• No results found

Vraag nr. 133 van 27 februari 1997 van de heer LOUIS BRIL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 133 van 27 februari 1997 van de heer LOUIS BRIL"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 133 van 27 februari 1997 van de heer LOUIS BRIL

OCMW-bijdrage rusthuisverblijf – Basisdagprijs Voor bejaarden wier middelen ontoereikend zijn om de kostprijs van een verblijf in een rusthuis te b e t a l e n , betaalt het OCMW een tegemoetkoming aan het rusthuis.

De vraag rijst of het OCMW zich voor het bepalen van de hoogte van die bijdrage mag baseren op de dagprijs die het in zijn eigen rusthuis hanteert. H e t is vaak immers zo dat de OCMW's voor de eigen rusthuizen niet de reële dagprijs aanrekenen omdat de tekorten toch door de gemeenschap wor-den gedragen.

Indien de OCMW-bijdrage niet gebaseerd wordt op de door het ministerie van Economische Zaken goedgekeurde dagprijzen van privé-instellingen, z a l dit onvermijdelijk leiden tot een verhoging van die d a g p r i j z e n . Het gedeelte dat door de OCMW's niet wordt bijgepast zal immers moeten gerecupereerd worden bij de rusthuisbewoners die zelf betalen. Is die handelwijze van de OCMW's wettelijk ?

Antwoord

Uit de wetgeving en de rechtspraak valt niet een-duidig af te leiden of een OCMW al dan niet vrij is om de dagprijs te bepalen. Nauw aansluitend bij deze problematiek hoort de vraag of een resident voor wie het OCMW tussenkomt, over de volledi-ge vrije keuze van woonst beschikt.

Artikel 1 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bepaalt dat "Elke persoon recht heeft op maat-schappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardig-heid".

Artikel 59 bepaalt dat het OCMW zijn opdracht vervult volgens de meest aangepaste methoden van het maatschappelijk werk en met eerbiediging van de ideologische, filosofische of godsdienstige over-tuiging van de betrokkenen.

Artikel 60 § 3 bepaalt dat de materiële hulp in de meest passende vorm moet worden verstrekt.

Bij een eerste plaatsing zal het OCMW wellicht zijn tussenkomst afhankelijk stellen van een opna-me in een eigen rusthuis.

De vraag is relevanter voor een oudere die reeds opgenomen was in een privaat rusthuis. A l h o e w e l de meeste OCMW's de vrijheid van woonst als principe blijken te aanvaarden, wordt dit in de wer-kelijkheid toch verbonden aan heel wat voorwaar-den en beperkingen.

Als de vakliteratuur erop nageslagen wordt, zijn er een drietal criteria die de plaatsing of overplaatsing van een bewoner die een beroep doet op de tussen-komst van een OCMW voor het betalen van zijn maandelijkse verblijfsfactuur, kunnen beïnvloeden. Ten eerste is er de mate van zich thuis voelen, h e t geïntegreerd zijn in een rusthuis. Een rusthuis is geen tijdelijke verblijfplaats zoals een ziekenhuis, maar een echte thuis. De bewoners zijn er ook g e d o m i c i l i e e r d . Een gedwongen verhuis betekent het loslaten van bekenden, van een leefpatroon, zich aanpassen aan een nieuwe situatie. Het is dui-delijk dat dit bij de hoogbejaarde bewoner een ern-stige emotionele schok kan teweegbrengen.

Een tweede criterium betreft de kostprijs. Het ver-schil in kostprijs tussen het rusthuis waar de oude-re nu verblijft of wil gaan verblijven en die welke door andere rusthuizen, waaronder die van het O C M W, wordt aangerekend, kan zeer aanzienlijk z i j n . Het is aan het OCMW om uit te maken hoe sterk de sociale en emotionele gevolgen voor de bewoner bij een overplaatsing doorwegen tegen-over de financiële consequenties.

Een derde overweging betreft de geschiktheid van de instelling vooral gelet op de gezondheid, d e graad van zorgbehoevendheid en de zorgomkade-ring die een bewoner nodig heeft.

Het tegen zijn wil overplaatsen van een rusthuisbe-woner die reeds geruime tijd is geïntegreerd naar een andere voorziening lijkt me in strijd te zijn met de menselijke waardigheid (art. 1 ) , met de metho-den van het maatschappelijk werk (art. 59) en lijkt me evenmin de meest passende vorm van materië-le hulp (art. 60 § 3).

Nochtans ben ik ook van oordeel dat het OCMW ook de maatschappelijke kosten in overweging moet nemen. De overheid mag niet voor voldon-gen feiten worden geplaatst, de kostprijs mag niet extreem zijn en er mogen geen misbruiken zijn.

(2)

De meeste OCMW's kiezen dan ook voor een tus-senoplossing waarbij de woonwensen van de bewo-ner en de financiële repercussies voor het OCMW in een zeker evenwicht worden gebracht. Dit wordt bereikt door de bijdrage in de dagprijs te begren-zen tot bijvoorbeeld de dagprijs in de eigen instel-l i n g, de gemiddeinstel-lde dagprijs die gangbaar is in de streek, of tot een bepaald concreet bedrag.

De aangerekende dagprijzen in de rusthuizen zijn onderworpen aan de goedkeuring van het ministe-rie van Economische Zaken, Algemene Inspectie van de Prijzen en de Mededinging. Het behoort tot de bevoegdheid van de beheersinstantie om een dossier voor prijsverhoging in te leiden. Wa n n e e r een OCMW om sociale redenen beslist in zijn eigen rusthuizen een lagere dagprijs aan te rekenen dan wat boekhoudkundig opportuun is, dan is dat een beslissing die valt onder de autonomie van het OCMW.

Met een privé-rusthuis kan er een begrensde dag-prijs worden overeengekomen. Het rusthuis kan hiermee akkoord gaan of niet. In het laatste geval kan er tegen deze beslissing door de bewoner een beroep ingeleid worden bij de arbeidsrechtbank. Het rusthuis kan ook akkoord gaan met de begrensde dagprijs die door het OCMW is voorge-s t e l d . Er bevoorge-staat immervoorge-s geen verplichting om de goedgekeurde dagprijs aan te rekenen, v o o r z o v e r hij niet wordt overschreden. Als een lagere prijs wordt gefactureerd, dient het ministerie van Eco-nomische Zaken hiervan op de hoogte te worden g e s t e l d . Of de begrenzing van de dagprijs in een privé-rusthuis door het plaatsende OCMW een sneeuwbaleffect van prijsverhogingen meebrengt, zou ik betwijfelen. Elke aanvraag tot prijsverho-ging moet immers worden goedgekeurd door het ministerie van Economische Zaken. Dit is een bevoegdheid van het federale niveau.

Tegen de in de vraag geschetste handelwijze bestaan er strikt genomen geen wettelijke bezwa-ren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als bijlage 1 vindt de Vlaamse volksvertegen- woordiger de lijst en de telresultaten van de tel- lingen die gebeurd zijn in 1996 in het arrondis- sement Gent-Eeklo van de

behouden voor het structureel herstel eerste fase van de kustverdediging vóór Oostende-cen- trum. Deze werken hebben tot doel de zwakke plaatsen in de bestaande zeedijk

Welke initiatieven heeft de minister genomen om deze verschillen in financieel statuut in de sectoren van de geestelijke gezondheidszorg weg te werken3. Heeft de

Op de schriftelijke parlementaire vraag van Luc Barbé van 6 januari 1994 inzake de vervuiling van het Denderbekken en de realisering van de kwali- teitsdoelstelling

Vindt de minister het logisch dat een directeur van een Rijksstation promotor is van onder- zoeksgroepen die worden gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap, en dus als

Dit kan mede worden verklaard door de ongunstige meteorologische omstandigheden in 1995 (droog jaar) in vergelijking met 1994 (nat jaar). Biologisch werd op het

Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling

Zowel in de diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (MVG) als in de V l a a m s e - openbare instellingen (VOI's) werkt een groot aantal