• No results found

NOTO SOEROTO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "NOTO SOEROTO "

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

NOTO SOEROTO

DOOR

G. JONCKBLOET.

Fluist~ring~n van d~n Avondwind.

Amsterdam, S. L. van Looy.

Het is mij eene vreugde, in het openbaar te mogen be- tuigen dat de dichter van Mela#knoppen den wenk ter harte heeft genom en, dien ik zoo vrij was hem te geven bij gelegenheid der verschijning van De Geur van Moeders Haarwrong, en teruggekeerd is naar zijn eigen genre: ge- dichten-in-proza. Een genre, op zo6 treffende en z60 voor- treffelijke wijze door hem beoefend, dat hij, met zijn eersten vleugelslag reeds, de aanmerkelijke hoogte bereikte van naar waarheid te verdienen een eenling genoemd te worden onder de beoefenaren der Nederlandsche po~zie. WeI heeft een en andere dilettant, verlokt door het schijnbaar gemakkelijke der structuur van den Javaanschen edelman, zich gewaagd aan het in 't licht geven van zoogenaamde proza-dichterlijke ontboezemingen zijns harten, doch het bleken nagenoeg alte- gader matte volgelingen te wezen van Noto Soeroto's pro- ducten. De geest, die hunne voortbrengselen bezielde, was een geest van kunstmatige opgewondenheid. Wat bij den zanger van Metatiknoppen natuur was, was bij hen kunst;

kunst in de meest ongunstige beteekenis van het woord:

gemaaktheid, gedwongenheid, onnatuurlijkheid, gezochtheid, schijngevo .heLop.~.ns..Je zeggen: .literature"

I

K.I.T.L.V LE10EN

\... \ '2 \ '2 ~ I '2 ') -'5 -10 \1

l

\

!

\ ~

. NOTO SOEROTO. 29

in den brandmerkenden zin, die door Verlaine aan den term gegeven ~erd.

Een bediller moge met een booze frons de opmerking maken, dat Noto Soeroto niet de eerste was, die ons op gedichten-in-proza van het genre der zijne vergastte, doch, middels Frederik van :geden, een voorganger had in Rabin- dranath Tagore. De dichter heeft zulks, op de allereerste bladzij van zijn eersten bundel, reeds rondborstig bekend; en de meesterstukken, die hij-zelf voortbracht, wellicht

al

te

bedeesd "nederige bloempjes genoemd, die den Bengaalschen zanger in 't voorbijgaan ontslipten en welke hij opraapte om ze, ter eere zijner zuster, tot een schuchter tuiltje te binden". Doch men vergete niet, dat hij zoowel als zijn voor- ganger Oosterlingen zijn. Oosterlingen. wier dichtvormen van nature overeenkomst hebben met malkander. Met even weinig recht als men een Hollander het verwijt van on- oorspronkelijkheid mag toevoegen, wanneer hij. ter uiting zijner gedachten, een dichtvorm kiest, den Sonnetter.-vorm bijvoorbeeld, die bij land- en stamgenooten in gebruik is, met even weinig recht mag men het in onzen Javaan be- dillen, dat hij de uitstorting zijns harten verbond aan den Oosterschen vorm van den vermaarden Bengalees. Die vorm is ook hem natuurlijk; en indien zijne gedichtell, wat hun innige wezen betteft, maar oorspronkelijk zijn en waarachtige tolken van een eigen po~tisch Ik, deert het hoege!1aamd niet dat zij uitwendig gelijkenis vertoonen met die van Rabindranath Tagore.

Welnu, dat "eigen poHisch Ik" treedt uit het bundeltje, 't welk ik de eer heb vandaag bij de lezers van Studiln te mogen inleiden, even sterk naar voren als het vroeger deed uit Melatiknoppen; en zonder aatzeling durf ik verklaren.

dat deze derde verzameling gedichten van den vruchtbaren Noto Soeroto diens eerste, door de Hollandsche zoowel als door de Indische pers, bij name om hare hooge oorspronke- lijkheid, met zoo warme loftuiging ontvangene ten volle waardig is. Zonder stoornis te veroorzaken zou niemand een

(2)

30 NOTO SOEROTO.

gedichtje uit The Gardener of The Cresent Moon in Melatz'- knoppen of Fluisteringen van den Avondwind kunnen binnenschuiven; en niet minder dan een sehok z~u de be- driegeHjke inlassching van een in 't Engelsch overgebracht

po~empje uit ~oto's bundeltjes in The Cresent Moon of The Gardener bij een fijnvoeler eb fijnproever veroorzaken.

Toch staat het onomstooteHjk vast - en mijn goede vriend zou de eerste zijn die verzet aanteekende indien ik anders beweerde! -:- dat Fluisteringen van den Avondwind door De Hovenier is ingegeven. In beide boeken klopt een vurig Oostersch hart, door Hefde tot zingen bewogen. Beide dichters geven lucht aan gevoelens, door het denken aan de uitver- korene hunner zie! in hun binnenst gewekt. Maar bij aIle gelijkenis we!k een onderscheid I Leg het portret van Tagore, dat GitanjaH versiert, naast dat van Soeroto, 't welk te prijken staat in Flutsteringen, en het verschil dezer twee zich even spontaan als volkomen uitsprekende zielen zal u frappeeren.

De Bengalees is, met al zijn diepgevoeligheid, een min ot meer stoere peinzer; de Javaan een eenvoudig beminnelijke mijmeraar. Op Tagore's gelaat ligt de hoogernstige plooi van den wijsgeerigen beschouwer, die, naar mededeeling van Yeats, iederen morgen te drie uur onbeweeglijk in bespiegeling ver- zonken zit en "for hours does not awake from his reverie upon the nature of God" ; uit de oogen van Noto Soeroto spreekt vrouwelijke zachtheid en kinderlijke teederheid. Die echt Javaansche zachtheid en teederheid, welke zich vermeit in het slechts even hoorbaar maken van nai"eve, zoele ge- dachten: geluiden, om een fraaie uitdrukking van de ziels- rijke Augusta de Wit te hezigen, die de lezer tegen zich voelt aankabbelen als de hoorbaar geworden beweging van zijn eigen hart. Een we]sprekender titel dan Fluzsteringen ware. dan ook niet te bedenken geweest voor deze ver- rukkelijk schoone verzameling minnespreuken.

Ter verluchting van mijn opzet, en tevens om mijne lezers van nabij kennis te 'doen maken met den inhoud en den'vorm van Noto Soeroto's nieuwe voortbrengsel, een paar voorbeelden:

e

NOTO SOEROTO. 31

---

' 2. Liefste, mijn woorden zuBen maar simpel klinken als vage geluiden, die zwerven in den sterrennacht.

Zij zullen maar schuchter tot U komen als zwakke bloe.men- dl'e de avondkoelte door het open venster naar bmnen geuren,

draagt.

3.

J

e bent in mijn hart gekomen, zoo zacht en onverwacht als een manestraal in mijn duisteren slaap door de spleet mijner oogled~n.

4. Laat het geheim tusschen jou en mij bloeien als een witte tjempaka, die in 't donkere geblaarte verscholen, prijkt in

ongeziene pracht. . ,

Laat het veilig blijven voor schennende oogen 10 het dlepst van onze harten.

Mijn zang aileen zal als tjempaka-geuren fluisteren over het geheim dier smettelooze heerlijkheid.

9. Toen wij naast elkander zaten zwegen wij.

Onze woorden zwierven niet als zoekende vogels bij zons- ondergang.

Stilte was hun donzig avondnest; daarom zwegen wij.

160. Lezer, het geeft niets of gij mijn fluisteringen niet ten volle verstaat.

WeJlicht wekt de zwakke geur der melati bij U de herinne- . ring op aan de aromen van uw eigen lievelingsbloemen ~).

WeJlicht klinkt een nauw hoorbaar gefluisterd woord 10 uw ooren als de klank van een welbekenden naam.

En misschien verneemt gij achter de vaagheid rnijner aar- zelende fluisteringen de beerlijkst-zekere bevestiging van het schoone geheirnenis van uw eigen leven.

1) Ik kao de gedachte niet vao mij afzclteo, dat de dicbte~ bet~r ged~n ZOU

hebben met hier te zeggen: n IVellieM wd:t de geur der Ilampaka blJ U de Iterinnering op" eo wat verder voIgt. De eeoheid van zijn kunstge~roch~ wordt door deze plotselinge wijzing op de melrili in stede van op de t;aTllpa",a wei eeo 'weinig verstoord. Wie daar meer van wi! weten, lcze hetgeen lk 10 ~et 86ste Deel der Studi,Tn' leo jare 1916 op bladzijde 178 over beide bloempJcs gezegd heb.

(3)

32 NOTO SOEROTO.

Geen sterveling zal weigecen den tijns der bewondering te schenk en aan deze teeder-broze liedjes.

Wonderwel staat het karakter van het nieuwe dichtbundeltje aangeduid in het Prospectus, dat de Firma Van Looy er in haar jongsten Fonds-Catalogus van te lezen gaf. "Met de Flu£stcringcn van dcn Avondwt'-nd heeft de schrijver een nieuw gebied betreden. Waren de motieven voor zijn po!:!zie in zijn eerste bundels voornamelijkjeugdherinneringen, waarbij hij ons de kinderpsyche in 't algemeen trachtte te open- baren, en zong hij eerst aIleen van kinderliefde, van Hefde voor het leven en voor zijn heerlijk vaderland Java, thans heeft de Hefde van den minnaar het dichterhart tot deze fluisteringen bewogen. Een verzameling ty;t'scJte aphort'smen en lIlt'nncspreukc1l zou men dit bundeltje kunnen noemen:

kleine, op zichzelf staande gebeurtenissen van iederen dag, opgeheven in een sfeer van schoonheid en beschouwd door het oog van den minnaar. Als volgeling van Tagore en adept van de Indische beschaving heeft deze Javaansche dichter in zijn werk aardsche en hemelsche liefde met elkaar vermengd, zoodat zuiver-menschelijke gevoelens worden ge- heiligd door den glans van een hoogere liefde. Deze minne- spreuken zijn niet alleen den minnaar 'in den mond gelegd maar ook, nu en dan, den levenswijze en den vrome."

De helle lof, dien ik hier in oprechtheid des hart en aan de uitgeversfirma schonk, behoort een weinig getemperd te worden door cen bedenking, welke onder het doorbladeren en lezen van Flu£ster£ngcn zich herhaaldelijk opdrong naar mijne lippen. Typografisch frappant van schoonheid is de harmonieuze ordening dec honderd-zestig po(!empjes, gelijk die in het keurig gedrukte boekje voor het oog der lezers ligt uitgestald. Toch is er, welbezien iets stuitends in die ordening. Naar mijn volle overtuiging immers werd hetgeen de Franschen noemen "Ie sens intime de l'oeuvre" aan de typographische netheid opgeofferd. Van zeer nabij weet ik, dat de opvolging der aandoenlijke gedichtjes in het oor-

f ' '

NOTO SOEROTO. 33

spronkelijke handschrift een heel andere was dan die welke ons in druk wordt geboden. Gelijkerwijs immers als Jacques- Perk - gedoog dat ik uit school klap en vertrouwelijk spreke - werd Noto Soeroto door de aanschouwing van eeo menschelijk ideaal tot liefde en uitzingen-van-liefde be- wogen. Dichter echter als hij is, voerden zijo gevoel en zijne verbeelding, hoewel de oorspronkelijke voorstelling hem gestadig bijbleef, dat menschelijk ideaal opwaarts tot ver- hevener en grooter; het aardsche verlangen begon zich onder het uitstorten zijns harten te verhemelschen; en toen de laatsten der vele liederen zijn melodieuze angkloeng ont- ruischten was hij schier enkel verzonkenheid in het onver- gankelijke en eeuwige.

Mocht het u soms inspanning kosten mijne bedoeling te begrijpen, leg dan naast de eerste fluistering, die ons te genieten geboden. wordt, de voorlaatste, die op bladzijde 67 onos tegentrilt. Geheel de ziel van den dichter spreekt uit die beiden tezaam genomen.

I. Tjempaka, 0 bloem der Liefde, geef mijn boden de tee- kens mede van uwe hand. ,/

Doordrenk mijn woorden met uwe geuren, verstrooi ze in

,den nacht en laat ze drijven op zuchtjes van den wind naar

het verre huis, waar de Geliefde woont!

159, Tjempaka, 0 bloem der Liefde, doordrenk mijn woor- den niet met den geur van vleierij.

Vleierij bedwelmt de waakzaamheid, en waakzaam moet het hart wezer., dat de Liefde voigt op haar tocht door het land, waar vreugdelichten schaduwen werpen van smart, en waar de levenszon neerduikt in den westelijken Oceaan van Dood.

Reeft niet het eerste den kring der aarde tot horizon?

En voert het tweede ons niet op tot 6ver en boven de schaduwen des Doods? ...

Ret was, naar mijn inzien, een allergelukkigst idee van den uitgever, uit de vele portretten van Noto Soeroto, die

3

(4)

34 NOTO SOEROTO.

bij vrienden en kennissen 'in omgang zijn, juist diens afbeel- ding door den schilder Th. B. van Lelyveld ter illustratie van Fluzstering-en te kiezen. Naast den in mijmer'ing ver- zonken Javaan prijkt op die beeltenis Pra/na Paramt"ta d. i.

volgens de Javaansche leer: de bovenaardsche wijsheid. In een wonderschoon gedichtje, dat spoedig in een volgenden bundel verschijnen zal - alweder verstout ik mij uit de school te klappen I - heeft Noto die godes, indien ik haar zoo 'noemen mag, ons nader gebracht. Luister.

Prajna Paramita, 0 hoogste'Wijsheid, Leidster van aile leven!

Ik kom in dit uw wonderschoon verlicht woonvertrek en bedel U om een weinigje uit uwen overvloed en rijkdom van juweelen.

Zie! ik ben nog naakt, mijn handjes zijn onversierd en mijn enkels hebben geene ringen aan.

Ik kom ~Is bedelaar tot Uen bedel U om een steentje, daar ik het spel mijns levens een weinig mee kan sieren.

Ik srneek en bid U om een kleinen lach van uwen mond gehuld in diep-mysterieuzen glans. '

Zie! mijn mondje is strak, mijn hartje is leeg en dor.

Ik kom als bedelaar tot U en bedel U om cenen glimlaeh, die mijn mondje in lachen plooit en mijn hart van blijde, zoete vreugde doet zweJlen.

Ik wacht en wacht op cenen lichten opsJag van uwer oogen praal met binnenwaartschen blik.

Ach! mijn oogen zien nog schemerig en mijn Zelf zoekt en tast op zijn eindeloozen weg.

Ik korn als bedelaar tot U en bedel U om cenen oogopslag, die mij uw licht doet zien, mij leiden zal, en mij den weg zal wijzen.

Beweer ik te veel wanneer ik zeg, dat de uitverkorene van des dichters hart voor hem een Pr~jna Paramita ge- worden is? Dat zijne Hefde van bilre genegenheid al de heerlijkheden verwacht, welke hem toelachen uit bet beeld van "de Leidster zijns levens"? ... Welnu. de uitwendig- onbcrispelijke typographiscbe ordening der gedichten heeft

l

NOTO SOEROTO. 35

het den lezer zoo goed als onmogelijk gemaakt die stijgende ontwikkeling voet voor voet te volgen. Keer op keer plaatsc zij ons in tegenwoordigheid van stikduistere geheimen en onoplosbare raadsels. Verwonderen zou het mij geenszins, indien het Noto Soeroto op dit oogenblik berouwde, gehoor gegeven te hebben aan den onzaligen drang naar materieele ordelijkheid, die van elders op hem uitging.

Behoef ik, na dit alles, mijne lezers nog te wijzen op detail-schoonheid der Fluistering-en en hen op tc wekken zich het snoezige boekje aan te schaffen ter versiering van hun boekenkast of hun salon?

Ter geruststelling wellicht van dezen of gene, alleen nog maar de bemerking dat deze minneliederen, gezongen door een vurigen Oosterling, rein zijn als een blanke lelie. Geen christelijk vader behoeft te huiveren wanneer hij zijn lOon er de hand naar ziet uitstrekken; geen christelijke moeder te blozen als zij bespeurt dat de vinger harer dochter zich onwederstaanbaar tot het kunstproduct voelt getrokken.

Een weidsche lofprijzing voorzeker op delicate kieschheid, die slechts bij hooge uitzondering aan onze Hollandsche, de-liefde-bezingende-jonge-dichters kan geschonken worden!

Die bewonderenswaardige reinheid viert misschien haar hoogsten triomf in een der treffendste dichtjes der gansche verzameling, tevens een meesterstuk van machtige plastiek ;

70. Ik heb niets van U gevraagd, Liefste.

Mijn sidderende handen weigerdcn U aan te raken.

Mijn oogen hebben nimmer de volle schoonheid van uw . gelaat aanschouwd.

Ik ken aileen de schittering der juweclringen om uwe slanke enkels; 0 Liefste, nimmer heb ik iets van U gevraagd. Een hoogst zwaarwichtig bod doet in dezen ook No. 48.

De waterdruppel in het lotosblad en het water in den vijver zijn als gevangene en van elkaar gescheiden geliefden, die naar vereelliging smachten.

(5)

NOTO SOEROTO.

De zon zal ze beiden doen vervluchtigen: - dat is hunne vrijheid.

Op een schoon en morgen zal er een gouden streep aan een regcnwolkje glinsteren: daar hebben zij hun vereeniging ge- vonden.

Eindelijk ziehier No. 28.

AI mijn woorden zijn in den lusthof van Licfde geweest.

Zij zijn aile echter weer teleurgesteld naar mij terug ge- komen.

Zij vertelien mij, ieder op zijn wijze, van de schoonheid van het paleis, maar de Koningin zelve hebben zij nimmer aanschouwd.

Heel wat dergelijke kleine meesterstukken, op even fijne als superieure wijze uitdrukking gevend zoowel aan de waarheid naar het hart als aan de waarheid naar de zinnen, zou ik kunnen bijbrengen ...

Wie meenen mocht dat het hoegenaamd geene inspanning kost zulke poeempjes te maken, aangezien de vervaardiger bij de uitstorting zijns gevoels niet gestremd wordt door de hinderlijke eischen van rhythmus en rijm, aanvaarde de ver- zekerlng dat hij zich deerlijk vergist. De wet immers van onberispelijke melodieusheid, aan welke de schrijver van ge- dichten-in-proza sterker dan wie ook ter literarische wereld gebonden is. moge in veel mindere mate beknellend wezen dan genoemde eischen, - daar staat tegenover dat de lezer, die weet wat verzen zijn en wat van verzen mag gevorderd worden, niet de geringste onvolmaaktheid in het schijnbaar zooveel gemakkelijker genre duldt; dat de minste geforceerd- heid, welke hij in rhythmisch-rijmende producten misschien achteloos lOU voorbijgaan, hem daar een gruwel is; dat de onbeduidendste gedwongenheid van taal en constructie er hem stuit tegen de borst. Een enkel verkeerdelijk bestuurd ademtochtje kan de smetteloos-reine volkomenheid, die hunner geleding behoort eigen te zijn" verstoren en besmeuren.

"

NOTO SOEROTO. 37

Welbeschouwd kunnen slechts heel fijngevoelige zielen als die van Noto Soeroto en Rabindranath Tagore zich straffeloos aan het delicate en frele genre wagen. In hunne Oostersche inborst, voor welke "Bloementaal" de uitdrukking is des gewonen levens, bezitten zij den door de letterkundige douane streng-gevorderden pas. Het doorschijnende eierschaal porse- lein der Firma James Eades te Yokohama kan alleen 'worden vervaardigd, zou ik bijkans zeggen, door artisten, wier vinger- toppen den voelsprieten van vlindertjes gelijk zijn.

Daarenboven: willen gedichten-in-proza niet ontaarden in wat de Duitschers noemen "lautere.Gefuhls-Geschwatzigkeit", dan is het weI degelijk zaak dat hunne makers de les be- trachten, die den dichters in 't algemeen door Nietzsche gegeven wordt. Zij behooren er voor te zorgen dat hunne voortbrengselen "ein Mosaik" zijn "von W orten, wo jedes Wort als Klang, als Ort, als Begriff, nach Rechts und Links und uber das Ganze seine Kraft ausstromt"; en dat daar- mede de uitstorting huns harten "das Minimum" bereike "in U mfang und Zahl der Zeichen, das Maximum in Energie ... "

Zulks nu doen. verreweg de meeste der kleine Nederlandsch- Javaansche liedjes .van Noto Soeroto; het is' faarom dat ik mij vermat ze zoo luide te prijzen en hem een lot te schenken, die wellicht in het oor van dezen of gene als overdrijving zal klinken, maar die, naar mijne schatting, niet minder is dan ten volle, ten volle verdiend.

Staande het feit dat ik in mijne beschouwing van Fluz'ste- rt'ngcn herhaaldelijk terugkwam op het Javaansch karakter van haar dichter, rijst wellicht bij dezen of gene de vraag of ik een niet-Oosterling in staat acht de volkomenheid van het door hem beoefende genre te bereiken. Of ik het mogelijk acht, dat door een Hollander bijvoorbeeld de even weldadige als hartroerende "bloementaal" gesproken worde, welke ons uitzijne voortbrengselen gestadig te gemoet geurt. Ten einde met een enkelen slag allen twijfel in dezen weg te vagen, neem ik de vrijheid te wijzen op een paar gedichtjes-

(6)

NOTO SOEROTO.

i~-proza van een tot heden nog volstrekt onbekende dichteres hter te lande, in wier ziel de teedere fijnheid woont, die ik in Noto Soeroto bewonder. Luister een oogenblik!

Zooals de waterlelie rijst uit stille duisternissen tot wondere ontplooiing in het licht, zoo riept Ge mij uit troebele diepten tot U.

Uw liefde was het, die beschermend mij droeg door de glanslooze wateren.

Beho.edz~am hieldt Ge den knop gesloten, om mij te do en ontbloe1en III Uw klaarheid.

Nog is miju hart niet geopend, doch ik weet welk ontluiken Ge mij voorbeschikt. '

Een bonte, stralende vlinder ,"as l'k '. , mlJn even een genie-.. I ting van dartele kleurenpracht.

V 6{eering en aan bidding gewerden mij, de eerste onder' de eersten. '

Op te zien vergat ik naar de zon,

schittering. zoo groot was mijn eigen

Toen zond God mij het leed.

Nu ~en ik tevreden, in de stilte van den vallenden avond 'zacht bmnen te glijden in Zijn Huis, om heel vanuit de verte

den glans van Zijn Altaar op te vangen.

N~ergeknield te midden van nederige, duistere gedaanten, ben 1k dankbaar mee te mogen bidden en verzuchten, onder de armen de armste.

Met weemoed heb ik je ges,traft, je bandeloosheid bedwongen door tucht.

En je hartje is in al zijn passie ontvlamd tegen wie je, het liefste is.

Wild heb je gekreten,

Met ontzetting heeft mijn kind mij vervuld en met innigen kommer. Want mij geldt deze brandende storm,

Eindelijk is je lijfje uitgeput; machteloos zinkt het, neer en wil rusten,

Is nu je zieltje verre van mij?

In de duisternis van de kamer nader ik je bedje.

"

NOTO SOEROTO. 39

Vol droefheid zet ik me bij je neder.

Dan voel ik hoe je dierbare kleine hand mij zoekt, je stem fiuistcrt mij toe dat ik je Moeder ben, je eigen.

o

stil, geheiligd uur!

Metterdaad - en geen enkele fijnproever zal mij van over- drijving betichten wanneer ik het boudweg zeg - staan wij ook hier in tegenwoordigheid van het literarisch en psycho- logisch superieure. Gaat de dichteres voort, den door haar te gelukkiger ure ingeslagen weg te bewandelen en legt zij cr zich met de borst op toe zich de technische vaardigheid der bloementaal van mijn geliefden Oosterling eigen te maken, dan twijfel ik er hoegenaamd niet aan of Nederland zal

~erlang verrast worden door een bundel gcdichten-in-proza, waarvan Noto Soeroto met warmell hartelust zal genieten.

Hij-zelf intusschen ga moedig voort ons te verblijden met de voortbrengselen van zijn heerlijk talent, Nederland heeft hem van ganscher harte welkom geheeten bij de eerste open baring zijner dichterlijke ziel ; het zal voortgaan hem het welkom toe te roepen zoo menigmaal hij onze letterkunde ver- rijken zal met de kostbare gaven van geest en gemoed, die in zijn binnenst liggen besloten. Arbeide aan de ontwikke- ling en de verheffing der bewoners onzer Oost-Indische kolonie wie wil, van geen enkelen zijner land- en stamge- nooten, hoe rijk begaafd hij ook weze met verstand, zal ooit een invloed ten goede uitgaan gelijk er uitgaat van dezen dichter, wiens gevoelsblik zoo bewonderenswaardigdiep is doorgedrongen in het hart van Nederland en Java beide, Van dezen welsprekenden kunstenaar, wiens prachtige, in dit Maandschrift vroeger reeds door mij beloftuite Voordracht De eenhe£d van Indtc' en Nederland bewezen heeft. dat hij zich niet door breidellooze drift laat beheerschen, maar den waren, den kalmen weg heeft ingeslagen om tot die ont- wikkeling en die verheffing - het doel van allen, die het waarlijk goed meenen met onze kolonie - te geraken, Hij kent, hij kent door en door de taal. de taal van beide landen ;

(7)

NOTO SOEROTO.

bij kent door en door bet karakter van hun beider bewoners ; zijn hoofd en zijn hart zijn vol van edele denkbeelden en verheven verlangens: een onweerstaanbare invloed tot hooger beschaving zal van hem uitgaan op zijn vaderland en zijne stamgenooten. Op hem is van toepassing het ingrijpende woord van Bilderdijk:

Wees meester van de taal, GY·

eye

he! van 't gemoed! . 's-Gravenhage, 25 Mei 1918.

, \

(8)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik weet wel, waarom kindeke zoo gaarne in moeders armen ligt en met zijn handjes naar haar grijpt.. Toen kindeke in zijn slaap glimlachte, waar zwierf zijn geest in

Zoals bij ieder keurmerk zijn er natuurlijk veel discussies wat minimale eisen zijn om het welzijn van paarden te waarborgen en hoe je het een en ander moet toetsen.. De

2 1 Timotheüs 6:17-19: “Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld dat zij niet hoogmoedig zijn, en hun hoop niet stellen op de onzekerheid van de rijkdom, maar op de levende

Au total, 51 femmes figurent dans les comités de gestion de 37 entre- prises publiques jugées viables contre 246 hommes, soit une proportion de 17,52%.. Les chiffres sont éloquents

bij het aanroepen van de waarheid die als het licht voor de oogen is, aan die Waarheid gedacht heeft, welke de hoogste aandoeningen niet als schijn ontkent,

Doordat hij geen enkele partij erkent, wordt ook Noto Soeroto op zijn beurt door geen partij erkend, dit is, Westersch politiek gezien: zijn nadeel, maar

Hoe dicht kan iemand komen bij de woorden van Jezus: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden’ (Joh. 15,13)?. Beste vormelingen,

In deze markt is, evenals op de markt voor wholesale terminating-verbindingen van 2Mbit/s, sprake van gemeenschappelijke kosten die over meerdere diensten kunnen worden verdeeld.