• No results found

Duurzaam Saneren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duurzaam Saneren "

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Duurzaam Saneren

Een zoektocht naar hefbomen voor het stimuleren van een duurzame ontwikkeling in de bodemsaneringsbranche.

Jeroen E. Wierenga

12 september 2004 S1230913

BioSoil

Opdrachtgever/ begeleider Ir. Arnout van Diem NIDO

Opdrachtgever/ begeleider Ir. Else Boutkan MBA Rijksuniversiteit Groningen

Eerste begeleider prof. dr. René J.J.M. Jorna Tweede begeleider dr. Janita F.J. Vos

Faculteit Bedrijfskunde Landleven 5

9747 AD Groningen

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het resultaat van 6 maanden onderzoek. Deze scriptie is een onderdeel van de opleiding technische bedrijfswetenschappen aan de faculteit bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.

Het onderzoek heeft in mijn ogen verschillende waarden. Ten eerste is het voor mij een afsluiting van vier jaar studie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ten tweede gaf het onderzoek mij de mogelijkheid te ervaren hoe het is om een wetenschappelijk onderzoek in de praktijk uit te voeren.

Daarnaast wilde ik met het onderzoek een positieve bijdrage leveren aan de toekomst van de samenleving in Nederland. Bij de zoektocht naar een opdracht, die ik begon met de insteek ‘groene energie’, kwam ik terecht bij het programma Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie (KDI) van het NIDO. Voor dit programma kan ik doormiddel van het onderzoek een klein steentje bijdragen aan de duurzame ontwikkeling in de bodemsaneringsbranche. Dit om te helpen bij het halen van de doelstelling van het NIDO: het realiseren van sprongen in duurzame ontwikkeling. Mijn persoonlijke doel was hierbij: een positieve bijdrage leveren aan de samenleving in Nederland.

Bij het schrijven van de scriptie en het uitvoeren van het onderzoek heb ik steun gehad van verschillende mensen. Het is dan ook op zijn plaats om deze te bedanken. Ten eerste wil ik mijn begeleidster vanuit het NIDO, Else Boutkan, bedanken voor de vruchtbare gesprekken. Hierbij heeft zij voor veel nieuwe inzichten gezorgd en zij gaf mij continu vertrouwen in het afronden van het onderzoek. Van het bedrijf BioSoil wil ik alle medewerkers, in het bijzonder Arnout van Diem, bedanken voor de open houding en bereidheid van het geven van alle benodigde informatie. Van de Rijksuniversiteit Groningen wil ik mijn begeleiders René Jorna en Janita Vos bedanken voor de kritische, maar opbouwende, houding die mij naar het voor u liggende resultaat hebben gestuurd.

Daarnaast was mijn onderzoek niet mogelijk zonder de open houding van de verschillende personen die ik in het kader van mijn onderzoek mocht interviewen. Hierbij wil ik, in alfabetische volgorde Dhr. G. Baks, Dhr. S. Bennis, Mevr. Q. Bruijns, Dhr. C.

Buijs, Dhr. K. Dijkman, Dhr. R.Horijon, Dhr. A. Noort, Dhr A. Ontskul, Dhr. F.R.T.H.

Jonge Pier, Mevr. P. Snijders, Dhr. R. van Uffelen, Dhr. C. Verloop, Dhr. A.

Vorstenberg, Dhr. A. van der Werf, Mevr. A. Wormsbecher en Dhr. E. van der Zee bedanken.

Ook was het onderzoek niet mogelijk geweest zonder ondersteuning en kritische reflectie van Karlijn, Marjolijn, Robert Jan, Joke, Henk, Eva, Vincent, Niels, Daan en mijn huisgenoten.

(4)

Inhoudsopgave

VOORWOORD...2

INHOUDSOPGAVE ...3

LIJST VAN FIGUREN...5

LIJST VAN TABELLEN ...5

SAMENVATTING...6

1 INLEIDING ...8

1.1 AANLEIDING...8

1.2 OPDRACHTGEVERS...9

1.3 OPBOUW VAN HET RAPPORT...10

2 BIOSOIL ...11

2.1 BESCHRIJVING...11

2.2 TECHNIEKEN...13

2.3 SAMENVATTING...14

3 VERKENNING VAN DE OPDRACHT...15

3.1 DE DUURZAAMHEID VAN BIOSOIL...15

3.2 HET BESTURINGSPROBLEEM...18

3.2 EEN SANERINGSPROJECT...21

3.3 TREND BINNEN BODEMSANERING...24

3.4 SAMENVATTING...27

4 PROBLEEMSTELLING ...28

4.1 DOELSTELLING...28

4.2 VRAAGSTELLING...29

4.3 DEELVRAGEN...29

4.4 STRUCTUUR VAN HET RAPPORT...31

5 DUURZAAM SANEREN ...32

5.1 DUURZAAMHEID...32

5.2 PERSPECTIEVEN OP DUURZAAM SANEREN...35

5.3 CONCLUSIE...36

6 BESLUITVORMERS IN EEN SANERINGSPROJECT ...38

6.1 STAKEHOLDERS IN DE BESLUITVORMING...38

6.2 DE BESLUITVORMERS IN DE PROJECTEN...40

6.3 CONCLUSIE...42

7 CRITERIA EN DE DUURZAAMHEID VAN DE GEBRUIKTE CRITERIA ...43

7.1 INTERVIEWMETHODE...43

7.2 THEORETISCHE CONCEPTEN...46

7.3 VASTGESTELDE CRITERIA...49

7.4 ANALYSE VAN DE CRITERIA...57

7.5 CONCLUSIE...61

8 ROL VAN DUURZAAMHEID IN HET BESLUITVORMINGSPROCES...63

(5)

8.2 DUURZAAMHEID IN DE BESLUITVORMINGSPROCESSEN...63

8.2 BESLUITVORMING ALS EEN COMMONS DILEMMA...66

8.3 ROL VAN DUURZAAMHEID...67

8.3 CONCLUSIE...68

9 BARRIÈRES VOOR EEN DUURZAME ONTWIKKELING VAN HET BESLUITVORMINGSPROCES ...70

9.1 DE EERSTE BARRIÈRE...70

9.2 DE TWEEDE BARRIÈRE...72

9.3 CONCLUSIE...73

10 CONCLUSIE ...74

10.1 ALGEMENE CONCLUSIES...74

10.2 BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING...75

10.2 DISCUSSIE...76

10.3 AANBEVELINGEN...77

LITERATUUR ...79

NOTEN ...81

(6)

Lijst van figuren

Figuur 2.1. Het primaire proces van BioSoil………. 11

Figuur 3.1. Interne en externe besturing……… 17

Figuur 3.2. Opdrachtverwerving binnen de branche……….. 21

Figuur 3.3. Het bodemsaneringsproces……….. 22

Figuur 3.4. Beslisruimte voor keuzes over de saneringsvarianten uitgezet tegen tijd………... 22 Figuur 4.1. Onderzoeksstappen en de samenhang hiertussen……… 30

Figuur 5.1 Voorbeeld van een radardiagram………... 34

Figuur 7.1. Afwenteling model………... 46

Figuur 7.2. Analyse met het afwenteling model………. 57

Lijst van tabellen

Tabel 6.1. Model van Vos………... 39

Tabel 6.2. Vastgestelde stakeholders van BioSoil………. 40

Tabel 7.1. Onderwerpenlijst interview………... 44

Tabel 7.2. Vastgestelde stakeholders van BioSoil bij Schiphol…………... 49

Tabel 7.3. Vastgestelde criteria bij het project Schiphol……….... 50

Tabel 7.4. Vastgestelde stakeholders van BioSoil bij Oud Beijerland……... 51

Tabel 7.5. Vastgestelde criteria bij het project Oud Beijerland………….. 52

Tabel 7.6. Vastgestelde stakeholders van BioSoil bij Gouda………. 54

Tabel 7.7. Vastgestelde criteria bij het project Gouda……… 55

Tabel 8.1. Duurzaamheid volgens de geïnterviewden……… 63

(7)

Samenvatting

Voor het afronden van de opleiding Technische Bedrijfswetenschappen is een onderzoek uitgevoerd voor het NIDO programma Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie (KDI) bij het bodmesaneringsbedrijf BioSoil. BioSoil wil duurzaamheid introduceren als criterium bij de besluitvorming in een bodemsaneringsproces, het KDI programma wil sprongen realiseren in duurzame ontwikkeling. Deze uitgangspunten vormde een vruchtbare basis voor een samenwerkingsverband.

In een bodemsaneringsproces wordt door verschillende partijen besloten op welke wijze een bodem wordt gesaneerd en welke saneerder deze sanering gaat uitvoeren. Hierbij zijn onder andere een opdrachtgever, een milieuadviesbureau en lagere overheden betrokken.

In het spel van de opdrachtverwerving in een bodemsaneringsproces, speelt er een besturingsprobleem voor BioSoil. Zij wil graag, met de hulp van het NIDO, duurzaamheid introduceren in de besluitvorming in de bodemsaneringbranche. Uit huidige ervaringen van BioSoil komt naar voren dat de duurzaamheid van een saneringsvariant niet als criterium in de besluitvorming wordt opgenomen. Dit vormt een barrière voor de innovaties van het bedrijf BioSoil. BioSoil heeft namelijk het vermoeden dat haar huidige en nieuw ontwikkelde technieken duurzamer zijn dan conventionele technieken.

Om effectief te kunnen sturen, moet aan de voorwaarden voor effectieve besturing worden voldaan. Er moet een doel zijn, er moet een model van het bestuurd systeem zijn, er moet informatie over het bestuurd systeem zijn, er moeten voldoende stuurmaatregelen zijn en de informatieverwerkende capaciteit van het besturende orgaan moet voldoende zijn. In de verkenning komt naar voren dat er alleen wordt voldaan aan de eerste voorwaarde. Het onderzoek dient, zover mogelijk binnen de beschikbare tijd, in de andere vier voorwaarden te voldoen. Op deze manier wordt een effectieve besturing van het systeem van besluitvormers mogelijk.

Het doel van het onderzoek is om de rol van duurzaamheid in het keuzeproces duidelijk te maken. De vraagstelling die hierbij wordt gebruikt luidt: Wat zijn de gebruikte criteria voor de selectie van bodemsaneringtechnieken? Zijn deze criteria duurzaamheidscriteria te noemen? Zo ja, hoe spelen deze een rol in het besluitvormingsproces?

Om tot beantwoording van deze vraagstelling te komen, zijn bij drie projecten van de organisatie BioSoil de besluitvormingsprocessen in kaart gebracht. Deze drie projecten zijn de sanering van de brandweeroefenplaats op Schiphol, de sanering van een voormalig gasfabriekterrein in Oud-Beijerland en een sanering van een bedrijfsterrein in Gouda. Om bij deze projecten de besluitvormers vast te stellen, is gebruik gemaakt van het stakeholder-identificatie instrument van Vos en Achterkamp. De besluitvormers

(8)

vormen namelijk een subgroep van de stakeholders. Door middel van een open interview is bij de drie projecten informatie verzameld. Het is mogelijk gebleken om de door de diverse besluitvormers gebruikte criteria te achterhalen. Wat bij de vastgestelde criteria opvalt, is dat de aanwezigheid en de relatieve waarde voor de desbetreffende stakeholder valt te verklaren met behulp van de belangen van deze stakeholder. Daarnaast valt op dat de gebruikte criteria niet zijn vastgelegd bij de meeste geïnterviewde stakeholders.

Beoordeling vindt voornamelijk plaats op basis van gevoel en ervaring. Om de vraag te beantwoorden of deze criteria ook duurzaamheidscriteria zijn, is gebruik gemaakt van het afwentelingmodel. Daarbij wordt gekeken of er bij de besluitvorming naar de afwenteling naar het micro niveau, naar de afwenteling naar het macro niveau en naar afwenteling naar de toekomst is gekeken. Bij deze analyse kwam naar voren dat bij de drie projecten de afwenteling naar het micro niveau een dominerende rol speelt. Hier is een verklaring voor. De verschillende stakeholders hebben namelijk belang bij een lage afwenteling naar het micro niveau. Je zou hierdoor ook kunnen spreken van een commons dilemma. De verschillende stakeholders moeten kiezen tussen het individuele (organisatie) belang en het algemene maatschappelijke belang.

Vanuit deze resultaten en de analyse zijn er twee barrières vast te stellen voor de introductie van duurzaamheid als criterium in het besluitvormingsproces.

1. Afwenteling naar het macro niveau wordt onvoldoende meegewogen in de besluitvorming.

2. Een definitie van duurzaamheid ontbreekt.

Deze barrières vormen samen met de kennis die het onderzoek heeft opgeleverd het startpunt voor het NIDO om BioSoil te helpen bij het wegnemen van barrières voor hun innovaties. Dit door duurzaamheid op de agenda te zetten van de verschillende betrokken partijen bij een bodemsaneringsproces en hiermee het gebruik van duurzaamheid in de besluitvormingsprocessen te stimuleren.

(9)

1 Inleiding

De bodem vormt een belangrijk onderdeel van onze samenleving. Zo wordt er op gewoond, worden er grondstoffen uitgehaald en wordt ermee gewerkt. In het verleden is er niet altijd zorgvuldig met de bodem omgegaan. Volgens huidige schattingen zijn er in Nederland 600.000 locaties waarbij er sprake is van een verontreiniging. Het gaat hierbij onder andere om vervuilingen veroorzaakt door gasfabrieken, chemische wasserijen, olietanks en benzinestations. Van deze locaties moet ongeveer 10 procent daadwerkelijk gesaneerd worden1. Het bewustzijn dat er iets met deze vervuilde bodem gedaan moet worden, is er al een tijd. Zo is de doelstelling van de overheid om voor 2030 alle bodemverontreinigingen beheerst te hebben 2.

De vervuilde bodem kan op verschillende manieren worden gesaneerd. Door de verschillende betrokken partijen bij een saneringsproces, zoals een bevoegd gezag, een milieuadviesbureau, een grondeigenaar, omwonenden, worden andere wensen en eisen gesteld aan de saneringsmethode.

Binnen de organisatie BioSoil, een bodemsaneringsbedrijf, bestaat het vermoeden dat haar technieken om de bodem te saneren duurzamer zijn dan conventionele technieken. In de praktijk wordt echter nog vaak gekozen voor conventionele technieken. De organisatie vermoedt dat de oorzaak ligt in de criteria die gebruikt worden bij het beoordelen van saneringstechnieken. Binnen BioSoil bestaat de ervaring dat er alleen een opdracht kan worden binnengehaald wanneer zij de goedkoopste variant aanbieden. De gebruikte criteria vormen een barrière voor het ontwikkelen van nieuwe duurzame technieken.

BioSoil heeft daarom het NIDO, het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling, benaderd om een oplossing te vinden voor deze probleemsituatie. BioSoil was op zoek naar een onomstreden manier om duurzaamheid te initiëren in de besluitvormingsprocedures. Dit leidde in 2003 tot een samenwerkingsverband tussen BioSoil en NIDO. BioSoil participeert hierbij in het sprongproject ‘kennis van duurzaamheid’ van het NIDO KDI programma (Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie).

Deze samenwerking heeft potentieel een voordelige situatie in zich voor zowel BioSoil als het NIDO. Beide partijen streven naar een introductie van duurzaamheid als criterium in de besluitvorming van de selectie van een saneringsvariant. BioSoil verwacht hierdoor minder weerstand tegen haar technieken en het NIDO stimuleert zo duurzame ontwikkeling.

1.1 Aanleiding

(10)

Opdracht

Vanuit dit samenwerkingsverband kwam een drieledige opdracht naar voren:

1. Op welk niveau zitten de stakeholders nu met betrekking tot duurzaamheid?

2. Welk niveau van kennis, met betrekking tot duurzaamheid, is gewenst?

3. Hoe kan de huidige situatie veranderd worden?

Hierbij waren de begrippen stakeholder, duurzaamheid en kennis niet gedefinieerd. Bij het begin van het onderzoek was duidelijk dat het uitvoeren van alle drie de componenten buiten de capaciteit van het onderzoek vielen. Er is daarom gekozen om te concentreren op de eerste opdracht, en waar de tijd en de mogelijkheden zich voor doen, te concentreren op de tweede en derde opdracht.

In het onderzoek was een dubbele opdrachtgever aanwezig. Het onderzoek is uitgevoerd voor het NIDO in het kader van het programma KDI bij het bedrijf BioSoil. In deze paragraaf worden de twee opdrachtgevers kort toegelicht.

1.1.1 NIDO

Het NIDO bestaat sinds 1999 en is een initiatief dat destijds door het kabinet is genomen als investering in de Nederlandse kennisinfrastructuur 3. Het primaire doel van NIDO is om sprongen te realiseren in duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling betekent een koppeling van welvaart en welzijn, van economische groei en verbetering van de leefomgeving. NIDO wil dit doel bereiken door het stimuleren van een trendbreuk. In Nederland is men het eens over de noodzaak van duurzame ontwikkeling. De uitvoering ervan kan nog een flinke impuls gebruiken 4. Om deze impuls te realiseren zijn verschillende programma’s opgericht. Eén daarvan is het programma kenniscreatie voor duurzame innovatie (KDI).

Het secundaire doel van NIDO is de versterking van de kennisinfrastructuur in Nederland. Deze versterking kan door het slaan van bruggen tussen verschillende kennisdisciplines en maatschappelijke geledingen bereikt worden 5.

Kenniscreatie voor duurzame innovatie (KDI)

Het KDI programma richt zich op de duurzaamheid van en in innovatieprocessen. Het proces van innovatie, de rol van kennis en van de mensen die kennis bezitten vormen de kern van dit programma. Duurzame innovatie kan twee betekenissen hebben: enerzijds de inrichting van innovatie zelf als een duurzaam proces, anderzijds innovatie in een organisatie gericht op duurzame diensten, producten of productieprocessen 6. Deze twee betekenissen zijn uitgewerkt in twee sprongprojecten: duurzaamheid van kennis en kennis van duurzaamheid. In het sprongproject duurzaamheid van kennis wordt een deelnemend bedrijf een lerende organisatie waardoor de duurzaamheid van kennis wordt vergroot 7. BioSoil participeert in het tweede sprongproject, kennis van duurzaamheid. In

1.2 Opdrachtgevers

(11)

dit project wordt ernaar gestreefd om kennis van duurzaamheid beter, transparanter en effectiever in innovaties aan de orde te laten komen 89.

1.1.2 BioSoil

BioSoil is een bedrijf dat op een zo efficiënt mogelijke manier vervuilde grond probeert te saneren. Door het stimuleren van natuurlijke biologische afbraak van bodemvervuiling wordt dit doel bereikt. In de bodem is een wereld van micro-organismen aanwezig die in staat is om een verscheidenheid aan verontreinigingen op te ruimen. De omstandigheden voor de micro-organismen in de bodem zijn niet optimaal. Hierdoor verlopen natuurlijke afbraakprocessen langzaam of niet. Door het aanpassen van de omstandigheden wordt biologische afbraak gestimuleerd. Met de gebruikmaking van biologische processen wordt door minimale inspanning maximaal effect bereikt.

In dit rapport is inhoudelijk een tweedeling aanwezig. De hoofdstukken twee en drie zijn bedoeld voor de lezer die weinig voorkennis heeft van de bodemsaneringsbranche en is geïnteresseerd in de totstandkoming van de probleemstelling. In hoofdstuk twee zal het bedrijf BioSoil worden beschreven en in hoofdstuk drie zullen verschillende aspecten van de bodemsanering en de aanleiding worden verkend.

Het tweede deel van het rapport geeft het eigenlijke onderzoek weer. De verschillende onderzoekstappen die zijn genomen, zijn per hoofdstuk beschreven. Hierdoor zijn de hoofdstukken los van elkaar te lezen en kan de lezer, wanneer deze geïnteresseerd is in een aspect van het onderzoek, direct naar het relevante hoofdstuk gaan.

De probleemstelling zal in het vierde hoofdstuk worden weergegeven. In het vijfde hoofdstuk worden drie perspectieven op duurzaam saneren behandeld. Deze perspectieven geven een introductie in de literatuur van duurzaamheid. In het zesde hoofdstuk worden de besluitvormers in drie saneringsprojecten vastgesteld. Hierbij wordt literatuur over stakeholders gebruikt. In het zevende hoofdstuk worden de bij drie projecten vastgestelde criteria gepresenteerd en wordt gekeken of deze criteria ook duurzaaheidscriteria te noemen zijn. In het achtste hoofdstuk wordt de rol van duurzaamheid in de drie projecten beschreven. In het negende hoofdstuk worden twee barrières voor een duurzame ontwikkeling van de besluitvorming in het bodemsaneringsproces beschreven en worden op basis van deze barrières acties opgesteld om de barrières te overwinnen. In het laatste hoofdstuk wordt de relatie gelegd tussen de probleemstelling en de opgeleverde kennisproducten. Daarbij wordt een kritische reflectie gegeven op het onderzoek en worden aanbevelingen gedaan voor zowel BioSoil, NIDO en voor andere studenten.

1.3 Opbouw van het rapport

(12)

2 BioSoil

In dit hoofdstuk wordt er een beschrijving gegeven van de organisatie BioSoil. Dit heeft als doel om de context van het onderzoek beter te begrijpen. Het bedrijf BioSoil heeft verschillende kenmerken, zo wordt er bijvoorbeeld in projecten gewerkt. Dit heeft als gevolg dat er per project andere partijen betrokken zijn, die verschillende opvattingen hebben over hoe belangrijk duurzaamheid is bij de besluitvorming. Dit voorbeeld geeft aan dat eigenschappen van het bedrijf BioSoil de problematiek kenmerken en het is daarom relevant om deze weer te geven.

Zoals in de inleiding is vermeld is BioSoil een bedrijf dat bodemverontreinigingen saneert. Deze saneringen worden op een projectmatige manier uitgevoerd. De kenmerken van de te saneren locatie bepalen in grote mate de uiteindelijke saneringsvariant. De organisatie is ingericht om deze projectmatige manier te ondersteunen. Per project wordt een projectleider aangesteld die een beroep kan doen op verschillende ondersteunende afdelingen binnen de organisatie om zo tot een succesvol einde te komen in zijn project.

De structuur van het bedrijf kan worden gevonden in bijlage A.

De strategie die BioSoil bij haar bedrijfsvoering hanteert is erop gericht om de specialist te zijn op het gebied van bodemsanering. Door gerichte communicatie moet externe bewustwording hiervan plaats vinden. BioSoil zoekt niet naar de bulk van de saneringsmarkt, maar naar de grote, moeilijke en complexe projecten aan de bovenkant van de markt. Intern wordt gestreefd naar continue verbetering van de wijze waarop projecten voor de klant worden uitgevoerd en van de organisatie die daarvoor verantwoordelijk is. Het management probeert dit te bereiken door voorlichting, training en opleiding van het personeel en behoud van de “BioSoil” mentaliteit (betrokken, servicegericht en zelflerend)10.

Bij het uitvoeren van een sanering wordt intensief samengewerkt met milieukundige adviesbureaus en onderaannemers. BioSoil maakt op deze manier gebruik van externe kennis. Daarnaast wordt door actieve deelname in kennisnetwerken als het SKB (Stichting Kennisoverdracht Bodem) 11 of het NICOLE (een leidend platform voor saneringsmanagement in Europa) 12 bijgedragen aan de kennisontwikkeling en kennisoverdracht in de branche van bodemsanering. Ook zijn er regelmatig spin-offs.

Deze komen tot stand door samenwerking met externe partijen en door de vraag om nieuwe technologie bij bijna ieder nieuw project. Een voorbeeld hiervan is de sniff it13.

2.1 Beschrijving

Mission Statement: To solve contaminations with respect to nature, in a natural way with the aid of natural additives.

(13)

Deze technologie is ontwikkeld in samenwerking met Syntens14 in het kader van het project modern produceren. BioSoil is hierbij verkozen tot winnaar “modern producent”

2002. Het project heeft geleid tot een sensor platform, waarmee verschillende sensoren voor verschillende toepassingen kunnen worden gemaakt. Er zijn al enkele toepassingen van deze technologie voor de markt ontwikkeld. Een voorbeeld van deze toepassing is het bewaken van een kelder in een gebouw waar een saneringsinstallatie aanwezig is.

Wanneer giftige dampen zich in de kelder verzamelen, geeft de sensor telefonisch een signaal door aan het kantoor van BioSoil. Vervolgens kan de oorzaak van de damp worden opgespoord. Op deze manier wordt een gevaarlijke situatie, waarbij giftige dampen in het gebouw kunnen ontsnappen, voorkomen.

Het primaire proces van BioSoil wordt weergegeven in figuur 2.1. Waarbij het primaire proces gedefinieerd is als:

“het doelgerichte systeem van activiteiten dat het kenmerkende transformatie- en transactieproces waaraan die organisatie haar bestaan en bestaansredenen ontleent, legitimeert en realiseert, ongeacht het optreden van verstoringen en afgezien van al wat nodig is om het geheel in stand te houden.“ (De Leeuw, 2000).

Figuur 2.1. Het primaire proces van BioSoil.

Het primaire proces van BioSoil is op te delen in drie fasen:

Fase 1, het ontwerp:

Vaak is er al een oplossing voor het saneringsprobleem in de vorm van een bestek met een saneringsplan aanwezig. BioSoil kijkt altijd kritisch of het duurzamer en kostenefficiënter kan. Meestal leidt het kritisch kijken tot een alternatieve oplossing.

Deze oplossing is gebaseerd op technieken van BioSoil en wordt aangepast op de specifieke situatie. Ook komt het voor dat er totaal nieuwe oplossingen worden gecreëerd. Deze oplossingen zijn zowel nieuw voor BioSoil als voor de buitenwereld.

Wanneer door externe partijen (b.v. een milieuadviesbureau) wordt besloten of BioSoil de opdracht krijgt, wordt doorgegaan met de volgende fase.

Fase 1 Ontwerp

Fase 2

Implemen- tatie

Fase 3 Zorgfase

(14)

Fase 2, implementatie:

In deze fase worden de werkzaamheden uitgevoerd. Het terrein wordt met een probleemspecifieke aanpak behandeld. Dit kan een afgraving betekenen in combinatie met een behandeling met de BBI (BioSoil Behandelings Installatie) en/of de aanleg van een in-situ reinigingsinstallatie. Een nadere uitleg van deze techniek zal in de paragraaf

‘technieken’ worden behandeld. Het einde van deze fase is bereikt wanneer het systeem is aangelegd of wanneer de grond door de technieken al voldoende gereinigd is.

Fase 3, zorgfase:

In de derde fase wordt het systeem om de 1 á 2 weken gecontroleerd. Hierbij wordt gekeken of alle machines van het in-situ systeem nog draaien en of er geen buizen verstopt zitten. Daarnaast worden er af en toe monsters genomen om te kijken of het proces goed verloopt. Eventueel wordt ingegrepen door het veranderen van de dosis zuurstof of nutriënten. Soms is het zelfs nodig om het in-situ systeem uit te breiden met extra filters en drains. Het einde van deze fase is bereikt wanneer de grond voldoet aan de terugsaneerwaarden. Waarbij de terugsaneerwaarde de concentratie aan bepaalde chemische stoffen in de bodem is, waarbij de bodem voor de besluitvormers ‘schoon’ is.

Binnen BioSoil zijn en worden verschillende technieken ontwikkeld en gebruikt. Deze technieken zijn op te delen in in-situ en on-site technieken. In deze paragraaf worden deze technieken uiteengezet.

In-situ technieken

Bij in-situ technieken wordt de bodem zelf als reactor gebruikt. In-situ systemen zijn er op gericht om de bodem te saneren zonder veel grondverzet. In de bodem worden verschillende stoffen geïnjecteerd, waardoor het zelfreinigende vermogen van de bodem wordt gestimuleerd (Doelman, 1999). Er is een onderscheid te maken in aërobe en anaërobe in-situ systemen. Aërobe afbraak wordt gebruikt voor vervuilingen met oliën.

Door het toedienen van zuurstof en nutriënten (voedingsstoffen) worden de omstandigheden geoptimaliseerd voor biologische afbraak. De anaërobe techniek wordt gebruikt voor gechloreerde oplosmiddelen (de zogenaamde VCH). Bij deze techniek wordt door het systeem zuurstof onttrokken aan de bodem en wordt een elektronendonor toegevoegd.

On-site technieken

Soms is het slimmer om de verontreiniging bovengronds te reinigen. Dit wordt bijvoorbeeld in een bioreactor gedaan. Bij deze techniek wordt het grondwater waarin de verontreiniging is opgelost, opgepompt. Om de oplosbaarheid van de vervuiling te vergroten wordt soms gebruik gemaakt van BioSurfactants. Surfactant staat voor surface active agent. Dit zijn stoffen met zogenaamde oppervlakte actieve eigenschappen. Onder normale omstandigheden is een olie-water of water-olie mengsel nauwelijks mengbaar of oplosbaar. Door een surfactant in een olie-water mengsel te brengen, neemt de

2.2 Technieken

(15)

mengbaarheid sterk toe, waardoor meer olie in water, of meer water in olie opgelost kan worden. Op deze manier kunnen de verschillende soorten olieverontreinigingen die in de bodem aanwezig zijn opgelost worden in het water en worden opgepompt15. De surfactant wordt met behulp van bacteriën geproduceerd, wat de naam BioSurfactant verklaart.

Een tweede on-site techniek is landfarming. Bij landfarming wordt de verontreinigde grond bovengronds gereinigd in een depot. Landfarming is een reinigingstechniek waarbij de afbraak van verontreinigingen door micro-organismen in de bodem wordt gestimuleerd door regelmatige beluchting en kering van de grond met behulp van landbouwwerktuigen. De afbraak wordt hierbij versneld door het toedienen van nutriënten, pH-regulerende stoffen en extra zuurstof 16.

Een derde, nieuw ontwikkelde, on-site techniek is de BBI, de BioSoil behandelingsinstallatie. De basis van de installatie wordt gevormd door het gedeelte dat de verschillende soorten grond van elkaar scheidt. De vervuiling hecht zich maar aan een klein deel van de fracties. Ongeveer 90 procent van de grond die uit de BBI komt kan direct worden hergebruikt op de locatie, dit leidt tot een aanzienlijke besparing op het transport oplevert. Wanneer de grond namelijk niet gescheiden wordt, moet alle grond worden afgevoerd.

Een tweede nieuw ontwikkelde techniek is het early warning system. Deze techniek is gebaseerd op het sensor platform. Deze sensoren kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt bij het vroegtijdig opsporen van een lek bij een benzinestation of bij huishoudens in de meterkast. Deze techniek heeft meerdere toepassingen en kan worden toegepast in combinatie met zowel in-situ en on-site technieken.

BioSoil is een bedrijf wat op een biologische manier de bodem saneert. Hierbij worden biologische processen gestimuleerd, waardoor een efficiënt proces wordt verkregen. Als tweede wordt bij BioSoil op een projectmatige manier gewerkt, waarbij ieder project zijn eigen kenmerken heeft. Zo zijn er bij ieder project andere partijen betrokken. Als derde is BioSoil een organisatie waar continu wordt gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe technologieën. Nieuw ontwikkelde technologieën zijn bijvoorbeeld de sensor technologie en de BBI, de BioSoil behandelingsinstallatie.

2.3 Samenvatting

(16)

3 Verkenning van de opdracht

Om tot een probleemstelling te komen, wordt de problematiek in dit hoofdstuk behandeld als een besturingsprobleem. Voordat dit wordt gedaan wordt er in paragraaf 1 door middel van een vergelijking van de techniek van BioSoil met een conventioneel plan de door BioSoil ervaren duurzaamheid weergegeven. In paragraaf 2 wordt de problematiek gedefinieerd als een besturingsprobleem. In de derde paragraaf zal de structuur van het bestuurde systeem nader worden beschreven en in de vierde paragraaf zal de trend in de omgeving van het bestuurde systeem worden beschreven met behulp van de wetgeving in de bodemsaneringsbranche.

Om een beeld te krijgen waar het vermoeden van de organisatie BioSoil, dat haar technieken duurzamer zijn, op gebaseerd is, is een vergelijking gemaakt tussen een besteksoplossing17 en de door BioSoil uitgevoerde oplossing18. Deze vergelijking heeft betrekking op de sanering van de oude brandweeroefenplaats op Schiphol. In bijlage B is een uitgebreide versie van deze vergelijking terug te vinden. Het doel van deze vergelijking is om inzicht te krijgen in de motivatie die BioSoil heeft om duurzaamheid te introduceren in de besluitvorming. Waarom is het voor BioSoil van belang dat er op duurzaamheid wordt gelet in de besluitvorming?

Situatie

BioSoil heeft in opdracht van Schiphol een grond- en grondwatersanering uitgevoerd. De sanering vond plaats op de oude brandweeroefenplaats. In de loop der jaren was als gevolg van de activiteiten een behoorlijke verontreiniging ontstaan van minerale oliën en aromaten. BioSoil is in december 2001 begonnen met de sanering, die eind 2003 is afgesloten.

Vergelijking

De vergelijking van de sanering is ten eerste uitgevoerd door een vergelijking tussen het evaluatierapport en het bestek. Het evaluatierapport is geschreven door BioSoil en het bestek is geschreven door het milieukundige adviesbureau DHV. Het bestek is destijds geschreven als een mogelijke oplossing voor het saneringsprobleem. Ten tweede is de vergelijking uitgevoerd op basis van een interview met de projectleider van BioSoil, J.

van den Boogaart.

De analyse van de verschillen is beperkt gebleven tot de verschillen in de techniek om tot een bepaald doel te komen. Bijvoorbeeld het doel: het dempen van een vijver. Dit doel kan met verschillende technieken worden bereikt. Vervolgens zijn verschillende voor- en nadelen van de technieken die BioSoil heeft gebruikt bij de sanering, weergeven. Hierbij is beperkt gebleven tot voor- en nadelen die uit het evaluatierapport of uit het interview te halen waren.

3.1 De duurzaamheid van BioSoil

(17)

1. Afvalstromen worden gescheiden op de locatie.

Doordat afvalstromen op de locatie doormiddel van zeeftechniek worden gescheiden, hoeft er minder grond en puin te worden vervoerd van de locatie. Zo worden negatieve gevolgen als belasting voor de infrastructuur, overlast voor mensen langs de transportwegen (geluid en trillingen door vrachtwagens) en de belasting voor het milieu beperkt. Door het scheiden van de grond is 5100m3 grond en 95.4 ton puin minder vervoerd. Dit is een besparing van 279 +/- 21 vrachtwagenbewegingen i *. Ten opzichte van het bestek levert dit geen besparing op, omdat volgens de besteksoplossing de locaties waar de afvalstromen van afkomstig waren, niet ontgraven hoefden te worden.

Deze locaties zijn in het vooronderzoek voornamelijk over het hoofd gezien. Vergeleken met het volledig verwijderen van alle afvalstromen, een normale aanpak bij bodemsanering, levert het zeven een besparing van 55,8 +/- 13,6 % * op het transporteren van afvalstromen. Het argument dat de grond op de locatie moet worden gezeefd en dat dit ook veel energie kost, vervalt. Bij het verwerkingsbedrijf moet de grond immers ook gezeefd worden. Als tweede worden de afvalstromen direct naar de juiste verwerker vervoerd. Wanneer de grond bij een externe verwerker wordt gezeefd, kan namelijk weer vervoer van deze externe verwerker naar een andere verwerker nodig zijn. Ook het argument dat het zeven op de locatie tot stof, geluid, stank en trillingsoverlast leidt voor bewoners vervalt, er woonden namelijk geen bewoners in de buurt van de locatie op schiphol.

2. De grond wordt, wanneer mogelijk, gereinigd op de locatie.

Door BioSoil is de verontreinigde grond op de locatie (on-site) op een biologische manier gereinigd. Door on-site reiniging toe te passen, is 14.600 m3 vervuilde grond minder afgevoerd en 14.600 m3 minder schone grond aangevoerd. In totaal is dus 29.200 m3 grond minder vervoerd, wat een besparing is van 1578 +/- 117 * vrachtwagenbewegingen.

Dit is dus een besparing van 100% op het vervoer van grond ten opzichte van de besteksoplossing. Naast de voordelen van het transport, worden de risico’s, zoals de kans op vergiftiging of de kans op ongelukken, voor de werknemers niet verplaatst naar andere werknemers, maar worden deze risico’s door BioSoil en onderaannemers zelf gedragen.

Als tegenargument kan worden aangevoerd dat voor het reinigen op de locatie veel energie wordt gebruikt. Zo is de grond voor de landfarmingii 4 keer omgewerkt en hebben pompen en compressors een lange tijd water rondgepompt en zuurstof geïnjecteerd. Op basis van de berekeningen kost het extern reinigen 1,1 * 107 +/- 8,8 * 106 kWh en het reinigen op de locatie kost 2,8 * 105 +/- 1,2 * 105 kWh. * De foutmarges overlappen

i Uitgaande van een vrachtwagen met 18.5 m3 waterinhoud en een laadvermogen van maximaal 40 ton.

* Op basis van de berekeningen en de aannames die in bijlage B zijn te vinden.

ii Landfarming is een reinigingstechniek waarbij de afbraak van verontreinigingen door micro-organismen in de bodem wordt gestimuleerd door regelmatige beluchting en kering van de grond met behulp van landbouwwerktuigen.

De afbraak wordt hierbij versneld door het toedienen van nutriënten, pH-regulerende stoffen en extra zuurstof.

(www.waterbodem.nl/artikel.php?id=49).

* Op basis van de berekeningen en de aannames die in bijlage B te vinden zijn.

(18)

elkaar niet, dus kan op basis van deze berekeningen en de daarbij behorende aannames worden gezegd dat het extern reinigen meer energie kost.

3. Slib wordt ingedikt.

Door het indikken van slib dat vrijkwam uit de sloten en vijvers, treedt er een gewichtsbesparing op van 70%. Deze gewichtsbesparing, die tot stand komt door het ontrekken van water uit het slib, hoeft niet te worden getransporteerd naar het slibdepot of slibverwerker. Hierdoor zijn er minder vrachtwagenbewegingen nodig, waardoor bijvoorbeeld de belasting voor de infrastructuur en de kans op ongelukken met de vrachtwagens wordt beperkt.

4. Minder grondwater verpompt.

BioSoil heeft 53% minder water op het riool geloosd dan aanvankelijk was opgenomen in het bestek. Het grondwater is door BioSoil op een biologische manier gereinigd. Hierbij wordt de bodem als een bioreactor gebruikt, dit wordt in-situ saneren genoemd. Door het in-situ saneringssysteem aan te passen aan nieuwe informatie die wordt verkregen tijdens de aanleg van het systeem en gedurende de sanering zelf, is deze besparing verkregen.

Dit wordt cyclisch ontwerp genoemd.

5. Er is veel bodempotentie.

Doordat de bodem na de sanering vol zit met bacteriën en voedingstoffen zal een toekomstige vervuiling van minerale oliën en aromaten snel door de bodem zelf worden verwijderd. Dit effect, een verhoogde bodempotentie, zal enkele jaren aanwezig zijn.

6. Uitvoeren van extra activiteiten

Een voorbeeld hiervan is het planten van gras na het uitvoeren van de sanering. Hierdoor wordt voorkomen dat er een verstuiving van zand ontstaat. BioSoil probeert, vanuit een gevoel van verantwoordelijkheid voor de omgeving, op deze manier negatieve effecten van de sanering voor de directe omgeving te beperken.

Na deze vergelijking is duidelijk waar het vermoeden van BioSoil op is gebaseerd. Door de technieken van BioSoil wordt aanzienlijk op het transport bespaard, terwijl de saneringsdoelstelling toch wordt gehaald. Waarbij een saneringsdoelstelling onder andere de concentraties van chemische stoffen in de bodem is, waarbij de grond als gesaneerd kan worden beschouwd. Deze doelstelling wordt door de betrokken partijen aan het begin van een project in overleg vastgesteld.

Als tweede is het proces van BioSoil een stuk efficiënter. Door het gebruik van biologische processen wordt bespaard op de totaal benodigde energie. Ook wordt er bij het ontwerpen van een oplossing zowel rekeningen gehouden met locale effecten als regionale en landelijke effecten van de sanering. Deze voordelen worden door BioSoil als duurzaam gezien. Hiermee wordt ook de motivatie van BioSoil duidelijk. In de besluitvorming wegen de voordelen van de technieken van BioSoil onvoldoende mee.

(19)

BioSoil verwacht dat deze voordelen zwaarder wegen in de besluitvorming, wanneer duurzaamheid wordt geïntroduceerd als criterium in de besluitvorming.

Het probleem dat tot de samenwerking van BioSoil en het NIDO heeft geleid, wordt in de rest van dit hoofdstuk beschreven als een besturingsprobleem. Het doel hiervan is om tot een probleemstelling van het onderzoek te komen. Het probleem dat hierbij bedoeld wordt, is dat BioSoil en het NIDO duurzaamheidscriteria graag willen introduceren in de besluitvorming bij bodemsaneringsprocessen, maar dat ze niet weten hoe dit aan te pakken.

Voordat het probleem als een besturingsprobleem wordt beschreven, wordt eerst besturing gedefinieerd en het besturingsparadigma beschreven.

Figuur 3.1. Interne en externe besturing. (de Leeuw, p. 155).

Onder besturing wordt enigerlei vorm van gerichte beïnvloeding verstaan. (de Leeuw, 2000, p.151).

Het besturingsparadigma is een collectie denkbeelden over besturing en over de manier waarop deze kunnen worden gehanteerd om representaties en modellen te maken voor analyse en ontwerp. Uitgangspunt is de veronderstelling dat het mogelijk en zinvol is de werkelijkheid zo te benaderen (de Leeuw, 2000, p. 150).

In een besturingsmodel wordt de werkelijk eenvoudig weergegeven (gemodelleerd) in drie objecten. Een besturend orgaan (BO), een bestuurd systeem (BS) en de omgeving.

Een BO is het systeem dat bestuurt en het BS is het systeem dat wordt bestuurd. Tussen deze drie objecten zijn verschillende pijlen getekend. Van het BO gaat er een pijl naar het BS, de stuurmaatregelen. Van het BS gaat er een pijl terug naar het BO, de informatie.

Deze twee pijlen zijn ook aanwezig tussen het besturend orgaan en de omgeving van het beschouwde systeem. Er blijven nog twee pijlen over in figuur 3.1, de invoer en de uitvoer van het bestuurd systeem. De invoer zijn de omgevingsinvloeden op het bestuurd

3.2 Het besturingsprobleem

(20)

systeem en deze worden door het BS verwerkt tot uitvoer naar de omgeving. Een voorbeeld hiervan is de verwerking van klachten van buurtbewoners door de gemeente tot een antwoord van de gemeente naar de buurtbewoners toe.

Het besturingsprobleem

Om tot het besturingsprobleem te komen, worden er zeven modelleringbeslissingen genomen (de Leeuw, p.133):

1. Doel van het model.

Het doel van het model is, zoals eerder vermeld, om tot een probleemstelling van het onderzoek te komen.

2. Afbakeningsbeslissing.

Er worden twee objecten afgebakend, het BO en het BS.

Besturend orgaan

In dit onderzoek worden het samenwerkingsverband tussen BioSoil en het NIDO programma KDI als het BO gezien.

Bestuurd systeem

Er worden drie projecten van de organisatie BioSoil gekozen. Bij BioSoil wordt op een projectmatige manier gewerkt. Er is niet genoeg tijd en er zijn niet genoeg middelen om alle projecten in beschouwing te nemen. Er zijn daarom in overleg met Dhr. Van Diem, de directeur van BioSoil, drie concrete projecten gekozen. Per project zal kort worden beschreven, waarom voor dit project is gekozen.

Schiphol

Bij Schiphol is een sanering uitgevoerd van een voormalige Brandweeroefenplaats. Deze sanering is een van de grootste saneringsprojecten die BioSoil heeft uitgevoerd. Met het woord groot wordt de hoeveelheid gesaneerde grond bedoeld. Daarnaast is het project succesvol verlopen, zowel wat betreft de tijd als financieel.

Oud-Beijerland

Bij Oud-Beijerland is er sprake van een verontreiniging van een voormalig gasfabriek terrein, een bodemsaneringsoperatie. Deze sanering is om drie redenen complex te noemen. Ten eerste omdat op de locatie verschillende verontreinigingen zijn aangetroffen. Ten tweede omdat er sprake is van een heterogene bodem. Ten derde omdat er bij de selectie van de saneringsvariant, in vergelijking met bijvoorbeeld Schiphol, meerdere partijen betrokken zijn. De techniek van BioSoil is geschikt voor een complexe sanering. Toch is er niet voor BioSoil gekozen.

Gouda

Bij Gouda is er sprake van een zorgplichtgeval. Door een incident met een omgevallen chemicaliëntank is er een verontreiniging. BioSoil is benaderd voor de sanering van deze

(21)

verontreiniging. Het project is interessant, omdat er een moeizame samenwerking is met het bevoegde gezag.

Het netwerk van betrokkenen bij de drie projecten wordt als bestuurd systeem beschouwd. Je zou ook drie aparte besturingsmodellen kunnen opstellen. Omdat het model ten doel heeft om tot een probleemstelling te komen, wordt hiervan afgezien.

3. Aggregatieniveau

Er wordt in dit niveau gekeken op het niveau van organisaties die een rol spelen in de besluitvorming bij de drie projecten.

4. Keuze van deelsystemen

Het is een aspectsubsysteem. Van de drie projecten die in beschouwing worden genomen, wordt als eerste gekeken naar de besluitvormers in het bodemsaneringsproces. Vervolgens wordt gekeken naar de criteria die door deze besluitvormers worden gebruikt.

5. Soort model

Het is een abstract model van een concreet systeem. Het model is een beperkte weergave van de werkelijkheid.

6. Keuze van de modeltaal

Er wordt gebruik gemaakt van woorden.

7. Systeemreticulatie

Waar nodig wordt gereticuleerd tot het niveau van personen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij individuele bewoners, die overlast ondervinden van een sanering.

Nadat het model is geconstrueerd, kan het besturingsprobleem worden beschreven. Het BO wil graag het BS effectief beïnvloeden met stuurmaatregelen. Deze gerichte beïnvloeding gebeurd in een omgeving. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de wetgeving die er is over bodemsanering of bijvoorbeeld de vervuilde grond die wordt gesaneerd.

Het is een besturingsprobleem, omdat het BO bij aanvang van het onderzoek niet in staat was om het BS effectief te beïnvloeden. Om tot de probleemstelling te komen, wordt met behulp van de voorwaarden voor effectieve besturing gekeken, waarom het BO niet in staat is om het BS effectief te beïnvloeden.

Voorwaarden voor Effectieve besturing

In het gedefinieerde besturingsprobleem, wil het Besturend orgaan (BO) het bestuurd systeem (BS) graag gericht beïnvloeden. Om deze besturing effectief te laten verlopen, moet aan vijf voorwaarden worden voldaan (de leeuw, 2000, 158):

1) Doel:

Het BO moet een doel hebben. Het doel van de besturing is duidelijk. Het BO (hier het samenwerkingsverband tussen NIDO en BioSoil) wil graag de besluitvormingsprocessen in het BS veranderen. Het BS wil graag dat de besluitvormers in het BO duurzaamheid opnemen als criterium in hun besluitvorming.

(22)

2) Model:

Het BO moet over een model van het BS beschikken. Op dit moment beschikt het BO niet over een model van de besluitvormingsprocessen. Het BO heeft nog geen inzicht in de besluitvormingsprocessen in de drie projecten.

3) Informatie:

Het BO moet beschikken over informatie over de toestand van het BS. BioSoil beschikt wel over informatie van de drie projecten. Zo heeft BioSoil vermoedens bij de criteria die door de besluitvormers in de drie projecten worden gebruikt.

Het is echter niet duidelijk of deze informatie betrouwbaar en volledig is.

4) Stuurmaatregelen:

Het BO moet beschikken over voldoende variëteit in stuurmaatregelen. Op dit moment zijn er nog geen stuurmaatregelen beschikbaar. NIDO en BioSoil zijn beide op zoek naar stuurmaatregelen. Voordat er beoordeeld kan worden of er voldoende variëteit in de stuurmaatregelen aanwezig is, moeten de stuurmaatregelen eerst zelf worden ontworpen.

5) Capaciteit

Het BO moet beschikken over voldoende informatie verwerkende capaciteit om het BS te besturen. Ook hier is nog geen zicht op. Omdat er nog geen model aanwezig is van het bestuurde systeem en er onbetrouwbare informatie van het bestuurde systeem aanwezig is, is nog niet bekend hoeveel capaciteit nodig is.

Voor aanvang van het onderzoek wordt aan één van de vijf voorwaarden voor effectieve besturing voldaan. Er is een doel vastgesteld. BioSoil en het NIDO willen samen duurzaamheid introduceren in de besluitvorming in bodemsaneringsprocessen. Om deze besturing effectief te laten verlopen, moet het onderzoek voorzien in de andere voorwaarden. Aangezien de capaciteit en de tijd in het onderzoek beperkt is, wordt voornamelijk geconcentreerd op het voorzien van informatie over de toestand van het bestuurde systeem bij de drie projecten.

Om meer inzicht te verkrijgen in de structuur van het BS, wordt in deze paragraaf een saneringsproject beschreven. Deze beschrijving heeft geen directe betrekking op één van de drie projecten, maar vormt meer een standaardbeschrijving van een saneringsproject.

De opdracht voor een sanering komt meestal tot stand in overleg met een opdrachtgever en een adviesbureau. Deze verhouding kan worden weergegeven in een driehoek. Zie hiervoor figuur 3.2 Hierbij geeft de plaats van de opdrachtgever en het adviesbureau ten opzichte van BioSoil in de driehoek de formele plaats in de relatie weer. De opdrachtgever is boven BioSoil en het adviesbureau geplaatst, omdat deze partij formeel de leiding heeft in een saneringsproject.

3.2 Een saneringsproject

(23)

Figuur 3.2. Opdrachtverwerving binnen de branche.

De opdrachtgever heeft een probleem, een vervuilde bodem. De opdrachtgever betaalt het adviesbureau en BioSoil om tot een oplossing van dit probleem te komen, waarbij het adviesbureau de oplossing genereert en BioSoil deze uitvoert. In de praktijk wordt wel eens afgeweken van deze driehoek. Zo vervult BioSoil in sommige gevallen de rol die het adviesbureau normaal vervult. Ook is de figuur een sterke vereenvoudiging van de werkelijkheid. Bij een daadwerkelijke sanering zijn meerdere partijen betrokken, zoals een bewonersvereniging of een onderaannemer.

De wetgeving vormt het kader waarbinnen moet worden gewerkt in de branche. Het wettelijke kader is in figuur 3.2 weergegeven als een box. In de praktijk is het kader niet zo hard als in de figuur is weergegeven. Er worden in de wetgeving namelijk veel woorden gebruikt die niet eenduidig zijn. Zo moet in sommige gevallen worden gestreefd naar een stabiele eindsituatie. Wat een stabiele eindsituatie in een specifiek geval inhoudt, is daarbij niet duidelijk. In samenwerking met het bevoegde gezag, dat een provincie, gemeente of milieudienst kan zijn, wordt een concrete invulling aan de wetgeving gegeven.

Een bodemsaneringsproject binnen BioSoil maakt onderdeel uit van een groter proces, het bodemsaneringsproces. Het saneringsproces is weergegeven in figuur 3.3. Een saneringsprobleem is de input van een proces waar door middel van communicatie over en weer tussen één of meerdere organisatie(s) en individu(en) een oplossing uitkomt. In dit proces zijn verschillende stappen waar te nemen. Per stap kunnen verschillende organisatie(s) en individu(en) betrokken zijn. Daarnaast is het mogelijk dat door bijvoorbeeld nieuwe kennis, bepaalde delen opnieuw worden doorlopen. BioSoil probeert zo vroeg mogelijk betrokken te raken bij het proces. De bedoeling hiervan is om de kans te vergroten dat BioSoil de sanering mag uitvoeren. In het begin worden namelijk al veel keuzes gemaakt die de saneringsvariant voor een groot deel vastleggen.

Adviesbu -reau

BioSoil

Wetgevend kader Opdracht-

gever

(24)

Figuur 3.3. Het bodemsaneringsproces 19.

De besluitvormers in een saneringsproces zitten op een bepaald moment niet met elkaar om een tafel om tot een saneringsvariant te komen. In de besluitvorming valt een fasering waar te nemen. In elke fase worden beslissingen genomen door verschillende besluitvormers. De besluiten die worden genomen in de verschillende fasen geven de uiteindelijke saneringsvariant steeds meer vorm. Tussen deze fases is een duidelijke overgang waar te nemen. Ter illustratie is de ontwikkeling in de besluitvorming van het project Schiphol grafisch weergegeven in Figuur 3.4.

Figuur 3.4. Beslisruimte voor keuzes over de saneringsvariant uitgezet tegen tijd. De figuur dient hier alleen ter illustratie. De afname van de beslisruimte wordt hier bijvoorbeeld negatief exponentieel weergegeven, dit hoeft echter niet zo te zijn.

Fase 1:

Initiatief

Fase 7:

Uitvoering Fase 3:

Planvorming

Fase 6:

Aanbeste- ding Fase 2:

Haalbaarheids -studie

Fase 4:

Grondonder- zoek

Fase 5:

Ontwerp

Een vervuilde bodem

Een gesaneerde bodem Overgang 3:

Goedkeuring van het saneringsplan en veiligheidsplan.

Beslisruimte voor keuzes over saneringsvariant Einde definitiefase:

Vaststellen van en keuze van een aannemer

Overgang 2:

Keuze voor een techniek

Beslisruimte

Tijd

(25)

De blokken in figuur 3.4 geven de beslisruimte over de saneringsvariant weer in het project Schiphol. Bij dit project was een onderscheid te maken tussen verschillende fasen, waarin verschillende besluitvormers betrokken waren.

In de eerste fase, de definitiefase, waren Schiphol en DHV als besluitvormers aan te wijzen. Zij stelden in deze fase de randvoorwaarde voor de sanering en een lijst van mogelijke saneerders op. Aan het einde van deze fase werd er gekozen voor een bepaalde aannemer, in dit geval BioSoil.

In de tweede fase zijn BioSoil en de provincie ook betrokken in de besluitvorming. Aan het einde van deze fase werd er gekozen voor een bepaalde saneringsmethode, die werd vastgelegd in een saneringsplan.

In de derde fase raakten nog meer bevoegde instanties als het hoogheemraadschap en de Arbo dienst bij de besluitvorming betrokken. Bij het hoogheemraadschap moesten vergunningen worden aangevraagd voor het lozen op het riool en bij de Arbo dienst moest een veiligheidsplan worden ingediend. Het einde van deze fase valt te kenmerken door de goedkeuring voor het saneringsplan en het veiligheidsplan.

Bij de laatste fase waren alle besluitvormers betrokken. Zij controleerden hier of de sanering verliep volgens de afspraken en stuurde de sanering eventueel bij. Hierbij rekening houdend met de nieuwe informatie die tijdens het saneringsproces vrijkomt.

Samengevat zijn er bij de besluitvorming meerdere partijen betrokken, waarbij de opdrachtgever en het milieuadvies de belangrijkste spelers vormer. Als tweede zijn er in een bodemsaneringsproces meerdere fases te onderscheiden. Deze fasen worden meestal niet lineair doorlopen, afhankelijk van de omstandigheden worden sommige fasen opnieuw doorlopen. Als laatste valt neemt in de loop van een saneringsproject de beslisruimte af. In het begin van een project is er de grootste mogelijkheid tot het nemen van beslissingen.

Om meer inzicht te verkrijgen in de omgeving van het besturingsmodel, wordt de trend in de omgeving weergegeven. De trend die waarneembaar is, heeft betrekking op de manier waarop bodemsaneringen plaatsvinden en worden beoordeeld. Om deze trend zichtbaar te maken, wordt de ontwikkeling in de wetgeving over bodemsanering beschreven. Er wordt voor de wetgeving gekozen, omdat de wetgeving belangrijke randvoorwaarden stelt voor de besluitvorming bij bodemsaneringen.

Huidige wetgeving

Het huidige bodemsaneringsbeleid richt zich op het opheffen of tegengaan van onaanvaardbare risico’s van bodemverontreiniging voor mens en milieu. Voor veel

3.3 Trend binnen bodemsanering

(26)

stoffen zijn waarden vastgesteld waarbij sprake is van een verwaarloosbaar risico (streefwaarden) of van ernstige risico’s (interventiewaarde) voor mens en milieu 20. Op basis van de aanwezige stoffen en de concentraties van deze stoffen wordt onderscheid gemaakt tussen ernstig verontreinigde grond, lichtverontreinigde grond en schone bodems. Ernstig verontreinigde grond moet in principe worden gesaneerd, licht verontreinigde grond moet blijvend worden beheerd en schone grond moet schoon blijven. Het bodembeleid wordt door het ministerie van VROM ontwikkeld. Provincies, gemeenten en milieudienst voeren het uit. Zij zijn de eerst verantwoordelijke voor de uitvoering en het aanspreekpunt voor specifieke bodemverontreinigingen 21.

Het bodembeleid is geregeld in de WBB, de Wet Bodem Bescherming. In deze wet staat onder andere wie het bevoegde gezag is en op welke wijze saneringen plaats dienen te vinden. Er wordt in de wet onderscheid gemaakt tussen twee typen bodemverontreiniging. In het eerste geval gaat het om verontreinigingen van voor 1987, in het tweede geval om verontreinigingen van na 1987.

Bodemsaneringsoperatie

Wanneer een vervuiling van voor 1987 is, wordt er gesproken van een bodemsaneringsoperatie. De huidige eigenaar wordt niet verantwoordelijk gesteld voor de verontreiniging. Er zijn meestal verschillende activiteiten op de locatie geweest die voor de vervuiling hebben gezorgd. Deze activiteiten kunnen soms wel 80 jaar geleden zijn. Bij een historische verontreiniging wordt door het bevoegde gezag, dat een provincie, gemeente of een milieudienst kan zijn, vastgesteld wat de ernst en urgentie van het geval is. Deze besluiten worden vastgelegd in beschikkingen. De ernst en urgentie bepalen op welke termijn de sanering moet beginnen.

Er is in de wet een saneringsladder opgenomen. Met behulp van deze ladder wordt een saneringsdoel vastgesteld. De saneringsladder heeft vijf treden. De eerste trede is een compleet gereinigde bodem die geschikt is voor meerdere gebruiksdoeleinden. Dit wordt de multifunctionele variant genoemd. Wat betekent dat een voormalig fabrieksterrein geschikt moet zijn voor een moestuin of speelplaats voor kinderen. Trede vijf is een bodem waarbij het met de saneringsactiviteiten niet lukt om een stabiele eindsituatie te creëren binnen 30 jaar. De keuze voor een trede op de ladder wordt bepaald door argumenten op basis van kosteneffectiviteit. Voor elke euro die wordt uitgegeven dient zoveel mogelijk grond te worden gereinigd. Een belangrijk uitgangspunt bij een bodemsaneringsoperatie is dat verspreiding van de verontreiniging, bijvoorbeeld via het grondwater, moet worden voorkomen.

Zorgplicht

Wanneer de verontreiniging na 1987 is, wordt er gesproken van een zorgplichtgeval.

Meestal gaat het bij een zorgplichtgeval om een incident of een calamiteit. Zo kan bijvoorbeeld de slang van een tankwagen losschieten, waardoor vele liters benzine de grond in lopen. Wanneer er sprake is van een zorgplichtgeval dient de eigenaar van de grond in principe zo snel mogelijk te saneren. Op deze manier wordt verspreiding van de verontreiniging voorkomen. Daarnaast worden risico’s voor omwonenden, werknemers

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze buurtwerkers ondersteunen mantelzorgers en informele zorgverleners, stimuleren het delen van zorg en respijtzorg door vrijwilligers (om mantelzorgers te ondasten). Ook zijn

Geen jongerenactlviteiten meer voor jongeren in de leeftijdscategorie 18-23 jaar, geen uitvoering meer van stedelijke activiteiten blj het kinder-, jeugd- en jongerenwerk,

Vanaf 2013 wordt met een nieuwe strategie ('Content is King') gefocust op de inhoud van de campagne. Om de samenwerking tussen de webredacteuren van de Akkoordpartners te

De hoofdlijnen betreffen het invoeren van leges en precario voor een standplaats in plaats van huur en het handhaven van de mobiliteit van de standplaats, inhoudende dat

De buurt is niet alleen een belangrijke eenheid van sociale en ruimtelijke ongelijkheid, maar ook een platform voor gemeenschapsvorming en de dagelijkse sociale interactie

3° andere vegetaties dan Europees te beschermen habitat of regionaal belangrijk biotoop. Voor type drie en type vier komen enkel Europees te beschermen habitats of

Wij hopen dat u na een paar uur met uw kind naar huis kan gaan en dat het niet nodig is dat uw kind opgenomen wordt op de

Dit informatieblad is tot stand gekomen door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV) in samenwerking met de gemeente waarin de windturbine is gelegen