Vraag nr. 127 van 13 februari 1997 van de heer LOUIS BRIL
Ambtenaren – Onverenigbaarheden
Het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 (Belgisch Staatsblad 20 december 1993) houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, omschrijft een aan-tal rechten en plichten die gelden binnen de Vlaamse ambtenarij.
Artikel III 6 stelt dat de hoedanigheid van ambte-naar onverenigbaar is met elke activiteit die de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon verricht en die zijn onafhankelijkheid in het gedrang brengt of een strijdigheid van belangen tot gevolg heeft. In de voorafgaande toelichting staat onder de rubriek "deontologische onverenigbaarheden" te lezen : "Ook mag de ambtenaar zelf of via een tus-senpersoon geen belangen hebben in ondernemin-gen die zakenrelaties onderhouden of onder con-trole staan van de overheid bij wie de ambtenaar tewerkgesteld is, die van aard zijn om zijn onafhan-kelijkheid in het gedrang te brengen."
1. Op welke wijze wordt toegezien op deze deon-tologische onverenigbaarheden en wie is verant-woordelijk voor dit toezicht ?
2. Aan wie dient een inbreuk op deze onverenig-baarheden te worden gesignaleerd ?
3. Wie kan een dergelijke inbreuk signaleren ? 4. Wat zijn de sancties die m.b.t. dergelijke
inbreu-ken worden genomen ?
Antwoord
1. Artikel II 22, § 1 van het Vlaams Personeelssta-tuut (VPS) bepaalt dat de secretaris-generaal van elk departement waakt over de deontologie van zijn ambtenaren. Hij is met andere woorden belast met de organisatie van het toezicht op de naleving van de ambtelijke deontologie, m e t onder meer de deontologische onverenigbaar-heden, binnen zijn departement.
2. Ingevolge artikel II 22, § 1 van het VPS dient een inbreuk op de deontologische onverenig-baarheden te worden gemeld aan de secretaris-generaal van het betrokken departement.
3. Ieder personeelslid heeft spreekrecht (art. III 1 VPS) en kan, wanneer het in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een inbreuk op de deontologische onverenigbaarheden, dit via hië-rarchische weg melden aan de secretaris-gene-raal van zijn departement.
4. Ambtenaren en stagiairs die een inbreuk plegen op hun deontologische verplichtingen kunnen tuchtrechtelijk worden gestraft in verhouding tot de vastgestelde feiten. De mogelijke tucht-straffen zijn : b l a a m , inhouding van salaris, t u c h t s c h o r s i n g, terugzetting in graad, a f z e t t i n g (art. IX 2 VPS).
De contractuele personeelsleden vallen niet onder het toepassingsgebied van het tuchtrecht, maar de overheid kan ten aanzien van hen ge-bruik maken van het instrumentarium dat het arbeidsrecht aanreikt om ontoelaatbaar gedrag van contractuele personeelsleden te bestraffen, zoals daar zijn : v e r m a n i n g, eenzijdige opzeg-ging van de arbeidsovereenkomst, ontslag om dringende redenen.
In de mate waarin de inbreuk op de deontologie tevens een misdrijf is of een burgerrechtelijke fout die schade heeft veroorzaakt aan de dienst of aan derden, kan naast de tuchtrechtelijke vervolging of arbeidsrechtelijke sanctionering ook een strafrechtelijke en/of burgerrechtelijke vervolging worden ingesteld.
Inbreuken op de deontologie kunnen boven-dien aanleiding geven tot een negatieve evalu-atie van de ambtenaar.
Over de rechten en plichten van de Vlaamse amb-tenaar wordt thans, in uitvoering van artikel III 6, laatste lid, van het VPS een deontologische code voorbereid.