• No results found

“Tot zover, tot morgen!”: Een kwantitatieve inhoudsanalyse van politieke nieuwsgesprekken in De Wereld Draait Door

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Tot zover, tot morgen!”: Een kwantitatieve inhoudsanalyse van politieke nieuwsgesprekken in De Wereld Draait Door"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tim Siekman s2135264 Masterscriptie: LJX999M15 2015/2016 Begeleider: dr. A.M.L. (Anna) Van Cauwenberge Master Mediastudies, programma Journalistiek Inleverdatum: vrijdag 1 juli 2016

“Tot zover, tot morgen!”:

(2)

Samenvatting

Deze scriptie geeft antwoord op de vraag op welke wijze de landelijke, Nederlandse politiek wordt neergezet in de gesprekken met politici of met politieke experts in De Wereld Draait Door. De kenmerken die in dit onderzoek zijn onderzocht, zijn de mate van personalisering, partijdigheid en het gebruik van het wedstrijdframe en het strategieframe. Personalisering bestaat uit drie aspecten: presidentialisering, individualisering en privatisatie. Van

presidentialisering is zeker sprake, net als individualisering. Men praat graag over de

(3)

Voorwoord

Ik ben altijd fan geweest van talkshows: het publiek informeren, maar met oog voor

amusement. Het is niet voor niets dat ik dit jaar stage heb gelopen bij Jinek, een goed bekeken latenight-talkshow. De meest bekeken talkshow op de Nederlandse televisie is echter al jarenlang De Wereld Draait Door (DWDD), een programma dat na elf seizoenen nog steeds weet het publiek te boeien. Toen ik een onderwerp moest bedenken voor deze scriptie, ging mijn gedachte als snel uit naar DWDD en het feit dat dit ‘linkse’ programma kritiek krijgt op hoe het de Nederlandse politiek behandelt.

Na ruim een jaar is mijn scriptie over DWDD af. Het is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de masteropleiding Journalistiek aan de Rijksunversiteit Groningen. Allereerst wil ik scriptiebegeleider Anna van Cauwenberge bedanken voor haar

ondersteuning. Haar kritische, doch hulpvaardige houding, gecombineerd met handige

(4)

Inhoudsopgave

1.0 Inleiding p. 6 2.0 Theoretisch kader p. 11 2.1 Wat is infotainment? p. 11 2.2 Wat is personalisering? p. 14 2.3 Wat is partijdigheid? p. 17 2.4 Wedstrijdframe en strategieframe p. 22 3.0 Methodologie p. 26

3.1 De Wereld Draait Door p. 26

3.2 Verkiezingsjaar 2012 p. 27 3.3 Steekproef p. 28 3.4 Meting p. 30 3.4.1 Personalisering p. 32 3.4.2 Partijdigheid p. 33 3.4.3 Wedstrijdframe en strategieframe p. 34 4.0 Resultaten p. 36 4.1 Personalisering p. 37 4.1.1 Presidentialisering p. 37 4.1.2 Privatisatie p. 39 4.1.3 Individualisering p. 40 4.2 Partijdigheid p. 42 4.2.1 Zichtbaarheid p. 42 4.2.2 Gunstig gezindheid p. 45 4.3 Wedstrijdframe en strategieframe p. 46 5.0 Conclusie en discussie p. 49 6.0 Bronnen- en literatuurlijst p. 54 6.1 Wetenschappelijke literatuur p. 54 6.2 Websites p. 59 Bijlagen: Bijlage 1: Codeboek Bijlage 2: Uitleg codeboek

(5)

Lijst met tabellen en grafieken

Grafieken

Grafiek 1: Jaargemiddelde kijkcijfers DWDD p. 9

Grafiek 2: Verdeling politieke partijen in 2012 p. 19

Tabellen

Tabel 1: Kenmerken van infotainment p. 12

Tabel 2: Overzicht van de 16 politieke interviews p. 29

Tabel 3: Het aantal keren van het noemen van politici en de partijen (links/rechts) p. 37 Tabel 4: Het aantal keren van het noemen van politici en de partijen p. 37 Tabel 5: Het aantal keren van het noemen van de meest genoemde politicus en

de partijen p. 38

Tabel 6: Het aantal keren van het noemen van de meest genoemde politicus en alle

politici p. 38

Tabel 7: Het aantal keren van het (be)noemen van kwaliteiten van politici

(links/rechts) p. 40

Tabel 8: Het aantal keren van het (be)noemen van kwaliteiten van politici p. 41 Tabel 9: Het aantal keren van het (be)noemen van kwaliteiten van de lijsttrekkers p. 42

Tabel 10: Soort aandacht voor politici p. 43

Tabel 11: Soort aandacht per lijsttrekker p. 44

(6)

1. Inleiding

‘Het geschut was iets te grof aan mijn kant, maar ik had geen geduld met die zouteloze ambtenarenzinnetjes die daar gedebiteerd werden’ (Aan Tafel, 2015). Presentator Matthijs van Nieuwkerk is helder over zijn eigen optreden: hij heeft politicus Martijn van Dam te hard aangepakt. Op 22 februari 2012 zou Van Dam in De Wereld Draait Door (DWDD) komen praten over zijn kandidaatstelling voor het fractievoorzitterschap van de Partij van de Arbeid (PvdA) in de Tweede Kamer, maar Van Nieuwkerk laat het Tweede Kamerlid nauwelijks uitspreken. Tijdens het interview wordt Van Dam steeds meer in een hoekje gedreven, waarna Van Nieuwkerk concludeert dat het ‘helemaal niks’ gaat worden met de PvdA-politicus (npo.nl, 22-02-2012).

Dat een politicus hard aangepakt wordt in de talkshow is opmerkelijk te noemen. Vaak verwachten politici in infotainmentprogramma’s zoals DWDD relatief veel spreektijd te krijgen en tevens een sympathieke journalistieke sfeer aan te treffen, in ieder geval

sympathieker dan in serieuze, informatieve programma’s. DWDD is het schoolvoorbeeld van infotainment: het combineert politieke informatie met amuserende elementen. De talkshow sluit daarmee aan bij de definitie van Kees Brants en Rosa van Santen, die infotainment omschrijven als een hybride (televisie)vorm, ‘waarin informatie en amusement, politiek en drama, actualiteit en muziek, zijn vermengd’ (Brants en Van Santen, 2014). Mats Ekström beschrijft een talkshow als een ‘…mix of what can be described as small talk and serious accountability interviewing’ (Ekström, 2011). In DWDD is dit ook het geval, aangezien gesprekken over het vluchtelingenprobleem of een kabinetscrisis vlot worden afgewisseld met een mini-kunstcollege van Joost Zwagerman, een gedicht van huisdichter Nico Dijkshoorn of liederen van bekende Nederlandse artiesten.

(7)

behalve soepel verloopt en wordt steevast geconfronteerd met de dalende zetelkoers in de peilingen (npo.nl, 10-09-2012). In de documentaire wordt er zelfs gesuggereerd dat DWDD met opzet Roemer onderuit probeerde te halen, zodat een andere linkse leider, Diederik Samsom van de PvdA, meer zetels haalt bij de verkiezingen en zo een sterke tegenpool vormt voor het rechtse Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD).

Een politicus die nooit in DWDD is verschenen en ook nooit zijn opwachting zal maken in de VARA-talkshow is Geert Wilders, leider van de Partij voor de Vrijheid (PVV). Wilders heeft meerdere malen aangeven niet te willen verschijnen in het ‘linkse’ DWDD (Mediacourant, 2011). De talkshow wordt vanaf het begin uitgezonden door de VARA, een omroep dat eerder opkwam voor de gewone arbeider en stond voor het socialisme (Wijfjes, 2009). Veel rechtse politici, zoals dus Wilders, stellen dat DWDD het summum is van het linkse bolwerk dat de Nederlandse publieke omroep wordt genoemd. Gezien het feit dat de helft van alle politieke gasten in de talkshow van het linkse PvdA zijn, is Wilders’ standpunt te billijken (HPdeTijd, 2014).

Naast politici geeft ook de Nederlandse kijker regelmatig aan dat het programma op een eigenaardige manier de politiek benadert. Niet alleen krijgt de talkshow vaak de kritiek dat het alleen maar linkse mensen uitnodigt: ook aan de deskundigheid van de politieke ‘experts’ die in de uitzending de Nederlandse politiek onder de loep nemen, worden

bekritiseerd. Zo zetten onder andere ‘ariebombarie’ (11:01) en ‘variabel’ (17:11) vraagtekens bij de partijdigheid en expertise van cabaretière Claudia de Breij, die in maart 2014 door DWDD wordt bestempeld als politiek commentator (Mediacourant, 2014). Ook andere vaste DWDD-gasten worden vaak gezien als te links, zoals Felix Rottenberg. Deze voormalig politicus van de PvdA is regelmatig te gast in de talkshow als politiek expert, maar veel tv-kijkers klagen over zijn gekleurde opvattingen en zijn frequente aanwezigheid (HPdeTijd, 2010).

Deze vaststellingen doen de vraag rijzen of de talkshow van Matthijs van Nieuwkerk als een betrouwbare bron van politieke informatie kan worden bestempeld. Dat begint al bij het programmagenre zelf, infotainment. Mensen zouden minder worden geïnformeerd doordat programma’s amuserende elementen belangrijk vinden in hun verslaggeving en evaluatie, wat ten koste zou gaan van de politieke inhoud (Nguyen, 2012: Patterson, 2000). Andere

(8)

Centraal in het concept infotainment staan volgens Brants en Van Santen personalisering en popularisering. Hoe meer er sprake is van personalisering en

popularisering, hoe eerder de focus niet ligt op droge informatie en objectieve feiten en, dientengevolge, hoe eerder een tv-programma gekwalificeerd kan worden als infotainment (Brants en Van Santen, 2014). Dit onderzoek gaat echter niet alleen over de vraag of DWDD al dan niet te weinig politieke substantie bevat om door te kunnen gaan als

infotainmentprogramma, maar ook of de politieke inhoud in de talkshow als betrouwbaar kan worden geacht. Worden linkse politici positiever besproken door de experts dan rechtse politici? Heeft Wilders gelijk als hij spreekt over een links bolwerk? Of worden linkse politici net zo negatief geframed als rechtse politici, zoals bijvoorbeeld Van Dam en Roemer zouden kunnen beamen? Kortom: mijn hoofdvraag in deze masterthesis luidt als volgt:

Op welke wijze wordt de landelijke, Nederlandse politiek in de gesprekken met politici of met politieke experts in De Wereld Draait Door neergezet?

Om een helder antwoord te kunnen formuleren op deze vraag, hanteer ik drie criteria waarop de talkshow wordt getest. De drie kenmerken die worden onderzocht, en die hiervoor al kort zijn benoemd, zijn de mate van personalisering, partijdigheid en het gebruik van het wedstrijdframe en het strategieframe. De drie concepten zijn relevant om te onderzoeken, aangezien deze een negatieve invloed kunnen hebben op het democratische nieuwsdiscours (Esser, Strömbäck en De Vreese, 2012). Personalisering kan ervoor zorgen dat de kracht van het democratisch proces wordt ondermijnt. Politieke standpunten en beleidsbepalingen worden gemeden en belangrijke discussies worden niet gehouden, omdat media te veel

aandacht zouden hebben voor de persoonlijke aspecten van politici en te weinig aandacht voor hun prestaties of ideeën (Van Zoonen, 2005: Van Aelst, Sheafer en Stanyer, 2011). Ook partijdigheid bij media is ongewenst in een democratie. Onafhankelijke nieuwsmedia moeten accurate informatie en analyses leveren, waarna de goedgeïnformeerde burgers kunnen participeren in de maatschappij. Media moeten hierbij streven naar objectiviteit en neutraliteit en niet de ene politieke partij voortrekken of beter afschilderen dan andere partijen.

(9)

geïnformeerde burgerij, die tevens een cynischere houding ontwikkelt ten opzichte van de politiek (Cappella en Jamieson, 1997: De Vreese en Elenbaas, 2011).

In de bestaande literatuur wordt er veel gediscussieerd over deze concepten, zoals ook wordt gesteld in de introductie van de speciale uitgave van Journalism uit 2012, die gedeeltelijk in het teken stond van deze drie concepten (Esser et al., 2012). De concepten vertellen namelijk in welke mate media hun democratisch functie al dan niet vervullen. Media in democratieën zoals Nederland moeten onder andere burgers informeren, als waakhond fungeren en mensen politiek geëngageerd maken (Esser et al., 2012: McNair, 2009). Het is dus belangrijk te weten hoe media zoals DWDD de politiek behandelen. Het tv-programma van Mathijs van Nieuwkerk is al jarenlang de meest bekeken talkshow van Nederland. In het eerste jaar, toen het tv-programma op Nederland 3 werd uitgezonden, haalde het gemiddeld ongeveer 300.000 kijkers per uitzending, maar dit aantal groeide in de loop der jaren uit tot bijna gemiddeld 1 miljoen

kijkers in 2008. Vanaf dat jaar bleef het jaargemiddelde schommelen rond het miljoen, tot aan 2014. Vanaf 6 januari 2014 wordt de VARA-talkshow uitgezonden op NPO 1, wat de kijkcijfers ten goede kwam, zoals te zien is in grafiek 1. Tegenwoordig trekt DWDD vaak rond de 1,5 miljoen kijkers,

blijkt uit cijfers van Stichting Grafiek 1: Jaargemiddelde kijkcijfers DWDD (Stichting Kijkonderzoek, 2015)

Kijkonderzoek (Stichting Kijkonderzoek, 2015).

Sinds de start van het programma in oktober 2005 is het al meerdere malen bekroond met prijzen, waaronder met de Gouden Televizier-Ring in 2007 en de Zilveren Nipkowschijf in 2011. Hoewel het tv-programma zeer hoge kijkcijfers heeft en met vele prijzen is

(10)
(11)

2. Theoretisch kader

2.1 Wat is infotainment?

Er is in de loop der jaren veel onderzoek gedaan naar media die als infotainment zouden kunnen doorgaan. Toch is de literatuur niet eenduidig over wat er wordt verstaan onder infotainment. Het begrip ‘infotainment’ wordt vaak met andere termen verwisseld, zoals ‘hard/soft news’, ‘sensationalism’, ‘popularization’ en ‘tabloidization’. Dit zorgt ervoor dat alle onderzoeken gezamenlijk nauwelijks een helder beeld geven van de onderzochte landen of media, of van infotainment in het algemeen (Reinemann, Stanyer, Scherr en Legnante, 2012).

Ondanks de vele verschillende definities is de essentie van ieder begrip vrijwel identiek, namelijk de combinatie van politieke informatie en amusement. Het aantal infotainmentprogramma’s in Nederland is in de laatste decennia aanzienlijk gestegen en volgens Kees Brants en Peter Neijens ligt vooral de ontzuiling hieraan ten grondslag (Brants en Neijens, 1998). De ontzuiling, die werd ingezet in de jaren zestig van de vorige eeuw, leidde tot een groei van het aantal ‘zwevende’ kiezers. Voorheen hadden burgers een vast stemgedrag en steunden zij altijd één partij. Media waren een doorgeefluik van informatie, waarbij de partijen hun vaste achterban probeerden te behouden voor hun eigen ideologie. De ontzuiling zorgde ervoor dat media zelfstandiger gingen opereren, waarbij ze de politiek ook kritischer controleerde. Burgers waren minder gebonden aan bepaalde ideologieën en kregen steeds meer op een selectieve wijze nieuws over de politiek mee. Dit zorgde ervoor dat zowel de partijen als de media de politiek op een luchtigere en populairdere manier aan de man probeerden te brengen. Dit proces werd bij de media versterkt door de komst van de commerciële televisie vanaf 1989, die samen met de publieke omroep streed voor de gunst van de tv-kijker (Brants en Neijens, 1998).

(12)

en Neijens, 1998). Dit is het geval met DWDD. Het format van de VARA-talkshow heeft veel gelijkenis met het format onder amusementsprogramma’s, maar tegelijkertijd wordt er veel informatie gegeven over politieke kwesties en is de presentator een objectief-opererende professional.

Tabel 1: Kenmerken van infotainment (Brants en Neijens, 1998)

Informatieve programma’s Amusementsprogramma’s Onderwerp - Informatie over partijbeginselen,

standpunten, politieke kwesties, politieke tegenstellingen en politieke kwaliteiten van politici

- Informatie over de persoon en mens achter de politicus en de eigenschappen van de politicus (human interest)

Stijl - Presentator/interviewer als

professional en niet als persoonlijkheid - Serieuze stijl, bedoeld om te

informeren

- Afstandelijkheid bij interviewen - Confronterend in plaats van open - Objectief zonder waardeoordelen

- Presentator/interviewer is ook een persoonlijkheid

- Informele stijl, bedoeld om te entertainen

- Empathie bij interviewen

- Open in plaats van confronterend

Format - Weinig dialoog, zakelijke setting, geen muziek of sandwichelementen en geen participerend publiek

- Meer dialoog en debat, amuserende setting, muziek en sandwichelementen en een participerend publiek

Met de opkomst van infotainment in binnen- en buitenland is ook het aantal onderzoeken naar deze hybride televisievorm sterk gegroeid. In de beginjaren van infotainment werd vooral de aanwezigheid van politici in dit soort tv-programma’s onderzocht, zoals ook het geval was bij het onderzoek van Brants en Neijens (Brants en Neijens, 1998). Ze onderzochten in hoeverre verschillende politici tijdens de

(13)

van alle tv-optredens betrof het een infotainment- of entertainmentprogramma (Brants en Neijens, 1998). Ook het tv-publiek werd veel onder de loep genomen. Vaak was de

hoofdvraag of het publiek meer politieke kennis vergaard door het kijken naar infotainment, om zodoende beter hun functie als burger in een democratie te kunnen uitoefenen. Sommige onderzoekers stelden dat dit wel degelijk het geval is, met name bij een publiek dat doorgaans niet of nauwelijks geïnteresseerd is in politiek (Baum, 2002: Young, 2004: Young en

Tisinger, 2006: Baek en Wojcieszak, 2009). Andere stellen dat infotainment mensen minder goed informeert doordat het aantal amuserende elementen in programma’s groeit, wat ten koste zou gaan van de politieke inhoud (Nguyen, 2012: Patterson, 2000).

Onderzoeken naar infotainment hebben dus veel verschillende invalshoeken en de getrokken conclusies spreken elkaar dikwijls tegen. Daarnaast is infotainment een

veelomvattend begrip: zowel satirische shows zoals The Daily Show of The Colbert Report, politieke docudrama’s als Amerikaanse late-night talkshows met Conan O’Brien of Jimmy Fallon vallen onder deze noemer (Holbert, 2005). Onderzoeken naar infotainment hebben naast andere invalshoeken en conclusies dus ook zeer diverse onderzoeksonderwerpen, die nauwelijks met elkaar te vergelijken zijn. Een veel onderzochte tv-show zoals The Daily Show, waar humor en satire de hoofdmoten zijn, heeft zeer weinig overeenkomsten met DWDD, terwijl het beide als infotainment wordt bestempeld.

Onderzoeken naar talkshows vergelijkbaar met DWDD zijn schaars, mede omdat in de VS dit soort talkshow (tafelgesprek, weinig humor, aanwezigheid sidekick) weinig aanwezig is. Ook wetenschappelijke Nederlandse literatuur aangaande het VARA-programma bestaat nauwelijks, ondanks dat DWDD al jarenlang de meest bekeken talkshow van het land is. Enkele mastertheses leggen wel de focus op DWDD, maar hebben niet tot doel te

(14)

De enkele onderzoeken naar Nederlandse infotainmenttalkshows die wel zijn gedaan, focussen zich vooral op de mate van personalisering en popularisering, de mate van

partijdigheid óf de mate van framing die het tv-programma in kwestie hanteert. In deze thesis heb ik de aanwezigheid van alle drie de concepten in DWDD onderzocht. Voordat ik

stapsgewijs per concept uitleg hoe dit onderzoek is geoperationaliseerd, sta ik eerst stil bij de wetenschappelijke literatuur aangaande deze concepten.

2.2 Wat is personalisering?

Een veel onderzocht concept aangaande de tv-journalistiek is personalisering. Er is echter niet alleen onenigheid over de aanpak en operationalisering van de onderzoeken, maar ook over de precieze betekenis van het concept (Van Aelst et al., 2011). Uit alle onderzoeken tezamen kan worden opgemaakt dat personalisering een proces inhoudt, waarbij de focus van journalisten en media minder ligt op politieke partijen en standpunten en meer op individuele politici en hun kwaliteiten, waarbij de politieke kopstukken ook meer en meer worden geportretteerd als privépersoon. Vaak wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘presidentialisering’ of

‘individualisering’ en wat door kan gaan als ‘privatisering’.

Presidentialisering is het proces dat politieke kopstukken, en dan met name partijleiders en de (minister-)president zelf, meer media-aandacht genereren dan andere politici. Privatisering betreft het proces dat de focus van media op de persoonlijke karaktertrekken en het persoonlijk leven van politici groeit (Van Aelst et al., 2011).

Presidentialisering vormt indirect een gevaar voor democratie, omdat politieke leiders meer macht verkrijgen ten opzichte van partijen en andere instituten. Overheidsbeslissingen staan steeds meer in lijn met de wil en denkwijze van de politieke leiders dan met hun partijen, terwijl verkiezingen ook steeds meer lijken te gaan om de persoonlijkheden en kwaliteiten van de politici in plaats van de ideeën van hun partijen. Deze vorm van personalisering ondermijnt zodoende het systeem van een parlementaire democratie, waar traditioneel gezien vooral partijen en hun ideologieën centraal stonden (Poguntke en Webb, 2005: Shenhav en Sheafer, 2008). Privatisering ondermijnt ook de democratie, omdat media te veel aandacht zouden hebben voor de persoonlijke aspecten van politici en te weinig aandacht voor hun prestaties of ideeën (Van Zoonen, 2005: Van Aelst et al., 2011).

(15)

in Westerse democratieën (McAllister, 2007: Shenhav en Sheafer, 2008: Karvonen, 2010). Hanspeter Kriesi stelt echter dat dit alleen het geval is in Nederland en niet in Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk (Kriesi, 2011). Kriesi onderzocht bij nationale verkiezingen in de jaren 1990 tot 2007 en één verkiezing in de zeventiger jaren de titel, lead en de eerste paragraaf van artikelen over de politiek. Naast één tabloidkrant en één kwaliteitskrant in elk land werd ook het belangrijkste

tv-nieuwsprogramma in deze zes West-Europese democratieën gecodeerd. Niet alleen werd er per zin gecodeerd welke politieke actoren (partij, individuele politicus, minister of

partijsecretaris) en welke issues ter sprake kwamen, maar ook of er een relatie in de zin aanwezig was tussen actoren en/of issues. Kriesi concludeert dat het proces van

personalisering in Nederland uniek is: naast meer concentratie op politici in plaats van partijen zijn Nederlandse media door de jaren heen ook meer gaan concentreren op

partijleiders in plaats van andere politici (Kriesi, 2011). Andere onderzoekers stellen dat dit proces van personalisering wel meevalt: hoewel er wel degelijk sprake is van een kleine toename van personalisering in Nederland, heeft personalisering vooral plaatsgevonden vóór de negentiger jaren van de vorige eeuw (Karvonen, 2010: Vliegenthart, Boomgaarden en Boumans, 2013).

(16)

Eén van de weinige wetenschappelijke artikelen dat specifiek de term ‘infotainment’ hanteert, is Politiek aantrekkelijk maken van Kees Brants en Rosa van Santen (Brants en Van Santen, 2014). De twee onderzoekers hebben onder andere twee infotainmentprogramma’s tijdens de verkiezingen van 2012 onderzocht. Zij codeerden in hoeverre er sprake is geweest van popularisering en personalisering tijdens twee uitzendingen van 1 voor de Verkiezingen en Wat Kiest Nederland?, en vergeleken de uitkomst van deze infotainmentprogramma’s met tv-programma’s uit de omringende genres ‘informatief’ en ‘amusement’. Het coderen deden zij aan de hand van vijfpunts schalen, waar er bij personalisering werd aangegeven of het interview meer ging over de politicus dan over de partij, in welke mate de nadruk lag op de politieke en/of persoonlijke kwaliteiten van de politicus, zijn/haar familie, en de mate waarin de aanwezige politicus emoties toonde. Zij stelden vast dat personalisering, logischerwijs, structureel vaker voorkomt in infotainment dan in informatieve tv-programma’s. Met name de politieke en persoonlijke kwaliteiten van politici worden besproken, en niet zozeer hun emoties of privéleven (Brants en Van Santen, 2014).

Mijn onderzoek zal voortborduren op de methodes en definities die al de revue zijn gepasseerd. Zowel individualisering als privatisatie zullen worden getoetst in deze scriptie, zij het aan de hand van het codeerschema die wordt gegeven in het artikel van Van Aelst et al. (Van Aelst et al., 2011). Ook presidentialisering wordt onderzocht. Er zal worden gekeken hoe vaak welke politicus in een interview wordt genoemd en hoe vaak een partij. Zo kan er worden beoordeeld óf en in welke mate politici als substituut voor een politieke partij worden gebruikt. Daarnaast zal er worden gecodeerd hoe vaak individuele kwaliteiten van politici ter sprake komen en of dit gebeurt in een politieke of persoonlijke context. Tot slot zal er worden bijgehouden of de privélevens van politici aan bod komen. Het coderen van deze aspecten gaat dus per genoemde politicus: bij iedere politicus die genoemd wordt in de geanalyseerde gesprekken wordt er nagegaan of er sprake is van de genoemde aspecten.

(17)

zijn in de DWDD-studio, is het waarschijnlijk dat de uitkomsten aangaande emotionalisering niet substantieel en niet representatief zouden zijn. Vandaar de keuze om emotionalisering niet mee te nemen in dit onderzoek.

Door dit op een dergelijke manier te coderen kan er een beeld worden geschetst in hoeverre en op welke wijze er sprake is van personalisering in DWDD. Ik hanteer de volgende onderzoeksvragen:

OV1: In welke mate is er sprake van personalisering in de politieke interviews in DWDD?

OV1A: In welke mate is er sprake van presidentialisering in de politieke interviews in DWDD?

OV1B: In welke mate is er sprake van privatisatie in de politieke interviews in DWDD?

OV1C: In welke mate is er sprake van individualisering in de politieke interviews in DWDD?

2.3 Wat is partijdigheid?

In deze scriptie wordt gekeken of DWDD ook daadwerkelijk als partijdig kan worden bestempeld. Om de partijdigheid van media te onderzoeken, hebben onderzoekers op verschillende manieren gekeken of nieuwsmedia zich houden aan de algemeen geldende media routines en journalistieke nieuwswaarden, zoals onafhankelijkheid en objectiviteit (McNair, 2009). Twee kenmerken komen in de wetenschappelijke literatuur constant

bovendrijven: de mate van zichtbaarheid van de politicus en in hoeverre de media de politicus gunstig gezind is, met name aangaande het vraagontwerp (Hopmann et al., 2011).

(18)

onderzoekers was dat er zowel in de kranten als in nieuwsmagazines over het algemeen geen sprake was van partijdigheid. Bij televisie-uitzendingen werd er slechts in een kleine

hoeveelheid meer aandacht geschonken aan de Democratische Partij en haar standpunten (D’Alessio en Allen, 2000).

Ook Heinz Brandenburg heeft zich in het onderwerp partijdigheid verdiept: hij onderzocht tijdens de verkiezingen in 2005 in het Verenigd Koninkrijk zeven kranten hierop (Brandenburg, 2006). Zijn conclusie was dat de behandeling die kranten gaven aan de partijen waarvan al bekend was dat ze deze steunden, redelijk neutraal was, terwijl ze politieke

tegenstanders fel bekritiseerden. Daarnaast hielpen de kranten hun favoriete partij door relatief meer aandacht te geven aan de issues die hun partij het belangrijkst vonden, en relatief minder aandacht aan de issues die in het nieuws speelden of die andere partijen belangrijk achtten (Brandenburg, 2006). Brandenburg onderzocht ook de aanwezigheid van partijdigheid bij vier kranten en twee tv-journaals uit Ierland tijdens de verkiezingen van 2002

(Brandenburg, 2005). Zijn conclusies zijn iets anders dan zijn eerder aangehaalde werk: de media steunen niet zozeer één partij of beweging, maar laten zich en groupe negatief uit over alle politieke actoren. Daarnaast stelt Brandenbrug dat de regeringspartijen disproportioneel meer aandacht krijgen in de media dan oppositiepartijen (Brandenburg, 2005).

Niet alleen media, maar ook de mensen die gebruikmaken van de media zijn onderzocht. Zo bekeken Laura Arpan en haar medeonderzoekers in hoeverre kijkers de content in vijf late-night komedieprogramma’s zoals The Daily Show with Jon Stewart of The Late Show with David Letterman en vijf traditionele nieuwsprogramma’s zoals CBS Evening News with Katie Couric en Fox News als partijdig ervoeren (Arpan, Bae, Chen en Greene Jr., 2011). Kijkers tussen de 18 en 65 jaar moesten 34 vragen beantwoorden over hoe de media zowel de presidentskandidaten van de Republikeinen en de Democraten als de mogelijke terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Irak behandelden. Afgaande op de antwoorden concludeerden de onderzoekers dat men de content van de komedieprogramma’s als meer partijdig ervoeren dan de content in de nieuwsprogramma’s. Bovendien concludeerden ze dat jonge kijkers de komedieprogramma’s minder geloofwaardig achtten dan de

nieuwsprogramma’s, en dat de nieuwsconsumptie uit de komedieshows eerder als

complementair kan worden gezien dan als een substitutie van nieuwsprogramma’s (Arpan et al., 2011).

(19)

voor het aantal stemmen tijdens de presidentsverkiezingen van 2000 (DellaVigna en Kaplan, 2007). Vanaf 1996 namen steeds meer kabelaanbieders Fox News op in hun aanbod, en volgens de onderzoekers leidde dit tot een stijging van het aantal stemmen voor de

Republikeinse Partij tussen de 0.4 tot 0.7 percentagepunten. De twee schatten dat Fox News drie tot acht procent van haar kijkers heeft overtuigd om op de Republikeinen te stemmen (DellaVigna en Kaplan, 2007). Ook Brian Knight en Chun-Fang Chiang onderstrepen de invloed van media op het stemgedrag van burgers (Knight en Chiang, 2008). Zij onderzochten door middel van een enquête onder Amerikaanse lezers in hoeverre partijdige kranten succes hebben in het bevooroordelen van hun kandidaat tijdens de presidentsverkiezingen van 2000 en 2004. Ze concludeerden dat lezers inderdaad gevoelig zijn voor de bevooroordeling van kandidaten door de kranten, maar dat dit meevalt wanneer de krant en de partij van hetzelfde kamp zijn. Zo heeft de steun van linksgeoriënteerde kranten aan de Democraten minder invloed op de lezer dan wanneer de steun van neutrale of rechtsgeoriënteerde kranten komt. Hetzelfde geldt voor rechtsgeoriënteerde kranten en de Republikeinen. Dit suggereert dat burgers wijs genoeg zijn om de partijdigheid van de media te herkennen en deze te kunnen filteren (Knight en Chiang, 2008).

In de VS is de tegenstelling tussen de twee dominerende partijen dermate groot dat onderzoek en partijdigheid naar media relatief eenvoudig is. Dit proces wordt lastiger wanneer er sprake is van een meerpartijenstelsel zoals in Nederland (Hopmann et al, 2011). Vaak worden politieke partijen bestempeld als ‘links’ of ‘rechts’, maar het is per onderwerp verschillend of een partij als links of als

rechts kan worden beschouwd. Over het algemeen streven linkse partijen naar (financiële) gelijkheid tussen burgers, een actieve overheid en een verbetering van de positie van zwakkeren in de samenleving. Rechtse partijen streven naar persoonlijke vrijheid voor iedere burger, een passieve overheid en benadrukken de belangen van het individu en het bedrijfsleven (Maatschappijleer.nl, 2015).

(20)

In grafiek 2 zijn de elf politieke partijen die meededen aan de Tweede Kamerverkiezingen uit 2012 ingedeeld door het kieskompas, een online hulpmiddel die kiezers helpt bij het

achterhalen welke partij het dichtst bij hen staat (Kieskompas, 2012). De x-as is de verdeling van de partijen vanuit economisch perspectief en de y-as is de verdeling vanuit een cultureel perspectief. Vaak worden linksere partijen dus als progressief gezien en rechtsere partijen als conservatief.

Een gegeven in Nederland is dat politici en partijen die in de regering zitten over het algemeen meer in beeld komen dan de oppositie, net als Brandenburg constateerde in Ierland (Schönbach, De Ridder en Lauf, 2001). Schönbach onderzocht samen met zijn

medeonderzoekers of er door vier Duitse televisiejournalen en twee Nederlandse

televisiejournalen tijdens de nationale verkiezingen van 1994 en 1998 meer aandacht wordt geschonken aan de politici die toentertijd aan de macht waren. Hun conclusie luidde dat er in beide landen, met name in Duitsland, er sprake is van meer aandacht voor de ambtsbekleders. De Nederlandse nieuwsprogramma’s verdelen hun aandacht evenrediger over de leiders van alle politieke partijen dan de Duitse, waar vooral over de Bondskanselier wordt bericht (Schönbach et al., 2001). Er zijn echter periodes geweest waar er wel relatief meer aandacht aan politici van de oppositie is geschonken, zoals bij Pim Fortuyn en Wouter Bos bij de landelijke verkiezingen van respectievelijk 2002 en 2003 (Van Praag en Brants, 2005). Deze politici zorgden er dan ook voor dat hun partijen hoog stonden in de peilingen. Daarnaast was Fortuyn een markant figuur, die op charismatische wijze zich tegen het politieke

establishment in Den Haag keerde. Deze vormen van ‘partijdigheid’ van de media kunnen echter verklaard worden doordat deze politieke figuren en partijen politiek relevant waren geworden, aangezien ze hoog in de peilingen stonden (Van Praag en Brants, 2005).

(21)

het meest vijandig wanneer zij rechtse politici interviewden en het minst vijandig wanneer zij linkse politici interviewden (Varwijk, 2008). Geerts kwam echter tot de omgekeerde

conclusie, namelijk dat de interviewers rechtse politici minder vijandig benaderen dan linkse politici (Geerts, 2011).

Samen met zijn voormalig begeleidster Huls heeft Varwijk zijn onderzoek naar Pauw & Witteman vervolgd in het artikel Political bias in TV interviews (Huls en Varwijk, 2011). Zij hebben het Question Analysis System (QAS) van Steven Clayman en John Heritage uit hun artikel Questioning Presidents overgenomen en naar eigen inzicht ontwikkelt (Clayman en Heritage, 2002). QAS is een categorieënsysteem dat Clayman en Heritage gebruikt hebben voor de analyse van de veelheid aan vraagvormen in politieke nieuwsinterviews. Huls en Varwijk hebben vijf categorieën overgenomen en een zesde categorie aan het rijtje

toegevoegd, namelijk vasthoudendheid. In hun onderzoek vonden Huls en Varwijk geen bias omtrent aandacht: politici kregen evenveel spreekbeurten en spreektijd. Wel was er

partijdigheid in vraagontwerp gevonden in drie van de zes onderzochte aspecten, niet bij de aspecten initiatief, directheid en verantwoording, maar wel bij de aspecten assertiviteit, oppositie en vasthoudendheid. Ze concludeerden dat de interviewers Jeroen Pauw en Paul Witteman systematisch minder scherp waren wanneer ze linkse politici interviewden, en veel scherper naarmate politici meer uit het rechtse segment van het politieke spectrum

langskwamen (Huls en Varwijk, 2011).

(22)

OV2: In welke mate is er sprake van partijdigheid in politieke interviews in DWDD?

OV2A: Zijn linkse politici of partijen vaker onderwerp van gesprek dan rechtse politici of partijen in politieke interviews in DWDD?

OV2B: Worden linkse politici of partijen beter/positiever afgeschilderd dan rechtse politici of partijen in politieke interviews in DWDD?

2.4 Wedstrijdframe en strategieframe

Het concept van framing in de politiek is veel bediscussieerd en onderzocht. Volgens Robert Entman is een frame een concept dat ‘…repeatedly invokes the same objects and traits, using identical or synonymous words and symbols in a series of similar communications that are concentrated in time’ (Entman, Matthes en Pellicano, 2009). Het frame promoot een bepaalde interpretatie van een politieke actor of kwestie, wat vaak een morele of emotionele reactie opwekt bij de consumerende burger. Mensen zijn kwetsbaar voor frames, omdat frames hun gedachten over ingewikkelde kwesties op een overzichtelijke manier ordent. Een frame is een manier om de werkelijkheid te construeren en daarmee het debat te sturen. Wanneer een frame vaak genoeg is gebruikt, wordt deze standaard in de zienswijze van mensen op de wereld om hun heen (Entman et al., 2009).

Wat veelvuldig onder de loep is genomen, is in hoeverre politici en politieke partijen gebruikmaken van frames, ook in Nederland. Zo schreef Hans de Bruijn een boek over framegebruik in de Nederlandse politiek, over wat de voorwaarden zijn van een goede frame en over hoe politici frames van politieke tegenstanders kunnen overleven (De Bruijn, 2011). Framegebruik van media is veel minder onderzocht, en als dat al is gedaan, wordt de term ‘frame’ gekenmerkt door een gebrek aan duidelijkheid en overeenstemming in de

wetenschappelijke literatuur. Zowel de conceptualisering van frames als de operationalisering van de onderzoeken naar framing is allesbehalve eenduidig, wat leidt tot onvergelijkbare onderzoeken (Aalberg, Strömbäck en De Vreese, 2011). De crux ligt vooral bij het

(23)

elkaar en beschrijven ze helder (Aalberg et al., 2011). Het ‘game frame’ of wedstrijdframe is vaak beschreven als ‘horse race journalism’, waarbij de media zich met name richten op vier punten: opiniepeilingen, verkiezingsuitslagen, winnaars en verliezers en hun beschrijvingen van de verkiezingen als een wedstrijd of een oorlog. Het ‘strategy frame’ of strategieframe is de focus van de media op wederom vier punten: campagnestrategieën en tactieken, motivaties en pragmatische handelingen van de politici, hun persoonlijkheid en stijl en ten slotte

metajournalistiek (Aalberg et al., 2011).

Deze twee frames zijn vaak onderzocht, net als hun effect op de democratie. Zo stelden zowel Joseph Cappella en Kathleen Hall Jamieson als Claes de Vreese en Matthijs Elenbaas vast dat het gebruik door media van het wedstrijdframe en het strategieframe leidt tot een cynischere houding van burgers ten opzichte van én minder vertrouwen van burgers in de politiek (Cappella en Jamieson, 1997: De Vreese en Elenbaas, 2011). De Vreese en

Elenbaas probeerden te achterhalen of burgers in Nederland cynischer worden ten opzichte van de politiek na gebruik van wedstrijdframes door schrijvende media. Zij bevestigen dat men cynischer wordt als de politiek wordt beschreven als wedstrijd, met minder focus op de politieke standpunten en beleidsbepalingen. Dit proces wordt versterkt als er sprake is van een strategieframe. Met name hoogopgeleide en goed geïnformeerde mensen worden zo beïnvloed dat ze een cynischere houding ten opzichte van de politiek krijgen. De reden hiervoor is dat burgers denken dat politici uit eigenbelang handelen in plaats van het algemeen goed, en dat de politici daarnaast geheime, slinkse motieven erop nahouden (De Vreese en Elenbaas, 2011). Cappella en Jamieson en ook Hopmann en zijn collega’s claimen tevens dat het toepassen van het wedstrijdframe en het strategieframe niet alleen het vertrouwen van burgers in de politiek schaadt, maar ook het vertrouwen in de media (Cappella en Jamieson, 1997: Hopmann, Shehata en Strömbäck, 2015).

Over het gebruik van het wedstrijdframe en het strategieframe zijn onderzoekers eensgezind: beide komen in grote mate voor in de berichtgeving van media over de politiek. Thomas Patterson kwam tot de conclusie dat het wedstrijdframe in 1960 veel minder prominent aanwezig was in Amerikaanse media dan in 1992 (Patterson, 1993). De Amerikaanse media veranderden van een berichtgeving dat vooral gericht was op het

beschrijven van de standpunten van de partijen en de politieke kwesties die speelden naar een berichtgeving dat meer gefocust was op de kandidaten, hun motieven en strategieën en hun strijd met andere politici. Patterson stelt dat het wedstrijdframe en het strategieframe de berichtgeving van Amerikaanse mainstreammedia domineert (Patterson, 1993). Een

(24)

Samen met Daniela Dimitrova onderzocht hij hoe drie kranten in zowel Zweden als in de VS berichtten over de verkiezingen van respectievelijk 2002 en 2004 (Strömbäck en Dimitrova, 2006). Het wedstrijdframe en het strategieframe werden in dit onderzoek gecombineerd in de term game metaframe, wat inhoudt een frame die de politiek beschrijft in termen van een spelletje, een persoonlijkheidswedstrijd en een arena met strategieën. De conclusie luidde dat het game metaframe meer wordt aangewend in de Amerikaanse kranten (67% van de

berichten bevatte deze frame) dan in de Zweedse (51%). Ook het horse-race frame en het political strategy frame waren in Zweden (52% en 30%) minder aanwezig dan in de VS (67% en 63%) (Strömbäck en Dimitrova, 2006). In de Zweedse kranten was er wel meer sprake van het issue-frame dan in de VS (49% tegenover 33%), wat inhoudt dat de kranten in Zweden meer berichtten over actuele politieke kwesties en hoe politici en partijen tegen deze issues aankeken. In onderzoeken met andere collega’s stelde Strömbäck vast dat het game

metaframe ook prominent aanwezig is in nieuwsartikelen uit het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Spanje en België: tussen de 53% en 66% van de gevallen was deze frame dominant in de nieuwsartikelen (Strömbäck en Shehata, 2007: Strömbäck en Aalberg, 2008: Strömbäck en Luengo, 2008: Strömbäck en Van Aelst, 2010).

In deze scriptie zal ik onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van gebruik van wedstrijdframes of strategieframes in DWDD. Het codeerschema hiervoor zal overeenkomen met die Aalberg en zijn medeonderzoekers suggereren in hun artikel (Aalberg et al., 2011). De codes aangaande het wedstrijdframe zullen dus gaan over de onderdelen opiniepeilingen, verkiezingsuitslagen, winnaars en verliezers en de beschrijvingen van de verkiezingen als een wedstrijd of een oorlog. Het strategieframe gaat over de onderdelen campagnestrategieën, tactieken, motivaties en metajournalistiek (Aalberg et al., 2011). Het coderen van het gebruik van frames zal dus, in tegenstelling tot de aspecten personalisering en partijdigheid, gebeuren op het niveau van het interview. Door dit zo te coderen kan er een beeld worden geschetst in hoeverre en op welke wijze er sprake is van framing in DWDD. In het hoofdstuk

Methodologie zal ik de exacte codes en de manier van coderen uitleggen. Deze scriptie kan zodoende een beeld geven of er in DWDD veel sprake is van het hanteren van het

wedstrijdframe en het strategieframe. Ik hanteer de volgende onderzoeksvragen:

(25)
(26)

3. Methodologie

3.1 De Wereld Draait Door

Ik heb middels een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzocht in hoeverre er sprake is van personalisering, partijdigheid en de aanwezigheid van het wedstrijdframe en het

strategieframe in De Wereld Draait Door. Het 50-minuten-durende programma begon op 10 oktober 2005 met uitzenden op Nederland 3 tussen 19:30 en 20:30. Sinds 1 januari 2014 wordt het programma uitgezonden tussen 19:00 en 20:00 op NPO 1. Vijf dagen in de week praat presentator Matthijs van Nieuwkerk samen met een dagelijks wisselende sidekick met actuele gasten uit de politiek, wetenschap, sport, cultuur en media.

Hoewel er in de loop der jaren veel veranderingen binnen het programma zijn geweest, is het raamwerk van DWDD altijd hetzelfde gebleven: beginnen met een snelle aankondiging van de gasten, het nieuws van de dag bespreken, een barkrukgesprek voeren met de

dienstdoende tafelheer of –dame, drie interviews van circa 10 minuten houden met de gasten, tussendoor amusement met een liedje van één minuut van een band en De TV Draait Door en afsluiten met een satirisch filmpje van ‘Lucky TV’. Kern van het tv-programma vormen de gesprekken met de gasten, wat af en toe een politicus of meerdere politieke experts betreft.

Het programma is dus een mix van nieuws en amusement (infotainment), en dat komt mede door de aanwezigheid van een tafelheer of –dame. Dit is een wisselende sidekick die samen met Van Nieuwkerk de gasten interviewt. De sidekicks variëren van expertise en achtergrond: van oud-profvoetballer Jan Mulder en cabaretier Marc-Marie Huijbregts tot actrice Halina Reijn en oud-voorzitster van de Tweede Kamer Gerdi Verbeet. Van Nieuwkerk stelt in het tv-programma College Tour nooit meer zonder deze sidekicks te willen

presenteren, omdat zij ‘glans’ aan het programma geven. Zij stellen vaak vragen die Van Nieuwkerk als gastheer niet kan of wil stellen, omdat hij wil dat de gasten ‘graag willen blijven komen’ (College Tour, 2012).

DWDD wordt vaak getypeerd als een ‘luchtige magazine’, waarbij zowel lichte als zwaardere onderwerpen in hapklare brokken worden gepresenteerd (Wijfjes, 2009). DWDD wordt vaak gezien als een levendig programma, en ook Van Nieuwkerk beaamt dit. Hij zegt dat het humeur van het programma goed is en dat ze ‘eerder vieren dat er iets gebeurt dan dat dat we er somber over zijn’ (College Tour, 2012). Het meest kenmerkende van het

(27)

elkaar besproken. Van Nieuwkerk beaamt de omschrijving dat DWDD minder diepgang kent dan andere nieuwsprogramma’s en talkshows, maar stelt dat de vluchtigheid juist de kracht van het programma is (College Tour, 2012).

Felix Rottenberg, politiek expert in DWDD en tevens oud-collega van Van Nieuwkerk, zegt dat de DWDD-presentator zich niet echt verdiept in inhoudelijke

standpunten en niet geïnteresseerd is in het houden van diepgravende politieke interviews (Wijfjes, 2009). Van Nieuwkerk kan zich vinden in deze analyse. Tijdens het Grote Interview Gala van 2011 geeft hij toe dat hij zich niet bezighoudt met het lezen van nota’s en geen vergelijkingen van beleidsbepalingen maakt, maar dat dit ook geen ramp is, want ‘…de lol van een dossiergesprek, die zie ik niet’ (Grote Interview Gala, 2011). Mede hierdoor kan de focus van de interviews van Van Nieuwkerk meer gaan liggen op de persoon achter de politicus.

3.2 Verkiezingsjaar 2012

In mijn onderzoek heb ik me gericht op afleveringen van DWDD uit 2012. Er is gekozen om gesprekken te kiezen uit het jaar 2012, omdat dit een verkiezingsjaar betreft. Met name in verkiezingstijd moeten media hun rol in een democratie goed vervullen: kiezers informeren over de kandidaten en hun ideeën, de acties van politici contextualiseren, als waakhond dienen en, wellicht de belangrijkste taak, ervoor zorgen dat mensen gaan stemmen (Esser et al. 2012). Daarnaast zullen er rond de verkiezingen regelmatig politici of politieke experts in DWDD aanschuiven, waardoor er een voldoende aantal aan politieke nieuwsinterviews zijn om mee te kunnen nemen in de analyse.

Het jaar 2012 was in politiek opzicht een rumoerige, want er gebeurde veel in politiek Den Haag. Op 23 april viel kabinet-Rutte I, nadat de PVV de handdoek in de ring gooide tijdens het Cathuisoverleg. De nieuwe Tweede Kamerverkiezingen werden over de zomer heen getild en werden gehouden op 12 september. Na een korte, maar hevige

(28)

3.3 Steekproef

Alle uitzendingen van DWDD zijn geraadpleegd via www.npo.nl. In alle

DWDD-uitzendingen uit 2012 bevinden zich in totaal 49 politieke nieuwsinterviews. Onder politieke interviews wordt de interviews met politieke experts en interviews met politici zelf verstaan. Daarbij is het van belang dat de politicus aanschuift vanwege zijn of haar politieke

functioneren, en niet vanwege persoonlijke redenen. Het komt weleens voor dat DWDD politici uitnodigt die komen praten over hun passies of interesses, zoals is voorgekomen bij politici als Frans Timmermans (PvdA) en Jesse Klaver (GroenLinks). Deze tellen niet als politieke nieuwsinterview en zijn derhalve uitgesloten. Soms vinden er twee interviews in dezelfde uitzending met dezelfde mensen plaats. Vrijwel altijd worden deze interviews onderbroken door een filmpje van De Jakhalzen of een andersoortige bumper, maar het onderwerp van het eerste interview verandert niet in het tweede interview. Na de

onderbreking blijft men dus hetzelfde onderwerp behandelen en is er geen nieuwe inleiding van Matthijs van Nieuwkerk over het gespreksonderwerp. Dit geldt dan als één politieke nieuwsinterview. Voorbeeld is het gesprek dat werd gehouden in de uitzending van vrijdag 27 april 2012 met Jan Mulder, Jack de Vries, Marike Stellinga, Jort Kelder en Frénk van der Linden, met als tafelheer Prem Radhakishun. Na een filmpje van De Jakhalzen gaat Van Nieuwkerk verder met het terugblikken op de afgelopen politieke week met zijn tafelgasten, zonder het onderwerp (opnieuw) te introduceren.

Van iedere maand dat DWDD uitzendt heb ik het eerste en laatste politieke

nieuwsinterview dat plaatsvindt als sample gekozen. DWDD begon in 2012 met uitzenden op maandag 9 januari tot en met vrijdag 25 mei, waarna de zomerstop begon. Op maandag 3 september werd er weer uitgezonden tot en met vrijdag 14 december, waarna de winterstop begon. Als er geen politieke nieuwsinterviews plaatsvinden in een maand, zoals bijvoorbeeld in december 2012 het geval was, dan wordt december vanzelfsprekend niet meegenomen in de analyse. Ik heb gekozen voor de eerste en laatste politieke nieuwsinterview van elke maand, omdat er op deze manier een willekeurige selectie ontstaat met voldoende interviews. De gekozen gesprekken zullen aan de voorwaarden voldoen dat politici of politieke experts aan tafel zitten die komen praten over politieke kwesties, beleidsbepalingen of de

(29)

tafelheer of tafeldame en praat Matthijs van Nieuwkerk slechts kort met de aanwezige politicus, waarna deze langdurig wordt ondervraagd door een panel van drie kritische journalisten. Het format van deze speciale uitzendingen verschilt dermate met die van de reguliere DWDD-uitzendingen dat deze speciale uitzendingen niet worden meegenomen in de analyse.

Zo vormt er een selectie van 16 gesprekken met politici of politieke experts. Onder politici wordt verstaan (toekomstige) leden van de Tweede Kamer of het kabinet ten tijde van het gesprek. Onder politieke experts wordt verstaan gasten die vanwege hun kennis en/of mening over de politiek de ontwikkelingen in de Nederlandse politiek komen analyseren en duiden. Vaak zijn dit journalisten of oud-Kamerleden, maar dit kan ook een opiniepeiler (Maurice de Hond) of een ex-profvoetballer (Jan Mulder) betreffen. Oud-Kamerleden of oud-lijsttrekkers zoals Jan Marijnissen of Hans Wiegel worden niet meegerekend als politici, ondanks dat ze nog steeds verbonden zijn aan politieke partijen. Hetzelfde geldt voor andere experts die ooit betrokken waren in de landelijke politiek, zoals Felix Rottenberg (voormalig partijvoorzitter PvdA) en Jack de Vries (voormalig spindoctor CDA). Ze schuiven namelijk aan om de politieke ontwikkelingen te duiden en context te bieden, en niet om informatie te geven of beleidsontwikkelingen voor te stellen of te verdedigen. Ze bewaren afstand van de politieke materie die besproken wordt en zijn zelf zelden onderwerp van gesprek.

Tabel 2: Overzicht van de 16 politieke interviews

No. Datum Gasten Sidekick Hoeveelste gesprek?

1 Woensdag 18-01-2012

Jan Marijnissen, Jack de Vries, Maurice de Hond

Jort Kelder 1e gesprek

2 Dinsdag 31-01-2012

Ronald Plasterk (PvdA) Jort Kelder 1e gesprek

3 Vrijdag 03-02-2012

Alexander Pechtold (D66) Beau van Erven Dorens 1e gesprek

4 Maandag 27-02-2012

Thijs Niemantsverdriet, Prem Radhakishun Jan Mulder 1e gesprek

5 Donderdag 01-03-2012

Barbara Baarsma, Mathijs Bouman, Felix Rottenberg

Giel Beelen 1e gesprek

6 Woensdag 28-03-2012

Jack de Vries, Prem Radhakishun Fidan Ekiz 1e gesprek

7 Woensdag 04-04-2012

Philippe Remarque, Frénk van der Linden Giel Beelen 2e gesprek

8 Vrijdag 27-04-2012

Jan Mulder, Jack de Vries, Marike Stellinga, Jort Kelder, Frénk van der Linden

(30)

3.4 Meting

Zestien politieke interviews uit DWDD zijn door ondergetekende gecodeerd aan de hand van het codeboek (zie bijlage 1) en 10 % is dubbel gecodeerd. De coding trail is terug te vinden bijlage 4. De range van de Krippendorf’s Alpha is 0.984 tot 1.0. Iedere politicus die wordt genoemd in een gesprek wordt genoteerd. Hierbij gaat het om Nederlandse politici die in 2012, of daarvoor, op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen hebben gestaan, betreffende partijen die mee hebben gedaan aan de verkiezingen van 2012. Dit zijn volgens het Kieskompas de SP, Partij voor de Dieren (PvdD), PvdA, GroenLinks, 50plus, PVV, D66, ChristenUnie (CU), Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), het Christen-Democratisch Appèl (CDA) en de VVD (Kieskompas, 2012). Ook politici die voor het eerst in 2012 op de kandidatenlijst staan, worden meegenomen in de analyse. Een voorbeeld hiervan is Mona Keijzer, die vóór 2012 niet op de CDA-kieslijst voor de Tweede Kamer stond, maar in 2012 wel (als nummer twee). Ook politici die niet op een kieslijst stonden maar wel in het

parlement hebben gezeten, worden genoteerd. Een voorbeeld is Ben Knapen, die niet op de CDA-kieslijst stond, maar wel voor die partij staatssecretaris in het Kabinet-Rutte I was.

Elke keer wanneer de voornaam en/of achternaam van een politicus wordt genoemd, wordt dit genoteerd. Voorbeeld: als er ‘Geert’, ‘Wilders’ of ‘Geert Wilders’ wordt gezegd, wordt dit genoteerd, maar andere benamingen waarbij Geert Wilders wordt bedoeld, worden niet meegenomen. Zo noemt Prem Radhakishun de politicus een keer ‘Blondie’ en Jort Kelder

9 Woensdag 02-05-2012

Sywert van Lienden, Jack de Vries, Prem Radhakishun

Fidan Ekiz 1e gesprek

10 Woensdag 23-05-2012

Mirjam Sterk (CDA), Mona Keijzer (CDA) Prem Radhakishun 1e gesprek

11 Dinsdag 04-09-2012

Hans Wiegel, Jan Marijnissen Koos Postema 1e gesprek

12 Donderdag 20-09-2012

Felix Rottenberg, Peter R. de Vries Giel Beelen 1e gesprek

13 Vrijdag 05-10-2012

Sywert van Lienden, Felix Rottenberg, Frénk van der Linden

Halina Reijn 1e gesprek

14 Maandag 29-10-2012

Ron Fresen, Felix Rottenberg Jan Mulder 1e gesprek

15 Donderdag 01-11-2012

Jort Kelder, Jack de Vries Prem Radhakishun 1e gesprek

16 Vrijdag 16-11-2012

(31)

bestempelde Wilders een keer als ‘gek’. Het komt echter voor dat het onduidelijk is wanneer welke politicus wordt bedoeld bij welke benaming. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt er dus alleen genoteerd wanneer de politicus bij voornaam en/of achternaam wordt genoemd.

Politici die nooit op een kieslijst hebben gestaan voor de elf partijen die in 2012 meededen aan de verkiezingen of in het kabinet hebben deelgenomen worden dus niet

meegenomen. Deze politici zijn namelijk nauwelijks in te delen in termen van links en rechts, mede omdat ik uitga van deze links-rechts verdeling op basis van het Kieskompas van 2012 (Kieskompas, 2012). Een voorbeeld is Pim Fortuyn, die af en toe wordt genoemd in de

gesprekken in DWDD. Fortuyn stond wel voor zijn eigen partij Lijst Pim Fortuyn (LPF) op de kieslijst, maar deze deed niet mee aan de verkiezingen van 2012. Fortuyn stond nooit bij andere partijen kieslijst, ook al was hij vroeger lid van zowel de PvdA (links) als de VVD (rechts). Zodoende wordt Fortuyn niet meegenomen in de analyse. Rita Verdonk wordt daarentegen wel meegenomen in de analyse. Zij heeft in 2010 voor haar eigen partij Trots op Nederland (TON) op de kieslijst gestaan, een partij die bij de verkiezingen van 2012 niet meer meedeed, omdat deze toen niet meer bestond. Verdonk heeft echter ook voor de VVD op de kieslijst gestaan, dus wordt zij wél meegenomen in de analyse.

Ook politici die in het verleden op de lijst stonden voor politieke partijen die niet meer bestaan worden niet meegerekend. Voorbeelden zijn de heren De Kort en De Quay van de Katholieke Volkspartij (KVP), die worden genoemd in het DWDD-interview van 4 september 2012. De KVP is in 1980 gefuseerd met twee andere partijen in het CDA, maar het is zeer goed mogelijk dat de koers en visie van de KVP hevig verschilt met die van het CDA uit 2012. Mede hierom worden politici van niet-bestaande partijen niet meegenomen in de analyse.

(32)

meegenomen in de analyse, omdat het verwarrend is wanneer de (oud-)politicus wordt bedoeld en wanneer de expert.

3.4.1 Personalisering

Mijn variabelen aangaande personalisering komen overeen met de variabelen die zijn gesuggereerd door Van Aelst en zijn collega’s (Van Aelst et al., 2011). In ieder DWDD-interview zal er worden gekeken hoe vaak een politicus wordt genoemd. Daarnaast wordt er bijgehouden hoe vaak de partij van de besproken politicus wordt genoemd, mits de partij bij naam wordt genoemd. Zo kan er worden vergeleken of politici daadwerkelijk worden aangesproken als substituut voor een politieke partij en er dus sprake is van een bepaalde vorm van personalisering, wat andere onderzoekers presidentialisering noemen (o.a. Karvonen, 2010: Kriesi, 2011).

Daarnaast zal er worden gecodeerd of individuele eigenschappen van politici ter sprake komen (ja/nee) (zie codeboek in bijlage 1: personalisering – individuele

eigenschappen: B1 t/m B12). Veel eigenschappen zijn onderzocht, maar de volgende zes kwaliteiten worden bijna standaard meegerekend in elke analyse: kundigheid/bekwaamheid, geloofwaardigheid/betrouwbaarheid, deugdzaamheid/moraliteit, leiderschap, zijn of haar retorica en de uitstraling of het voorkomen van de politicus in kwestie (Van Aelst et al., 2011). Bij iedere kwaliteit wordt er gecodeerd of het een eigenschap in een politieke context of in een persoonlijke, privé-context betreft.

Een politieke context omvat alle beweringen en handelingen die gedaan zijn in de politieke arena (bijvoorbeeld het parlement of op verkiezingscampagne) of die gerelateerd zijn aan de publieke functie van de politicus. Zo wordt het nieuwe voorkomen van de

(33)

Een persoonlijke context omvat alle beweringen en handelingen die gedaan zijn buiten de politieke arena (bijvoorbeeld op vakantie of bij een familiefeest) of die voorafgaand aan de politieke carrière van de politicus zijn gedaan. Zo wordt tijdens hetzelfde gesprek met Wiegel en Marijnissen het voorkomen van Samsom besproken voordat deze de politiek inging. Ze stellen dat Samsom tijdens zijn tijd bij Greenpeace niet op zijn uiterlijk lette, een warrig kapsel had, geen pakken droeg en veel minder relaxed en meer activistisch overkwam dan tijdens de verkiezingen van 2012 (npo.nl, 04-09-2012). Dit is een voorbeeld van een kwaliteit (uitstraling/voorkomen) in een persoonlijke context (Greenpeace, vóór zijn tijd in de politiek). Tot slot zal er worden bijgehouden of de privélevens van politici aan bod komen (zie codeboek in bijlage 1: personalisering – privéleven: B13 t/m B16). Bij vier categorieën wordt er aangegeven of het wel of niet ter sprake komt (ja/nee). Deze categorieën zijn het familie- of gezinsleven, het leven van de politicus voordat hij of zij de politiek in ging, het liefdesleven en als laatste vrijetijdsbesteding. Een voorbeeld van een dergelijke categorie is het ter sprake komen van de ouders van PvdA’er Jet Bussemaker tijdens het gesprek met haar op 16

november 2012. Van Nieuwkerk vraagt zich af of minister Bussemaker aan haar ouders dacht tijdens de bordesscene, waarna Bussemaker zegt dat ze dat niet deed, maar wel weet dat haar ouders erg trots op haar zijn (npo.nl, 16-11-2012). Alles aangaande het aspect personalisering wordt gecodeerd op het niveau van elke genoemde politicus. Door dit te coderen kan er een beeld worden geschetst in hoeverre en op welke wijze er sprake is van personalisering in DWDD.

3.4.2 Partijdigheid

Mijn variabelen aangaande partijdigheid komen overeen met de variabelen die zijn

gesuggereerd door Hopmann en zijn collega’s (Hopmann et al., 2011). In deze scriptie zal er worden gekeken naar de zichtbaarheid van politici en de gunstig gezindheid van de talkshow jegens de politici, om zo vast te stellen of DWDD inderdaad linkse politici een warmer hart toedraagt dan rechtse (zie codeboek in bijlage 1: partijdigheid: C1 en C2). Hopmann en zijn collega’s stellen ook voor dat er bij onderzoeken naar partijdigheid wordt gekeken naar het hoofdonderwerp van het item en of dit overeenkomt met de issue die een politicus of politieke partij belangrijk acht (Hopmann et al., 2011). Dit laat ik echter buiten beschouwing, omdat in het vluchtige DWDD er vaak sprake is van meerdere gespreksonderwerpen binnen één interview. Het is daarom niet vast te stellen wat het hoofdonderwerp is en of deze

(34)

Nederland ten tijde van het verkiezingsjaar 2012.

De zichtbaarheid of aanwezigheid per politicus wordt vastgesteld aan de hand van een schaal van vijf punten: wordt een politicus tijdens het interview genoemd (1), gequoot (2), in beeld genomen en genoemd of gequoot (3), in beeld genomen met een soundbite (4) of is de politicus zelf aanwezig (5) (Hopmann et al., 2011)? Voorbeeld: tijdens het gesprek op 2 mei 2012 met politieke experts Jack de Vries, Prem Radhakishun en Sywert van Lienden wordt er een filmpje getoond. Daarin spreekt VVD’er Jeanine Hennis met verslaggever Rutger

Castricum van Powned onder andere over GroenLinks-Kamerlid Ineke van Gent, terwijl Van Gent zelf op de achtergrond te zien is. Bij het coderen moet er dus achter de naam Hennis een ‘4’ gezet worden, terwijl achter Van Gent een ‘3’ moet worden genoteerd. Immers, de naam van de GroenLinks-politica wordt genoemd en ze is in beeld genomen (npo.nl, 02-05-2012). Als geen van de vijf punten van toepassing is op een politicus, dan wordt de politieke actor vanzelfsprekend niet meegenomen in de analyse.

Naast zichtbaarheid is gunstig gezindheid een manier om partijdigheid te analyseren. Voor iedere politicus die wordt genoemd in het interview wordt aangegeven of de toon, sfeer en/of berichtgeving positief (1), negatief (2), neutraal (3) of ambivalent (4) is (Hopmann et al., 2011). Onder ‘ambivalent’ wordt verstaan dat de berichtgeving negatief is, maar dat de politicus wel de kans krijgt hierop te reageren. Dit is bijvoorbeeld het geval in het interview met PvdA-politicus Ronald Plasterk op 31 januari 2012. Plasterk wil de bonussen in de financiële sector drastisch verminderen, maar krijgt tijdens het gesprek constant negatieve kritiek over zich heen, met name van tafelheer Jort Kelder. Kelder stelt dat, als de plannen van Plasterk werkelijkheid worden, de Nederlandse economie verslechtert en Nederland tevens financieel talent gaat verliezen aan de rest van de wereld, omdat men over de grens meer geld kan verdienen. De toon of sfeer van het gesprek is dus overwegend negatief, maar Plasterk heeft wel de kan om op de uitlatingen van Kelder te reageren en zijn kant van het verhaal te vertellen (npo.nl, 31-01-2012). Alles aangaande het aspect partijdigheid wordt gecodeerd op het niveau van elke genoemde politicus. Uiteindelijk ontstaat er zo een beeld dat duidelijk maakt of DWDD ook daadwerkelijk partijdig is.

3.4.3 Wedstrijdframe en strategieframe

(35)

opiniepeilingen, verkiezingsuitslagen, winnaars en verliezers en de beschrijvingen van de verkiezingen als een wedstrijd of een oorlog (zie codeboek in bijlage 1: framing –

wedstrijdframe: D1 t/m D4). De vraag is hierbij altijd: is er in dit interview sprake van

(ja/nee) (Aalberg et al., 2011). Een voorbeeld van een gesprek waarin deze vier aspecten inzit, is bijvoorbeeld het gesprek met Felix Rottenberg en NOS-verslaggever Ron Fresen van 29 oktober 2012. Hierin spreken zij over het snelle kabinetsakkoord van de VVD en de PvdA. In het gesprek gaat het al vrij snel over welke partijen en politici het goed doen in de peilingen, over de verkiezingsuitslag van afgelopen september en wie er over het algemeen als winnaars en als verliezers kunnen worden bestempeld. Ook wordt in dit gesprek gebruikgemaakt van sporttaal. Zo zegt Fresen dat het een gok is van Samsom en Rutte om PvdA’er Lodewijk Asscher, toentertijd nog wethouder in Amsterdam, een prominente plek te geven in het nieuwe kabinet. Asscher zou een ministerspost krijgen en de vicepremier worden, waarna Fresen zegt dat hij vanuit het niets ‘de rechtsbuiten van het kabinet, de Boëtius (toentertijd debutant bij voetbalclub Feyenoord) van het kabinet wordt’ (npo.nl, 29-10-2012).

De variabelen aangaande de aanwezigheid van het strategieframe in DWDD gaan over campagnestrategieën, tactieken, motivaties en metajournalistiek (zie codeboek in bijlage 1: framing – strategieframe: D5 t/m D8). De vraag bij deze vier aspecten betreft wederom steevast: is er in dit interview sprake van (ja/nee) (Aalberg et al., 2011)? Een voorbeeld van een gesprek waarin ieder aspect van het strategieframe aanwezig is, is het gesprek met Volkskrant-journalisten Philippe Remarque en Frénk van der Linden van 4 april 2012. De krant meldde dat PVV-leider Geert Wilders tijdens de onderhandelingen van het kabinet in het Catshuis had aangedrongen op het vertrek van CDA-minister Gerd Leers van Immigratie, Integratie en Asiel. Wilders zegt in een tweet dat deze veronderstelling van de krant ‘het canard van het jaar’ is en stelt dat dit pertinent onwaar is. Met name

(36)

4. Resultaten

De zestien politieke interviews waren, op één interview na, allemaal het eerste tafelgesprek van de uitzending. Vaak wordt de actualiteit van de dag als eerste besproken in DWDD, net als bij vele andere talkshows, dus worden politieke onderwerpen logischerwijs als eerste besproken. Alleen het interview met Volkskrant-journalisten Philippe Remarque en Frénk van der Linden op 4 april 2012 was het tweede gesprek van de dag, maar dit interview ging vooral over de discutabele aanpak van de Volkskrant aangaande de berichtgeving van de krant over de positie van minister Gerd Leers, en niet zozeer over de politieke actualiteit.

De gemiddelde duur per gesprek is 13 minuten en 24 seconden en het gemiddeld aantal gasten per politieke interview is 2,25. Het gemiddeld aantal seconden aan filmmateriaal per gesprek bedraagt 77 seconden en het gemiddeld aantal seconden aan liveverbinding bedraagt slechts 10 seconden, mede omdat er slechts in twee van de zestien DWDD-gesprekken sprake was van liveverbindingen. In de zestien interviews hebben negen

verschillende sidekicks aan tafel gezeten, te zijn Giel Beelen, Prem Radhakishun (beiden 3x), Fidan Ekiz, Jan Mulder, Jort Kelder (allen 2x), Beau van Erven Dorens, Halina Reijn, Koos Postema en Sylvana Simons (allen 1x). Sommigen van hen worden ook als expert ingezet in politieke interviews.

In totaal ontving Van Nieuwkerk 36 gasten in de zestien geanalyseerde interviews, met als meest terugkerende gast Jack de Vries (5x). Hij wordt op de voet gevolgd door

achtereenvolgens Felix Rottenberg (4x), Frénk van der Linden, Prem Radhakishun (beiden 3x), Jan Marijnissen, Jort Kelder, Sywert van Lienden (allen 2x), Alexander Pechtold, Barbara Baarsma, Hans Wiegel, Jan Mulder, Jet Bussemaker, Marike Stellinga, Mathijs Bouman, Maurice de Hond, Mirjam Sterk, Mona Keijzer, Peter R. de Vries, Philippe

(37)

4.1 Personalisering

4.1.1 Presidentialisering

Een onderdeel van personalisering is presidentialisering, het proces waarbij er steeds meer aandacht wordt geschonken aan politici en partijleiders en minder op de politieke partijen die zij vertegenwoordigen. De eerste onderzoeksvraag (OV1A) had tot doel te weten te komen in welke mate er sprake is van presidentialiseirng in de DWDD-gesprekken. Uit de resultaten blijkt dat er in DWDD zeker sprake is van presidentialsering, omdat politici structureel meer worden besproken dan hun politieke partij. In totaal is er 657 keer een naam van een politicus gevallen, 279 keer een politicus van links (SP, PvdD, PvdA, GL, 50+) en 378 keer een politicus van rechts (PVV, D66, CU, SGP, CDA, VVD) (zie tabel 3). De naam van een politieke partij wordt in totaal 403 genoemd, betreffende 178 keer een linkse en 225 keer een rechtse partij (zie tabel 3).

Tabel 3: Het aantal keren van het noemen van politici en de partijen (links/rechs)

Links Rechts Totaal

Naam politici 279 (42,47%) 378 (57,53%) 657 (100%) Naam partij 178 (44,17%) 225 (55,83%) 403 (100%)

De namen van de politieke partijen SP, PvdD, PvdA, GL, 50+, PVV, D66, CU, SGP, CDA en VVD vallen respectievelijk 41, 1, 110, 26, 0, 32, 19, 3, 2, 102 en 67 keer in alle zestien gesprekken (zie tabel 4). De namen van politici van de genoemde politieke partijen worden structureel vaker genoemd, namelijk respectievelijk 62, 2, 182, 33, 0, 89, 23, 3, 0, 134 en 129 keer (zie tabel 4).

Tabel 4: Het aantal keren van het noemen van politici en de partijen

SP PvdD PvdA GL 50+ PVV D66 CU SGP CDA VVD Totaal

(38)

Politici zijn dus structureel meer onderwerp van gesprek aan de DWDD-tafel dan de politieke partijen, de kleine partijen 50+, de CU en de SGP daargelaten. Dat de focus meer ligt op politici dan op de partijen, komt vooral door de leiders van de partijen (zie tabel 5). Dit is in lijn met wat Kriesi concludeert in zijn onderzoek: naast meer concentratie op politici in plaats van partijen focussen de Nederlandse media ook meer op partijleiders in plaats van andere politici (Kriesi, 2011).

Tabel 5: Het aantal keren van het noemen van de meest genoemde politicus en de partijen

SP PvdD PvdA GL 50+ PVV D66 CU SGP CDA VVD Totaal

Naam meest genoemde politicus 55 (13,6 1 %) 2 (0,50 %) 84 (20,79 %) 21 (5,20 %) 0 (0 %) 88 (21,7 8 %) 23 (5,69 %) 3 (0,7 4 %) 0 (0 %) 25 (6,19 %) 103 (25,5 0 %) 404 (100 %) Naam partij 41 (10,1 7 %) 1 (0,25 %) 110 (27,30 %) 26 (6,45 %) 0 (0 %) 32 (7,94 %) 19 (4,71 %) 3 (0,7 4%) 2 (0,50 %) 102 (25,3 1 %) 67 (16,6 3 %) 403 (100 %)

Als tabel 4 en tabel 5 met elkaar worden vergelijken, blijken de grote veranderingen plaats te vinden bij de PvdA en het CDA: bij deze partijen is de meest genoemde politicus van de partij zeker niet de enige van de desbetreffende partij die de revue passeert tijdens de gesprekken in DWDD. De percentages van de PvdA en het CDA in tabellen 4 en 5 gaan van respectievelijk 27,70 % en 20,40 % aandeel naar 20,79 % en 6,19 % aandeel. Bij alle andere partijen is het percentageaandeel van de meest genoemde politicus (tabel 5) gelijk of groter dan het percentageaandeel van alle politici (tabel 4). Dit duidt erop dat de meest genoemde politicus (lijsttrekker) van de PvdA en het CDA een minder belangrijke rol speelt in hun eigen partijen dan dat het geval is bij de meest genoemde politicus bij andere partijen.

In alle gevallen is de partijleider de meest besproken persoon van iedere partij (zie tabel 6). Dit zijn, als 50+ en de SGP niet worden meegerekend, van links naar rechts Emile Roemer, Marianne Thieme, Diederik Samsom, Jolande Sap, Geert Wilders, Alexander Pechtold, Arie Slob, Sybrand Buma en Mark Rutte, allemaal lijsttrekkers voor hun partij voor de landelijke verkiezingen van 2012.

Tabel 6: Het aantal keren van het noemen van de meest genoemde politicus en alle politici

(39)

Naam meest genoemde politicus 55 2 84 21 0 88 23 3 0 25 103 404 Totaal aantal politici 62 2 182 33 0 89 23 3 0 134 129 657 Percentage meest genoemde politicus 88,71 100 46,15 63,64 - 98,88 100 100 - 18,66 79,85 61,49

Bij de SP (89%), de PVV (99%) en de VVD (80%) zijn vooral partijleiders Roemer, Wilders en Rutte onderwerp van gesprek, terwijl dit bij de PvdA en het CDA niet het geval is. Dit komt mede door het feit dat lijsttrekkers Samsom en Buma gedurende het gehele jaar 2012 niet de enige partijleider waren voor hun partij. In begin februari was Job Cohen nog partijleider van de PvdA, terwijl Buma zijn leiderschap in 2012 deelde met Maxime

Verhagen. Als we de keren dat Cohen en Verhagen worden genoemd meenemen in de analyse (10 en 9 keer), dan blijft het percentage dat gaat over de meest prominente politicus van de partij echter nog steeds laag (51,65% en 25,37%). Bij de PvdA en met name het CDA was er in 2012 dus minder sprake van presidentialisering tijdens de gesprekken in DWDD dan bij andere partijen.

4.1.2 Privatisatie

De tweede onderzoeksvraag onder personalisering (OV1B) onderzocht in welke mate er sprake is van individualisering in DWDD. Hoewel presidentialisering zeker aanwezig is in de gesprekken in DWDD, is er van privatisatie nauwelijks sprake. In de zestien geanalyseerde gesprekken wordt niet één keer het liefdesleven of de vrijetijdsbesteding van een politicus besproken. Zesmaal wordt het leven van een politicus besproken voordat hij of zij de politiek in ging, te weten bij Emile Roemer (SP), Ronald Plasterk, Wim Kok, Nebahat Albayrak, Jet Bussemaker (allen PvdA) en Sybrand Buma (CDA). Driemaal wordt het familie- en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar wie zijn woorden weegt, weet dat het Utopia van de VVD er kil en karig uitziet voor wat het publieke domein betreft: ‘De overheid moet alleen handelen wanneer bepaalde

Wat moet, in een politiek­bestuurlijke context die ruimte maakt voor actieve maatschappelijke ondernemingen, de rol zijn van de overheid? Minder regels, meer samenwerking ¬ zo luidt

In de jaren tachtig zijn de linkse idealen afgelost door de blinde en bloedeloze marktwerking van

Groen Links vindt dat de gevolgen van de milieuvernietiging zo groot zijn dat ze niet meer beschouwd kunnen worden als 'neveneffecten' die door simpele aanpassingen van... het

Onze politieke invloed wordt niet groter door idealis­ tische slagen in de lucht, helaas heeft de JOVD zich daar in het verleden al enige keren aan schuldig

coli prsA gene in the chromosome (Figure 26B). Two putative positive clones #24 and #25 were confirmed by sequencing. The #25 prsA knockout strain was used for further

Iemand die talent heeft voor het hoger onderwijs, hoort gewoon niet achter de draaibank te staan louter en alleen omdat. zijn vader daar

intrinsic LCs properties, which might be due to the steric hindrance, the distinct isomers are still effective as chiral dopants in nematic LC materials. Overall, the