• No results found

Een druppel water op een gloeiende plaat:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een druppel water op een gloeiende plaat:"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Master Accountancy

Auteur:

J.S.

Renard

Studentnummer: 1830864

Eerste begeleider:

Dr. D.A. de Waard RA MA

Tweede begeleider:

Dr. R.B.H. Hooghiemstra RA

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie welke het afsluitende onderdeel vormt voor mijn master-opleiding accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. In deze scriptie staat duurzaamheidsverslaggeving en de waterproblematiek centraal. De huidige actualiteit van de waterproblematiek, toenemende publicaties van duurzaamheidsverslagen en de grotere belangstelling in beiden dienden als basis voor mijn motivatie over dit onderwerp.

Het schrijven van mijn scriptie heb ik met veel plezier gedaan. Ik heb tijdens de periode dat ik aan mijn scriptie heb gewerkt veel geleerd over duurzaamheidsverslaggeving, de waterproblematiek en andere factoren die met beiden samenhangen. Het grote hoeveelheid aan beschikbare literatuur over beiden onderwerpen is zeer interessant om te lezen maar vormde soms tevens een struikelblok. Dit omdat de selectie en het lezen van de literatuur veel tijd in beslag heeft genomen. Uiteindelijk heb ik bij het afronden van mijn scriptie niet alleen meer geleerd over de onderwerpen die in de scriptie zijn verwerkt maar ook over andere onderwerpen die mindere mate er mee samenhangen. Dit maakt het een erg leerzame periode.

Voor het onderzoek, de uitwerking en de afronding ben ik verschillende mensen mijn dank verschuldigd. Als eerste wil ik mijn eerste begeleider de heer Dick de Waard bedanken voor de opbouwende feedback en positieve bijdrage. Vervolgens wil ik graag Ernst & Young bedanken voor het faciliteren van een plek waar ik goed aan mijn scriptie heb kunnen werken. Daarbij wil ik ook graag Rob Wortelboer bedanken voor de begeleiding vanuit Ernst & Young. Verder wil ik graag de heer Hooghiemstra bedanken voor het functioneren van tweede begeleider. In het bijzonder wil ik mijn ouders zeer bedanken voor hun altijd aanwezige steun. Ten slotte wil ik mijn vrienden, medestudenten en collega-afstudeerders bedanken die in welke vorm dan ook, hebben bijgedragen aan de totstandkoming van mijn scriptie

Jason Renard

(3)

Inhoudsopgave

ONDERZOEKSOPZET ...4 1.1 INLEIDING...4 1.2 PROBLEEMSTELLING...5 1.3 DEELVRAGEN...5 1.4 RELEVANTIE ONDERZOEK...6 1.5 OPBOUW RAPPORT...8 2 THEORETISCH KADER ...9 2.1 INLEIDING...9 2.2 WATERPROBLEMATIEK...9

2.3 MOTIEVEN VOOR VERSLAGGEVING OVER WATER...18

2.4 RICHTLIJNEN VOOR VERSLAGGEVING OVER WATER...19

2.5 RAAMWERK...22 2.6 SAMENVATTING...24 3 ONDERZOEKSMETHODEN ...25 3.1 INLEIDING...25 3.2 SELECTIECRITERIA...25 3.3 ONDERZOEKSMETHODEN...27 3.4 BEPERKINGEN...31 4 ANALYSE RESULTATEN ...32 4.1 INLEIDING...32

4.2 METEN EN RAPPORTEREN VAN HET HUIDIGE WATERGEBRUIK...32

4.3 BEOORDELEN VAN DE WATEROMGEVING EN WATER RISICO’S...36

4.4 RICHT EEN WATERBELEID OP EN STEL DAAROPVOLGENDE DOELSTELLING OP...40

4.5 RICHTEN OP CONTINUE VERBETERING...43

4.6 OVERIGE ANALYSES...44 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN...46 5.1 INLEIDING...46 5.2 CONCLUSIES...46 5.3 VERVOLGONDERZOEK...50 6 LITERATUURLIJST...51 7 BIJLAGEN...54

7.1 BIJLAGE 1,GESELECTEERDE ONDERNEMINGEN...55

(4)

Onderzoeksopzet

1.1

Inleiding

“Ongeveer twintigduizend deelnemers hebben zich in maart 2009 tijdens het Wereldwaterforum in Istanboel gebogen over de wereldwaterproblematiek. Het forum gaat over de toekomst van het “blauwe goud”, dat zoveel belangrijker is dan olie, glas of diamanten.” (Torros, 2009)

Water

Water speelt een belangrijke rol voor iedereen, water heeft niet alleen invloed op de kwaliteit van leven maar is zelfs onmisbaar. De vraag naar water bestaat uit: drinken, hygiëne, de productie van voedsel, energie en industriële goederen en de instandhouding van de natuurlijke ecosystemen (UNESCO, 2006; Anon1, 2009). De oppervlakte van de aarde bestaat voor 70,1% uit water (CIA, 2009), toch bestaat een grote wereldwaterproblematiek (UNESCO, 2006).

Grote tekorten aan water kunnen aanleiding zijn voor humanitaire rampen. Mensen kunnen dan namelijk te weinig water binnenkrijgen en hebben een gebrek aan sanitaire voorzieningen. Een van de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties is dat 1,1 miljard mensen beschikking hebben over schoon water. Dit houdt een halvering in van het aantal mensen dat nu nog niet beschikt over schoon water (United Nations, 2000).

Water kan ook de oorzaak zijn voor verschillende conflicten. Water is namelijk één van de meest destabiliserende factoren in landen waar verschillende sectoren met elkaar wedijveren om schaars water (IWMI, 2004; Morrison et al, 2009). Conflicten kunnen ook ontstaan tussen verschillende landen. Voorbeelden hiervan zijn de conflicten tussen Israël, de Palestijnen en Jordanië en tussen Turkije, Syrië en Irak.

Ondernemingen hebben veel water nodig om te functioneren. Water wordt gebruikt voor koeling, transport, reiniging, oplosmiddel en ook direct voor het eindproduct. Zonder water zouden de meeste industrieën niet kunnen bestaan (Peterson, 2005).

(5)

Corporate Social Responsibility

Tegenwoordig stellen steeds meer ondernemingen een duurzaamheidsverslag op (KMPG, 2009). Duurzaamheidsverslagen richten zich op maatschappelijk verantwoord ondernemen en gebruiken hiervoor vaak de definitie “triple bottom line” van Elkington (1998) die de volgende drie onderdelen benoemd: people, planet en profit. Bij het onderdeel milieu wordt meestal ingegaan op de CO2 uitstoot, energiegebruik, waterverbruik en papierverbruik. Duurzaam ondernemen en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn tegenwoordig steeds belangrijkere onderwerpen voor ondernemers (KPMG, 2008; Coebergh, 2009; Brűggenwirth, 2004). Het onderwerp water past goed bij beide gedachten. Water is zoals hierboven vermeldt van groot belang voor mens en milieu. Water heeft dan ook betrekking op het aspect duurzaam ondernemen en op het aspect maatschappelijk verantwoord ondernemen. Internationaal worden deze 2 termen ook op verschillende manieren genoemd. Het meest gangbaar is Corporate Social Responsibility (CSR). Deze term zal dan ook vaker in dit onderzoek worden gebruikt.

1.2

Probleemstelling

Uit de inleiding komt naar voren dat water een belangrijk product is dat een wereldwijde problematiek heeft. De waterproblematiek verschilt per regio en land. In sommige landen is een groter tekort aan water dan in andere landen. Bedrijven lopen hier dan ook in verschillende mate risico’s welke in de duurzaamheidsverslagen gerapporteerd kunnen worden. De doelstelling van mijn onderzoek is als volgt:

Inzicht geven in de verschillen in de verslaggeving over water tussen ondernemingen die in landen gevestigd zijn met een verschillende waterproblematiek en aan de hand daarvan aanbevelingen geven.

Aan de hand van mijn doelstelling heb ik de volgende centrale vraag opgesteld:

In hoeverre verschilt de verslaggeving over water tussen ondernemingen met een hoofdvestiging die in een land gevestigd is met een verschillende waterproblematiek en hoe kan deze verslaggeving verbeteren?

1.3

Deelvragen

Om de centrale vraag te beantwoorden heb ik de volgende deelvragen opgesteld: 1 Wat is de wereldwaterproblematiek en de invloed hiervan op ondernemingen? 2 Wat zijn motieven voor ondernemingen om te rapporteren over water?

3 Welke aspecten zijn van belang bij de verslaggeving over water? 4 Wat wordt momenteel gerapporteerd over water door ondernemingen?

(6)

6 Welke verbeteringen kunnen op het gebied van verslaggeving over water door ondernemingen plaatsvinden?

De eerste en tweede deelvragen zijn beschrijvend van aard en geven duiding aan de waterproblematiek en duurzaamheidsverslaggeving en daarbij in het bijzonder het aspect water. De eerste drie deelvragen zullen als basis dienen voor een raamwerk voor de verslaggeving over water. De vierde deelvraag is beschrijvend en analyserend van aard. Deze deelvraag zal inzicht geven in de huidige stand van zaken met betrekking tot de verslaggeving over water bij ondernemingen en bij de geselecteerde ondernemingen die in landen gevestigd zijn met een verschillende waterproblematiek. De vijfde deelvraag is analyserend van aard en geeft inzicht in de huidige verschillen tussen de verslaggeving over water door ondernemingen die gevestigd zijn in een land met een verschillende waterproblematiek. De laatste vraag is adviserend van aard en geeft op basis van de voorgaande deelvragen aanbevelingen voor verbeteringen over de verslaggeving van water.

1.4

Relevantie onderzoek

Dit onderzoek kijkt met een kritische blik naar de wijze waarop ondernemingen rapporteren over het aspect water. Uit de inleiding komt naar voren dat de waterproblematiek een belangrijk onderwerp is voor de wereld, voor landen en voor ondernemingen. In maart 2009 is het vijfde Wereld Water Forum gehouden. Daaraan namen 33.058 deelnemers aan mee uit 192 verschillende landen. Waarvan 11 prinsen, presidenten en ministers-presidenten en 90 verschillende ministers en 315 parlementariërs en lokale overheden (Wereld Water Forum).

Dit duidt aan dat water internationaal gezien een belangrijk punt op de agenda is. Dit onderzoek kan dan ook in meerdere opzichten relevant zijn. In de volgende alinea’s wordt ingegaan op de relevantie voor ondernemingen, landen, instanties die zich richten op duurzaamheids verslaggeving en instanties die zich richten op de waterproblematiek.

Ondernemingen lopen risico’s door water en spelen een maatschappelijke rol in de waterproblematiek. De risico’s die ondernemingen lopen zijn erg afhankelijk van het land waarin zij zich bevinden. Dit omdat elk land een verschillende waterproblematiek kent. De waterproblematiek is dan ook in sommige landen groter dan in andere en ondernemingen lopen in deze landen dan ook meer risico’s. Door dit onderzoek kunnen ondernemingen inzicht krijgen in hun kwaliteit van rapporteren over water.

(7)

De resultaten van dit onderzoek zouden aanleiding kunnen zijn voor bedrijven om hun bewustzijn over water en hun rapportage te veranderen en/of te verbeteren.

In waterarme landen is het van belang dat bewust omgegaan wordt met water. Dit geld ook voor ondernemingen. Zij kunnen namelijk een grote invloed hebben op het verbruik en de kwaliteit van water. Dit onderzoek zal inzicht geven in de verschillen tussen de kwaliteit van verslaggeving over water door ondernemingen in landen met een verschillende waterproblematiek te vergelijken. Landen kunnen hierdoor ook inzicht verkrijgen in hoeverre ondernemingen die in hun eigen land gevestigd zijn presteren ten opzichte van andere landen. Hierop zouden landen hun beleid kunnen aanpassen en eventueel verbeteren.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is steeds belangrijker aan het worden. Ondernemingen stellen dan ook steeds vaker een duurzaamheidsverslag op. Verschillende richtlijnen bestaan voor deze duurzaamheidsverslagen maar nagenoeg geen wettelijke regelgeving. Verschillende instanties stellen deze richtlijnen op. Het Global Reporting Initiative speelt hierin een voorname rol. Door te kijken naar hoe verschillende ondernemingen nu rapporteren over het aspect water zouden deze instanties wellicht hun richtlijnen kunnen verbeteren.

Wereldwijd richten verschillende instanties zich op de waterproblematiek. De voornaamste instanties zijn: UNESCO, International Water Association, American Water Resources Association, World Resources Institute, WaterAid en Water 1st. Met dit onderzoek kunnen deze instanties inzicht verkrijgen in de verschillen tussen ondernemingen in landen met een verschillende waterproblematiek en hier verder onderzoek naar doen.

In het verleden is al veel onderzoek gedaan naar CSR. Onderzocht is onder andere wat de invloed van cultuur is op CSR (Jaggi en Low,2000; Hope 2003), de fundering en de implicaties daarvan (Deegan et al. 2002, O’Dwyer, 2002) en de algemene economische situatie op de omgang met CSR (Barkhof, 2007). Morikawa et al (2007) hebben onderzoek gedaan over de verslaggeving over water door ondernemingen en hierbij gekeken naar verschillen tussen industrieën. In 2009 is door Morrison en Schulte hier een vervolg onderzoek op gedaan die ook gericht is op verschillende industrieën. Dit onderzoek is redelijk uniek te noemen omdat het niet alleen inzicht geeft in hoe ondernemingen momenteel rapporteren over water maar voornamelijk omdat het inzicht geeft in de verschillen die tussen ondernemingen in landen met

(8)

1.5

Opbouw rapport

In dit hoofdstuk is ingegaan op de wereldwijde waterproblematiek, landen en ondernemingen. Dit heeft ook de aanleiding gevormd voor dit onderzoek. Hierbij zijn ook de centrale vraag en de deelvragen besproken en de relevantie. In dit onderzoek maak ik een vergelijking tussen ondernemingen in landen die een verschillende waterproblematiek kennen. Hoofdstuk 2 gaat verder in op de waterproblematiek, maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzaamheidsverslagen en de theoretische achtergrond daarvan. Op basis hiervan is een raamwerk opgesteld. In hoofdstuk 3 zijn de onderzoeksmethoden benoemd. Hierin wordt aandacht besteed aan de selectie van landen, ondernemingen, aandachtsgebieden en beperkingen van het onderzoek. Ook staan in hoofdstuk 3 de onderzoeksvragen die op basis van het raamwerk zijn opgesteld. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de resultaten uit de analyse van de onderzoeksvragen benoemd en de verschillen tussen de landen geanalyseerd. Als laatste worden in hoofdstuk 5 de belangrijkste conclusies en aanbevelingen aangedragen en onderwerpen aangereikt voor toekomstig onderzoek.

(9)

2

Theoretisch kader

2.1

Inleiding

Als eerste zal in dit hoofdstuk worden ingegaan op de waterproblematiek. Daarna zal inzicht worden gegeven in wat voor motieven organisaties kunnen hebben om verslag te doen over water. Vervolgens worden de huidige richtlijnen besproken. Daarna worden de waterproblematiek uiteengezet en de risico’s die samenhangen met water benoemd voor de wereldeconomie, landen en ondernemingen. Als laatste is een raamwerk ontworpen op basis van de daarvoor genoemde richtlijnen voor verslaggeving over water en de genoemde risico’s voor ondernemingen.

2.2

Waterproblematiek

De huidige waterproblematiek komt grotendeels door een tekort aan bruikbaar water. In de volgende paragrafen wordt uiteengezet waaruit dit tekort ontstaat, de invloed op het tekort en de effecten van het water tekort. In sommige regio’s bestaat ook een wateroverschot. Daar ondernemingen geen tot weinig invloed hebben op dit overschot wordt hier verder niet op ingegaan. Als eerste wordt inzichtelijk wat de huidige waterproblematiek inhoud. Vervolgens worden verschillen tussen landen benoemd en factoren uiteengezet die bijdragen aan een groeiende waterproblematiek. Als laatste wordt ingegaan op de rol die ondernemingen bij de waterproblematiek spelen en welke risico’s zij zelf daarbij lopen.

Huidige waterproblematiek

Een deel van de wereldwaterproblematiek komt door het wereldwijde tekort aan bruikbaar water. Met bruikbaar water wordt bedoeld zoetwater. Zoetwater wordt veelvuldig door de mens en industrie gebruikt. Zoutwater is voor gebruik door de mens en de industrie niet tot nauwelijks geschikt. Als eerste zal in worden gegaan op het wereldwijde tekort aan bruikbaar water en vervolgens wordt ingegaan op watervervuiling. Het beschikbare water bestaat voor 97,5% uit zoutwater en voor 2,5% uit zoetwater. Het grootste deel van het zoetwater bevind zich in gletsjers(68,7%) en grondwater (30,1 %). Een klein deel van het zoetwater is oppervlakte water(0,4%) (Shiklomanov et al, 2004).

Bruikbaar water is in sommige gebieden dan ook slecht toegankelijk. “1,2 biljoen mensen hebben een tekort aan veilig en betaalbaar water” (professor Rijsberman). Het tekort aan bruikbaar water is verschillend per regio. Bij absolute waarden bevinden de grootste waterbronnen zich in Azië en Zuid Amerika en de kleinste in Europa en Australië met Oceanië.

(10)

Dankzij de groeiende wereldbevolking is het potentiele water aanbod afgenomen van 12.900 duizend m3 naar 7.600 m3 per jaar per persoon. De sterkste afname vond plaats in Afrika (280%). Azië (200%) en Zuid-Amerika (170%). In Europa was de afname maar 16%. Het gebruik van water en de beschikbare hoeveelheid verschilt dus sterk per regio (Shiklomanov et al, 2004).

Een ander deel van de waterproblematiek is watervervuiling. Watervervuiling heeft een negatief effect op de gezondheid van ecosystemen en de mensen die op deze ecosystemen steunen. De afgelopen 100 jaar is de aard van grootste vervuilers verschoven in geïndustrialiseerde landen. Vroeger was de grootste watervervuiling te wijten aan ontlasting en organische vervuiling, tegenwoordig komt dit steeds meer door de industrie.

Watervervuiling komt door verschillende stoffen. Deze stoffen zijn voornamelijk: organische materie, voedingsstoffen, zware metalen, bacteriologische vervuilers, giftige organische stoffen, zouten, zuren, slib en warmte. De hiervoor genoemde stoffen komen van agricultuur, verschillende industrieën, huishoudelijk gebruik en gemotoriseerde voertuigen (Revanga en Mock, 2000). De grootste gebruikers van bruikbaar water in de industrie zijn thermische- en kernenergiecentrales. De chemische industrie, metaalindustrie, hout- en papierindustrie, textielindustrie en machine-industrie gebruiken ook aanzienlijke hoeveelheden zoetwater (Peterson en Klepper, 2008)

Verschillende landen met een verschillende waterproblematiek

De verschillende landen in de wereld kennen een verschillende waterproblematiek. Dit komt voornamelijk door de ligging en de ontwikkeling van een land. De ligging van een land bepaald welke bronnen een land heeft voor water. Voor water bestaan verschillende bronnen, die per land variëren in grote. Een belangrijk onderscheid kan gemaakt worden tussen herbruikbare waterbronnen en niet herbruikbare waterbronnen. Onder herbruikbare waterbronnen worden bronnen verstaan die op basis van de watercyclus weer worden aangevuld. Niet herbruikbare bronnen zijn bronnen die gezien vanuit een menselijke tijdsperiode, nagenoeg niet worden aangevuld (Vallée en Margat).

In het jaar 2025 zal de helft van de wereldbevolking leven in gebieden met een tekort aan water. Dit komt grotendeels doordat herbruikbare bronnen sneller worden verbruikt dan dat zij aangevuld worden. In de afbeelding komt ook duidelijk naar voren welke gebieden in 2025 een tekort aan bruikbaar water kennen. Hierin komt ook naar voren dat verschillende landen ook een verschillende waterproblematiek kennen.

(11)

Een tekort aan hernieuwbare bronnen is te zien in het westen en midden van Noord-Amerika, het noorden van Afrika, het Midden-Oosten, het noorden van China en het zuidwesten van Australië.

Figuur 1: overzicht gebieden met tekort aan water in 2025 Ontleend aan: Water: a shared responsiblity

De ontwikkeling van een land speelt ook een rol in de waterproblematiek van een land. Een sterke link bestaat tussen inkomstenschaarste en waterschaarste (Sullivan, 2002). Een land met een grote inkomstenschaarste zal ook een grotere waterschaarste kennen. De komt vooral door de toegankelijkheid van het beschikbare water van een land. De invloed van industrie is ook verschillend per land. Ontwikkelde landen zijn verder geïndustrialiseerd dan minder ontwikkelde landen. De hoeveelheid watervervuiling is hierdoor ook verschillend per land.

Zoetwater-arme regio’s hebben langdurige tradities die zich richten op de instandhouding van zoetwater. Zoetwater-rijke regio’s nemen over het algemeen aan dat genoeg zoetwater beschikbaar is en dat vervuild water gemakkelijk behandeld of vervangen kan worden. De gevolgen door de ontwikkeling van de mens zijn echter ernstiger dan verwacht. Zoetwaterbronnen hebben zich verminderd in kwaliteit en kwantiteit en ecosystemen worden bedreigd. Het resultaat hiervan is dat zoetwater-rijke regio’s beginnen met gebruiken over te nemen van zoetwater-arme regio’s (UNESCO, 2006).

(12)

Factoren van invloed op de waterproblematiek

Verschillende factoren hebben een belangrijke invloed op de waterproblematiek, hieronder zullen de volgende factoren behandeld worden: demografische, economische en sociale factoren. Water gebruikers, managers en beleidsbepalers hebben op deze factoren een zeer beperkte directe invloed. Omdat deze factoren wel een belangrijk onderdeel zijn van de waterproblematiek worden ze voor de beeldvorming behandeld.

Demografische factoren

Demografische processen zoals bevolkingsgroei, leeftijdsdistributie, verstedelijking en migratie veroorzaken deels de grootste druk op de hoeveelheid en kwaliteit van de watervoorraad. Deze processen hebben een direct effect op de watervoorraad door een verhoogde vraag, consumptie en door vervuiling gerelateerd aan het water verbruik. De wereldbevolking groeit ongeveer met 80 miljoen mensen per jaar wat als gevolg heeft een toename in de vraag naar bruikbaar water van 64 miljard m3 per jaar. (Hinrichsen et al, 1997). Verwacht wordt dat in 2050 de menselijke populatie met 3 miljard mensen is gegroeid. Hiervan wordt geschat dat 90% van deze groei plaatsvindt in landen die momenteel een tekort kennen aan veilig drinkwater en adequate sanitaire voorzieningen (United Nations, 2007).

De demografie van de wereldpopulatie verandert de komende jaren sterk. Dit heeft ook belangrijke gevolgen voor de watervoorraad. De verwachting is dat in het jaar 2050 22% van de wereldbevolking ouder is dan 60 jaar. De demografie van de wereldpopulatie heeft invloed op de consumptiepatroon wat weer invloed heeft op de benodigde natuurlijke bronnen, waaronder bruikbaar water. Door vergrijzing zal een grotere vraag ontstaan naar medicijnen en medische faciliteiten. Voor jonge mensen zal globalisatie van markten en reclames een toename veroorzaken in hun behoeftes. Deze behoeften hebben weer invloed op het productiepatroon, wat weer een stijging veroorzaakt in het benodigde bruikbare water (Connor et al, 2009).

Verstedelijking heeft bijzondere gevolgen voor het milieu. Verstedelijking wordt vergezeld met het veranderen van natuurlijke landoppervlaktes naar ondoordringbare oppervlaktes zoals, straten, parkeerplaatsen, daken en andere gebouwen die de opname van regenwater in de grond blokkeren. Door deze verstedelijking wordt het regenwater meer vervuilt wat terecht komt in verschillende watersystemen. De kwaliteit van het water gaat hierdoor achteruit en kan locale verontreinigingproblemen geven.

(13)

De verstedelijking zorgt ook voor een toenamen in stortvloeden die slachtoffers kunnen veroorzaken en schade kunnen toebrengen aan de infrastructuur. De verwachting bestaat dat in 2030 60% van de bevolking in stedelijk gebied woont, wat een stijging van 1,8 miljard is ten opzichte van 2005. 95% van deze groei zal naar verwachting plaats vinden in ontwikkelingslanden, met name Afrika en Azie. (UNFPA, 2007).

De relatie tussen water en migratie is tweezijdig. Migratie kan veroorzaakt worden door waterproblemen en kan tegelijkertijd ook een oorzaak zijn voor waterproblemen. Waterschaarste en overstromingen kunnen redenen zijn om te migreren. De migratie van mensen kan de waterschaarste in een bepaald gebied vergroten en de capaciteit van de infrastructuur overschrijden. Geschat wordt dat tussen de 24 miljoen en bijna 700 miljoen mensen gemotiveerd kunnen zijn om te migreren door water gerelateerde factoren (Connor et al, 2009a).

Economische factoren

Door een groeiende economie ontstaat meer vraag naar water. Dit komt door het groeiende aantal verbruikers en veranderingen in het consumptiepatroon. Door een groeiende economie ontstaat meer behoefte aan voedsel en energie, deze producten vereisen veel water voor hun productie. De International Energie Agency verwacht dat de vraag naar energie in 2030 met 60% zal stijgen ten opzichte van 2002. De economische groei van landen die zich ontwikkelen dragen het meest bij aan de stijging van de vraag (IEA, 2006). Wat momenteel ook een rol speelt de toegenomen interesse in bio-energie. Deze energie soort vereist ook veel water, wat dus een grotere druk levert op de waterschaarste (Connor et al, 2009b).

Sociale factoren

Sociale factoren hebben ook invloed op de vraag, kwaliteit en management van het water. Veranderingen in levenstijl worden beïnvloed door sociale factoren. Deze sociale factoren zijn hoofdzakelijk gericht op het individu in plaats van collectieve acties en op de manier waarop de mens denkt en handelt op een dagelijkse basis. De volgende sociale factoren worden hieronder nader toegelicht: armoede, onderwijs, cultuur en levenswijze en consumptiepatroon. Deze factoren hebben invloed op de waterproblematiek De waterkwaliteit en beschikbaarheid zijn in landen waar veel armoede heerst verslechterd. Een inadequate watervoorziening en sanitaire voorziening, waarvan veelal sprake is in landen met grote armoede, hebben gevolgen voor het milieu door watervervuiling en een verslechtering van waterecosystemen.

(14)

De waterproblematiek in landen met veel armoede bestaat dan ook uit een gebrek aan beschikbaarheid en gebrek aan kwalitatief goed water.

Onderwijs heeft verschillende invloeden op de waterproblematiek. Door onderwijs worden mensen zich meer bewust over duurzaamheid en ecosystemen. Onderwijs kan ook leiden tot een verbetering in het gebruik van water. Dit kan door een verbeterde kennis van watersystemen, nieuwe materialen en nieuwe technologieën. Meer onderwijs zorgt ook voor dat mensen zich kunnen verbeteren in hun economische omstandigheden en een verhoging van de welvaart. Dit leidt weer tot een grotere vraag naar water (Björklund et al, 2009).

Invloed van ondernemingen

Zoals geschreven wordt water steeds schaarser. Hierin speelt de industrie ook een belangrijke rol. Bij het verbruik van water door de industrie speelt vooral de kwaliteit van het afgegeven water een rol omdat maar een klein deel verdampt (Shiklomanov et al, 2004). De industrie produceert jaarlijks 300 tot 500 ton aan zware metalen, oplosmiddelen, giftige slib, en andere afvalstoffen. Dit kan dus grote gevolgen hebben op de kwaliteit van het afgegeven water, wat invloed heeft op diverse ecosystemen.

Morrison et al (2009) benoemen van 8 waterintensieve sectoren de waterfootprint. Deze waardeketens hebben zij opgedeeld in segmenten. De waterfootprint van een onderneming is een indicator die het directe en indirecte watergebruik meet. Hierop zal in de volgende paragraaf uitgebreider op in worden gegaan. De volgende sectoren die Morrison et al benoemen hebben een grote intensiteit op de wateropname en/of afgifte:

– Elektronica industrie; – Drankindustrie; – Voedselindustrie; – Chemische industrie; – Hout- en papierindustrie; – Mijn- en metaalindustrie; – Kledingsindustrie; – Energie-industrie.

(15)

Watergerelateerde risico’s voor ondernemingen

Een tekort aan bruikbaar water en een daling van de kwaliteit van het bruikbare water levert ook risico’s op voor ondernemingen. Risico’s bevinden zich op het gebied van fysieke risico’s, reputatie risico’s en risico’s die betrekking hebben op regelgeving.

Een fysiek risico speelt bij een watergerelateerde sluiting van een productiefabriek of een aanzienlijke prijsverhoging van water. Fictief gezien kan een watergerelateerde sluiting bij een onderneming, zoals Intel en Texas Instruments, leiden tot een geschat verlies aan omzet tussen de €100 miljoen en €200 miljoen (Morrison et al, 2009). Reputatie risico’s hebben betrekking op de reputatie van een onderneming. Door slecht om te gaan met water door een onderneming loopt zij het risico veel negatieve publiciteit te krijgen wat invloed kan hebben op de winst. Starbucks heeft in 2008 veel negatieve publicieit gekregen omdat zij aan haar ketens voorschreef om een kraan te laten lopen (Lorraine en Flynn, 2008, Morrison et al. 2009). Risico’s die betrekking hebben op regelgeving hebben bijvoorbeeld invloed op vergunningen die nodig zijn voor bedrijfsactiviteiten. Coca-Cola kon in 2005 haar vergunning voor het gebruik van grondwater voor één haar fabrieken kwijtraken in India. Dit kwam door een schaarste van grondwater en het verontreinigen van grondwater (Rajeev, 2005). In 2006 heeft Coca-Cola aan verschillende voorwaarden moeten voldoen voordat hun vergunning werd verlengd (Venugopal, 2006).

Morrison et al. concluderen dat bedrijven die belangrijke water risico’s behandelen als een “key strategic challenge”, een veel betere positie hebben voor de toekomst. Ondernemingen die deze risico’s blijven negeren zullen daardoor een hoger risico lopen. Het is dan ook van belang dat ondernemingen hun water verbruik meten, want wat niet wordt gemeten kan niet goed worden gemanaged (Collier et al, 2009). Industrieën kennen verschillende risico’s ten aanzien van water. Dit wordt veroorzaakt door een verschillende waterfootprint. (Morrison et al, 2009). De waterfootprint bestaat uit 2 delen: de operationele waterfootprint en de supply-chain waterfootprint. De operationele waterfootprint is de hoeveelheid water die gebruikt wordt voor een bedrijfsactiviteit. De supply-chain waterfootprint is de hoeveelheid water die indirect voor de bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt. Bij de waterfootprint worden 3 manieren van water verbruik onderscheiden: blauw, groen en grijs. De blauwe waterfootprint is het volume aan bruikbaar water dat verdampt uit de globale blauwe waterbronnen (grond- en oppervlaktewater) om goederen en diensten te produceren. De groene waterfootprint is het volume dat verdampt uit de globale groene waterbronnen (regenwater dat is opgeslagen in de grond als vocht).

(16)

De grijze waterfootprint is het volume van vervuild water dat samenhangt met de productie van goederen en diensten (Gerbens-Leenes en Hoekstra, 2008). In de volgende tabel is een overzicht gemaakt waaruit de waterfootprint van verschillende industrieën bestaat en wordt vervolgens toegelicht.

Figuur 2: overzicht waterfootprint industrieën Ontleend aan: Water scarcity & climate change: growing risks for businesses & investors

Apparel (kledingindustrie)

Katoen productie is de meest waterintensieve sector voor de kledingindustrie en is tevens het segment dat het meest kwetsbaarst is voor klimaat gerelateerde fysieke waterrisico’s. Dit komt omdat katoen voornamelijk wordt verbouwd in droge, intens geïrrigeerde regio’s. De waterkwaliteit leidt tot reputatie en regelgeving risico’s omdat de verschillende chemicaliën die gebruikt worden een aanzienlijke impact kunnen hebben op lokale ecosystemen en bronnen van drinkwater. De textielverwerkende sector loopt ook fysieke risico’s omdat deze sector zowel water als energie intensief is.

High-Tech/ Electronics

Water is een belangrijke bron voor de hightech industrie, waarbij het grootste gedeelte van de waterfootprint van de producenten van halfgeleiders komt. Bij deze productie is veel en zeer schoon water nodig. Sluiting van een fabriek door water gerelateerde problemen kan enorme kosten met zich meebrengen. Het afvalwater kan de oorzaak zijn voor een intensieve bevuiling van grondwater bronnen en lokale ecosystemen, welke kunnen leiden tot extra regelgeving en een negatieve impact op de reputatie.

(17)

Beverage

Drinkbaar water is de primaire en meeste belangrijke ingrediënt voor de meerderheid van de verschillende dranken. Hierdoor zijn de primaire processen van deze ondernemingen extra kwetsbaar voor waterschaarste en een daling in kwaliteit van het water.

Food

Ongeveer 70 procent van het watergebruik is toe te schrijven aan de agricultuur, waarvan 90 procent wordt gebruikt in ontwikkelingslanden. Een tekort aan water of een gebrek aan kwalitatief goed water zorgt dan ook voor fysieke risico’s bij deze sector.

Biotech/Pharmaceuticals

Een groeiende bezorgdheid over sommige farmaceutische producten en hun impact op waterbronnen en ecosystemen zorgt voor reputatie risico’s en risico’s die betrekking hebben op regelgeving. Chemische en microbiologische organismes kunnen in het milieu terecht komen door het lekken in afvalwatersystemen, productafval, menselijk afval en dierlijk afval. Hieruit kan flinke schade ontstaan aan de reputatie van een onderneming.

Forest Products

De hout en papier industrie is een erg water- en energie-intensieve industrie, hierdoor is deze industrie ook erg kwetsbaar voor waterschaarste en hogere kosten van water/energie. Dit zijn dan fysieke risico’s. Ook lopen ondernemingen in deze industrie reputatie risico’s en risico’s met betrekking tot regelgeving. Dit komt doordat de fabricatie van hout en pulp aanzienlijke hoeveelheden afvalwater produceert.

Metals/Mining

De mijnindustrie steunt op grote hoeveelheden water waardoor deze industrie grote fysieke risico’s loopt. Dit wordt versterkt doordat mijnen niet of slecht kunnen worden verplaatst, waardoor veranderingen in de beschikbaarheid van water en gemeenschapsbelangen van grote invloed kunnen zijn op dit risico. De mijn- en metaalindustrie produceren ook significante hoeveelheden afvalwater waardoor zij ook reputatierisico’s en risico’s met betrekking tot regelgeving lopen.

(18)

Electric Power/Energy

De energie-industrie en olie-industrie vereisen een grote en constante hoeveelheid water voor hun productie. Waterschaarste en onzekerheid over een betrouwbare toevoer van water zorgt dan ook voor grote fysieke risico’s. Ook produceren ze warm afvalwater wat een negatief effect kan hebben op de waterkwaliteit en ecosystemen waardoor deze ondernemingen ook reputatierisico’s en risico’s met betrekking tot regelgeving lopen.

2.3

Motieven voor verslaggeving over water

Wereldwijd zijn in de meeste landen geen wettelijke bepalingen waarin is vastgelegd dat een onderneming een duurzaamheidsverslag moet publiceren en op welke manier. Duurzaamheidsverslagen worden dan ook voornamelijk vrijwillig opgesteld door ondernemingen. Toch publiceren steeds meer ondernemingen jaarlijks een duurzaamheidsverslag (Deegan, 2002). Uit onderzoek van KPMG (2008) komt naar voren dat bij het onderzoek van KPMG van 3 jaar geleden 50 procent van de onderzochte ondernemingen een duurzaamheidsverslag publiceerde. In het onderzoek van 2008 is dit aantal omhoog geschoten naar 80 procent.

Het onderzoek van KPMG (2008) wijst hiervoor diverse motivaties aan:

– Wereldwijde vraag naar transparantie en verantwoordelijkheidsplicht die op een ongekende hoogte ligt;

– Uitbreiding van de verwachtingen ten aanzien van corporate governance en een hernieuwde toewijding aan ethiek;

– Vraag naar een completer beeld van de gezondheid en stabiliteit van een onderneming, waarbij niet alleen financiële resultaten van belang zijn maar ook riskmanagement en waardecreatie ten aanzien van het milieu en de sociale omgeving;

– Belangrijke discussies over regelgeving en verplichte transparantheid ten aanzien van governance, ethiek en andere niet financiële zaken.

Deegan (2002) ondersteunt in zijn artikel de bovenstaande motivaties. Genoemd worden het managen van bepaalde stakeholders (Nue et al, 1998), het versterken van het imago (Deegan en Carrol, 1993) en in mindere mate het voldoen aan wet- en regelgeving (Deegan et al, 2000). Recenter onderzoek ondersteunt

(19)

de motivaties van KMPG (2008) ook. Deegan en Blomquist (2006) geven tevens als motivatie de eisen vanuit de industrie en Bebbington et al (2008) geven ook als motivatie reputatie risicomanagement. De bovenstaande motieven hebben een sterk verband met de political economy theory, legitimiteitstheorie en stakeholdertheorie welke ook het breedst worden gedragen als motieven voor het opstellen van duurzaamheidsverslagen (Gray et al, 1995). De meest gebruikte en dominante theorie op dit moment is de legitimiteitstheorie (Patten, 1991;1992; Gray et al., 1995; Deegan en Rankin, 1996; Cormier en Gordon, 2001; Deegan et al., 2000; Deegan, 2002; Cho en Patten, 2007).

De legitimiteitstheorie stelt dat ondernemingen continu bezig zijn zorg te dragen dat zij binnen de normen en waarden van hun samenlevingen blijven. Deze normen en waarden zijn niet vast maar veranderen over tijd. Hierdoor is het van belang dat ondernemingen hierop blijven reageren. Hier is eigenlijk sprake van een “social contract” tussen de ondernemingen en de belanghebbenden. Van de onderneming wordt verwacht dat zij zich houdt aan de termen van het “contract”. Indien ondernemingen dit niet doen zullen zij hierdoor negatieve gevolgen ervaren (Brown en Deegan, 1998). De legitimiteitstheorie wordt gezien als de basis om inzicht te verkrijgen in hoe en waarom managers mogelijk een extern gefocust rapport opstellen om daarmee voordeel te halen voor hun onderneming. (Deegan, 2002).

Op basis van de legitimiteitstheorie zou enkel de wereldwijde aandacht naar de waterproblematiek al invloed moeten hebben op de verslaggeving door ondernemingen over water. De normen en waarden veranderen, waardoor ondernemingen aan willen tonen dat zij hieraan ook voldoen. Dit kan door middel van verslaggeving over dit onderwerp en het is dan momenteel de breedst gedragen motivatie (Deegan, 2002).

2.4

Richtlijnen voor verslaggeving over water

Momenteel bestaan verschillende richtlijnen ten aanzien van duurzaamheidsverslagen en geldt voor duurzaamheidsverslagen nagenoeg geen wet- en regelgeving in de meeste landen. Verschillende richtlijnen zijn opgesteld door het Institute of Social and Ethical Accountability, GoodCorporation, International Ogranisation for Standardization en het Global Reporting Initiative. De meest gebruikte richtlijnen en meest bruikbaar geachte richtlijnen zijn van het Global Reporting Initiative (DHV, 2001). De richtlijnen het Global Reporting Initiative die betrekking hebben op water zullen dan ook in de volgende paragrafen nader toegelicht worden.

(20)

Global Reporting Initiative

De Global Reportinge Initiative is een internationale non-profit organisatie die richtlijnen heeft opgesteld voor de verslaggeving met betrekking tot duurzaamheid en ook specifiek voor het onderwerp water. De volgende richtlijnen richten zich specifiek op het onderwerp water: EN8, EN9, EN10 en EN21 en worden hieronder nader toegelicht. Als eerste wordt de richtlijn gedefinieerd en vervolgens de relevantie.

EN8 Total water withdrawal by source

Bij richtlijn EN8 dient een onderneming te rapporteren over het totale water verbruik uit alle bronnen voor de hele verslaggevingperiode. Gerapporteerd moet worden, het volume van het water dat is ontrokken aan de volgende bronnen: oppervlaktewater, grondwater, regenwater, afvalwater van andere organisaties en nutsbedrijven. Het rapporteren van de totale hoeveelheid gebruikt water geeft inzicht in de potentiële impact en risico’s die geassocieerd kunnen worden met het watergebruik van een onderneming. Het totale waterverbruik kan ook als basis dienen voor berekeningen gerelateerd aan efficiency en gebruik. Het regelmatig monitoren van watergebruik is ook direct gelinkt aan kosten. Het totale water verbruik kan een indicatie geven in de mate waarin een onderneming risico’s loopt door onderbrekingen in de watervoorziening en stijging van de prijs van water. Het totale water verbruik van een onderneming kan ook de relaties beïnvloeden met andere belanghebbenden, vooral in een waterarme omgeving.

EN9 Water sources significantly affected by withdrawal of water

Bij richtlijn EN9 dient een onderneming te rapporteren over onttrekkingen van water waarbij waterbronnen significant worden beïnvloed. Significante onttrekkingen dienen aan één of meerdere van de volgende criteria te voldoen:

– Onttrekkingen die 5% of meer zijn van het gemiddelde volume van een waterbron; – Onttrekkingen aan bronnen die door professionals erkend zijn als bijzonder kwetsbaar

door hun relatieve grootte, functie en/of status als zeldzaam en/of bedreigd; – Elke onttrekking aan een Ramsar-geregistreerde wetland en elk ander nationaal of internationaal natuurgebied onafhankelijk van de omvang.

Het ontrekken van water uit een waterbronnen kan verschillende effecten hebben op het milieu. Door een verlaging van het waterniveau, afname in de hoeveelheid water en op andere manieren kan de mogelijkheid van het functioneren van een ecosystemen belemmert worden. Deze veranderingen kunnen gevolgen hebben op de levenskwaliteit in een gebied waaronder economische consequenties. Deze richtlijn bevat indicatoren die de schaal meten van de impact die geassocieerd wordt met het watergebruik

(21)

van een onderneming. Deze indicatoren zorgen er ook voor dat een schatting kan worden gemaakt van verschillende gebieden waarbij de risico’s beheerst kunnen worden. Ook kan de stabiliteit van de eigen waterbronnen van een onderneming worden geschat.

Bij de rapportage moet aandacht worden besteed aan de grootte van de waterbron, of de waterbron in een beschermd gebied is (nationaal en internationaal) en de waarde van de biodiversiteit. Deze informatie zou opgevraagd kunnen worden bij lokale of nationale watergerelateerde instanties.

EN10 Percentage and total volume of water recycle and reused

Bij richtlijn EN10 dient een onderneming te rapporteren over het hergebruik van water en het recyclen van water. Hierbij worden drie typen van hergebruik/ recyclen gehanteerd:

– Afvalwater dat wordt gerecycled/hergebruikt in hetzelfde proces of hoger gebruik van gerecycled water in de proces-cycles;

– Afvalwater dat gerecycled of hergebruikt wordt in een ander proces maar binnen dezelfde faciliteit; – Afvalwater dat wordt hergebruikt in een andere faciliteit van de rapporterende onderneming.

Deze indicator verschaft inzicht in de efficiency en kan het succes van het hergebruik en recyclen van water aantonen. Hergebruik en recyclen kan tot een vermindering leiden van het waterverbruik, behandeling, afvalkosten en kan bijdragen aan de doelen die lokale, nationale en/of regionale instanties hebben.

Gemeten wordt de hoeveelheid behandeld water voor hergebruik en de hoeveelheid onbehandeld water voor hergebruik. De berekening moet tot stand komen door de hoeveelheid gerecycled water te baseren op omvang van het aandeel gerecycled water op de behoefte aan water en niet op de onttrekking aan water. Voor de rapportage moet de totale hoeveelheid water die een organisatie recyclet in kubieke meters per jaar vermeld worden en daarbij de totale hoeveelheid water die is ontrokken (EN8).

EN 21 Total water discharge by quality and destination

Bij richtlijn EN10 dient een onderneming te rapporteren over de kwaliteit en bestemming van de totale hoeveelheid water dat afgegeven wordt. De hoeveelheid water van het afgegeven water en de kwaliteit van daarvan staat in direct verband met de ecologische impact en operationele kosten.

(22)

De totale som van het afgegeven water in oppervlaktewater, in grondwater en in riolering die uitkomt op rivieren, oceanen, meren, wetlands en waterbehandelingscentrales in de verslaggevingperiode moet gerapporteerd worden. Hieronder vallen lozingen via puntbronnen, niet puntbronnen en afvalwater dat per vrachtwagen afgevoerd wordt. De totale hoeveelheid geplande en ongeplande lozingen dienen in kubieke meters gerapporteerd te worden en gespecificeerd naar bestemming, behandelingsmethode en of het afvalwater was hergebruikt. Voor de rapportage over de kwaliteit dienen standaard parameters gebruikt te worden zoals Biological Oxygen Demand (BOD) en Total Suspended Solids (TSS). De keuze voor welke parameter dient afgestemd te worden op de producten, diensten of processen die bij de onderneming aanwezig zijn.

2.5

Raamwerk

Het Pacific Institute heeft wereldwijde waterproblemen geïdentificeerd en watergerelateerde risico’s benoemd die relevant zijn voor ondernemingen. Het onderzoek heeft ook tien primaire activiteiten geïdentificeerd die bedrijven zouden kunnen (moeten) gebruiken om watergerelateerde risico’s te kunnen beheersen. Met behulp van de hiervoor besproken literatuur is een raamwerk ontworpen dat de verschillende aspecten omvat, die voor ondernemingen van belang zijn ten aanzien van water gerelateerde risico’s. Deze aspecten zijn hieronder weergegeven en gemotiveerd.

Meten en rapporteren van het huidige watergebruik

Ondernemingen moeten hun huidige waterverbruik en afgifte van afvalwater, die samenhangen met hun eigen processen en productie, meten. Het meten zou moeten gebeuren onafhankelijk van de keuze die een onderneming maakt om deze cijfers openbaar te maken. Het is wenselijk dat ondernemingen ook het waterverbruik en afgifte van afvalwater van de belangrijkste leveranciers meten. Deze informatie zal als basis dienen om risico’s te analyseren, prioriteiten stellen voor managementactiviteiten en om vooruitgang te meten. Ondernemingen zouden publiekelijk hun prestaties ten aanzien van hun watergebruik, impact daarvan en ontwikkelingen in het gebruik moeten rapporteren. Deze informatie zal transparantie van verbeteren, feedback geven voor investeerders, klanten, lokale gemeenschappen en andere belangrijke belanghebbenden. Ook is dit vaak een handig middel om medewerkers binnen de gehele organisatie bewust te maken van de waterprogramma’s.

(23)

Beoordelen van de wateromgeving en waterrisico’s

Voor de belangrijkste processen en bestedingen bij een onderneming, moeten ondernemingen de lokale watercondities beoordelen. Hierbij dienen ook de hydrologische, sociale, economische en politieke factoren meegenomen te worden. Deze beoordeling zou inzicht moeten geven in risicogebieden met betrekking tot een huidige water tekort, snel groeiende vraag, onvoldoende institutionele en politiek bestuur op het gebied van water en grote verschillen in de toegang tot water of verschillen in prijzen tussen grote commerciële verbruikers en lokale gemeenschappen. Ondernemingen moeten in regio’s met een hoog risico calamiteitenplannen hebben die instructies geven hoe zij moeten reageren op de toevoer van water en gerelateerde risico’s. Bij de meeste ondernemingen zijn significante water effecten en risico’s verankerd met de waardeketen. Ondernemingen zouden dan ook de waardeketen moeten beoordelen en evalueren in het watergebruik. Verder zouden ondernemingen samen moeten werken met de belangrijkste leveranciers, om het watergebruik te verminderen en de risico’s die samenhangen met watergerelateerde geschillen te verlagen

Overleg met belanghebbenden

Door in overleg te gaan met andere belanghebbenden op het gebied van water kunnen ondernemingen beter anticiperen en reageren op opkomende problemen. Hieronder vallen bijvoorbeeld een concurrerende vraag van lokale gemeenschappen of industrieën en lokale zorgen over afvalwater. Open discussies met waterleveranciers en lokale gemeenschappen zijn een belangrijke factor in het voorkomen of verlagen van het risico in toekomstige watergeschillen. Daaropvolgend kan de proactieve houding van de onderneming een positieve invloed hebben op de relaties met lokale belanghebbenden. De meeste watergerelateerde problemen kunnen het beste aangepakt worden op een regionaal niveau met verschillende sectoren en belanghebbenden. Ondernemingen zouden strategische samenwerkingsverbanden moeten overwegen met industrieën of programma’s met meerdere belanghebbenden die gericht zijn op het beschermen van watergebieden en het bevorderen van de toegang tot bruikbaar water.

Richt een waterbeleid op en stel daaropvolgende doelstelling op

Het topmanagement van een onderneming moet een duidelijk beleid opstellen en benadrukken ten aanzien van watergerelateerde kwesties. Als aanvulling daarop zouden ondernemingen meetbaren doelen moeten opstellen ten aanzien van efficiënt watergebruik, instandhouding en het minimaliseren van watergerelateerde risico’s. Door het groeiende belang van water zouden ondernemingen dit meer moeten betrekken bij het maken van hun beslissingen. Ondernemingen zouden waterschaarste en

(24)

bedrijfsbeslissingen, bijvoorbeeld het opzetten van een nieuwe fabriek of het ontwikkelen van een nieuw product.

Richten op continue verbetering

Ondernemingen zouden zich moeten toewijden aan het continue verbeteren van het beoordelen van watergebruik, het managen van watergerelateerde risico’s en de impact verminderen van het gebruik van water door de onderneming die het op de lokale gemeenschap en milieu heeft. Dit kan er voor zorgen dat de onderneming beter beschermd is tegen water gerelateerde bedrijfsverstoringen. Deze toewijding zou in geschreven vorm moeten zijn en kan een op zichzelf staande verklaring zijn of onderdeel zijn van het milieubeleid van de onderneming. Ondernemingen zouden de best beschikbare technologie op het gebied van het reduceren van het watergebruik en de afgifte van afvalwater moeten gebruiken. Verschillende technologieën zijn beschikbaar om het watergebruik te reduceren en om de waterkwaliteit te verbeteren. Hieronder vallen systemen die water hergebruiken, filtratiesystemen en bijvoorbeeld het vervangen van waterkoelers naar luchtkoelers. Verscheidene ondernemingen hebben ondervonden dat investeringen in deze producten een korte terugverdientijd kunnen hebben en een hoog rendement kunnen opleveren.

2.6

Samenvatting

In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de eerste 3 deelvragen van mijn onderzoek. Als eerste is de huidige waterproblematiek beschreven. Hierbij kwam naar voren dat momenteel in sommige gebieden al een groot water tekort is. In de toekomst zal dit tekort toenemen door voornamelijk een groeiende economie, groeiende bevolking en verstedelijking. Ondernemingen spelen hier ook een rol in omdat ook zij water verbruiken en ook invloed hebben op de kwaliteit van het water die ze afgeven. Vervolgens is ingegaan op welke motieven ondernemingen kunnen hebben om verslag te doen over water. Hierbij kwam naar voren dat verschillende motivaties aan te wijzen zijn maar de meest gedragen theorie is de legitimiteitstheorie. De legitimiteitstheorie stelt dat ondernemingen continu bezig zijn, ervoor te zorgen dat zij binnen de normen en waarden van hun samenlevingen blijven. Momenteel is milieu en het klimaat steeds belangrijker binnen de normen en waarden van de meeste samenlevingen. Hierdoor zouden ondernemingen al een grote motivatie hebben om verslag te doen over hun gebruik van water. Hier opvolgend is ingegaan op de huidige richtlijnen omtrent duurzaamheidsverslaggeving. Hierbij zijn de verschillende richtlijnen (EN 8, EN 9, EN10 en EN 21) die het Global Reporting Initiative heeft opgesteld en betrekking hebben op water, benoemd en uiteengezet. Als laatste is in dit hoofdstuk een raamwerk ontworpen, welke zal worden gebruikt voor de overige onderzoeksvragen.

(25)

3

Onderzoeksmethoden

3.1

Inleiding

Om inzicht te geven in de verschillen in de verslaggeving over water tussen ondernemingen in landen met een verschillende waterproblematiek, zijn 44 ondernemingen in 4 verschillende landen geselecteerd. De selectie is gebaseerd op 4 landen die een verschillende waterproblematiek hebben. Per land zijn 11 vergelijkbare ondernemingen geselecteerd. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op de selectiecriteria. De daaropvolgende paragraaf gaat in op de gebruikte onderzoeksmethoden.

3.2

Selectiecriteria

Selectie landen

Een sterke link bestaat tussen “waterschaarste” en “inkomstenschaarste” (Sullivan, 2002). Landen met een hoge inkomstenschaarste zijn niet geselecteerd omdat dit de vergelijkbaarheid tussen landen met een verschillende waterproblematiek vertroebeld. Tevens hebben deze landen een beperkt aantal beursgenoteerde ondernemingen en een zeer beperkt aantal ondernemingen die een duurzaamheidsverslag opstellen.

De Water Poverty Index (WPI) zal als basis dienen voor de selectie van de verschillende landen. Lawrence et al (2002) hebben de WPI op gesteld en hierbij een internationale vergelijking gemaakt. De WPI levert een maatstaf voor wateraanbod en toegankelijkheid die is bijgesteld naar socio-economische en milieufactoren. De index neemt verschillende aspecten mee en bestaat uit de volgende belangrijkste componenten: bronnen, toegankelijkheid, capaciteit, gebruik, milieu. Hierdoor is de WPI een goede basis om inzicht te krijgen in de waterproblematiek van een land. Hoe lager de WPI score hoe water armer het land is.

(26)

De volgende landen zijn voor een gelijkmatige verdeling van de WPI, geselecteerd voor dit onderzoek:

Land WPI Australië 62,3 Verenigde Staten van Amerika 65,0

Verenigd Koninkrijk 71,5 Canada 77,7 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 WPI Australië Verenigde Staten van Amerika Verenigd Koninkrijk Canada

Figuur 3: WPI waarde geselecteerde landen

Hierbij wordt Australië door zijn lage WPI score gekenmerkt als een waterarm land. Canada is vervolgens gekenmerkt als een waterrijk land. De Verenigde staten van Amerika zijn waterrijker dan Australië maar waterarmer dan het Verenigd Koninkrijk. Deze selectie van landen zorgt voor een evenwichtige verdeling in WPI en hebben ook allen vergelijkbare industrieën met beursgenoteerde ondernemingen aanwezig. In een waterarm land zijn de fysieke risico’s, reputatie risico’s en risico’s door wet- en regelgeving groter dan in een waterrijk land. Dit komt grotendeels door de beschikbaarheid van water maar kan ook voor een deel komen door druk van de belanghebbenden. De verwachting is dan ook dat ondernemingen in waterarme landen kwalitatief meer verslaan in duurzaamheidsverslagen over water dan ondernemingen in waterrijke landen. Verwacht wordt dus dat de ondernemingen in Australië meer rapporteren dan de ondernemingen in de andere landen en dat de ondernemingen in Canada het minst rapporteren over water.

Selectie ondernemingen

Voor dit onderzoek zijn elf verschillende ondernemingen geselecteerd uit elk van de in de voorgaande paragraaf genoemd land die onderling vergelijkbaar zijn. De geselecteerde ondernemingen hadden in het jaar waarover zij verslaan allen een notering aan een beurs van het land (Australian Stock Exchange, New York Stock Exchange, London Stock Exchange en de Toronto Stock Exchange).

Gekozen is om ondernemingen te selecteren die in een industrie zitten waarbij water intensief wordt gebruikt voor deze selectie is gebruik gemaakt van het onderzoek van Morrison et al(2009).

(27)

Hiervoor is gekozen omdat deze ondernemingen meer risico lopen met water en ook veel invloed uitoefenen op het waterverbruik van een land. De volgende industrieën zijn geselecteerd: olie en gas, chemische industrie, mijnindustrie, staal en andere metalen, bos en papier, handel en energie.

De voedsel- en drankenindustrie zijn niet geselecteerd omdat niet in elk geselecteerd land een onderneming aanwezig is die deze industrie kan vertegenwoordigen. Wel zijn 4 ondernemingen geselecteerd die in de handelsindustrie actief zijn. De drank- en voedselindustrie maken namelijk een belangrijk deel uit van de supply-chain van de handelsindustrie. In dit onderzoek wordt gebruikt gemaakt van de duurzaamheidsverslagen die het meest recent zijn. Dit is bij de geselecteerde bedrijven het verslag van 2007 of 2008. Een volledig overzicht van de geselecteerde ondernemingen is toegevoegd als bijlage 1.

3.3

Onderzoeksmethoden

Diverse onderzoeksvragen geformuleerd om inzicht te geven in de verslaggeving omtrent het gebruik van water en de mogelijke verschillen tussen de geselecteerde landen. De onderzoeksvragen zijn gebaseerd op het raamwerk gegeven in hoofdstuk 2.5, waarbij aspecten zijn benoemd welke op basis van de theorie verwacht kunnen worden. Deze onderzoeksvragen hebben als doel antwoord te geven op de deelvragen “Wat wordt momenteel gerapporteerd over water door ondernemingen?” en “Wat zijn de verschillen in de verslaggeving over water tussen de verschillende landen?”.

De onderzoeksvragen zijn zo opgezet dat op basis daarvan inzicht gegeven kan worden in wat momenteel gerapporteerd wordt over water en wat hierbij de verschillen zijn tussen de verschillende landen. De onderzoeksvragen en de antwoordmogelijkheden zijn bijgevoegd als bijlage 2. Hieronder wordt per onderdeel van het raamwerk één of meerdere onderzoeksvragen gegeven en onderbouwd.

Meten en rapporteren van het huidige watergebruik

1 Op welke wijze wordt informatie verschaft over de omvang van het gebruik van water?

2 Wordt hierbij onderscheidt gemaakt tussen blauw, groen en grijs gebruik van waterbronnen?

3 Wordt er verslag gedaan over de omvang van het totaal recyclede/herbruikte hoeveelheid water?

4 Wordt over de kwaliteit van het afgegeven water verslag gedaan?

De eerste vraag onderzoekt of de onderneming inzicht geeft in haar onttrekkingen van water en geeft feitelijk antwoord op de vraag in hoeverre inzicht wordt gegeven in het huidige watergebruik. Deze vraag zal ook inzichtelijk maken in hoeverre GRI richtlijn EN8 wordt nageleefd.

(28)

Zoals deze beschreven staat in hoofdstuk 2.3. Hierbij is onderzocht of de onttrekkingen in getallen genoemd zijn, onttrekkingen alleen in de tekst genoemd wordt of dat er geen informatie wordt verstrekt. De tweede vraag gaat dieper op de eerste vraag in. Hierbij is onderzocht of onderscheidt gemaakt wordt in blauwe, groene en grijze bronnen en hierbij informatie wordt gegeven wat deze soorten betekenen, of alleen het onderscheidt wordt gemaakt of dat er geen onderscheid wordt gemaakt.

De derde vraag onderzoekt of de onderneming ook inzicht geeft in haar hergebruik en recycling van water. Deze onderzoeksvraag geeft in feite ook inzicht in hoeverre GRI richtlijn EN10 wordt nageleefd. Hierbij is onderzocht of de onderneming inzicht geeft in de hoeveelheid water die zij hergebruikt en/of recycled, of zij alleen melding maakt dat de onderneming water recyclet en/of hergebruikt of dat er geen informatie over recyclen en hergebruik wordt verstrekt.

De vierde vraag onderzoekt of de onderneming ook inzicht geeft in de kwaliteit van het water dat wordt afgegeven. Hierbij speelt richtlijn EN21 een belangrijke rol zoals in hoofdstuk 2.5 beschreven. Bij deze onderzoeksvraag is onderzocht of de onderneming inzicht geeft in welke stoffen en hoeveelheden zich in het afvalwater bevinden, of alleen inzicht gegeven wordt in welke stoffen in het afvalwater zitten of dat er geen informatie over de kwaliteit van het afvalwater wordt verstrekt.

Beoordelen van de wateromgeving en waterrisico’s

5 Wordt informatie verstrekt over de wateromgeving waarin de onderneming actief is?

6 Wordt informatie verstrekt over de wijze waarop de wateromgeving wordt beïnvloed door het watergebruik van de onderneming?

7 Wordt informatie verstrekt over risico’s die gelopen worden door watergebruik?

8 Wordt hierbij kwantitatieve en/of kwalitatieve informatie verstrekt?

De vijfde vraag onderzoekt of de onderneming inzicht geeft over de wateromgeving waarin zij opereert. Deze vraag heeft ook betrekking op richtlijn EN9 van het GRI. Daarbij moet een onderneming namelijk melding maken van waterbronnen die significant worden beïnvloedt. Bij deze onderzoeksvraag kan een onderscheidt gemaakt worden tussen een hoge mate van detail, lage mate van detail en geen detail. Bij een hoge mate van detail wordt inzicht gegeven in de specifieke wateromgevingen waarin de ondernemingen actief is. Dit door middel van het noemen van de betreffende gebieden en de eigenschappen en status van die gebieden.

(29)

Een lage mate van detail wordt enkel enkele gebieden genoemd of een algemeen beeld geschetst over de wateromgevingen waarin de onderneming actief is. Bij geen mate van detail wordt helemaal niet ingegaan op de wateromgeving.

De zesde onderzoeksvraag gaat vervolgens in op de vijfde onderzoeksvraag. Deze vraag sluit ook weer aan op richtlijn EN9 van het GRI. Bij deze onderzoeksvraag wordt beoordeeld of er ook informatie wordt gegeven over de invloed op de wateromgeving door het gebruik van water door de onderneming. Hierbij valt te denken aan onttrekkingen van water, lozingen van afvalstoffen in het water en het afgeven van water met een hogere temperatuur.

De zevende onderzoeksvraag onderzoekt of de onderneming ook inzicht geeft in de risico’s die de onderneming loopt door het gebruik van water. Zoals vermeldt in hoofdstuk 2.4 kunnen ondernemingen verschillende risico’s lopen door het gebruik van water. Hierbij is onderzocht of de ondernemingen informatie verstrekt over risico’s specifiek voor de onderneming, of onderkend dat de onderneming risico’s gerelateerd aan water loopt maar hier verder geen inzicht in verschaft of dat de onderneming helemaal geen informatie verstrekt over water gerelateerde risico’s

De achtste onderzoeksvraag haakt in op de zevende onderzoeksvraag door te beoordelen of de onderneming over de risico’s ook kwantitatieve en/of kwalitatieve informatie verstrekt. Onder de verschillende risico’s vallen fysieke risico’s, reputatie risico’s en risico’s op het gebied van wet- en regelgeving. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen een hoge mate van detail, lage mate van detail en geen detail. Daarbij wordt bij een hoge mate van detail inzicht gegeven in de mogelijke impact en de kans van de specifieke risico’s. Bij een lage mate van detail worden de risico’s zonder impact en kans genoemd en bij geen detail wordt geen melding gemaakt van risico’s die gerelateerd zijn aan water en die de onderneming loopt.

Overleg met belanghebbenden

9 Wordt informatie verstrekt over het beleid met betrekking tot water en het overleg met belanghebbenden?

10 Wordt informatie verstrekt over de relatie tussen water en de waardeketen van de onderneming?

De negende onderzoeksvraag onderzoekt of de onderneming informatie verschaft over haar beleid met betrekking tot andere belanghebbenden.

(30)

Hierdoor kan een beeld worden gevormd in hoeverre de onderneming ingaat op andere belanghebbenden van het water zoals de lokale bevolking, andere ondernemingen, overheden en ecosystemen. Gekeken is of de onderneming een beleid heeft geformuleerd en verstrekt met betrekking tot belanghebbenden.

De tiende onderzoeksvraag onderzoekt of de onderneming ook informatie verstrekt over de waterfootprint van de onderneming. Hierbij is onderzocht of de onderneming benoemd dat zij zicht bewust is van haar waterfootprint en hier kwantitatieve waarden voor geeft, of dat zij alleen de rol van de waardeketen op het gebruik van water benoemd of dat de onderneming de waardeketen van de onderneming en de relatie die zij heeft met water helemaal niet benoemd.

Richt een waterbeleid op en stel daaropvolgend een doelstelling op

11 Zijn er doelstellingen met betrekking tot toekomstig watergebruik gedefinieerd?

12 Worden resultaten afgezet tegen de doelstellingen en/of eerdere jaren?

13 Wordt hierbij een kwalitatieve toelichting verstrekt?

14 Is het referentiejaar met betrekking tot de doelstelling duidelijk gedefinieerd?

De elfde onderzoeksvraag onderzoekt of er door het bedrijf inzicht wordt gegeven in de doelstellingen die zij dan wel of niet heeft. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen kwantitatieve doelstellingen en kwalitatieve doelstellingen. Doelstellingen worden als zodanig gekenmerkt indien zij meetbaar en kwantificeerbaar zijn.

De twaalfde en de dertiende onderzoeksvragen haken in op de elfde onderzoeksvraag door te onderzoeken of een trend inzichtelijk wordt gemaakt, door informatie over prestaties te geven en of hierbij wordt toegelicht hoe een daling of stijging van de prestatie is te verklaren.

De viertiende onderzoeksvraag onderzoekt of de onderneming gebruik maakt van een nulmeting om de prestaties te beoordelen. Door gebruik te maken van een nulmeting is het voor de lezers van duurzaamheidsverslagen inzichtelijk in hoe de onderneming presteert ten opzichte van de nulmeting en kunnen de lezers ook de doelstellingen van de onderneming hierop beoordelen.

Richten op continue verbetering

15 Wordt informatie verstrekt over het richten naar continue verbetering ten aanzien van het gebruik van water door de onderneming?

(31)

De vijftiende en laatste onderzoeksvraag onderzoekt of de onderneming ook informatie geeft over het streven naar continue verbetering. Hierbij kan informatie worden gegeven over verschillende onderwerpen namelijk: over continue verbetering door de verbetering van de efficiency met nieuwe middelen, of verbetering van de efficiency met bestaande middelen, of verbetering door alternatieven voor water, of door de best beschikbare technologie te implementeren, of dat de onderneming hier helemaal geen informatie over geeft.

3.4

Beperkingen

Zoals elk onderzoek kent ook dit onderzoek zijn beperkingen. In dit onderzoek zijn alleen duurzaamheidsverslagen onderzocht. Benadrukt moet worden dat informatie die daar niet in staat, wel in het jaarverslag genoemd kan worden. Daarbij is ook geen rekening gehouden met de omvang van de ondernemingen. Dit door het gebrek van aanbod in sommige landen aan verschillende ondernemingen in bepaalde industrieën.

Clarkson et al. (2008) hebben mogelijke bewijzen gevonden die er op duiden dat ondernemingen die slecht zouden scoren op het milieu, hierover summier of minder concreet over rapporteren. Indien een ondernemingen dus geen verslag doet over hun gebruik van water wil dat dus nog niet inhouden dat de ondernemingen zich er niet mee bezig houdt. Dit onderzoek heeft gekeken naar de verslaggeving omtrent water en is niet gericht gekeken naar de prestaties ten aanzien van het milieu door de verschillende ondernemingen. Hierover kan dan ook geen oordeel aan verbonden worden.

Als laatste wil ik het subjectieve karakter van mijn onderzoek benoemen. De onderzoeksvragen en mogelijke antwoorden zijn door mij opgesteld. Verschillende interpretaties kunnen echter bestaan in de uitgebreidheid van de duurzaamheidsverslagen.

(32)

4

Analyse resultaten

4.1

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten. De onderdelen van het raamwerk genoemd in hoofdstuk 2.5 zullen apart behandeld worden. Per onderdeel zal in worden gegaan op de onderzoeksvragen die opgesteld zijn in hoofdstuk 3.3. Hierbij wordt per onderdeel inzichtelijk gemaakt wat wordt gerapporteerd, wat de verschillen zijn tussen de geselecteerde landen en worden verbanden benoemd. In hoofdstuk 5 worden de belangrijkste bevindingen uit dit hoofdstuk nogmaals benoemd. Hierbij wordt inzicht gegeven in wat momenteel wordt gerapporteerd over water en wat de verschillen zijn tussen de ondernemingen uit de verschillende landen.

4.2

Meten en rapporteren van het huidige watergebruik

Bij dit onderdeel is onderzocht in hoeverre ondernemingen informatie verschaffen over hun verbruik van water. Hierbij is gekeken naar de verslaggeving over de totale omvang van het water verbruik, onderscheid in gebruik, recycling/hergebruik en de kwaliteit van het afgegeven water. De resultaten zullen per onderdeel uiteengezet worden en als laatste wordt een analyse gemaakt over de samenhang tussen de vier onderdelen. 0 2 4 6 8 10 12 Aantal Australie Canada Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten La n d

Informatie over de omvang water gebruik

a. kwantitatieve informatie met toelichting b. enkel kwantitatieve informatie

c. er wordt geen informatie over de omvang verstrekt

(33)

Gebleken is dat 70% van de onderzochte ondernemingen kwalitatieve en/of kwantitatieve informatie heeft opgenomen in het duurzaamheidsverslag over de omvang van het watergebruik. In de bovenstaande figuur is een onderverdeling gemaakt tussen de verschillende landen die onderzocht zijn. Hierbij komt naar voren 9 van de 11 ondernemingen in Australië kwantitatief rapporteert over de omvang van het watergebruik en daarvan hebben 3 ook een toelichting op de cijfers. De ondernemingen uit de Verenigde Staten en Canada scoren relatief slechter dan de ondernemingen in Australië en het Verenigd Koninkrijk. 50% van de ondernemingen in deze 2 landen rapporteert over de omvang van het gebruik van water.

Onderscheid in gebruik 0 2 4 6 8 10 12

Australie Canada Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten

Landen

Aa

nta

l c. nee

b. ja, maar niet toegelicht

a. ja, een onderscheid wordt gemaakt en toegelicht.

Figuur 5: verdeling informatie over onderscheid in gebruik

In totaal rapporteren 6 van de 44 onderzochte ondernemingen over een onderscheid in het gebruik van water. Van de onderzochte ondernemingen is maar 1 die een onderscheid gemaakt heeft tussen blauw, groen en grijs gebruik en daarbij een toelichting heeft verstrekt. Deze onderneming bevindt zich in Australië. 3 ondernemingen in de Canada en 2 in de Verenigde Staten maken een onderscheid in het gebruik maar lichten dit onderscheid niet toe in het duurzaamheidsverslag. De onderzochte ondernemingen het Verenigd Koninkrijk doen allen geen verslag over het onderscheid in het gebruik van water. Dit wordt duidelijk geïllustreerd in het bovenstaande figuur.

(34)

0 2 4 6 8 10 12 Percentage ondernemingen Australie Canada Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten La n d

omvang recyclede/hergebruikte water

a. enkel kwalitatieve informatie b. enkel kwantitatieve informatie

c. zowel kwalitatieve als kwantitatieve informatie d. er wordt geen informatie verstrekt

Figuur 6: verdeling informatie over omvang recyclede/hergebruikte water

Uit het bovenstaande figuur is af te leiden dat het merendeel van alle ondernemingen niet rapporteert over de omvang van het recyclede/hergebruikte water, namelijk 75%. In het Verenigd Koninkrijk is van de onderzochte ondernemingen maar één die verslag geeft over de omvang van het recyclede water. Deze informatie is alleen kwalitatief, wat wil zeggen dat ze de recycling van water bij de onderneming beschrijven maar hierbij geen aantallen geven. De onderzochte ondernemingen in de Verenigde Staten rapporteren in vergelijking met de andere onderzochte landen het meest over de omvang van het recyclede water namelijk 45%. Bij Canada en Australië is dit respectievelijk 27% en 18%. De omvang van het recyclede/hergebruikte water wordt in getallen bij 5 van de 44 onderzochte ondernemingen gerapporteerd wat 11% van het totaal is.

Wordt over de kwaliteit van het afgegeven water verslag

gedaan? Totaal Relatief

Enkel kwantitatieve informatie 1 2%

Kwantitatieve informatie met toelichting 8 18%

(35)

Uit de bovenstaande figuur komt naar voren dat 80% van alle onderzochte ondernemingen geen informatie opneemt over de kwaliteit van het afgegeven water. Bij de overige 20% wordt kwantitatieve informatie verstrekt over de kwaliteit van water waarbij het merendeel ook een toelichting geeft. De informatie die hierbij wordt gerapporteerd gaat in op de hoeveelheid afvalstoffen die in het afgegeven water zitten. De onderstaande figuur laat zien in welke land de meeste ondernemingen rapporteren over de kwaliteit van hun afgegeven water. 4 ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk geven kwantitatieve informatie over de kwaliteit van het afgegeven water en daarbij ook een toelichting. 2 ondernemingen in Australië en de Verenigde Staten doen verslag over de kwaliteit van het afgegeven water waarbij 1 ondernemingen in de Verenigde Staten alleen kwantitatieve informatie rapporteert en hierbij geen toelichting geeft.

0 2 4 6 8 10 12 Aantal ondernemingen Australie Canada Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten La nd

kwaliteit van het afgegeven water

c. er wordt geen informatie verstrekt b. kwantitatieve informatie met toelichting a. enkel kwantitatieve informatie

Figuur 7: verdeling informatie over kwaliteit van het afgegeven water

Uit de voorgaande analyses blijkt dat de ondernemingen in Australië en het Verenigd Koninkrijk ongeveer anderhalf keer zo vaak verslag doen over de omvang van hun watergebruik. In het onderscheiden van het watergebruik in waterbronnen rapporteren 6 van de onderzochte ondernemingen in alle 4 de landen, waarbij de ondernemingen in Canada het vaakst hierover verslaan (3 ten opzichte van 2 in de Verenigde Staten, 1 in Australië en geen in het Verenigd Koninkrijk). Over de omvang van het recyclede/hergebruikte hoeveelheid water rapporteren de ondernemingen in de Verenigde Staten het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit (niet onderzochte) gecumuleerd effect is ecologisch belangrijk. Dit is voor een beregening echter geen realistisch scenario. De beregening vindt immers steeds plaats in een

De relatie tussen humusvormen en vegetatietypen hebben we onderzocht door per humusvorm aan te geven welke vegetatietypen voor komen.. Een belangrijk uitgangspunt bij de

Volgens meerdere participanten zou het realiseren van woningen, vanuit het perspectief van de bewoners gezien, door middel van CPO goedkoper zijn dan via reguliere woningbouw omdat

Juridisch is het zo dat indien vastgesteld wordt dat een gebied behoort tot de naar aantal en oppervlakte meest geschikte gebieden voor de instandhouding van een in bijlage I van de

To determine the effect of unilateral strength training on the corticospinal excitability and SICI of the right- untrained M1, single and paired pulse TMS values were presented

Furthermore studies have used different community members to help administer TB treatment such as family members (8, 15, 19), volunteers (10, 11, 17), previous TB patients

Governing the tr.c2,ining of r.rransvaal Coloured & Indian Teachers .... ·aelf~t~tion

Dat onze dienst op de hier aangegeven seculari- sering en extramuralisering van de geestelij- ke verzorging reeds had ingespeeld door de pastorale dienst om te vormen tot een dienst