• No results found

J.F.L. Müller, Nommerkransje · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J.F.L. Müller, Nommerkransje · dbnl"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nommerkransje

een geschenk voor kinderen die gaarne willen leeren tellen

J.F.L. Müller

bron

J.F.L. Müller, Nommerkransje. I. de Haan, Haarlem 1880-1890

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/mull031nomm02_01/colofon.php

(2)
(3)

2

Aan de jeugd.

Hier ontvangt ge 't Nommerkransje, Als belooning voor uw vlijt, Nu gij aan het letters leeren

Reeds uw krachten hebt gewijd.

Maar ge moet iets meer nog kennen Als ge eens in de Maatschappij Als een nuttig mensch wilt werken,

Van verkeerd vooroordeel vrij.

Leest daarom dit boekje, dat u Nommers en getallen leert, Dat u vaardig maakt in 't tellen,

En uw wetenschap vermeert.

Dan mag men met recht verwachten, Dat gij eens in uwen stand Nuttig voor uw kring zult worden,

Nuttig ook voor 't Vaderland!

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(4)

+1.

+I.

+

Een.

+

DE BEDELAAR.

'k Bid om een aalmoes, jonge heer!

Eén centje maar, ik vraag niet meer.

DIRK.

Ik heb hier juist twee halfjes, man, Op heden kan ik niet meer geven;

Maar geven andren ook zoo veel, Dan krijgt ge toch 't bescheiden deel,

Om heden van te kunnen leven.

+2.

+II

+

Een en een is twee.

+

KEETJE.

Hoe veel vogels ziet ge daar, Die zoo blij hun liedje zingen.

En zoo vroolijk in dien boom Op de dunne takjes springen?

MARIE.

Zou ik dat niet weten, Kee?

Eén en één is immers t w e e ; Twee noemt men ook wel een paar, En nu is mijn som al klaar.

(5)

t.o. 3

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(6)

+3.

+III.

+

Twee en een is drie.

+

HENDRIK.

Papa kwam eindlijk van de jacht, Drie hazen heeft hij thuis gebracht.

SUZE.

Wel zoo, dat moet ik eens gaan zien, Ge hebt niet goed geteld misschien.

HENDRIK.

Ga dan maar met mij mee en zie Daar liggen ze immers alle drie!

Een kreeg een kogel in zijn nek, De tweede bloedt nog uit zijn bek;

Den derden trof geen beter lot, Hij kreeg in 't rechteroog een schot.

+4.

+IV.

+

Drie en een is vier.

+

KLAARTJE.

Laat ons eens beproeven, Jan, Wie het hoogste gooien kan.

'k Heb vier nieuwe dobbelsteenen.

'k Zal de helft er u van leenen, Dan heeft ieder twee, niet waar?

JAN.

Juist, begin het spel dan maar,

KLAARTJE.

Ik gooi drie en een, dat 's v i e r .

JAN.

(7)

t.o. 4

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(8)

+5.

+V.

+

Vier en een is vijf.

+

Vijf dieren ziet gij hier op 't land;

Een paard staat aan den waterkant:

Een koe ligt neer, een ander staat, Waarbij zij nu wat eten gaat;

Een schaapje loopt er blatend rond, Bewaakt door Snel, den herdershond.

+6.

+VI.

+

Vijf en een is zes.

+

KAREL.

Wat zegt ge van dit zestal kippen, Piet?

PIETER.

Dit vijftal meent ge, want de zesde zie ik niet.

Twee zitten er op stok, Twee loopen er door 't hok, Een pikt er van het graan, Waar komt de zesde nu van daan?

KAREL.

Dat is die groote kip, dien ge in den hoek ziet staan.

PIETER.

Noemt ge dat ook een kip? ik noem hem liever haan.

(9)

t.o. 5

Lith v. Emrik & Binger.

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(10)

+7.

+VII.

+

Zes en een is zeven.

+

CORNELIS.

Zusje, tel de noten even, Die ik daar heb neergeschreven.

BETJE.

Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven.

CORNELIS.

Goed, maar 'k wou nog van u weten Hoe die zeven noten heeten.

BETJE.

O dat weet ik: de eerste drie Noemt men immers d o , r e , m i , En de vierde noemt men f a ; Daarop volgen s o l enLA, En de laatste heet men s i .

+8.

+VIII.

+

Zeven en een is acht.

+

EEN HEER.

Weet gij het woonhuis ook van d'advocaat A. Koek?

MINA.

Ja wel, Mijnheer, het is het achtste van den hoek.

In 't e e r s t e huisje woont baas Klim, de metselaar;

In 't t w e e d e een bakker; in het d e r d e een molenaar;

In 't v i e r d e een slachter, in 't v i j f d e een timmerman.

In 't z e s d e een rijk bankier, dien 't u niet noemen kan.

Het daarop volgend huis, het z e v e n d e in de rij Staat leeg - en de advocaat woont aan de rechterzij.

(11)

t.o. 6

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(12)

+9.

+IX.

+

Acht en een is negen.

+

Negen knapen, zoo ge ziet, Vreezen voor de koude niet.

Dries, de vlugste van de baan, Rijdt voorop, gevolgd door Daan.

Kees en Willem zijn gepaard;

Jan rijdt netjes en bedaard;

Klaas rijdt stijf, maar Hein en Tijs Maken kunstjes op het ijs, Dirk valt door een barst ter neer, En doet hoofd en handen zeer:

In de verte ziet ge Piet, Hij verstaat de kunst nog niet.

+10.

+X.

+

Negen en een is tien.

+

Dat v i j f en v i j f , of t w e e m a a l v i j f is t i e n , Kan ik wel aan mijn vingers zien.

Ik heb mijn vingers maar te tellen;

Ook wijzen 't mij mijn voeten aan.

Tel ik de menschen, die daar gaan, Dan mag ik vrij vooronderstellen,

Dat zij en ik t i e n oogen hebben met elkaar,

Zij met hun vieren a c h t , mijn t w e e zijn ook een paar.

(13)

t.o. 7

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(14)
(15)

9

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(16)

+11.

+XI.

+

Tien en een is elf.

+

DE VADER.

Hoe veel personen zitten nu aan tafel, Kris?

KRIS.

Wel, tien Papa, als ik mij niet vergis.

DE VADER.

'k Geloof nu, beste vriend, dat gij nog niet kunt tellen;

Mama, oom Piet, zes zusjes, gij, ik zelf,

Dat maakt met broertje Jan, dien gij hier hadt vergeten En daar op moeders schoot zoo smakelijk zit te eten, Geen tien, maar één er bij, en dat is immers elf.

+12.

+XII.

+

Elf en een is twaalf.

+

HENDRIK.

'k Heb een steenen huis gebouwd, Dat ik netjes saam mocht stellen, En zoo gij nu goed onthoudt Zal ik u eens leeren tellen.

'k Nam v i e r steenen, daarna t w e e , Toen heb ik er v i j f genomen, Toen nog één. Zeg mij nu eens Welk getal ik heb bekomen?

JANSJE.

Dat is zeer gemaklijk, Hein, Twaalf, het kan niet anders zijn.

(17)

t.o. 10

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(18)

+13.

+XIII.

+

Tien en drie is dertien.

+

'k Ben in 't rekenen bekwaam;

Zegt Adolf, die kleine guit,

T i e n en d r i e maakt d e r t i e n uit;

T i e n en v i e r maakt v e e r t i e n saam.

D r i e m a a l v i j f is v i j f t i e n boeken Zie ik daar in een der hoeken.

Z e s t i e n flesschen op een rij Zie ik daar aan de andre zij.

T i e n en z e v e n lekkre wafels Liggen ginds op een der tafels;

Zal men tot de bakster zeggen, Dat ze er twee nog bij moet leggen, Dan krijgt gij er t i e n , en ik Ben met negen in mijn schik.

+20.

+XX.

+

Tien en tien of tweemaal tien is twintig.

+

Van de zes en twintig letters, Die er zijn in 't alphabet,

Heb 'k de t w i n t i g medeklinkers In twee rijen neergezet.

Zoo gij die vlug op kunt noemen En ook op uw leitje zet,

Krijgt ge een handvol mooie bloemen, En zal ik de vordring roemen

Van mijn kleine Lisabet.

(19)

t.o. 11

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(20)

+30.

+XXX.

+

Drie maal tien is dertig.

+

MARIE.

Hier is thee in overvloed,

Maar mij dunkt de koopman moet Zich vergissen in de soort, Die in elke bus behoort.

MAMA.

Neen Marie, dat is zoo niet.

Van de d e r t i g die gij ziet, Kent hij d' inhoud, qualiteit, Zelfs grijpt hij in duisternis Nooit naar 't juiste busje mis.

+40.

+XL.

+

Vier maal tien is veertig.

+

't Spijt me waarlijk, beste Jan, Dat een knaap van uwe jaren Niet tot v e e r t i g tellen kan.

Kom, ik zal 't u eens verklaren:

Hier ziet gij t i e n stoelen staan.

Wil die nu eens gadeslaan En ook op de pooten letten Waarop men een stoel moet zetten.

T w i n t i g hier en twintig daar Maken v e e r t i g met elkaar.

(21)

t.o. 12

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(22)

+50.

+L.

+

Vijf maal tien is vijftig.

+

JAN.

Onze Koning is weer jarig, Daarom schittert deze ster Met een groote W in 't midden, Door haar glanzen reeds van ver.

MARIE.

'k Zou er toch vermaak in stellen, Al die lichtjes eens te tellen.

JAN.

Wel, dat is gemakkelijk, meid.

Tel dan eerst de glaasjes maar, Dan de stralen van de ster, En aanstonds zijt gij dan klaar.

MARIE.

Zoo vind ik er vijfmaal tien, V i j f t i g als ik goed mocht zien.

+60.

+LX.

+

Zes maal tien is zestig.

+

LOUISE.

Tante Bet, wat ben ik blij!

'k Heb een mooi present gekregen, Waar 'k op zien kan, welk een uur Van den dag men heeft verkregen.

TANTE.

Wel hoe telt ge dan, mijn kind?

LOUISE.

(23)

t.o. 13

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(24)

+70.

+LXX.

+

Zeven maal tien is zeventig.

+

BERNARD.

Ben ik niet een fiksche hinker?

Ja, 'k versta dat kunstje goed, 'k Hinkte nu eens op den linker Dan weer op den rechter voet.

Z e v e n rijen van t i e n steenen Vindt ge net gemetseld hier, 'k Hinkel ze af in een kwartier, En ik mis er nimmer éénen.

FRITS.

Jammer dat je Bernard hiet, Want je bent een heele Piet.

+80.

+LXXX.

+

Acht maal tien is tachtig.

+

Jan, een beste, vlugge jongen, Bijna zestig maanden oud, Werd door zijne brave ouders Aan een meester brave ouders Aan een meester toevertrouwd.

Zie hem zitten, hoe aandachtig Luistert hij naar 't onderricht, En, hoe jong ook, toch volbrengt hij Reeds volijverig zijn plicht.

Van de t a c h t i g kindren, die men In de school aanwezig ziet, Zit de kleine Jan wel 't laagste, Mar is toch de domste niet.

Ja, ik durf er wel om wedden, Dat, eer 't volgend jaar zich sluit, Jan reeds in de eerste rij zit, Juist tien plaatsen meer vooruit.

(25)

t.o. 14

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(26)

+90.

+XC.

+

Negen maal tien is negentig.

+

MINA.

Hebt ge al de dopjes wel Van ons kien of lottospel?

Is er nu niet een gevallen?

KAREL.

Neen, me zus, ze zijn er allen;

Zie het zelf maar op het bord, Niet een enkle komt te kort.

MINA.

Weet je mij nu uit te leggen, Hoe dit ras berekend wordt?

KAREL.

Wie zou dat niet kunnen zeggen?

Al die dopjes naast elkaar, Negen breed en tien omhoog Geven t i e n m a a l n e g e n stuks, En zoo is mijn reekning klaar.

+100.

+C.

+

Tien maal tien is honderd.

+

+1000.

+M.

+

Tien maal honderd is duizend.

+

HENDRIK.

Hè, Papa, had ik dat geld, Dat gij daar hebt afgeteld!

O, hoe rijk zou ik dan wezen,

(27)

En bespaart u veel verdriet.

J.F.L. Müller, Nommerkransje

(28)

Lith v. Emrik & Binger.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Heb je er al eens aan gedacht hoe blij je je hond zal maken wanneer jullie samen een hobby hebben die je hond niet alleen mentaal uitdaagt maar ook nog

de raadswerkgroep heeft besloten dat het concept in deze vorm ter inzage wordt gelegd om duidelijkheid te krijgen over de visie van onze burgers en bedrijven op welstand;. gelet

overwegende dat de concept welstandsnota 2011 eerst voor inspraak vrijgegeven moet worden voordat een inhoudelijke beoordeling mogelijk is;. gelet op artikel 12a van

Als de vlindertjes nog geen vlindertjes zijn, Maar popjes, voor 't vliegen nog veel te klein,.. Dan doen ze dansjes en spelletjes, Op voetjes, die trippelen pas voor pas Heel

Zeven rijen van Tien steenen, (Zie en tel ze) vindt men hier;. 'k Hink die af in een kwartier En ik mis er vast

De ontwikkelingen die financiêle consequenties hebben voor de begroting 2018 worden daarin kort genoemd en vormen de uitgangspunten van deze

Het is een zaak van groot belang dat de verplichting om aan de armen te geven door Paulus wordt aangemerkt als behorende tot de raad Gods, en nog te meer dat hij zelfs daarmee

Een gesprek met redemptorist Walter Corneillie bracht Ceup- pens in contact met de Brusselse.. Beweging Missionair Engage- ment, een groep enthousiaste priesters, religieuzen en