Vraag nr. 226 van 10 juli 1996
van de heer JOHAN MALCORPS
Geluidshinder danslokalen – Regelgeving en controle-mogelijkheden
Vlarem II regelt de milieuhygiëne-voorwaarden voor de hinderlijke inrichtingen.
De wetgever heeft bepaald dat feestzalen en lokalen met dansgelegenheid, vanaf een oppervlakte van 100 m2, worden ingedeeld als hinderlijke inrichting, zodat
zij moeten beschikken over een voorafgaandelijk afge-leverde milieuvergunning.
De exploitatie mag voor nieuwe inrichtingen slechts worden aangevat als een akoestisch verslag, opgesteld door een erkend milieudeskundige, voorhanden is. Voornoemde regeling sluit theoretisch elke geluidshin-der voor de buurt uit.
In de sectorale voorwaarden artikel 5.32.2.2 werd het koninklijk besluit (KB) van 24 februari 1977 betreffen-de betreffen-de geluidsnormen voor muziek in openbare en pri-vate inrichtingen opgeheven voor deze hinderlijke inrichtingen.
Voornoemd KB geeft rijkswacht en politie de mogelijk-heid de geluidsoverlast vast te stellen door middel van een "eenvoudige" geluidsmeting (meting bij klager van stoorgeluid en het achtergrondgeluidsniveau en/of meting in de inrichting). Daarenboven hebben de pro-cessen-verbaal opgesteld door voornoemde ambtena-ren in het bezit van het bekwaamheidsbewijs (ingevol-ge het besluit van de Vlaamse re(ingevol-gering van 7 november 1984 tot aanwijzing van de ambtenaren die bevoegd zijn voor het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de regelen ter bestrijding van de geluidshinder), bewijskracht zolang het tegendeel niet is bewezen 1. Wat met de maximale normering van 90 dB (A) in
de lokalen, die nu niet langer automatisch van toe-passing is ? Deze normering beantwoordde aan de bezorgdheid tot voorkoming van onherstelbare gehoorbeschadiging bij jongeren die frequent en langdurig dancings bezoeken, en gaf daarnaast de mogelijkheid aan politie/rijkswacht om onmiddellijk een vermindering van het geluidsniveau af te dwin-gen.
2. Wat met politie of rijkswacht die 24 uur op 24 in de gemeenten patrouilledienst verrichten, en dus niet langer geluidsmetingen kunnen uitvoeren in de hin-derlijke inrichtingen ?
3. Wat met feestzalen waar een orkest, popgroep of diskjockey eenmalig komen spelen en geen gebruik kunnen/willen maken van de voorhanden zijnde geluidsinstallatie ? Artikel 5.32.2.2 van Vlarem II stelt dat het akoestisch onderzoek moet worden overgedaan als de plaats van opstelling en/of het vermogen van toestellen en installaties worden gewijzigd.
4. Indien men toch van oordeel is dat de geluidsnor-men van Vlarem II een beter resultaat geven : wat met de bestaande inrichtingen die in aanmerking komen voor de overgangstermijnen tot augustus
1997 (voor het akoestisch verslag) en augustus 2000 (voor de sanering) ? Heeft de minister, wat raadza-mer lijkt, stappen gezet om hiervoor de norraadza-merin- normerin-gen te handhaven van het KB van 24 februari 1977 ? 5. De door de gemeente aangewezen politieagenten in het bezit van het bekwaamheidsattest kunnen nu de noodzakelijke controles inzake geluidshinder niet uitvoeren. Heeft de minister reeds initiatieven genomen om in Vlarem II (zie art. 58 en 59 § 2, opgenomen in Vlarem I) ter zake een gedeeltelijke bevoegdheid voor deze politieagenten in te schrij-ven ?
Antwoord
1. Het besluit van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhy-giëne (Vlarem) beoogt in dit geval vooral de bescherming van de omwonenden tegen geluidshin-der veroorzaakt door de ingedeelde inrichting. De vroegere eis met betrekking tot het maximaal toelaatbare binnenniveau gaf op zichzelf geen vol-doende garantie met betrekking tot de mogelijke geluidsoverlast in de omgeving. De effecten in de omgeving worden immers bepaald door de mate waarin de inrichting akoestisch is geïsoleerd en de vestiging van deze inrichting binnen de omgeving (afstand tot nabijgelegen woningen, heersend ach-tergrondniveau).
Het in Vlarem ingestelde akoestisch onderzoek heeft onder meer tot doel de geluidsisolatiewaarde van het gebouw waarin de inrichting wordt uitge-baat, te bepalen. Binnen een zeer goed geïsoleerd gebouw zijn bijgevolg hogere geluidsniveaus toe-laatbaar dan binnen een slecht geïsoleerd gebouw bij eenzelfde effect in de omgeving. Vandaar dat Vlarem naar analogie van alle andere ingedeelde inrichtingen, de toelaatbare geluidsniveaus ter plaatse wenst vast te leggen.
Met betrekking tot de binnenniveaus blijft het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming van toepassing voor de bescherming van het aanwe-zige personeel. Deze reglementering valt onder toe-zicht van de Arbeidsinspectie en/of van de Medi-sche Inspectie.
2. en 5. In artikel 58 van Vlarem I zijn de bevoegde toezichthoudende ambtenaren vermeld. Deze amb-tenaren kunnen steeds en te allen tijde volgens de bepalingen van hoofdstuk 4.5 "Beheersing van de geluidshinder" en bijlage 2.2.1 "Milieukwaliteitsnor-men en richtwaarden voor geluid in open lucht" van Vlarem II de nodige metingen uitvoeren.
3. Het is de taak van de erkende geluidsdeskundige belast met de uitvoering van het volledig akoestisch onderzoek, om zoveel mogelijk rekening te houden met de meest nadelige akoestische situatie voor mogelijke effecten in de omgeving. Bij inrichtingen waar verwacht wordt dat de geluidsbronnen fre-quent zullen wisselen, moet hier vooraf rekening mee worden gehouden tijdens het akoestisch onder-zoek. In de praktijk kunnen bij dit onderzoek
meer-dere muziektypes worden gesimuleerd, waarbij vooral de frequentieverdeling van belang is. 4. De bestaande inrichtingen werden destijds vergund
rekening houdende met de eventuele geluidsover-last in de omgeving, beoordeeld op basis van de toen geldende bepalingen, en ze krijgen maximum 5 jaar (dus tot 1 augustus 2000) de tijd voor het uit-voeren van eventueel noodzakelijke saneringswer-ken.
Het betreft hier duidelijk maximale termijnen. Inge-val, onder andere bij klachten, bij bestaande inrich-tingen volgens afdeling 4.5.3 van Vlarem II (beperkt akoestisch onderzoek – volledig akoestisch onder-zoek) een overschrijding van de geluidsvoorwaar-den wordt vastgesteld, kan de vergunningverlenen-de overheid door het opleggen van bijkomenvergunningverlenen-de bij-zondere voorwaarden steeds deze termijn verkorten of in het ergste geval, indien sanering volgens de best beschikbare technieken onvoldoende resulta-ten zou kunnen geven, zelfs de vergunning intrek-ken.