Exact Periode 6.1 Juist & Precies
Testen
2
Exact Periode 6.1
Exact periode 6.1
Juist en Precies Gemiddelde
Standaarddeviatie (=Standaard Afwijking) Betrouwbaarheidsinterval
Dixon’s Q-test Student’s t-test F-test
3
Exact Periode 6.1
Juist: gemiddeld klopt de uitkomst met wat het moet zijn.
Precies: Als we de meting herhalen komt er (bijna) hetzelfde uit.
Vijf schietschijven
JUIST NIET
JUIST PRECIES NIET PRECIES Opmerkingen A
B C D E
A B C D E
4
Exact Periode 6.1
Vijf apparaten
M.b.v. vijf apparaten wordt een aantal maal de pH van een HCl-oplossing bepaald.
De werkelijke waarde bedraagt:
4,33.
Welk apparaten zijn Juist en/of Precies?
apparaat1 apparaat2 apparaat3 apparaat4 apparaat5
3,77 4,23 4,89 3,84 4,27 4,21 6,38 5,50 4,33 7,20 4,47 5,86 5,57 4,65 4,90 4,10 5,61 4,51 4,51
4,28 4,27
𝑥̅ = Gemiddelde:
σ = Standaarddeviatie:
5
Exact Periode 6.1
Dixon’s Q-test
Eenzelfde bepaling is meerdere malen gedaan.
Zit er een uitschieter (ook wel genoemd uitbijter) tussen de uitkomsten?
Dit is te ontdekken door een Q-test te doen.
Werkwijze:
Je zet de waarden in volgorde.
Je kijkt welke waarde verdacht is, de hoogste of de laagste.
Je berekent Q uit de volgende formule:
𝑄
𝐵𝑒𝑟𝑒𝑘𝑒𝑛𝑑= | 𝑉𝑒𝑟𝑑𝑎𝑐ℎ𝑡𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 − 𝑛𝑎𝑎𝑠𝑡𝑙𝑖𝑔𝑔𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒
𝑠𝑝𝑟𝑒𝑖𝑑𝑖𝑛𝑔𝑠𝑏𝑟𝑒𝑒𝑑𝑡𝑒 |
Je vergelijkt je uitkomst met de tabelwaarde. In de tabel staat de betrouwbaarheid. Dit is de betrouwbaarheid van de testuitkomst.
Meestal nemen we 95% betrouwbaarheid. (zie tabel hiernaast)
Indien Qberekend >Qtabel , is (met de gekozen betrouwbaarheid) aangetoond dat de verdachte waarde een uitschieter is.
Tabel Dixon's Q-waarden
Aantal waarnemingen 90% 95% 99%
3 0,94 0,97 0,99 4 0,77 0,83 0,93 5 0,64 0,71 0,82 6 0,56 0,63 0,74 7 0,51 0,57 0,68 8 0,47 0,53 0,63 9 0,44 0,49 0,60 10 0,41 0,47 0,57 11 0,39 0,44 0,54 12 0,38 0,43 0,52 13 0,36 0,41 0,50 14 0,35 0,40 0,49 15 0,34 0,38 0,48 16 0,33 0,37 0,46 17 0,32 0,37 0,45 18 0,31 0,36 0,44 19 0,31 0,35 0,43 20 0,30 0,34 0,43
6
Exact Periode 6.1
Voorbeeld:
Een groep deelnemers bepaalt de concentratie NaOH van een oplossing.
Ze vinden:
Jan Karel Mieke Sjaak Evelien Wendy Roy Sharon 0,092 0,101 0,097 0,098 0,100 0,099 0,096 0,084 Zit er een uitschieter tussen deze waarden?
Oplossing:
In volgorde zetten:
Sharon Jan Roy Mieke Sjaak Wendy Evelien Karel 0,084 0,092 0,096 0,097 0,098 0,099 0,100 0,101
7
Exact Periode 6.1
De uitkomst van Sharon (0,084) is verdacht.
We gaan Q berekenen:
Verdachte waarde: 0,084 Naastliggende waarde: 0,092 Spreiding: 0,101-0,084 =0,017
Qberekend = 0,47
We kijken in de tabel bij 8 waarnemingen en 95% betrouwbaarheid Qtabel= 0,53
Conclusie: Qberekend < Qtabel er is dus NIET aangetoond dat de waarde van Sharon een uitschieter is.
8
Exact Periode 6.1
Opgaven:
Ga uit van 95% betrouwbaarheid 1.
Ga na of zich tussen de volgende waarden een uitschieter bevindt 7,12 7,11 7,10 7,21 7,10 7,11 7,10 7,11 7,12
2.
Ga na of zich tussen de volgende waarden een uitschieter bevindt 7,12 7,11 7,10 7,21 7,10 7,16 7,10 7,11 7,12
3.
Voor welke waarde van x is er nog net geen sprake van een uitbijter?
(er zijn twee oplossingen, geef ze beide.)
7,12 7,11 7,10 x 7,10 7,11 7,10 7,11 7,12
9
Exact Periode 6.1
De student’s t-test
1. Doel van de t-test.
Met behulp van een t-test wordt getest of een gemiddelde (𝑥̅) afwijkt van de "werkelijke waarde"
of de algemeen geaccepteerde waarde: µ ( spreek uit: mu).
Voorbeelden zijn:
het testen van een meetmethode m.b.v. een gecertificeerde standaard,
nagaan of een monster afkomstig kan zijn van een materiaal waarvan je de waarde precies weet
het vaststellen van een ziekte door na te gaan of de uitslag van een medische test buiten het referentiegebied ligt.
De t-test komt overeen met de vraag of de "werkelijke waarde" binnen het 95 % betrouwbaarheidsinterval ligt:
𝑥̅ ± 𝑡 ∙ 𝜎
√𝑛
10
Exact Periode 6.1
2. Het uitvoeren van de t-test Eerst wordt t berekend met de formule:
𝑡
𝐵𝑒𝑟𝑒𝑘𝑒𝑛𝑑= |𝑥̅ − 𝜇| ∙ √𝑛 𝜎
Dan wordt de berekende t vergeleken met de waarde uit de t-tabel. (zie rechts) Indien de berekende t kleiner is dan de t die in de tabel gevonden is,
is er geen bewijs gevonden voor de aanwezigheid van een systematische fout.
Als t berekend groter is dan t tabel , dan is er aangetoond dat er een verschil is tussen de gemiddelde waarde 𝑥̅ en de werkelijke waarde μ.
vrijheidsgraden t-waarde
90% 95% 99%
1 6.31 12.71 63.66
2 2.92 4.30 9.92
3 2.35 3.18 5.84
4 2.13 2.78 4.60
5 2.02 2.57 4.03
6 1.94 2.45 3.71
7 1.90 2.36 3.50
8 1.86 2.31 3.36
9 1.83 2.26 3.25
10 1.81 2.20 3.11
11 1.80 2.20 3.11
12 1.78 2.18 3.06
13 1.77 2.16 3.01
14 1.76 2.14 2.98
1.64 1.96 2.58
11
Exact Periode 6.1
Voorbeeld:
Een referentiestandaard bevat 38,9 %(m/m) kwik.
Om een methode te testen waarbij de absorptie van kwikdamp bepaald wordt, vindt men bij het meten van de standaard:
38,9 37,4 37,1 %(m/m)
Geeft de methode een systematische fout?
Het gemiddelde is: 37,8 %(m/m) De standaardafwijking: 0,964 %(m/m)
Zou het verschil tussen x en µ op toeval kunnen berusten of is er een systematische fout?
Berekening van t geeft:
Uit de tabel vindt men voor 2 vrijheidsgraden:
t = 4,30 ( 95 % betrouwbaarheid).
Dus: t berekend< t tabel.
Conclusie: het verschil tussen x en µ kan op toeval berusten, er is niet aangetoond dat er een systematische fout is.
Omdat de berekende t kleiner is dan de t die in de tabel gevonden is, is er geen bewijs gevonden voor de aanwezigheid van een systematische fout.
Dit betekent niet dat er geen systematische fout aanwezig is ! Het betekent alleen dat er geen systematische fout aangetoond is.
98 , 964 1
, 0
3 9 , 38 8 ,
37
berekend t
12
Exact Periode 6.1
3. Vergelijking met het betrouwbaarheidsinterval
Zoals eerder vermeld komt deze test overeen met het nagaan of de gemeten waarden liggen in het 95 % betrouwbaarheidsinterval. Het betrouwbaarheidsinterval bedraagt in dit geval :
𝑥̅ ±
𝑡∙𝜎√𝑛 = 37,8 4,3·0,964/3 = 37,8 2,4
De waarde voor is 38,9 %(m/m). Dit ligt binnen het gebied van het betrouwbaarheidsinterval.
13
Exact Periode 6.1
opgaven:
1.
Van een monster is bekend dat het 0,123 %(m/m) zwavel bevat. Met nieuwe snelle methode om snel het zwavelgehalte in kerosine te meten wordt het monster bepaald.
De verkregen resultaten zijn:
0,112 0,118 0,115 0,119 %(m/m) S.
Zijn de verkregen waarden significant te laag?
2.
Van een monster is bekend dat het 35,10 % Mn bevat. Men analyseert het monster op twee verschillende methoden.
Men vindt de volgende waarden.
methode 1: 35,30 % 35,70 % 35,40 % methode 2: 35,02 % 35,02 % 35,01 % Voor welke methode(s) worden de juiste waarden gevonden?
14
Exact Periode 6.1
3.
Bij een sporter wordt bloed afgenomen.
Zijn Hematocriet (Ht) waarde wordt 7 maal bepaald.
53 54 52 58 55 54 56
Bepaal m.b.v. een t-test of de maximumnorm van 52 overschreden is.
4.
Een groep leerlingen meet bij praktijk Rf-waarden (papierchromatografie).
De waarden staan hieronder.
Is het gemiddelde van de waarden in overeenstemming met de Rf-waarden van chlorofyl-a ?
1 2 3 4 5
0,40 0,35 0,30 0,27 0,28
15
Exact Periode 6.1
5.
Hieronder zie je de meetresultaten van een analist (A).
Analist A 14.6 14.6 14.7 17.4 14.5
a. Ga na of er een uitschieter is in de waarden van analist A. Zo ja, verwijder deze.
.
b. Komen de waarden van analist A overeen met een normwaarde van 15,0?
16
Exact Periode 6.1
De F
-test
Het vergelijken van de precisie van twee groepen meetwaarden.
Bedoeling:
Aantonen dat er verschil in precisie is tussen twee groepen meetwaarden.
Vrijheidsgraden:
aantal meetwaarden –1.
Formule :
𝐹 =
𝜎𝜎1222
σ: standaarddeviatie
Let op: In de teller vul je de grootste σ-waarde in, zodat F altijd groter dan 1 is.
Vergeet niet te kwadrateren!
recept:
1. Bereken van beide groepen de σ-waarden (n-1 of sx - toets op je rekenmachine) 2. Bereken F (Let op :Fberekend is altijd groter dan 1)
3. Bereken van beide groepen het aantal vrijheidsgraden 4. Lees F-tabelwaarde af.
Let op: horizontaal aantal vrijheidsgraden van de groep met de grootste s.
verticaal aantal vrijheidsgraden van de groep met de kleinste s.
5. Als de berekende F-waarde boven de tabelwaarde ligt is er verschil in precisie aangetoond.
noemer teller breuk
17
Exact Periode 6.1
Tabel F-waarden (95% betrouwbaarheid) Horizontaal Vrijheidsgraden teller (grootste σ) Verticaal Vrijheidsgraden noemer
Vrijheidsgraden Teller →
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 15 20 ∞
1 647,79 799,50 864,16 899,58 921,85 937,11 948,22 956,66 963,28 968,63 984,87 993,10 1018,26 2 38,51 39,00 39,17 39,25 39,30 39,33 39,36 39,37 39,39 39,40 39,43 39,45 39,50 3 17,44 16,04 15,44 15,10 14,88 14,73 14,62 14,54 14,47 14,42 14,25 14,17 13,90
4 12,22 10,65 9,98 9,60 9,36 9,20 9,07 8,98 8,90 8,84 8,66 8,56 8,26
5 10,01 8,43 7,76 7,39 7,15 6,98 6,85 6,76 6,68 6,62 6,43 6,33 6,02
6 8,81 7,26 6,60 6,23 5,99 5,82 5,70 5,60 5,52 5,46 5,27 5,17 4,85
7 8,07 6,54 5,89 5,52 5,29 5,12 4,99 4,90 4,82 4,76 4,57 4,47 4,14
8 7,57 6,06 5,42 5,05 4,82 4,65 4,53 4,43 4,36 4,30 4,10 4,00 3,67
9 7,21 5,71 5,08 4,72 4,48 4,32 4,20 4,10 4,03 3,96 3,77 3,67 3,33
10 6,94 5,46 4,83 4,47 4,24 4,07 3,95 3,85 3,78 3,72 3,52 3,42 3,08
15 6,20 4,77 4,15 3,80 3,58 3,41 3,29 3,20 3,12 3,06 2,86 2,76 2,40
20 5,87 4,46 3,86 3,51 3,29 3,13 3,01 2,91 2,84 2,77 2,57 2,46 2,09
∞ 5,02 3,69 3,12 2,79 2,57 2,41 2,29 2,19 2,11 2,05 1,83 1,71 1,00
18
Exact Periode 6.1
Opgaven:
1. Wat betekent “een groep metingen is precies?”
2.
Een spectrofotometer wordt vergeleken met een nieuw type.
Beide meten de transmissie van hetzelfde monster een aantal maal.
oude type
nieuwe type
33 35
38 36
34 35
35 37
35 35
Ga na of je kunt aantonen dat er verschil in precisie is.
3.
De uitkomsten van Hb-bepalingen van twee laboratoria worden vergeleken.
lab 1: 8,1 8,2 8,3 8,0
lab 2: 8,3 8,1 9,2 8,1 8,2
a. Bevat de groep uitkomsten van lab 2 een uitschieter? zo ja, verwijder deze.
b. Ga na of er verschil in precisie aantoonbaar is tussen lab1 en lab 2.
4.
Welke uitspraken over de F-test zijn waar?
a. Bij de F-test gaat het om het vergelijken van precisies b. De waarde van F kan niet negatief zijn.
c. De waarde van F kan niet kleiner dan 1 zijn.
d. Het aantal vrijheidsgraden is altijd één meer dan het aantal waarnemingen.
19
Exact Periode 6.1
5.
Bij een eerdere les heb je een blad ontvangen met gegevens van vijf apparaten.
Hierop staat onder andere:
apparaat1 apparaat2
3.77 4.23
4.21 6.38
4.47 5.86
4.10 4.28
𝑥̅: 4.17 5.49
σ: 0.26 1.12
Ga na of je kunt aantonen er verschil in precisie is tussen apparaat1 en apparaat2