• No results found

Preventieve vorderingen [in: Grotius-Pothier University Research Group in comparative law (ed.), Een rechtsvergelijkende analyse van de Belgische hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht: enkele suggesties voor wetgever en rechter]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Preventieve vorderingen [in: Grotius-Pothier University Research Group in comparative law (ed.), Een rechtsvergelijkende analyse van de Belgische hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht: enkele suggesties voor wetgever en rechter]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een rechtsvergelijkende analyse van de Belgische

hervorming van het buitencontractuele

aanspra-kelijkheidsrecht: enkele suggesties voor wetgever

en rechter

GROTIUS-POTHIER ONDERZOEKSGROEP

1

 

Samenvatting: Deze bijdrage is het resultaat van

een onderzoek door de Grotius-Pothier interuniver-sitaire onderzoeksgroep in rechtsvergelijking. Zij biedt een eerste rechtsvergelijkende analyse van het Belgische hervormingsproject van buitencontrac-tuele aansprakelijkheid. Zij bespreekt enkele van de voorstellen van de Commissie tot hervorming vanuit het perspectief van het huidige Belgische recht, het Nederlandse recht en het Franse recht.

Kernwoorden: Hervorming van het Belgisch

Burger-lijk Wetboek – Buitencontractuele aansprakeBurger-lijkheid – Samenloop van vorderingen – Aansprakelijkheids-gronden – Oorzakelijk verband – Preventieve vorde-ringen – Precontractuele aansprakelijkheid

Wetgeving:

– voorontwerp van wet houdende invoeging van de bepalingen betreffende buitencontractuele aansprakelijkheid in het nieuw Burgerlijk Wet-boek (versie 6 augustus 2018);

– voorontwerp van wet tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van Boek 5 “Verbintenissen” in dat wetboek (versie 30 maart 2018);

– wetsontwerp van 31 oktober 2018 houdende invoeging van Boek 3 “Goederen” in het nieuw Burgerlijk Wetboek;

– Belgisch Burgerlijk Wetboek; – Nederlands Burgerlijk Wetboek; – Frans Burgerlijk Wetboek.

 

 

Résumé : Cette contribution est le fruit d’une étude

menée par le groupe universitaire de recherche en droit comparé : Grotius-Pothier. Elle offre une première analyse comparatiste du projet de réforme belge du droit de la responsabilité extracontrac-tuelle. Elle commente certaines suggestions faites par la Commission de réforme au départ du droit

belge actuel, du droit néerlandais et du droit français.

Mots clés : Réforme du Code civil belge –

Responsa-bilité extracontractuelle – Concurrence des actions – Fondements de la responsabilité – Lien causal – Ac-tions préventives – Responsabilité précontractuelle

Législation :

– avant-projet de loi portant insertion des dispo-sitions relatives à la responsabilité extracontrac-tuelle dans le nouveau Code civil (version 6 août 2018) ;

– avant-projet de loi portant création d’un Code civil et y insérant un livre 5 sur les Obligations (version 30 mars 2018) ;

– projet de loi du 31 octobre 2018 portant inser-tion du livre 3 « Les biens » dans le nouveau Code civil ;

– Code civil belge ; – Code civil néerlandais ; – Code civil français.

 

 

INHOUD

Inleiding 123

1 Samenloop van vorderingen 124

1.1 Inleiding 124

1.2 De actuele oplossing en de voorgestelde oplossing 125 1.3 Evaluatie van de voorgestelde oplossing 126 1.4 De complementaire werven om een overtuigende

oplossing te bereiken 128

1.5 Besluit 132

2 Grondslagen van buitencontractuele aansprakelijkheid 132

2.1 Inleiding 132

2.2 De (geobjectiveerde) fout 133

2.3 Subjectieve element van de fout 137 2.4 Gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid 139

2.5 Besluit 141

3 Oorzakelijk verband 141

3.1 Algemeen uitgangspunt oorzakelijk verband 141 3.2 Proportionele aansprakelijkheid 146

3.3 Besluit 151

1. De citeerwijze van dit artikel is: De citeerwijze van dit artikel is: Auteur-snaam, “Titel” in GROTIUS-POTHIER UNIVERSITY RESEARCH GROUP in comparative law (ed.),  Een rechtsvergelijkende analyse van de Belgische

(2)

4 Preventieve vorderingen 151

4.1 Preventie op de voorgrond 151

4.2 Abnormale burenhinder voorkomen 151 4.3 Bevel of verbod in het buitencontractuele

aansprake-lijkheidsrecht 153

4.4 Besluit 155

5 Precontractuele aansprakelijkheid 155

5.1 Inleiding 155

5.2 Contractvrijheid als principe 156 5.3 Buitencontractuele aansprakelijkheid als

uitzondering 157

5.4 Besluit 159

 

Inleiding

1. In 2019 rondde het Belgische Burgerlijk Wetboek de kaap van 215 jaar.2 Hoewel het wetboek daarmee een respectabele leeftijd heeft bereikt, valt op dat het uiterlijk weinig veranderd is sinds zijn ontstaan uit de Code Napoléon. Het Belgische recht hanteert ook vandaag grote delen van de Code in haast ongewijzig-de vorm. Het is een indrukwekkenongewijzig-de verdienste van de originele opstellers van de Code Napoléon dat hun levenskind al meer dan twee eeuwen op die wijze dienstdoet. Het succes van het Burgerlijk Wetboek is evenwel niet alleen hun verdienste. Het Belgische recht is ook in grote mate schatplichtig aan de recht-spraktijk, die tijdens de ingrijpende evolutie van een agrarische naar een postindustriële samenleving het recht steeds bij de tijd heeft proberen houden.3 Door klassieke rechtsbegrippen op een hedendaagse wijze te interpreteren en nieuwe rechtsfiguren uit te wer-ken, was het mogelijk om bijna gelijke tred te houden met maatschappelijke veranderingen.

2. Het gevolg van die doorgedreven inbreng van de rechtspraak en de rechtsleer is dat het wetboek op zichzelf geen getrouwe weergave meer geeft van de stand van het recht. Wie het Belgische burgerlijke recht wil doorgronden, kan niet volstaan met louter de tekst van het wetboek, maar moet zich noodge-dwongen verdiepen in een overvloedig geheel van rechtspraak en rechtsleer. Het Belgische recht ver-toont vandaag pretoriaanse trekken die de toeganke-lijkheid van het recht voor de gewone rechtszoekende vermindert.4 Bovendien kunnen de rechtspraak en de rechtsleer niet alles. Soms moet de maatschappij voor haar rechtsverkeer ingrijpende keuzes maken.

Die keuzes liggen in een democratische samenleving idealiter in handen van de wetgever.5

3. Hiervan bewust heeft de minister van Justitie Koen Geens een ruime hercodificatie van het Belgische recht6 aangevat, met als doelstelling een ‘sprong naar het recht van morgen’.7 Ook het Burgerlijk Wetboek waagde de sprong. De minister richtte enkele com-missies van experten op om zich over deelgebieden van het burgerlijk recht te buigen.8 Die commissies leverden enkele voorontwerpen van wet en wetsont-werpen op.9 Het verst gevorderde resultaat is de par-lementaire invoering van een boek 8 ‘Bewijs’.10 Dat boek luidt hiermee alvast het bestaan en de structuur van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek in.

4. Ook een commissie tot hervorming van het buiten-contractuele aansprakelijkheidsrecht (hierna ‘Com-missie’) nam het recht onder handen, met als gevolg het voorontwerp van wet van 6  augustus 2018 hou-dende invoeging van de bepalingen betreffende bui-tencontractuele aansprakelijkheid in het nieuw Bur-gerlijk Wetboek (hierna ‘Voorontwerp’).11

5. Deze bijdrage heeft voornamelijk dat voorontwerp tot onderwerp. Zij is het resultaat van een rechtsver-gelijkend onderzoek van de Grotius-Pothieronder-zoeksgroep.12 Die onderzoeksgroep is een samenwer-kingsverband tussen de universiteiten van Leiden, Amsterdam (UvA), Paris II Panthéon-Assas, en de KU Leuven.

6. Hoewel de toekomst van de hervorming van het burgerlijke recht onbepaald is, nu deze niet is afge-rond tijdens de vorige legislatuur en het onzeker is of de hervorming door de volgende minister van Justitie zal worden verdergezet, is een analyse van de ont-werpteksten om twee redenen interessant. Ten eerste biedt de mogelijke overdracht van de hervormings-plannen naar een volgende legislatuur de kans om aan de wetgever bijkomende suggesties tot aanpassingen te doen over de ontwerpteksten. Ten tweede blijven de problemen waarmee het Burgerlijk Wetboek kampt en die de aanleiding vormden voor het hervormings-project, bestaan. De vraag rijst daardoor in welke mate rechters in afwachting van eventueel wetgevend op-treden vandaag al delen van het Voorontwerp zouden

2. BW van 21 maart 1804, Publicatiedatum 3 september 1807.

3. Reeds in de woorden van DE PAGE: “Si le Code Civil vit encore, c’est à [la

ju-risprudence] qu’il le doit”, H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civile belge,

I, Les personnes – La famille, Brussel, Bruylant, 1962, 22, § 10.

4. Althans volgens de civielrechtelijke rechtscultuur waartoe het Belgische recht behoort, zorgt die verminderde toegang tot rechtsonzekerheid. 5. Zie hieronder de verhouding tussen de wetgevende macht en de

rechter-lijke macht en de rol van creeping legislation.

6. Dit zijn de wetboeken binnen de rechtsdomeinen van het strafrecht (met inbegrip van strafvordering en strafuitvoering), het burgerlijke recht, het ondernemingsrecht en het insolventierecht.

7. K. GEENS, De sprong naar het recht voor morgen. Hercodificatie van de

basis-wetgeving, Brussel, FOD Justitie, 2016, 83 p.

8. MB van 30  september 2017 houdende oprichting van de Commissie tot hervorming van het Burgerlijk Wetboek, BS 9 oktober 2017.

9. Zie voor een stand van zaken en vindplaatsen van de verschillende wets-ontwerpen/-voorstellen de website van de FOD Justitie https://justitie. belgium.be/nl/bwcc.

10. BW van 13 april 2019 – boek 8 “Bewijs”, BS 14 mei 2019, p. 46.353. 11. De bijbehorende memorie van toelichting is deze van 22 augustus 2018. 12. De website van de interuniversitaire onderzoeksgroep is https://

(3)

kunnen implementeren om die problemen het hoofd te bieden.

7. De bijdrage heeft daarom een dubbele doelstelling. Ten eerste gaat zij na welke hindernissen de toepas-sing in de praktijk van de conceptuele keuzes in het Voorontwerp mogelijk te wachten staat. Dit wordt verwezenlijkt door een rechtsvergelijkende analyse van het Belgische, Nederlandse en Franse recht. De bijdrage doet suggesties tot verbetering van het Voor-ontwerp als (i) het recht in het VoorVoor-ontwerp tot con-troverse zou leiden die welbekend is in (minstens) een van beide buitenlandse rechtsstelsels, en/of (ii) de formulering van het Voorontwerp ruimte laat voor onduidelijkheid. Met die kennis in het achterhoofd, identificeert de bijdrage ten tweede welke van de ver-nieuwende voorstellen in het Voorontwerp nu al via het rechtspreken, bij wijze van ‘creeping legislation’, hun intrede zouden kunnen doen in het Belgische recht, omdat ze voldoende aansluiting vinden in het huidige recht.13 Creeping legislation is enkel mogelijk als het geen plotse breuk met het huidige recht ver-oorzaakt, maar daarentegen logisch en coherent uit het huidige systeem volgt. A contrario gaat de bijdra-ge na welke voorstellen vanwebijdra-ge een te grote breuk met de huidige stand van zaken, noodgedwongen moeten wachten op een wetgevend initiatief, dat die voorstellen op zijn beurt ter implementatie zou moe-ten overwegen. Zo zullen zowel de rechtspraak als de wetgever weten wat in de komende jaren van beide wordt verwacht.

8. De structuur van de bijdrage is als volgt. In ge-lijklopende volgorde als het Voorontwerp komen de volgende onderwerpen aan bod: samenloop van vor-deringen, grondslagen van buitencontractuele aan-sprakelijkheid, oorzakelijk verband en preventieve vorderingen. Voor dat laatste onderwerp is ook de hervorming van het goederenrecht van belang. Een laatste onderwerp is dat van precontractuele aanspra-kelijkheid, dat door het verwante hervormingsproject van het verbintenissenrecht onder handen is geno-men.14 Bij elk deelonderwerp worden de namen van de bijbehorende auteurs vermeld.15 Elk deelonder-werp is een uiting van de visie van de auteurs ervan,

die niet noodzakelijkerwijs wordt onderschreven door alle auteurs van de andere deelonderwerpen.

9. Doorheen de gehele tekst worden de volgende af-kortingen gebruikt:

– voorontwerp van wet van 6  augustus 2018 hou-dende invoeging van de bepalingen betreffende buitencontractuele aansprakelijkheid in het nieuw Burgerlijk Wetboek – Voorontwerp;

– memorie van toelichting van het voorontwerp van wet houdende invoeging van de bepalingen betref-fende buitencontractuele aansprakelijkheid in het nieuw Burgerlijk Wetboek – memorie van

toelich-ting, versie 22 augustus 2018;

– voorontwerp van wet tot invoering van een Bur-gerlijk Wetboek en tot invoeging van Boek 5 “bintenissen” in dat Wetboek –  Voorontwerp

Ver-bintenissenrecht;

– wetsontwerp van 31  oktober 2018 houdende in-voeging van Boek 3 “Goederen” in het nieuw Bur-gerlijk Wetboek – Wetsontwerp Goederenrecht; – commissie tot hervorming van het

aansprakelijk-heidsrecht – Commissie;

– commissie tot hervorming van het verbintenissen-recht – Commissie Verbintenissenverbintenissen-recht;

– commissie tot hervorming van het goederenrecht – Commissie Goederenrecht;

– Belgisch Burgerlijk Wetboek – BBW; – Nederlands Burgerlijk Wetboek – NBW;

– Frans Burgerlijk Wetboek (Code civil français) – Ccf.

1 Samenloop van vorderingen

1.1 Inleiding

10. We starten met de vernieuwingen uit het Vooront-werp met betrekking tot de samenloop van contractue-le en buitencontractuecontractue-le aansprakelijkheidsvorderin-gen16. De artikelen 5.141-5.143 regelen deze materie. Het eerste en meest algemene artikel (5.141) heeft be-trekking op de samenloop van een vordering op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid met een vordering op basis van een andere rechtsgrond (denk bijvoorbeeld aan een zakenrechtelijke vordering,

13. De term  creeping legislation  komt uit de koker van VAN GERVEN. In zijn boek ‘Met recht en rede’ gebruikt VAN GERVEN het begrip om te be-schrijven hoe rechterlijke rechtsvinding geleidelijke regelvorming is. Ju-risprudentiële regels worden van individueel geval tot individueel geval gevormd, zonder dat rechters het tempo van hun rechtsvinding kunnen bepalen. Zij zijn afhankelijk van het aanhangig maken van zaken door partijen die met elkaar een conflict hebben. Die omschrijving legt funda-mentele kenmerken van het rechtspreken in het Belgische continentale systeem bloot, die volgen uit het samenspel tussen de artikelen  5 en 6 Gerechtelijk Wetboek. Enerzijds moet de rechter altijd recht spreken, ook in gevallen waarover wetgeving zich niet uitspreekt, of er is sprake van verboden rechtsweigering. Anderzijds moet hij erover waken dat hij niet in de plaats van de wetgever treedt door bij wijze van algemene beschik-king recht te doen, of eerder, door slaafs en zonder verdere motivering zich bij andere rechtspraak aan te sluiten. Een rechter moet binnen dat spanningsveld wetgeving herinterpreteren in het licht van de waardeoor-delen die in het geldende regelensysteem besloten liggen en die hij ver-der mag ontwikkelen en concretiseren in overeenstemming met een in de

samenleving aanwezige eensgezindheid. Creeping legislation verloopt uit zijn aard geleidelijk, waardoor deze rechtsvinding geen plotse breuk in het recht kan veroorzaken, maar slechts na een rijpingsproces tot stand komt. Het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht is een mooie il-lustratie van de rol die de rechter te spelen heeft in een rechtsstelsel. Het bewijst het gezag dat vaststaande rechtspraak kan hebben, aangezien het gehele contentieux van de verbintenis uit onrechtmatige daad door de rechtspraak is vormgegeven. Veel van de geldende principes van de bui-tencontractuele aansprakelijkheid zijn niet in de wet terug te vinden. Aan-gezien deze rechtstak in grote mate rechtersrecht is, staat rechters niets in de weg ervan bij wijze van creeping legislation gefundeerd en geleidelijk terug af te wijken als verander(en)de omstandigheden dat vereisen. 14. Wetsvoorstel van 3 april 2019 tot invoeging van boek 5 “Verbintenissen” in

het nieuw Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3709/1. 15. De volgorde van auteurs is per nationaliteit alfabetisch gerangschikt. Ook

de nationaliteiten zijn alfabetisch geordend.

(4)

de CSQN-test. De test laat slechts toe om het net van oorzakelijkheid wat verder uit te werpen. Als het Bel-gische aansprakelijkheidsrecht een afdoend, redelijk antwoord over de schadelastverdeling wil bieden in alle schadegevallen, met inbegrip van de gevallen van alternatieve oorzakelijkheid, dan moet het een normatieve verschuiving van de schadelast aanvaar-den, weg van de benadeelde naar schadeverwekkers toe die mogelijk de schade in het concrete geval niet hebben veroorzaakt, maar die wel het risico op schade hebben verhoogd.

120. Deze bijdrage betoogt dat deze normatieve stap moet worden genomen door het Belgische recht, bij wijze van creeping legislation. Naast andere redenen, die in het bestek van deze bijdrage niet kunnen wor-den uitgewerkt, maken de Nederlandse en Franse per-spectieven duidelijk dat alternatieve oorzakelijkheid een effectief instrument is om causale onzekerheid op te lossen op een billijke en gebalanceerde wijze in schadegevallen die maatschappelijk gevoelig liggen.

3.3 Besluit

121. Het Voorontwerp roept in het algemeen twee bedenkingen op. Ten eerste blijkt uit het Vooront-werp een sterke toewijding om de “braamstruik van

oorzakelijkheid” te snoeien met als doel

conceptue-le verduidelijking van het Belgische recht.242 Dat no-bele doel is geen sinecure, waardoor de Commissie hulde verdient voor het werk dat zij geleverd heeft. Ten tweede biedt het Voorontwerp ruimte voor enke-le conceptueenke-le verbeteringen met praktisch belang, doordat het op enkele takken nog doornen laat.

4 Preventieve vorderingen

4.1 Preventie op de voorgrond

122. Alvorens in te gaan op de preventieve vorderin-gen zelf, dient vooreerst enige aandacht te gaan naar de functies van het burgerlijke aansprakelijkheids-recht in het kader van het Voorontwerp.243 Meer be-paald wenst dit deel van de bijdrage de aandacht te vestigen op de preventieve functie van het burgerlijke aansprakelijkheidsrecht die rust op het idee dat de dreiging van de aansprakelijkheid en de verplichting tot schadeloostelling van de benadeelde zouden aan-sporen tot voorzichtiger gedrag.244 In de memorie van toelichting van het Voorontwerp heeft de Commissie

de preventieve functie op de voorgrond geplaatst, hoe-wel de precieze invulling ervan verschilt van voor-noemde conceptie. Volgens de Commissie behoudt het gemene aansprakelijkheidsrecht zijn hoofdzake-lijk vergoedende functie. Niettemin wordt evenzeer een preventieve functie erkend en op de voorgrond geplaatst. Luidens de memorie van toelichting behelst dit de mogelijkheid voor de rechter om middels een verbod of een bevel op te treden zelfs voordat schade ontstaat.245 Op die manier gaat het niet meer louter over de vergoedende functie (gebaseerd op de schade-loosstellingsplicht) maar eveneens over de mogelijk-heid om op te treden vóór het ontstaan van schade. Twee preventieve vorderingen verdienen nader on-derzoek, de ene voorgesteld in de hervorming van het burgerlijke aansprakelijkheidsrecht, de andere in de hervorming van het goederenrecht. Beginnen doet dit deel met die laatste.

4.2 Abnormale burenhinder voorkomen

123. De eerste preventieve vordering is gelegen in het goederenrecht en in het bijzonder abnormale buren-hinder. Het Wetsontwerp Goederenrecht246 stelt arti-kel 3.117 voor, dat luidt als volgt:

“Indien een onroerend goed ernstige en manifeste

ri-sico’s inzake veiligheid, gezondheid of vervuiling ten aanzien van een naburig onroerend goed veroorzaakt waardoor het evenwicht tussen de onroerende goede-ren wordt verbroken, kan de eigenaar of gebruiker van dat naburige onroerend goed in rechte vorderen dat preventieve maatregelen worden genomen teneinde te verhinderen dat het risico zich realiseert.”

Het doel van deze bepaling is zonder twijfel preventief. Dankzij de bepaling kunnen naburige eigenaars reeds in de preventieve fase in rechte optreden, zonder dat zij moeten wachten totdat het risico zich realiseert. De vordering kan worden ingesteld ten gronde of in kort geding, indien de voorwaarden daartoe vervuld zijn.247 De bepaling vindt toepassing vóór de realisatie van het risico (en dus voordat schade is ontstaan) en leidt dan ook niet tot schadeloosstelling. Volgens de opstellers van artikel 3.117 beantwoordt de bepaling aan proceseconomische noden en, onder bepaalde omstandigheden, zelfs aan de schadebeperkingsplicht van de buur.248 Het voorgestelde artikel 3.117 zou ook een einde maken aan het debat binnen de rechtsleer over de vraag of het loutere risico op hinder reeds vol-staat om een vordering op grond van burenhinder in te stellen.249 De bepaling betreft evenwel niet eender

242. Term ontleend aan R. WRIGHT, “Causation, Responsibility, Risk, Probability, Naked Statistics, and Proof: Pruning the Bramble Bush by Clarifying the Concepts”, Iowa L. Rev.1988, (1001) 1001-1077.

243. België: P. GILLAERTS, Frankrijk: J. DUPONT DE DINECHIN, Nederland: W. Th. NUNINGA.

244. L. CORNELIS,  De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade

veroor-zaakt door zaken,  Antwerpen, Kluwer, 1982, 647, §  95; L. CORNELIS,  Be-ginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu Uitgevers, 1989, 12, § 7; T.

VANS-WEEVELT en B. WEYTS,  Handboek Buitencontractueel

Aansprakelijkheids-recht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 7, § 8.

245. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 12.

246. Wetsontwerp van 31  oktober 2018 houdende invoeging van Boek 3 “Goederen” in het nieuw Burgerlijk Wetboek,  Parl.St.  Kamer 2018-2019, nr.  54-3348/001, vrij te raadplegen: https://www.dekamer.be/FLWB/ PDF/54/3348/54K3348001.pdf (laatst geraadpleegd op 7  oktober 2019). Nadien werd een wetsvoorstel ingediend, echter zonder enige wijziging van artikel 3.117 zoals voorgesteld in het wetsontwerp.

(5)

welk risico: het risico moet bijzonder gekwalificeerd en geobjectiveerd zijn. Artikel  3.117 verwijst aldus naar een objectieve benadering van het risico die geen rekening houdt met de eventuele persoonlijke gevoe-ligheid van de benadeelde.250

124. Twee rechtsvergelijkende bemerkingen dringen zich op. Ten eerste valt op dat naar Frans recht geen expliciete preventieve vordering in geval van een risi-co op instorting bestaat.251 Natuurlijk is het wel moge-lijk om schadevergoeding te vorderen, eenmaal het ri-sico zich heeft gemanifesteerd met schade tot gevolg. Zo worden enkele schadeposten veroorzaakt door gebouwen uitdrukkelijk geregeld door artikel  1244 Ccf.252 Het gaat om de gevallen van instorting van een gebouw of een onderdeel253 ervan die noodzakelijker-wijze onvrijwillig moet zijn want ze is toe te rekenen aan de bouwval.254 Daarnaast vindt het gemeen recht inzake aansprakelijkheid voor zaken toepassing, vast-gelegd in artikel 1242 Ccf.255 256 Sommige schadegeval-len veroorzaakt door onroerende goederen, en in het bijzonder bepaalde risico’s die ze kunnen teweegbren-gen, kunnen bovendien onder het toepassingsgebied worden gebracht van de rechtspraak over abnormale burenhinder257: het betreft een foutloze aansprakelijk-heid258 die tot doel heeft ‘hinder’ te voorkomen, zijn-de schazijn-delijke situaties met een continu of minstens repetitief karakter.259 Het voorontwerp van 2016260 en het hervormingsproject van 2017261 hebben deze si-tuatie onveranderd gelaten. Naar Frans recht blijven eisers aldus aangewezen tot schadevergoedingsvorde-ringen, onder voorbehoud van het verderop vermelde optreden voor de kortgedingrechter in geval van drei-gende schade (supra nr. 131).

125. Wat het Nederlandse recht betreft, past het te benadrukken dat het voorgestelde artikel  3.117 in de Belgische hervorming lijkt op artikel  5:55 NBW (waarop de bepaling ook gebaseerd is)262, hoewel het toepassingsgebied van beide bepalingen erg verschilt. Waar de twee bepalingen een bevel of een verbod

toelaten om de realisatie te vermijden van een gevaar dat een naburig onroerend goed bedreigt, en waar geen van beide een precies toepassingsgebied bepaalt voor het bevel of het verbod, gaat de Belgische bepa-ling verder in twee opzichten. Vooreerst kan volgens de voorgestelde Belgische regeling niet alleen de ei-genaar maar ook de gebruiker de vordering instellen. Daarnaast voorziet de Nederlandse bepaling enkel de dreigende instortingsgevaren van een onroerend goed, terwijl de Belgische bepaling duidelijk verder gaat door te stellen dat preventieve maatregelen ook risico’s inzake veiligheid, gezondheid en zelfs vervui-ling (dus milieu) mogen betreffen. Naar Nederlands recht zou de eiser hetzelfde resultaat kunnen trachten te bereiken door een beroep op het gemeenrechtelijke artikel 3:296 NBW, hetgeen evenwel het bestaan ver-eist van een verbintenis of van een (rechts)plicht om die maatregelen te nemen.

126. Bekeken vanuit het Belgische recht zelf lijkt ar-tikel 3.117 overbodig. De Raad van State heeft opge-merkt dat de bepaling, als uitzondering op de vereiste van een dadelijk en reeds verkregen belang in de zin van artikel 17 Gerechtelijk Wetboek (hierna ‘Ger.W.’), een overbodige herhaling uitmaakt van de algemene regeling vervat in artikel 18, tweede lid Ger.W., zodat de Raad van State aandringt op het schrappen van ar-tikel  3.117.263 Artikel  18, tweede lid Ger.W. laat in-derdaad op algemene wijze toe dat preventieve vor-deringen worden ingesteld om de schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen. Twee voorwaar-den moeten daartoe vervuld zijn: een reële en ernstige dreiging die reeds een bepaalde verstoring heeft ver-oorzaakt, enerzijds, en een welbepaald nut van de ge-vorderde beslissing voor de eiser, anderzijds.264 Toch heeft de Commissie Goederenrecht ervoor gekozen om de bepaling als bijzondere toepassing van artikel 18, tweede lid Ger.W. in het ontwerp te behouden.265 De toevoeging van deze bijzondere preventieve vorde-ring zou aldus een pedagogisch nut hebben en ver-scheidene vragen ophelderen die gerezen waren in de

250. Wetsontwerp Goederenrecht, supra vn. 246, 190.

251. G. VINEY, P. JOURDAIN en S. CARVAL, Les conditions de la

responsabilité, Trai-té de droit civil, Parijs, LGDJ, 2013, 876, § 722.

252. Art. 1244 Ccf, oud artikel 1386: “Le propriétaire d’un bâtiment est responsable

du dommage causé par sa ruine, lorsqu’elle est arrivée par une suite du défaut d’entretien ou par le vice de sa construction.”

253. VINEY et al., supra vn. 251, 876, § 722.

254. VINEY et al., supra vn. 251, 877, § 722: volgens de tekst moet het veroor-zaakt zijn door een “défaut d’entretien” (“verzuim van onderhoud”) of een “vice de sa construction” (“gebrek in de bouw”).

255. Oud art. 1384, eerste lid Ccf. 256. VINEY et al., supra vn. 251, 886, § 738.

257. Zie bv. Req. 27 januari 1931, DH 1931, 114, aangehaald door G. VINEY en P. JOURDAIN,  Les conditions de la responsabilité,  Traité de droit civil, Parijs, LGDJ, 2006, 1215, § 950, met betrekking tot een benzineopslag. 258. VINEY en. JOURDAIN, supra vn. 257, 1205, § 945.

259. VINEY en JOURDAIN, supra vn. 257, 1211, § 949.

260. Het artikel  1244 van het voorontwerp houdende de hervorming van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van 29  april 2016 bepaalt over ab-normale burenhinder: “[Al.  1] Le propriétaire, le locataire, le bénéficiaire

d’un titre ayant pour objet principal de l’autoriser à occuper ou à exploiter un fonds, le maître d’ouvrage ou celui qui en exerce les pouvoirs, à l’origine d’un trouble de voisinage répond du dommage excédant les inconvénients normaux de voisinage. [Al.  2] Lorsqu’une activité dommageable a été auto-risée par voie administrative, le juge peut cependant accorder des dommages et intérêts ou ordonner les mesures raisonnables permettant de faire cesser

le trouble, à condition qu’elles ne contrarient pas les prescriptions édictées par les autorités administratives dans l’intérêt de la sûreté et de la salubrité publique.”, vrij te raadplegen: http://www.textes.justice.gouv.fr/art_pix/

avpjl-responsabilite-civile.pdf (laatst geraadpleegd op 7 oktober 2019). 261. Het artikel 1244 van het hervormingsproject van maart 2017 bepaalt over

abnormale burenhinder: “Le propriétaire, le locataire, le bénéficiaire d’un titre

ayant pour objet principal de l’autoriser à occuper ou à exploiter un fonds, le maître d’ouvrage ou celui qui en exerce les pouvoirs, qui provoque un trouble excédant les inconvénients normaux de voisinage, répond de plein droit du dommage résultant de ce trouble. Lorsqu’une activité dommageable a été au-torisée par voie administrative, le juge peut cependant accorder des domma-ges et intérêts ou ordonner les mesures raisonnables permettant de faire ces-ser le trouble.”, vrij te raadplegen: http://www.justice.gouv.fr/publication/

Projet_de_reforme_de_la_responsabilite_civile_13032017.pdf (laatst ge-raadpleegd op 7 oktober 2019).

262. Wetsontwerp Goederenrecht, supra vn. 246, 189.

263. Adv.RvS nr.  63.490/2 bij wetsontwerp van 31  oktober 2018 houdende invoeging van Boek 3 “Goederen” in het nieuw Burgerlijk Wetboek,  Parl.

St. Kamer 2018-2019, nr. 54-3348/001, 492.

264. C. DE BOE, “Le défaut d’intérêt né et actuel”, Ann.dr.Louvain 2006, (97) 129, § 44; A. FETTWEIS, A. KOHL en G. DE LEVAL, Éléments de la procédure

civi-le, Fasc. I, Luik, Presses universitaires de Liège, 1983, 25, § 33. Zie ook de

vermeldingen opgesomd bij P. GILLAERTS, “De ‘ik’ in misbruik: individua-liteit in het burgerlijke proces- en buitencontractuele aansprakelijkheids-recht”, TBBR 2019, afl. 7, (418) 423, § 15, vn. 38.

(6)

rechtspraak en de rechtsleer over de tussenkomst van de rechter in het geval van dreigende hinder.266 Vol-gens de Commissie Goederenrecht volgt het wetsont-werp een gelijkaardige benadering met betrekking tot artikel 5.188 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.267

127. Kortom, zelfs al werd artikel 3.117 (nog)268 niet gestemd, het resultaat beoogd door deze bepaling kan reeds worden bereikt op basis van artikel  18, twee-de lid Ger.W. en twee-de verplichting (geviseerd door arti-kel 3.117) om het risico te beperken.

4.3 Bevel of verbod in het buitencontractuele

aansprakelijkheidsrecht

128. Artikel 5.188 gaat in hoofdzaak over preventieve vorderingen in geval van een risico op schade veroor-zaakt door een fout. De bepaling luidt als volgt: “Onverminderd het recht op herstel van de schade,

kan de rechter aan iemand die op foutieve wijze an-deren schade dreigt te berokkenen een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is om de foutieve gedraging of de verderzetting of herhaling ervan te voorkomen.”

De bepaling zou een wettelijke basis geven aan een preventief bevel of verbod door de rechter om drei-gende schade te verhinderen die foutief zou worden veroorzaakt.269

129. Zoals uiteengezet door de Commissie in de memorie van toelichting270, is de vordering van arti-kel 5.188 preventief, te onderscheiden van een vorde-ring die schadeloosstelling in natura zou beogen bij wijze van een bevel of een verbod. Een bevel of een verbod kan immers twee situaties betreffen. Allereerst kan het een vorm zijn van herstel in natura van reeds opgetreden schade en daardoor een verergering van schade of toekomstige schade verhinderen.271 In dat geval is de schade reeds aanwezig.272 In de mate dat het bevel of het verbod hier beoogt om bijkomende of ernstigere schade te voorkomen, is het evenwel kunstmatig om het te beschouwen als herstel in na-tura van die toekomstige schade (of de toekomstige verergering van de schade). Er moet bijgevolg een on-derscheid worden gemaakt tussen het voorkomen van

schade en de vergoeding van toekomstige schade.273 Indien een bevel of verbod het intreden van toekom-stige schade verhindert, dan zal deze niet-ingetre-den schade niet kunnen worniet-ingetre-den vergoed.274 De echte kwestie is de gedwongen tenuitvoerlegging van een andere rechtsplicht dan deze om de schade te vergoe-den, namelijk de rechtsplicht om geen fout te begaan die iemand anders schade zou kunnen berokkenen.275 Dit leidt tot de tweede situatie waarin een bevel of een verbod kan worden opgelegd, namelijk als remedie in het kader van een autonome preventieve vordering voordat er schade is. Artikel  5.188 heeft betrekking op een dergelijke situatie.276 Volgens de Commissie, op dit punt in lijn met de rechtsleer277, gaat het om het waarborgen van het respecteren van de verplichting om geen fout te begaan in de zin van artikel 5.146.278 In dat opzicht is het logisch dat de toepassing van ar-tikel 5.188 beperkt blijft tot gevallen van foutaanspra-kelijkheid279, aangezien het gedrag in geval van ob-jectieve of foutloze aansprakelijkheid rechtmatig is.280 Ten slotte kan het resultaat van een autonoom bevel of verbod de facto hetzelfde zijn als bij een herstel in na-tura, in het bijzonder waar het gaat om het wegnemen van de gevolgen van een voortdurende onrechtmatige toestand.281

130. Artikel 5.188 en de gegeven verklaring in de me-morie van toelichting nopen tot enkele opmerkingen, zowel vanuit het Franse en Nederlandse recht als van-uit het Belgische recht zelf. Dit deel begint met een bespreking van de rechtsvergelijkende opmerkingen.

131. Naar Frans recht situeren de meeste preventie-ve vorderingen zich voor de kortgedingrechter (“juge

des référés”) in geval van dreigende schade of staking

van de onrechtmatigheid.282 In het eerste geval is het gedrag of het feit aan de oorsprong van de hinder niet systematisch foutief: het gaat erom te voorkomen dat onherstelbare schade zich voordoet.283 In geval van staking van de onrechtmatigheid betreft het louter het doen stoppen van een gedraging284 die constitu-tief is voor een onrechtmatig feit (“fait illicite”)285, die niet noodzakelijk een fout uitmaakt286 en die niet per se al tot schade heeft geleid.287 Het  avant-projet  uit 2016288 en het project inzake de hervorming van het

266. Wetsontwerp Goederenrecht, supra vn. 246, 190. 267. Wetsontwerp Goederenrecht, supra vn. 246, 190.

268. De bepaling werd hernomen in het wetsvoorstel houdende invoeging van boek 3 “Goederen” in het nieuw Burgerlijk Wetboek,  Parl.St.  Kamer 2019, nr. 55-0173/001, dat het wetsontwerp van 31 oktober 2018 overneemt. 269. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 192-193.

270. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 191-193.

271. E. DIRIX, Het begrip schade, Antwerpen, Maklu, 1998, 50, § 62. 272. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 191.

273. H. BOCKEN,  Het aansprakelijkheidsrecht als sanctie tegen de verstoring van

het leefmilieu, Brussel, Bruylant, 1979, 148-149, § 91.

274. BOCKEN, supra vn. 273, 148-149, § 91. 275. BOCKEN, supra vn. 273, 148-149, § 92. 276. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 192-193.

277. BOCKEN, supra vn. 273, 148-149, § 91 en 149, § 92. Zie ook J.

RONSE, Aan-spraak op schadeloosstelling, Brussel, Larcier, 1954, 179, § 237; J. RONSE et al., Schade en schadeloosstelling, Gent, E. Story-Scientia, 1984, 96, § 122.

278. “Wie door zijn fout schade veroorzaakt aan een ander, is gehouden deze te

herstellen.”

279. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 193.

280. BOCKEN, supra vn. 273, 150, § 92. 281. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 193.

282. Art. 809 Code de procédure civile (sur la procédure de référé).

283. S. GUINCHARD, F. FERRAND en C. CHAINAIS, Procédure civile, Parijs, Dalloz, 2017, 161, § 303.

284. C. BLOCH, “La reconnaissance de la cessation de l’illicite comme fonction autonome de la responsabilité civile”, JCP G 2016, Bijl. nr. 30-35, 25 juli 2016, 5-8, in het bijzonder 5.

285. BLOCH en STOFFEL-MUNCK, “La cessation de l’illicite” in F. TERRE (ed.), Pour

une réforme du droit de la responsabilité civile, Parijs, Dalloz, 2011, 87-99, in

het bijzonder (87) 94.

286. BLOCH en STOFFEL-MUNCK, supra vn. 285, 87-99, in het bijzonder 95. 287. BLOCH en STOFFEL-MUNCK, supra vn. 285, 87-99, in het bijzonder 96. 288. Art.  1232  avant-projet  van 2016: “Indépendamment de la réparation du

préjudice éventuellement subi, le juge peut prescrire les mesures raisonnables propres à prévenir ou faire cesser le trouble illicite auquel est exposé le de-mandeur.” De tekst is vrij te raadplegen: http://www.textes.justice.gouv.fr/

(7)

aansprakelijkheidsrecht uit maart 2017289 bevatten een bepaling die uitdrukkelijk gewijd is aan de sta-king van de onrechtmatigheid buiten het specifieke geval van een kortgedingprocedure (“recours en

ré-féré”).290

132. Het voornaamste verschil met het Belgische Voorontwerp is dat het bevel of verbod naar Frans recht kan worden uitgevaardigd tegenover iedere per-soon die in staat is om het intreden of de verergering van schade aan een derde te verhinderen; het is aldus niet noodzakelijk dat het bevel of verbod gericht is tegen de auteur van het gedrag aan de oorsprong van de hinder291, dat trouwens niet per se foutief is.292 In het Belgische Voorontwerp daarentegen lijkt het enkel mogelijk om de bevelen of verboden beoogd door arti-kel 5.188 uit te vaardigen tegenover de auteur van het gedrag dat in dat geval noodzakelijkerwijze foutief is.

133. Net zoals in het Belgische recht, is het verras-send vast te stellen dat het Franse recht deze vorde-ring in verband brengt met het burgerlijke aanspra-kelijkheidsrecht hoewel de schade –  een essentiële voorwaarde voor de toepassing van het burgerlijke aansprakelijkheidsrecht – meestal nog niet aanwezig is.293 Waar het doel net is om de onrechtmatige ge-draging te stoppen, kan er sprake zijn van een “cor-rectieve” functie van de procedure294 in tegenstelling tot de traditionele visie van herstel en vergoeding van schade.295 Vanuit die twee vaststellingen is de band met het mechanisme van het burgerlijk aansprakelijk-heidsrecht enigszins verrassend.296

134. Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek hanteert een andere aanpak. Artikel  3:296 NBW bepaalt dat indien een van de partijen een verplichting heeft te-genover de andere, de rechter de ene kan veroorde-len – op vordering van de andere – tot het nakomen van die verplichting. Dat betekent dat het niet aan de rechter is om te bepalen welke maatregelen er in de gegeven situatie moeten worden genomen maar dat het wel aan de rechter is om een vooraf bestaande ver-plichting in herinnering te brengen en de uitvoering ervan af te dwingen via een dwangsom.297 De Hoge Raad past deze bepaling niet altijd even strikt toe en lijkt ruimer geformuleerde bevelen en verboden in

sommige gevallen door de vingers te zien.298 Het prin-cipe blijft echter: het bevel of verbod moet overeen-stemmen met de onderliggende rechtsplicht.299 Het Belgische Voorontwerp daarentegen lijkt de rechter alle appreciatiemarge te verlenen met betrekking tot de maatregelen die de schade kunnen vermijden, op voorwaarde dat ze dienen tot het voorkomen van een foutieve gedraging, dan wel de herhaling of de verder-zetting ervan. Op die manier is het Belgische bevel of verbod van een andere aard dan het Nederlandse. Het lijkt erop dat de Commissie zich heeft geconcentreerd op de noodzaak van de mogelijkheid om op te treden voordat er schade is en dat ze daarbij het verband uit het oog verloren is tussen het bevel of verbod als re-medie en het subjectieve recht op vergoeding (en de samenhangende verplichting) waarvan de naleving moet worden afgedwongen.

135. Niettegenstaande het belang van het onder-scheid gemaakt in de parlementaire voorbereiding tussen een bevel of verbod als herstel in natura en een bevel of verbod als autonome preventieve maatregel, kan het nut van artikel 5.188 evenwel worden betwij-feld. Volgens de Commissie is de theoretische onder-bouwing van het in artikel 5.188 vooropgestelde bevel of verbod naar Belgisch recht onvoldoende. Waar het inderdaad te verdedigen valt dat de algemene zorg-vuldigheidsplicht niet enkel de verplichting tot her-stel van foutief veroorzaakte schade behelst maar ook de plicht om geen fout te begaan die schade veroor-zaakt300, benadrukt de Commissie dat in afwezigheid van schade een van de onmisbare vereisten voor aan-sprakelijkheid niet is vervuld.301 Het kan bijgevolg niet gaan om schadeherstel. Zonder schade zijn de aansprakelijkheidsvoorwaarden niet vervuld en kan de rechter geen staking van de onrechtmatige gedra-ging bevelen (als herstel in natura).302 De Commissie meent dat artikel  18, tweede lid Ger.W. geen oplos-sing biedt aangezien het louter om een proceduregel zou gaan die de materieelrechtelijke situatie onverlet laat.303 Artikel 18, tweede lid Ger.W. spitst zich inder-daad toe op de procedurele aspecten en verleent een preventieve rechtsvordering om de schending van een ernstig bedreigd recht te verhinderen. Het materieel-rechtelijke aspect, namelijk het bedreigde subjectieve recht, dient elders te worden gevonden. Artikel 5.188

289. Art. 1266 Projet de réforme van maart 2017: “En matière extracontractuelle,

indépendamment de la réparation du préjudice éventuellement subi, le juge peut prescrire les mesures raisonnables propres à prévenir le dommage ou faire cesser le trouble illicite auquel est exposé le demandeur.” De tekst is vrij

te raadplegen:

http://www.justice.gouv.fr/publication/Projet_de_reforme_de_la_ responsabilite_civile_13032017.pdf (laatst geraadpleegd op 7  oktober 2019).

290. Zie V. MAZEAUD, “Référés et responsabilité civile”, AJDA 2017, afl. 32, 1820-1825.

291. BLOCH en STOFFEL-MUNCK, supra vn. 285, 87-99, in het bijzonder 96: “Elle

[l’action] s’adresse à toute personne, fautive ou non, qui dispose des moy-ens matériels et juridiques de mettre fin à l’illicéité”. Zie bv. Cass. (Fr.) (Civ 1)

13 maart 2007, nr. 06-10.983, D. 2007, AJ 1009, noot MANARA en CCE 2007, nr. 136, noot STOFFEL-MUNCK: “le juge judiciaire peut prescrire en référé

tou-tes mesures propres à prévenir un dommage ou à faire cesser un dommage occasionné par le contenu d’un service de communication au public en ligne,

peu important à cet égard que les auteurs du texte litigieux ne soient pas les titulaires ou les exploitants du site mis en cause”.

292. C BLOCH en STOFFEL-MUNCK, supra vn. 285, 87-99, in het bijzonder 95. 293. C. BLOCH, La cessation de l’illicite, Parijs, Dalloz, 2008, § 334 e.v. 294. BLOCH, supra vn. 284, 5-8, in het bijzonder 5.

295. BLOCH, supra vn. 284, 5-8, in het bijzonder 5. 296. BLOCH, supra vn. 293, § 334 e.v.

297. HR 17  januari 1930,  NJ  1930/573 (Ontvanger/Spaarbank); HR 27  april 1962, NJ 1962/254, noot J.H. BEEKHUIS (Holst/Phillips).

298. HR 23  februari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1044,  NJ  1990/664, noot D.W.F. VERKADE (SKF/Hameco); HR 18  mei 1979, ECLI:N-L:HR:1979:AC6579, NJ 1979/480 (Maxis/Boekhandelaren); HR 15 december 1995, NJ 1996/509, noot D.W.F. VERKADE (Procter & Gamble/Kimberly-Clark). 299. Zie bv. T.E. DEURVORST, GS Onrechtmatige daad, II.2.1.3.2.

300. BOCKEN, supra vn. 273, 149-150, § 92. 301. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 192.

(8)

had dat kunnen bevestigen. Met andere woorden, de bepaling had de verplichting om geen fouten te be-gaan die schade kunnen veroorzaken aan anderen, in de wet kunnen veranderen en kunnen expliciteren. Dat is evenwel niet gebeurd en evenmin vermeldt de bepaling het recht om niet te worden blootgesteld aan andermans fout die schade kan veroorzaken. Arti-kel 5.188 verwijst alleen naar de mogelijkheid voor de rechter om bevelen of verboden op te leggen om scha-de te voorkomen, zonscha-der scha-de grenzen te bepalen van de maatregelen in het licht van de verplichting (en het corresponderende recht om niet blootgesteld te wor-den aan andermans fout die schade kan veroorzaken) die ze beogen af te dwingen, zonder te preciseren wie de vordering kan instellen. Waar het logisch lijkt dat in dat geval de eiser de persoon is die de schade lijdt (of dreigt te lijden), zwijgt artikel 5.188 op dit punt. Net zoals artikel  3.117 (zie eerder nr.  126), blijkt ar-tikel 5.188 een overbodige bijzondere toepassing van artikel 18, tweede lid Ger.W. te zijn.

136. Ten slotte illustreren de voorbereidende werken de moeilijkheden bij het situeren van de rechtsplicht tot het niet foutief veroorzaken van schade aan een ander. Noch artikel  18, tweede lid Ger.W. noch arti-kel  5.188 en evenmin artiarti-kel  5.146304 van het Voor-ontwerp bevatten deze verplichting op zich. De Com-missie mag het bij de bespreking van artikel  5.188 dan wel hebben over de rechtsplicht om geen fout te begaan in de zin van artikel 5.146305, ze rept geen woord over deze verplichting bij de behandeling van artikel  5.146.306 In werkelijkheid ontstaat deze verplichting uit het ongeschreven recht, zoals de al-gemene zorgvuldigheidsnorm.307 Bij gebrek aan een bijzondere rechtsplicht om op te treden op basis van artikel 18, tweede lid Ger.W., is het mogelijk een be-roep te doen op de algemene verplichting die voort-vloeit uit de algemene zorgvuldigheidsplicht in de zin van artikel  1382308 BBW.309 Het werkelijke doel van artikel 5.188 zou aldus moeten geweest zijn het bevestigen van de rechtsplicht waarvan de preventie-ve vordering de tenuitvoerlegging toelaat.

4.4 Besluit

137. Ondanks de relevantie van de bevestiging van de preventieve functie van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, had met artikel 3.117 en arti-kel 5.188 de kans moeten worden benut om te komen

tot een wettelijke verankering van de rechten en plichten die voornoemde bepalingen willen handha-ven, zijnde het substantiële aspect van de vordering – waar artikel 18, tweede lid Ger.W. het procedurele aspect reeds voldoende regelt. Bijgevolg verhindert niets vandaag de preventieve vorderingen uit de ar-tikelen 3.117 en 5.188, zij het op basis van artikel 18, tweede lid Ger.W., op voorwaarde dat de verplichting elders wordt gevonden, bijvoorbeeld in de algemene zorgvuldigheidsnorm. Bovendien wijzen de rechts-vergelijkende analyses, inzonderheid vanuit het Fran-se recht, erop dat de band tusFran-sen de vorderingen voor-gesteld in de hervorming en het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht op zijn minst twijfelachtig is, en dat de nadruk zou moeten liggen op rechten en (rechts)plichten van partijen, zoals gesuggereerd door de vergelijking met het Nederlandse recht.

5 Precontractuele aansprakelijkheid

5.1 Inleiding

138. “Les pourparlers sont utiles précisément parce

qu’ils ont lieu sous l’égide de la liberté ou ‘sans

en-gagement’, comme on le précise souvent310. Il ne faut

donc admettre une responsabilité en la matière que

dans des cas extrêmes, tout à fait exceptionnels, …”311

Het zijn de woorden van H. DE PAGE uit 1964. Sinds-dien wordt de precontractuele aansprakelijkheid al-gemeen aanvaard als bron van verbintenissen.

139. Op dit ogenblik bevat het Belgisch Burgerlijk Wetboek geen enkele bepaling over deze vorm van aansprakelijkheid. In de tussentijd zag het Vooront-werp Verbintenissenrecht het levenslicht.312 Dit Voor-ontwerp Verbintenissenrecht gaat in vier artikelen (artikelen 18-21) dieper in op de problematiek van de precontractuele aansprakelijkheid. In zijn algemene inleiding verwijst het Voorontwerp Verbintenissen-recht naar een heel aantal normatieve bronnen. Daar-bij nemen het Franse en Nederlandse recht een promi-nente plaats in.313 Frankrijk hervormde zijn Burgerlijk Wetboek in 2016 en wijdt eveneens enkele artikelen aan deze bron van aansprakelijkheid. Nederland koos uitdrukkelijk niet voor de opname van specifieke ar-tikelen in zijn Burgerlijk Wetboek omdat de tijd voor een dergelijke codificatie nog niet rijp werd geacht.314

304. “Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt,

verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.”

305. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 193. 306. MvT, versie 22 augustus 2018, p. 42-43.

307. Zie P. GILLAERTS en W.Th. NUNINGA, “Privaatrecht en preventie: Urgenda in hoger beroep”, AV&S 2019/9, (41) 44; H. VANDENBERGHE, “Deel II. Foutve-reiste – Algemene kenmerken” in M. VAN QUICKENBORNE en H. VANDEN-BERGHE (eds.), “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrecht-matige daad. 2000-2008”, TPR 2010, afl. 4, (1753) 1771, § 10.

308. “Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt,

verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.”

309. Zie ook RONSE, supra vn. 277, 174-175, § 299.

310. België: S. DECLERCQ en T. HICK, Frankrijk: P. BOISSAN en S.

HAFI, Neder-land: E.S. PANNEBAKKER.

311. H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil, II, Brussel, Bruylant, 1964, 545, § 559.

312. Deze bijdrage is gebaseerd op het voorontwerp van wet, zoals op 30 maart 2018 goedgekeurd door de Ministerraad, en zoals voorbereid door de Commissie tot hervorming van het verbintenissenrecht (opgericht door het ministerieel besluit van 30  september 2017). Zie: https://www.law. kuleuven.be/verbintenissenrecht/en/law-of-obligations. Dit voorontwerp werd op 3 april 2019 door de heer Raf Terwingen en mevrouw Sonja Becq als wetsvoorstel ingediend. Zie  Parl.St.  Kamer 2018-19, nr.  54-3709/001, https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/3709/54K3709001.pdf. Zie ook S. STIJNS, P. WERY, E. DIRIX, R. JAFFERALI, B. KOHL, I. SAMOY, F. AUVRAY, S. JANSEN, S. VAN LOOCK en J.-C. BOULET, De hervorming van het

verbintenis-senrecht, Brugge, die Keure, 2019, 297 p.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aldus wordt verantwoordelijkheid voor dadelijke tenuitvoerlegging (via de band van de voorlopige hechte- nis) bij de rechter gelegd, zonder dat de minister expliciet erkent dat

228 Echter, andere auteurs zijn van mening dat een onderscheid tussen schadegevallen waarin de uiteindelijke schade zich al dan niet heeft voorgedaan zinloos is, omdat de theo-

Als de fout (men zet de onderhandelingen met een andere partner bijvoorbeeld voort om te voorko- men dat deze laatste met een andere partij onderhan- delt) schade veroorzaakt

door een als een doen te beschouwen gedraging van een kind dat nog niet de leeftijd van veertien jaren heeft bereikt en aan wie deze gedraging als een onrechtmatige daad zou

Onder het huidige regime zorgt het principe van de relativiteit van de interne gevolgen van het contract ervoor dat de uitvoeringsa- gent tegen de hoofdcontractant noch

[r]

Twee van deze soorten, de driedoornige stekelbaars en de Europese paling, zijn potentiele trekvissen die een groot voordeel kunnen ondervinden van een goede verbinding

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of