers relatief schaarser worden, stijgen hun lonen ten opzichte van laaggeschoolde werknemers.

Anderzijds remmen demografische trends de ont- wikkeling van menselijk kapitaal af op de regionale

vergrijzing wijzigt de samenstelling en groeipercen- tage van de beroepsbevolking. Dit beïnvloedt de snelheid waarmee het aanbod van (nieuwe school- se) vaardigheden op de arbeidsmarkt toeneemt en de kostprijs van arbeid. Jongeren die vandaag uit- stromen uit het (bekostigde) onderwijs zijn veelal hoger gekwalificeerd of hebben minimaal een di- ploma secundair onderwijs. Tegelijk zijn 16-jarige vroegtijdige (ongekwalificeerde) schoolverlaters in 1990 36 jaar oud in 2010. Het percentage vroegtijdi- ge schoolverlaters lag voor 2000 nog erg hoog – in de Europese Unie (EU28) verliet ongeveer een op de vijf studenten het secundair onderwijs zonder diploma (Cabus & De Witte, 2012). Hoe verder we teruggaan in de tijd, hoe hoger dit percentage van ongekwalificeerde uitstroom ligt. Vandaag wordt de Horizon 2020 doelstelling van maximum een op de tien studenten met 10,8% vroegtijdige schoolverla- ters in de EU bijna gehaald (Eurostat, 2017). De hoge ongekwalificeerde uitstroom in het verleden bepaalt echter tot op vandaag het opleidingsni- veau van de beroepsbevolking en remt zodoende de snelheid af van de toename van het beschik- bare menselijk kapitaal op de regionale arbeids- markt – ten minste op gebied van het verwerven van formeel (bekostigd) onderwijs. Dit ligt mede ten grondslag aan de relatief beperkte daling en stabiele curves voor het aanwerven van ongekwali- ficeerde uitstroom sinds 1990.

Effect van opleidingsniveau op mismatch

We wensen het effect van het stijgende opleidings- niveau van het aangeworven personeel op het voorkomen van mismatch als volgt te schatten. Om het onderzoek te faciliteren hebben we diploma’s gekwantificeerd door het type diploma van het personeel (bijvoorbeeld diploma VWO, diploma HBO of diploma WO) te vertalen naar het aantal jaren scholing in formeel onderwijs dat iemand mi- nimaal nodig heeft om dit type diploma te beha- len. Op die manier kunnen we de ontwikkelingen van het menselijk kapitaal binnen bedrijven (en op de regionale arbeidsmarkt) in relatie brengen met mismatch. Deze vertaalslag wordt gepresenteerd in tabel 2. De tabel toont het gemiddeld aantal jaren scholing van het personeel, per sector en door- heen de tijd (1991-2011). In totaal zijn er negen

(5)

sectoren in Nederland. In alle sectoren, behalve de sector overige dienstverlening, steeg het gemid- deld aantal jaren scholing van het personeel door- heen de tijd. In het bijzonder steeg het gemiddeld aantal jaren scholing van het personeel het meest in de sectoren zakelijke dienstverlening (+14,3%), overheid (+10,4%) en handel, horeca en reparatie (+9,2%).

Omwille van problemen met endogeniteit en se- lectie van mensen tijdens het rekruteringsproces, schatten we het effect van opleidingsniveau op mismatch middels de methode van instrumentele variabele (IV). In het bijzonder gebruiken we de samenstelling van het menselijk kapitaal op de regionale arbeidsmarkt (COROP) als een instru- ment voor opleidingsniveau van het aangeworven personeel binnen bedrijven die in deze regio- nale arbeidsmarkten actief zijn. In het bijzonder wordt het menselijk kapitaal op de regionale ar- beidsmarkt gemeten op tijdstip t-1 (bijvoorbeeld 1990) en het opleidingsniveau van het personeel op tijdstip t (bijvoorbeeld 1991). Dit tijdsverschil houdt rekening met, bijvoorbeeld, de mogelijke vertraging tussen het moment van afstuderen en het moment van het vinden van een baan bij een bedrijf.

We beschouwen het aantal jaren scholing op de regionale arbeidsmarkt als een geschikt instrument om ten minste drie redenen. Allereerst is het men- selijk kapitaal op de regionale arbeidsmarkt voor een werkgever exogeen. Investeringen in onder- wijs worden namelijk gemaakt op het niveau van

de individuele student en worden bepaald aan de hand van de competenties waarover de jongere be- schikt, zijn of haar persoonlijkheid, beroepsvoor- keuren en verwachte studieopbrengsten (Becker, 1964; Holland, Gottfredson, & Power, 1980; Rauch, 1993). Ten tweede is er een sterk verband tussen de samenstelling van de regionale beroepsbevol- king en de samenstelling van het personeelsbe- stand van bedrijven die gevestigd zijn in diezelfde regio. Enerzijds is de kans het grootst dat werk- nemers een baan accepteren in de regio waarin zij woonachtig zijn om de woon-werkafstand te beperken (van Ham, Hooijmeijer, & Mulder, 2001;

van Ommeren, Rietveld, & Nijkamp, 1998). Ander- zijds zijn kleine en middelgrote bedrijven niet ka- pitaalkrachtig genoeg om werknemers te werven over de grenzen heen (Rauch, 1993). Het gevolg hiervan is dat werkgevers sterk afhankelijk zijn van het beschikbare menselijk kapitaal op de regionale arbeidsmarkt. Ten derde beargumenteren we dat het voorgestelde instrument slechts een indirect ef- fect heeft op de mismatch variabele: de perceptie van werkgevers kan namelijk enkel beïnvloed wor- den door individuen op de regionale arbeidsmarkt wanneer zij bij de desbetreffende werkgever in dienst treden.

De resultaten van de IV-methode tonen aan dat als er gemiddeld 1 maand extra scholing beschik- baar komt op de regionale arbeidsmarkt, de ge- middelde scholing binnen bedrijven stijgt met 0,3 maanden. Bovendien schatten we een negatief effect van de toename in scholing binnen het be- drijf, dankzij de gunstige opleidingstrends op de Tabel 2.

Gemiddelde jaren scholing in bekostigd onderwijs van bedrijfspersoneel, naar sector en periode

Sector N Gem. Std.Afw. 1991 2011 Trend (%)

Industrie en landbouw 2 466 12,3 1,3 11,9 12,6 0,0605

Bouwnijverheid 1 024 12,1 1,3 11,8 12,6 0,0674

Handel, horeca, reparatie 1 578 12,6 1,3 12,0 13,1 0,0919

Transport 672 12,3 1,5 12,0 12,7 0,0587

Zakelijke dienstverlening 1 439 14,1 1,9 13,1 15,0 0,1430

Zorg en welzijn 1 861 13,8 1,6 13,3 14,3 0,0710

Overige dienstverlening 840 13,6 1,8 13,8 13,5 -0,0196

Overheid 829 14,0 1,4 13,1 14,5 0,1040

Onderwijs 1 108 16,5 1,1 16,3 16,5 0,0067

Bron: Eigen verwerking van Arbeidsvraagpanel

(6)

regionale arbeidsmarkt, op mismatch. Eén maand extra scholing binnen een bedrijf leidt tot een afname van mismatch met drie procentpunten.

Deze bevindingen zijn robuust voor de opname van controlevariabelen, namelijk: de gemiddelde leeftijd van werknemers, het type contract van werknemers, de grootte van het bedrijf in aantal werknemers, de functie van de respondent, de mate waarin het bedrijf gevoelig is voor schom- melingen in de conjunctuur en of het bedrijf een cao volgt. De modellen corrigeren ook voor de mogelijkheid dat een bedrijf zich vestigt in een re- gio als gevolg van het beschikbare menselijk kapi- taal in die regio. Dat doen we op twee manieren.

Ten eerste nemen we een controlevariabele op die aangeeft of een bedrijf zich in een ander COROP- gebied heeft gevestigd in de periode 1991-2011.

Ten tweede controleren we voor het jaar waarin het bedrijf is opgericht. Tot slot zijn de resulta- ten ook robuust voor regio- en sectorspecifieke (vaste) effecten.

Conclusie

Dit artikel biedt antwoord op twee vragen. Ten eerste zijn we nagegaan hoe alomtegenwoordig mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt is.

We geven hierover een algemeen beeld voor de Nederlandse arbeidsmarkt. We stellen vast dat vol- gens werkgevers het personeel twintig jaar gele- den minder toegerust was voor de baanvereisten dan vandaag. Bovendien stellen we vast dat mis- match een hardnekkiger probleem is in de publie- ke sectoren (zorg en welzijn, onderwijs en over- heid) dan in de private sectoren. Ten tweede zijn we nagegaan wat er aan de basis ligt van de ver- beterde aansluiting tussen onderwijs en arbeids- markt. We hebben een verklaring gezocht in de toename van hooggekwalificeerde jongeren op de regionale arbeidsmarkt. Nadere analyse toont aan dat de daling in gerapporteerde mismatch (door werkgevers) in hoge mate verband houdt met de vraag naar hooggeschoolde arbeid die vanuit het onderwijs (bottom-up) wordt ingevuld. Beschik- bare kwalificaties op de regionale arbeidsmarkt verhogen het menselijk kapitaal binnen bedrijven en verlagen mismatch. In het bijzonder toont het onderzoek aan dat een toename van scholing (in bekostigd onderwijs) onder afgestudeerden met

soneel doet stijgen met 0,3 maanden. Indien dit opleidingsniveau verder stijgt tot één maand, in het bijzonder door de toename van hoger gekwa- lificeerde jongeren op de regionale arbeidsmarkt, dan leidt dit tot een afname van mismatch met drie procentpunten.

Vervolgonderzoek moet uitwijzen in welke mate on-the-job training, dus training aangeboden door werkgevers die al dan niet gesubsidieerd is door de overheid, over de afgelopen twintig jaar het (ou- dere) personeelsbestand heeft bijgeschoold. Nader onderzoek kan dan uitwijzen of on-the-job training ook in staat is om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. Ook kan nader on- derzoek inzetten op de evoluties op de regionale, landelijke en internationale arbeidsmarkt die me- debepalend waren voor de uitdagingen voor wer- vingsstrategieën van de bedrijven.

Sofie Cabus Melline Somers Universiteit Maastricht

Noten

1. Voornamelijk Griekenland (24,9%), Spanje (22,1%), Kro- atië (16,3%) en Cyprus (15,0%) hebben te kampen met zeer hoge werkloosheidspercentages.

2. In het bijzonder werden in het Verenigd Koninkrijk 2,5%, Duitsland 2,4%, en België 2,4% vacatures ten aanzien van het totaal aantal banen niet ingevuld.

3. De vacaturegraad wordt berekend door het aantal open- staande vacatures te delen door de som van het totaal aantal openstaande vacatures en het aantal bezette ar- beidsplaatsen. Hiermee is de vacaturegraad die door Euro- stat wordt gepresenteerd vergelijkbaar met deze gepresen- teerd voor Nederland.

4. Vergelijkbaar met bachelor/hogeschool onderwijs in Bel- gië.

5. Vergelijkbaar met master/universitair onderwijs in België.

6. In Nederland behalen jongeren hun starterskwalificatie, of ook het diploma secundair onderwijs, wanneer ze be- schikken over een diploma MBO-2 (middelbaar beroeps- onderwijs niveau 2), HAVO (hoger algemeen voortgezet onderwijs) of VWO (voorbereidend wetenschappelijk on- derwijs).

(7)

Bibliografie

Becker, G. (1964). Human Capital. Chicago, IL: The Uni- versity of Chicago Press.

Béduwé, C., & Giret, J. (2011). Mismatch of vocational graduates: What penalty on French labour market?

Journal of Vocational Behavior, 78(1), 68-79.

Berman, E., Bound, J., & Machin, S. (1998). Implications of skill-biased technological change: international evi- dence. Quarterly Journal of Economics, 113(4), 1245- 1279.

Bound, J., & Johnson, G. (1992). Changes in the Structure of Wages in the 1980s: An Evaluation of Alternative Perspectives. American Economic Review, 82(3), 371- 392.

Cabus, S.J. (2015). Do Nurses React to Inter-Industry Wage Differentials? Evidence from Nursing Graduates in the Netherlands. In K. De Witte (Ed.), Contemporary Edu- cation Issues from an Economic Perspective (pp. 99- 122). Leuven: Leuven University Press.

Cabus, S. J., & De Witte, K. (2012). Naming and sham- ing in a `fair’ way. On Disentangling the Influence of Policy in Observed Outcomes. Journal of Policy Mod- eling, 34(5), 767-787.

Cabus, S.J., van Klaveren, C., & Cornelisz, I. (2017). Is Job Turnover the Answer to Recession? Evidence from the Netherlands (TIER working paper 17/02).

Card, D., & DiNardo, J. E. (2002). Skill biased technologi- cal change and rising wage inequality: some problems and puzzles (NBER Working Paper No. 8769). Cam- bridge: National Bureau of Economic Research.

Cosser, M. (2010). The skills cline: higher education and the supply-demand complex in South Africa. Higher Education, 59(1), 43-53.

European Commission. (2012). European Vacancy and Recruitment Report 2012. Luxembourg: European Commission.

European Commission. (2013). EU Employment and Social Situation Quarterly Review (ESSQR) – Special Edition Annual Review. Luxembourg: European Commission.

European Commission. (2014). European Vacancy and Recruitment Report 2014. Luxembourg: European Commission.

Eurostat. (2017). Cijfers geraadpleegd via ec.europa.eu/

eurostat.

Melchiorre, M. (2012). Jobless youth – southern Europe’s ticking time bomb. EUObserver. Geraadpleegd via:

https://euobserver.com/opinion/117746.

Groot, W., & Maassen van den Brink, H. M. (2000). Over- education in the labor market: a meta-analysis. Eco- nomics of education review, 19(2), 149-158.

Hartog, J. (2000). Over-education and earnings: where are we, where should we go? Economics of Education Re- view, 19(2), 131-147.

Holland, J. J., Gottfredson, D. C., & Power, P. G. (1980).

Some diagnostic scales for research in decision mak- ing and personality: Identity, information, and barriers.

Journal of Personality and Social Psychology, 39(6), 1191-1200.

Jacobs, B., & Webbink, H. D. (2006). Het rendement op onderwijs blijft stijgen. Economisch Statistische Berich- ten, 91(4492), 405-407.

Leuven, E., & Oosterbeek, H. (2000). Rendement van onderwijs stijgt. Economisch Statistische Berichten, 85(4262), 523-524.

Levin, H., Belfield, C., Muennig, P., & Rouse, C. (2007).

The costs and benefits of an excellent education for all of America’s children (Vol. 9). New York: Teachers College, Columbia University.

Marzo-Navarro, M., Pedraja-Iglesias, M., & Rivera-Torres, P. (2009). Curricular profile of university graduates ver- sus business demands: Is there a fit or mismatch in Spain? Education + Training, 51(1), 56-69.

Mavromaras, K., Sloane, P., & Wei, Z. (2012). The role of education pathways in the relationship between job mismatch, wages and job satisfaction: a panel estima- tion approach. Education Economics, 20(3), 303-321.

McGuinness, S., & Sloane, P. J. (2011). Labour market mis- match among UK graduates: An analysis using REFLEX data. Economics of Education Review, 30(1), 130-145.

Psacharopoulos, G. (2007). The Costs of School Failure A Feasibility Study. European Expert Network on Eco- nomics of Education.

Quintano, C., Castellano, R., & D’Agostino, A. (2008).

Graduates in economics and educational mismatch:

the case study of the University of Naples ‘Parthen- ope’. Journal of Education and Work, 21(3), 249-271.

Quintini, G. (2011). Right for the Job: Over-qualified or Under-skilled? (OECD Social, Employment and Migra- tion Working Papers No. 120). Parijs: OECD.

Rauch, J. E. (1993). Productivity gains from geographic concentration of human capital: evidence from the cit- ies. Journal of Urban Economics, 34(3), 380-400.

Van Ham, M., Hooimeijer, P., & Mulder, C. H. (2001).

Urban form and job access: disparate realities in the Randstad. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geo- grafie, 92(2), 231-246.

Van Ommeren, J. N., Rietveld, P., & Nijkamp, P. (1998).

Spatial moving behavior of two-earner households.

Journal of Regional Science, 38(1), 23-41.

Zhu, R. (2014). The impact of major–job mismatch on col- lege graduates’ early career earnings: evidence from China. Education Economics, 22(5), 511-528.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ramakers: “Als je het persoonlijke aspect daarbij betrekt, denk ik dat je bij internal audit eerder mensen aantreft die wat minder gedreven zijn, omdat ze bijvoorbeeld werk en

Hoewel we in hoofdstuk 5 nog nader op de organisatie van dat proces van een leven lang leren en ontwikkelen zullen ingaan, willen we hier signaleren dat ook op dit punt een

Evolutie na de financieel-economische crisis en stand van zaken aan de start van een nieuwe economische

In het Trendrapport Vlaamse arbeidsmarkt 2010 werd reeds aangegeven dat de werkloosheidsgraad bij schoolverlaters meer dan dubbel zo hoog was dan bij jongeren die al langer

In het algem een blijkt dat jongeren, hoewel ze zich er wel degelijk van bewust zijn dat ze als groep sterk worden getroffen door de econom ische crisis, wel optim istisch

De laatste jaren werd de aandacht voor de positie van jongeren op de arbeidsmarkt overschaduwd door de massale aandacht voor de eindeloopbaanproblematiek.. In het

We hebben bij onze analyses van de werkloosheid en de aard en omvang van het dienstverband ge- bruik gemaakt van een gecensureerd bivariaat pro- bitmodel, mede vanwege

De bias in de huidige wereld, bijvoorbeeld dat mannen meer dan vrouwen geschikt zouden zijn voor besluitvormende posities, kan zo door een algoritme worden overgenomen.. Als er