• No results found

NOTO SOEROTO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "NOTO SOEROTO "

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

.

" . ~ ... .. ' ; .... .... :.:

..

, ... . .., ... . . ... -

NOTO SOEROTO

GEKENSCHETST AAN ZIJN "FLUISTERINGEN VAN DEN A VONDWIND"

1.

lecler dichter van beteekenis stelt een pro- bleelll. Het vraagstuk. waarvoor Noto Soeroto

OilS plaatst, is dit: hoe ontvangt de ziel van eell Oosterhng de \Vestersche, beschouwende, cultuur? \Vant het is uite'nterna gezegd, dat hel Oosten van het Westen machts-techniek teert, en h.etWesten van het Oosten wijsheid, Illaar de leemte in die voorstelling was, dat het Westen, behalve machts-techniek en 'llachtsbezit ook een eigen cultuur heeft, en dat het mogelijk zou zijn, dat er eens een Oosterling zou komen, die aanraking begeeren zou, niet met het \Vestersch mach ts-apparaat, maar met de Westersche geestes-beschaving, woals er ook \vel \Vesterlingen geweest zijn, die niet naar Indie togen om daar petroleuin- bronnen te ontdekken of tin-mijnen, maar om door te dringen tot het cultuurleven van het Oosten.

Een Oosterling, die van het \Vesten iets anders verlangt dan machts-techniek, is een nog zeldzamer vogel dan een Westerling die van het Oosten de ziel verlangt en niet het voordeel, ell deze N oto Soeroto, die \Vest- waarts steven de om een cultuurleven en ziele- Ieven te ontdekken, dat wii maar al te vaak t'huis lieten wanneer wii naar het Oosten togen, heeft misschien in zijn persoonlijkheid den aanvang gegeven van J ie wederkeerige cultuurwaarcleering, waarop de Nederlandsch- Illdiscile verhouding, wil zij s}'llthetisch ZlJll, diellt te "'orden gegrondvest.

••

".

K.I.T.L . V LEI DEN _'_ ' '2~'l

/'20-5-LOI2

Om deze ontwikkeling van Oost naar \Vest in de poezie van Noto Soeroto te begrijpen, 1Il0eten wii eerst onderzoeken wat er Oostersch is in zijn kunst. Noto Soeroto's beeldspraak geeft ons daarbij maar een zeer onvoldoende aanwijzing. Zoo nu en dan komt er een Oos- tersch zinnebeeld voor in deze poezie, zooals dat der tjempaka, de bloem der lief de, die het hoof dmotief vormt van den bundel, ver- gelijkingen met de natuur doen ons begrijpen dat wij ons in een bergland, niet in de Neder- landsche vlakte bevinden, maar wie het Oos- tersch karakter van literatuur aan de uiterlijke beeldspraak zou toetsen, hij zou in de Saldja- geschiedenis van 1\1 ultatuli, of in de werken van Augusta de Wit een veel specifieker uiter- lijke Oosterschheid aantreffen, dan in de poezie van Noto Soeroto. In waarheid doet het Oostersche bij M ultatuli en Augusta de

\Vit (schriivers die wij om andere redenen 'zeer hoog stellen) tegenover de poezie van Noto Soeroto, waarbij men zich ook een E uropeesch landschap, bijv. Zwitserland of Italie zou kunnen denken, - als de Oosterschheid van een prentbriefkaart aan. Het Oostersche is: hel plotseling oplichten der dingen uit een

\vereld die men niet ziet, maar die altiid dreigt.

en de werkeliikheid van een Eenheid achter de dingen, is daarom in de Oosterschc poezie (gelijk ook, naar kenners meedeelen, in het Oostersche landschap) veel heviger en on-

\\edersprekeliiker dan die der EeIlheiu waar- toe wii, \VesteriiIlgen, opkliIllIllen, ollluat !let

!Jlotseling oplichten aileen geschiedt, wanneer

,.;;: 'I

I i

(2)

uat het wezen der ding-en openbaart. Wij,

\Vesterlingen, eonstrueeren het expressionisme, in onze modernste poezie, de Oosterlingen zijn expressionisten van nature. Dat is te verklaren uit de hen omring-ende N atuur en uit de in ,hen levende wijsbegeerte. Het impressionisme, dat tot onzen aard behoort, is tastend ontdek- ken en besehriiven der ons omringende, flauwer getinte wereld. In het Oosten is de omringende Natuur het almaehtige feit. De N atuur overheerseht zoozeer leven en geest van den eenling, dat de geest het niet moet wagen, haar te analyseeren. Die geest heeft in haar aIleen maar de g-ebiedende beeldsoraak te aanvaarden van een maehtie- AI-leven, waar- aan men zieh onderwerpt. De wisselwerkillg tussthen natuur en g-eest ontbreekt, en mis- sehien is uit deze g-eog-raphiseh en klimato- logiseh gegeven omstandie-heden de Ooster- sehe wijsbegeerte te verklare[1. Die natuur, die idles is, wordt niets. Zij slaat van de eene volstrektheid in de andere over. Ze is niet versehijning, _ maar sehijn. De aansehomving der dingen in ruimte en tijd, die het Al in tene veelheid van versehillende enke!dingen versplintert, 'vormt de seheidsmuur, die (Ins van het begrijoen van den innerlijken wezens- samenhang tussehen het Zelf en de dingen a fhoudt. \Vie afstand g-edaan heeft van die aansehouwing, heeft daarmede de identiteit van ziel en zijn, van Atman en Brahma on- middellijk begrepen. Wie het Zelf gezien, g-e- hoord, begrepen en herkend heeft, hij heeft kellnis van de geheele wereld. AIle strijd is hier in eenheid opgeheven, want de kennende zie! die op den bodem ligt van aIle tegenstel- lingen onzer empirisehe zinnenwereld, is zelf aan die tegenstellingen ontstegen. Zij is groo- tcr dan hemel, ruimte en aarde, omdat zij alles in zieh bevat, en tegeliik kleiner dan een rijst- korrel, daar zij als streng- ondeelbare eenheid if'drrr I1lcnig\'uldigheid uitsluit. 1)

II.

Hc\ Oosterseh natuurgf'voe! kOlI1t in de poi;zie van Noto Soer()to tot uiting, doordat de lIilI'Tlij/..'c f'ellheid aan dezen bundcl proza- I1Yl111](,11 ontbreekt. AI deze verzen zijn op-

\-laI1111Iingen, waarvan wij de eenheid niet

c. f. Ernst Cassirer. Das Erkell'llnis- problem II, bIz. ti49 sq.

logiseh kunnen aantoonen, maar waarvan wij de eenheid niettemin, intultief, zeer duidelijk kunnen beseffen. - Zijn bedoeling is niet ziehzelf in zijn verzen te omsehrijven, maar zijn geestelijk bestaan, zooals dat achter het vers en afgezonderd daarvan leeft, te doen aanvaarden. "De hoogste roem van een dich- ter", zoo zegt hij in vers 54, "is, dat hii geen verzen van noode heeft, maar een poeem maakt van z.ijn eigen leven." - Het gevolg van deze gesteldheid is, dat N. S. de natuur doet kennen, niet als een arsenaal waaruit hij de symbolen put, die de besehrijving van eigen ziele-Ieven kunnen verduidelijken, zooals dat met Westersche diehters het geval is, maar dat de N atuur telkens tot hem spreekt, en dan ziin gedachtenleven wakker wordt door het natuurbeeld of de natuurgebeurtenis. Hij legt ons de gedachten uit, die de Natuur wekt in zijn ziel, en komt daarmede geheel in tegen- stelling tot de poezie van het \Vesten, waarbij gedachten of gevoelens in de ziel opkomen, die in natuurspraak worden verzinnebeeld. Vandaar komt het, dat deze poezie terstond Oostersch aandoet, al is zij betrekkelijk arm aan Oostersehe natuur-requisieten. \Vij wan- delen, deze verzen lezend, voortdurend in een geheimzinnigen tuin, waar een of ander natuurwonder gaat gebeuren. - Hieruit laten zich twee dingen verklaren: dat, bij Noto Soeroto, de Natuur altijd aetief is, een aetiYi- teit van de natuur die wii onder onze mod erne dichters aIleen bij Aart van der Leeuw terug- vinden, en, in de tweede plaats, dat de ziele- waarheden die ons in deze verzen worden g-eopenbaard, aanstonds "algemeen" zijn.") Dat kan onmicldellijk blijken, wann('er wij, bii- voorbeeld lezen het ] :38e vers:

"Hoe hoog gij ook uw golven op wilt zweepen, 0 ·Zee, mmmer zult g-e de maan bereiken.

\Vees stil en verban den storm van UWf begeerten, en de Geliefde zal in uw ('igen hart schijnen in verrukkelijken glans."

Deze ol1midclellijke veralgeIlleening van zielc- waarclen vormt het Oostersche in Noto So<"- roto's wijsg-eerige stelling. Er spreekt zieh de cenheid in uit, van zi('1 en zijn. - Maar, gaat 2) r'llet "algemccn" bed(wlrn wii hief, (iat clatgene wat gez('gd kall \\-nrrlc-ll yan I]('t llIenschelijk Ie\-en wordt \'oorgL',-tfld als ('ene in de objeeti\'iteit cler natuUf aal1\\'ezige \yaarde.

i'

i ,

I

f ,

I

I

I

!

i

I ·

e i

I I

(3)

710 DE HOLLANDSCHE REVUE

nu opmerken, hoe Noto Soeroto zich van het Oosten naar het Westen wendt. Van die 005-

tersche gesteldheid uit, streeft hij naar nor- men, zedelijke en aesthetische normen, door welker naleving het leven schoon en goed en vruchtbaar zal zijn. Die levens-"kunst" is Westersch. De Oosterling heeft haar intuitief, de Westerling bemijmert haar. Niet af-sterven, maar verlangen wordt Noto Soeroto's leid- . motief, niet een wijsgeerige levensverzadigd- heid, maar de begeerte het leven te richten, die in Westersche religieuze en ethische bron- nen haar aanvang heeft.

Hoe is dit proces te verklaren? U it Noto Soeroto's lyrisme. Lyriek is verlangen. Lyriek i', daad, zij versterft wanneer zii gaat op den wiisgeerigen weg. Zii bloeit, wanneer zij wijs- heid in concreetleven herschept. Ziethier dus een soort vertegenwoordiger van een "ont- wakend Oosten", die wij nog niet kenden, een zoeker, niet naar de stoffelijke, maar naar de geestelijke dynamiek van het Westen, die in de tegenstelling tusschen droomend Bud- dhisme en strijdbaar Christe11dom haar wel- sprekendste uiting- vindt. ~

"Minnaar!". zoo roept Noto Soeroto uit, in zijn

14ge

vers, "minnaar! verlies u niet langer in de bedriegelijke weg-en van den droom. in de schemerig-e schauduwen, ver van dit leven.

De verwarrende plooien van het droomkleed verbergen de ware schoonheid van Uwe Liefste. -

Ontwaak, ontwaak! Want waarlijk de Gelief de is voor uw hart als het licht voor uwe oogen."

Het zou niet moeilijk zijn aan dit proza- gedicht een Buddhistische verklaring- te g-even.

Het droomkleed zou dan verzinnebeelden den schiin, die de zichtbare werdd is, de ware schoonheid het kennen der ziel. En wanneer hii uitroept, "dat de oogenblikken gezegend ziin, waarin men zich in de eenzaamheid niet eenzaam gevoelt, want in die vluchtige mo- nlt'nten ontbloeien gel uk en goedheid als de

"broze bloemen", die des morgens ontluiken en des avonds sterven", dan komt daarin de betrekkelijkheid van aile leven van indrukken t'l: aandoening tegen den achtergrond van een roerloos weten rluidelijk tot uiting. - Toch

\vagen WIJ de vooronderstelling, dat zulke uitingen eerder reminiscentien zijn aan 005-

tersche wijsheid, en dat hij, ondanks zijn oor- spronkelijke neiging, zelfs de realiteit der hoogste aandoeningen te ontkennen, toch reeds . bij het aanroepen van de waarheid die als het licht voor de oogen is, aan die Waarheid gedacht heeft, welke de hoogste aandoeningen niet als schijn ontkent, maar als verschijnillg, als dragers der Waarheid aanvaardt.

III .

Wij willen onze hypothese omtrent Noto Soeroto grondvesten op eene nadere uiteen- zetting van de grondgedachte van dezen bun- del "Fluisteringen van den Avondwind", zooals wij dien hebben beg-repen.

Het uitgangspunt· dezer verzen is de lief de.

Noto Soeroto behoort niet tot de dichters, die in de liefde aanleiding- vinden tot erotische poezie, maar tot die dichters voor wie de Vrouw, die in hun leven komt, aanleiding was tot het bezingen van de Liefde als cen- trale levenskni.cht, van die algemeene Liefde, welke ons menschen en dingen doet zien in een hooger licht, en die ens doet hunkeren naar eeuwige levenswaarden. De aangebeden V rouw wordt hier, evenals bij Dante, die in de oogen van Beatrice' de heerlijkheid Gods aanschouwde,. evenals bij Perk, die zijn Ma- thilde aan het einde van den cyclus "in een kolk van lich ziet pralen", een zinnebeeldige persoonlijkheid, de draagster van een Ideaal, dat aUe individueele liefde te boven g-aat. Hij bezingt dus niet in de eerste plaats zijn liefde, maar de liefde in haar algemeenheid. Hij geeft er zich rekenschap van, welke beteekenis zij heeft voor het menschelijk hart. Zoo wordt de liefde het verlangen naar het Eeuwige, het terugzoeken van den mensch naar den gees- telijken grond. waaruit hij is voortgekomen.

Deze onze opvatting is tekst-kritisch te be- wijzen. Herhaaldelijk identi f iceert de dichter zijn Liefste met het "Licht van \Vaarheid"

en verwante begrippen.

God en mensch nu, ontmoeten elkander bij Noto Soeroto in de liefde. In God is de liefde gesteld, zij openbaart zich overal, in den mensch verschijnt zij als geloovig verlan- gen. Deze elkaar ontmoetende stroomingen aanschouwen wij zeer duidelijk in het zevende vers: "Gelijk een en dezelfcle stroom op den berghelling zingende watervallen vormt, Il1 het dal de bloementuinen verkwikt, op de

,~ j

h

:.1

(4)

..

VADERLANDSCHE KUNST 711

vlakte de velden bevloeit en ten slotte in de zee zijn doe! bereikt - zoo zing-t Liefde in· den lach van het kind, doet zij ontbloeien de bloemen van den minnaar, zeg-ent zij den ar- beid oer mensch en op de wereld, om eindelijk

er een tegenstelling be staat tusschen het ziin en het bewustzijn, omdat het individu zich g-evoe!t als iets zelfstandil2;s, maar toch weet, dat het g-ebonden is aanden oergrond van al het bestaande, toch gevoelt dat de teg-enstel-

R. M. NOTa SOEROTO

iT, zwijgende aanbidding te zitten aan de voeten van God."

Maar niet aileen vormt de liefde de reli- gieuze verbinding-sschakel, zij kan dat ook aileen doen omdat zii is vooronclersteld, en Iliet verworven. "Liefde verrast ons nimmer", zoo zegt Noto Soeroto, "omdat ons leven een verwachting is op hare kornst". -

De d ichter vindt op deze wijze 10 de lief de de oplossing voor de grondvraag van elke wijsg-eerige ell godsdienstige bespiegeling: dat

ling tusschen het subject en het object, tus- schen ik en wereld moet worden opg-eheven, dat zijn en bewustzijn elkander onmiddellijk moeten raken, en hun oorsprong moeten be- zitten in een gemeenschappelijken wezens- grand. Die wezensgrond is bii Nota Soeroto de liefde, in God verschijnend als eene open- baring-, in den mensch als een verlangen. Het dunkt ons, dat deze uiteenzetting de \Vester- sehe strekking, die er in Noto Soeroto's poezie valt waar te nelllen, \vel eenigermate in het

(5)

712 DE HOLLANDSCHE REVUE

licht stelt. Zegt Noto Soeroto niet in zijn zeventiende vers: Dit is weI het grootste wonder, dat een hart is als de zee: "nimmer

k verzadigen, maar ook nimmer uit te put- ten". Nimmer \lit ie putten, zou de Buddhist zeggen. :\faar wei te verzadigen. -

Nadat de dichter op deze wijze de liefde als centraal levens-gevoel heeft gevonden, gaat hij het karakter dier liefde nader be- palen. Allereerst doet hij ons gevoelen, hoe algemeen hare \\'erking is. Hij roept de Aan- gebedene aan, en zegt dan: "Daar is geen

ee n

lief de-gedachte, die l1iet haar doel bereikt.

Liefste, ik ontving uwe gedachten des och- tends in de gouden rimpeling van het water, des avonds in het vallen van een geurig bloem- blad, des nachts in den glans van een ver- schietende ster."

l'IIaar, zoo doet de dichter uitkomen, de

\\'erking der liefde is niet alleen algemeen, zii i; oak essenlieel. Al wat l1iet haar wezen heeft, a1 wat luid en hard is, versfhrompelt, wanneer het geplaatst wordt in haar beschijning.

.. De klank van een vriendelijk woord zal wiider en .langer nagalmen dan het gebulder

\'an kanonnen of dan de stem des donders."-

De eigenaardige wending, welke Nota Soe- rota's poezie neemt na de verovering van de lief de cds centraal, dynamisch levensbegrip, deed ons besluiten ziin geesteliike figuur z66 tc: construeeren als wii dat in dit opstel pogen.

Als Oosterling zou hii met de overtuiging der liefde als algemeenheid en essentialiteit ge-

noegen kunnen nemen. - Maar hij ontkomt niet aan de twee folterende problem en van de

\Vestersche menschheid, het 'probleem der zedelijkheid en het probleem der smart.

Uit de liefde leidt hij de waardigheid af van de menschelijke natuur. "Minnaar", zoo roept hij nit, "minnaar, schaam u niet om uwe

door arbeid vereelte handen!

\Vaar ziin de kenteekenen van uw adeldom, indien de hooge ionkvrouw komt, geboren uit den adel van Schoonheid?"

Zoo leidt de liefde door de waardigheid tot (it- Schoonheid. Maar \\'ie eenmaal de Sclloonhcid gekend heeft als de harmonie.

\\'~artoc de liefde leidt, hii vindt de oplossing

\'an cen ander raadsel, het raadsel van de Slllart.

"Liefste", zoo roept hii uit, "wees niet bevreesd, dat een dag van bloemen, voge1en- zang en zonneschiin te schoon zal wezen.

Maar vergeet niet, dat de Schoonheid heerscht als een machtige Koningin.

Zii troont ook dan, wanneer in een somberen regennacht een smartkreet van d uisternis ten hemel stijgt en de aarde in tranen versmelt."

De smart is de harmonische tegenstelling van het geluk. De werking der Liefde is, dat zii de smart opneemt in de sf eer der Schoonheid.

Wanneer de smart ons overweldigt met haar schaduwen, dan kunnen wij uit de smart het geluk vinden. zooals \Vij uit het geluk nood- zakelijk moesten komen tot de kennis van het verdriet. Zeer duidelijk geeft hii aan die ge- dachte uiting in het negen en twintigste vers:

"Onze droom zal sterven bii het heengaan van den nacht. _ . Laat ons den nacht met ons hart omstrikken en den droom doen voorl- leven als heugenis in al onze wakende uren."

Het zou de moeite eener afzonder1ijke studie loonen, om de beteekenis uiteen te zet- len van herinneririg en voorgevoel als de sleutels tot Nota Soeroto's gedachtenleven.

De vraag kan riizen, of hii in een citaat als

\Vii zooeven gaven, niet beheerscht is gewcest door de Platonische anamnesis-gedachte. lOO-

als hij den invloed van Platoons ideeenleer verraar:lt, wanneer 11;: in ziin negen ell veertig- ste vers uitroept: .,Vrouwen zijn de schetsen voor het schoone werk van den Meester, dat ,. Vrouw" heet.

Hoe het zii. v66r-herinnering en v66r-gevoel ziin de twee factoren, die Nota Soeroto's wiis- geerige gestemdheid het vermogen geven tot actieve probleem-oplossing. .. Vreugde", . zoo zegt hij, .. leeft voort als heugenis in smart, geliik de daO' in de duisternis van den nacht."

Een andere uiting: .,Liefste, uit angst u te verliezen tracht ik uw voeten te ketenen met deze gulden keten van mijn woorden" . Dat doet ons denken aan Van Deyssel in "Tot cen Le\'ersher", waar hii het aannemcn \'an de houding of der aandacht, als mogeliik- heid tot haar \'erwezellliiking aangeeft.

IV.

-:'Ilaar het opmerkeliike bii Noto Soeroto i:i nie1, c1at hij zi,in ie\'C'llsieer gecllszins llil e:-;-

perilllf'nleele waarclcn, nlaar llit cell trZlnSC(,ll- dentaal bewllstzijn puurt. Daarmede is hii

..~

i

.: I

~.:

J ,

,

,: .

• 1

~·· l

(6)

3:"":" : .... . ' .. ' " ' . ' ". . . '."';, '. ,", ,~~,,;: . l

c~'tf(.',,-, ' ,

".

r

.. ,

VADERLANDSCHE KUNST 713

aileen maar verbonrlen aan de algemeene ont- wikkeling der poezie in onzen tiid. Neen, het opmerkeliike is. dat hii. Oosterling, niet zingt over de bestemming, maar over het verlangen der ziel. Van d it gezichtspunt uit, heeft het beteekenis, deze "Fluisteringen vau den Avondwind" teo vergeliiken met de "Margi- nalia" van Dirk Coster.

"Het geweten in den mensch is het inge- boren voorgevoel van alle schoonheid en alle rechtvaardigheid". zegt Coster. Maar Noto Soel:oto zegt: "Vertrouw op lief de die een- maal komen zal. De nacht, die met gebogen hoofd als een bloem g-eduldig wacht, ziet haar h,utewensch vervuld in den .gulden vrucht van dcn morgen." De Oosterling verb;ndt hier een taak, een groei aan ziin adagium, de \Vester- ling gaat, in tegenstelling tot hetgeen wii ver- wachttcll, niet verder dan het vastste11cn ziiner wiisheid. "Slechts een oneindig klein deel van

'5 menschen universum komt gedurende het leven tot ontwikkeling". zegt Coster. ?lfaar N oto Soeroto roept uit: "Alle wegen van Liefde te willen kennen, t> minnaar, is even (lv,:aas als het verlangen om alle boeken op de werel d te lezen en alle kennis te vergaderen,"

- Ahveer'bij den \\Testerling (Coster) het vast- 51e11en van een nsvchische waarheid, bij den Oosterling- (Noto Soeroto") de begeerte daar f'en bepaalde levens-houding aan toe te voc- gen. \\Tant. zoo zegt hii, "maak uw leven duchtig en rand als een dauwdruppel, en een zonnestraaJ uit vele millioenen zal voldoende ziin om het zelf te veranderen in een kleine, schitterende zon." Ondanks de beperktheid der menscheliike ervaring, wordt, b:: N oto Soeroto het verlangend, aanbiddend wezen zelf universeel, terwiil Coster den sprong nalaat, en bliift vertoeven op .den uitkiikpost

naar een niet gekende, schemerende wereld.

Coster is hier Columbus in Spanje, Noto Soe- roto Columbus in Amerika.

Herinnering en voorgevoel, zii nemen in de levens-filosofie van beide dichters een domi- neerende plaats in, maar Noto Soeroto trans- poneert ze tot actieve levens-waarden.

Het wonder van dezen Oosterschen dichter i" dat hii, anders dan men van den Oosterlir:g zou verwachten, de ziel niet leidt tot haar bestemming, maar tot haar taak.

Ei1 zoo heeft deze leerling van Tagore dan bewezen de ongeriimdheid van Tagore's stel- ling, dat het Oosten en het Westen twee geesteliike machten ziin, die elkaar nimmer ' zullen ontmoeten, zooals hii. ook in ziin poli- tiek streven het samengaan van Oost en \V cst tracht te verwezenliiken, en aldus veel nader komt tot de modeme eenheids-idee, dan de separatisten, die de klo,'e willen uit diepen, welke Noto Soeroto door zijn persoonlijkhe;d zel ve overbrugt.

\Vii ontveinzen ons niet dat een commenta:u als wii poogden op te ste11en bii Noto Soeroto's poezie, gevaarliike kanten heeft. - Zelden lazen wii een geschrift dat zulk een rijkdom van aanleidingen biedt tot vele ongeliiksoor- tige uitleggingen, als deze "Fluisteringen van den avondwind". die als een zachte teedf're, bloezems uitblazenrle adem zijn. Zelden lazen wii een geschrift dat zoo zeer Oostersch is, plotselinp". schieliik en onomliin d, als deze dichtbundel. die ons werd tot eene open- baring. - Maar ons bleef. na vele herlezin- gen de bundel van Noto Soeroto het getui- genis van een uit het Oosten aangekomen geesteliik verlang-en, dat· nu eindelijk bij ons iets anders gevonden heeft dan de materie. -

P. H. RITTER

JR.

T WEE GRONINGSCHE SCHILDERS

JAN ALTINK Voor kort("n tiid had ik een zeer-vriend- schappelijke discussie met een schilder, waar- ,-an het resultaat \\"as, dat we allebei lllet dezelfde gedachtf'n eindigcicn. Zooals hl t zoo \"aak gaat met discussie's, niemanci wil zidl latcll o\"ertuigen. De schilder be\veer.lc n.1. dat de schilders nJocsten schilderen, llll1-

dat ze het graag deden, en ik hield vol, dat de schilders met hun schilderijen een mooie taak hadden te verndlen, dat ze de menschcll de oogen moestell openf'll yoor het mooie, het schoolle rond hell. ~[ijn nif'nd. de schilof'r.

liet daarop zien, dat hij tot in zf'ker npz.icht een geweldige idealist was, zei. dat zoo if'ts niet noodig was, dat de menschen dat zf'lf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Laat de mens zijn gedrag in overeenstemming brengen, zich gedragen zoals voorgeschreven door de Veda’s geleerd door Smritis en andere boeken van de Rishi’s- zieners van de

Terwijl zij naar nieuwe vormen van spiritualiteit zoeken of een psychologische stroming voor zelfverbetering volgen, ontgaat hen wat ook Pilatus ontging, en wat er

Ik weet wel, waarom kindeke zoo gaarne in moeders armen ligt en met zijn handjes naar haar grijpt.. Toen kindeke in zijn slaap glimlachte, waar zwierf zijn geest in

Een genre, op zo6 treffende en z60 voor- treffelijke wijze door hem beoefend, dat hij, met zijn eersten vleugelslag reeds, de aanmerkelijke hoogte bereikte van naar

Gezien het feit de klanten de leidende factor zijn binnen de afdeling horeca is ervoor gekozen de wensen en behoeften van de Hema koffiebuffet klant in kaart te brengen met

Er was oorspronkelijk niets in onze godsdienst wat het Evangelie onder de benaming van genade, goedertierenheid en liefde Gods verstaat, waaruit onze gunstige betrekking voortkomt

Raakt de verandering veel medewerkers en zijn er vervelende consequenties. aan verbonden zoals ontslag,

698 respondenten werkzaam bij Nederlandse gemeenten en 82 respondenten werkzaam bij regionale uitvoeringsorganisaties die gemeentelijke taken uitvoeren, zijn aan de hand van