• No results found

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978 · dbnl"

Copied!
144
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Margriet weet raad’.

Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

Christine Brinkgreve en Michel Korzec

bron

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978. Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen 1978.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/brin033marg01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl / Christine Brinkgreve en Michel Korzec

(2)

Voorwoord

Dit boek komt voort uit een onderzoek van wat bescheidener omvang waarover wij een artikel schreven in het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift. Dat artikel, waarin twee jaargangen van ‘Margriet Weet Raad’ werden vergeleken, bevatte veel vragen waarop we geen duidelijk antwoord wisten. Wij spraken dan ook aan het einde de hoop uit om in de toekomst op deze vragen terug te komen. Onze hoop is sneller in vervulling gegaan dan we hadden voorzien doordat de hoofdredactrice van Margriet, Hanny van den Horst, ons voorstelde om in opdracht van Margriet het onderzoek naar eigen inzicht uit te breiden en er een boek over te schrijven waarvan het verschijnen zou samenvallen met het veertigjarig bestaan van Margriet. Behalve voor deze opdracht wilden we Hanny van den Horst, en ook de overige leden van de vroegere en huidige Margriet-redactie, danken voor de tijd en moeite die ze voor ons genomen hebben. We willen hier in het bijzonder postuum onze dank uitspreken aan mevrouw van Eysden (redactrice van ‘Margriet Weet Raad’ 1938-1962) die ons een uitvoerig interview toestond, maar helaas kort daarna, op 29 mei 1978 overleed;

dank ook aan A. Herenius (redactrice van ‘Margriet Weet Raad’ 1962-1968), Jacqueline Wesley (redactrice van ‘Margriet Weet Raad’ 1968-1975) en Annick Visser (redactrice van ‘Margriet Weet Raad’ 1975-heden). Van de andere

medewerkers van Margriet zijn wij dank verschuldigd aan Joop Swart (voormalig hoofdredacteur van Margriet), Erik Visser (marketingmanager), Th. de Goede (chef redactiedocumentatie), dominee Klamer en andere leden van de adviesstaf van

‘Margriet Weet Raad’.

Hanny van den Horst en Annick Visser zijn we voorts dankbaar voor aanmerkingen op feitelijke onjuistheden en algemene kritiek die ze op een eerdere versie van dit boek hebben geuit. Van de vele mensen die dit boek in een vroegere versie hebben gelezen en bekritiseerd willen wij allereerst een zeer speciale uiting van dankbaarheid naar voren brengen ten aanzien van onze vakbroeders Bart van Heerikhuizen en Nico Wilterdink. Onze dank betreft de hoeveelheid tijd die ze voor ons uitgetrokken hebben en de zorg waarmee ze de eerste versie van dit

(3)

8

boek aan een vaak vernietigende maar altijd terechte kritiek hebben onderworpen.

Deze kladversie werd ook gedeeltelijk gelezen en van tal van nuttige opmerkingen voorzien door Bram de Swaan en Bart Tromp. Joop Goudsblom danken wij voor zijn vruchtbaar commentaar op versies van een aan dit boek voorafgaand artikel.

Materiaal over opinieonderzoek in Nederland werd ons gegeven door Connie de Boer, medewerkster van het Polls-archief, en door Cees Middendorp, hoofd van het Steinmetz-archief. Andere mensen die wij hier willen bedanken voor opmerkingen, hulp of informatie zijn: Rineke van Daalen, Bep Hieselaar, Els Jongbloed, Rob Kroes, L. Laeyendecker, George Muskens, Ine van der Plas, Liesbeth van der Sluys, Katja Stam, mevr. Thiel-Katz, Henk Tromp, Flip van Vliet en H. Willemsen. De foto's uit dit boek zijn gemaakt door Eva Besnyö, met uitzondering van de foto's op pp. 56, 82 en 96, die eigendom zijn van het Fotoarchief De Spaarnestad.

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(4)

1. Inleiding

Volgens een populaire visie was Nederland vroeger een land waar alles vijftig jaar later gebeurde. Revoluties gingen aan dat land voorbij. De vreugdeloze verering van gezag en fatsoen beheerste het sociale leven en zette een domper op uitingen van alle emoties. En toen ineens kwam in de jaren zestig een einde aan al die Oude Vormen en Gedachten ...

Dit beeld van de Grote Verandering vindt men terug in allerlei cultuuruitingen:

autobiografische motieven in literatuur, televisiedocumentaires, gesprekken op een reünie van een klas middelbare scholieren, advertenties, interviews met popartiesten, de retoriek van politieke sprekers op verkiezingstournee. De aard en de reikwijdte van de sociale veranderingen waarvan hier sprake is, worden verschillend beoordeeld.

Deze variatie in opvattingen wordt weerspiegeld in de terminologie waarmee de veranderingen werden aangeduid. Sommigen vergeleken die veranderingen met een

‘Culturele Revolutie’.11.Anderen hielden het op een belangrijke democratiseringsgolf.

Waardering klinkt door in omschrijvingen als ‘de toegenomen mondigheid’ van de mensen, ‘het einde van het regentendom’ en ‘de dekolonisatie van de burger’.2.

Wetenschapsbeoefenaren die zich (nogal spaarzaam en incidenteel) met het gebeurde hebben beziggehouden omschreven de ontwikkelingen soms breed en vaag als

‘emancipatie’, soms beperkter als ‘ontzuiling’ of ‘decentralisatie’. Bij deze verschillende benaderingen maakten zij zowel gebruik van vergaande beweringen als die van ‘een overgang van de representatieve naar de participerende democratie’

als van de minder ambitieuze hypothese over een ‘toename van permissiviteit’. De verklaringen die men aanvoert voor deze ontwikkelingen lopen eveneens sterk uiteen.

Soms werden de veranderingen in kwestie toegeschreven aan de penetratie in Nederland van de ‘American Way of Life’. Anderen waren van mening dat de veranderingen aangeven dat in Nederland maatschappelijke structuren die door produktie, consumptie en prestatie worden bepaald vervangen worden door minder dwingende organisatievormen van een ‘post-industriële maatschappij’.3.Een variant

(5)

10

hierop vormen de beschrijvingen die deze veranderingen vooral zagen als een historische afrekening met het calvinisme als het dominante cultuureigen van Nederland sinds de Hervorming. Van recenter tijd zijn de verklaringen die de verschijnselen waarvan hier sprake is typeren als een feminisering van onze cultuur.4.

De hierboven geschetste beschouwingen worden meestal gekarakteriseerd door een zeker vooruitgangsoptimisme. Dit optimisme wordt soms getemperd door min of meer stellige uitspraken waarvan de strekking is dat de Woelige Jaren Zestig gevolgd werden door de Matte Jaren Zeventig waarin berusting en behoudzucht, twijfel en cynisme hoogtij vieren.5.In het verlengde hiervan wordt gesproken van

‘het klimaat van de restauratie waarvan de ouverture nog maar nauwelijks is ingezet’.6.

Hoezeer ook al deze hierboven aangehaalde gedachten van elkaar verschillen wat betreft gewicht en kwaliteit van de publikaties waarin ze te vinden zijn, en ook wat betreft hun relevantie, reikwijdte en systematiek, ze ontlopen elkaar minder op het criterium van precisie.7.De mate van nauwkeurigheid die deze beschouwingen karakteriseert wordt misschien wel het beste summier aangeduid door het slot van een artikel in NRC Handelsblad, waarin de Nieuwe Tijden als volgt werden aangekondigd: ‘We leven in een interessante tijd. Na twee eeuwen staan we voor een Tweede Verlichting; een post-rationalisme; een neohumanisme wellicht. Met ruimte voor nieuwe waarden, welke die ook mogen zijn.’8.

De term ‘nieuwe waarden’ in dit citaat verwijst naar culturele veranderingen die in Nederland en vele andere landen hebben plaatsgevonden. Dat die veranderingen hebben plaatsgevonden is een duidelijke zaak. Waaruit die veranderingen precies bestaan, wanneer ze begonnen zijn en van welke sociale processen ze deel uitmaken zijn daarentegen vragen waarop tot nu toe min of meer interessante, maar overwegend speculatieve antwoorden voorhanden zijn.

Adviesrubrieken

In dit boek doen we verslag van een poging om veranderingen op het gebied van gevoel, gedrag en moraal gedurende de laatste veertig jaar in Nederland in kaart te brengen. Hoofd-

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(6)

materiaal bij dit onderzoek bestond uit ingezonden brieven over problemen en adviserende antwoorden, zoals die gepubliceerd werden van 1938 tot 1978 in het weekblad Margriet.

Sinds de oprichting van het blad in 1938 bevat Margriet een vaste, wekelijks afgedrukte rubriek: ‘Margriet Weet Raad’. In deze rubriek wordt antwoord gegeven op verschillende problemen die door brievenschrijvers aan de redactie worden voorgelegd.9.Onderwerpen die in de rubriek aan de orde komen variëren van liefdesverdriet tot gezinsmoeilijkheden, van etiquette-interpretaties tot juridische adviezen.

Dergelijke rubrieken komen in Nederland ook in andere bladen voor, bijvoorbeeld in Libelle, Viva, Club, Story. De rubrieken waarin voornamelijk zogeheten

‘levensproblemen’ aan de orde komen, dienen enerzijds onderscheiden te worden van correspondentierubrieken waarin lezers min of meer direct op de inhoud van hun blad ingaan, zoals die in zeer veel bladen bestaan, en anderzijds van

probleemrubrieken waarin advies wordt gevraagd van vaak zeer technische en door de beperkte opzet van het blad aangegeven aard, zoals de adviesrubrieken in De Consumentengids, in Na vijven en Autovisie, in Chick en Sextant. Rubrieken als

‘Margriet Weet Raad’ zijn niet beperkt tot Nederland. In Angelsaksische landen worden ze aangeduid met namen als ‘advice columns’, ‘agony columns’, ‘problem pages’, ‘lonely hearts’-rubrieken, ‘advice to lovelorn’, ‘first aid to wounded hearts’

of ‘Dear Abby’. De laatste benaming is ontleend aan de bekendste van die rubrieken, sinds 1956 geschreven door Abigail van Buren (pseudoniem van Morton Phillips).

Deze rubrieken vormen een vast onderdeel van veel kranten en tijdschriften in landen van de Derde Wereld (bijvoorbeeld de rubriek ‘Josephine’ van The Central African Mail in Zambia), en in de communistische landen (bijvoorbeeld in het Poolse blad Przyjaciólka). Ze worden overwegend afgedrukt in vrouwen- en gezinsbladen.10.

Het eerste historisch bekende vrouwenblad, opgericht in 1693 door de Engelse uitgever John Dunton (1659-1733), The Ladies' Mercury, was zelfs in zijn geheel gewijd aan ‘all the most nice and curious questions concerning love, marriage behaviour, dress and humour of the female sex, whether virgins, wives or widows’.

(White, 1970, p. 24) The Ladies' Mercury was bedoeld als een op de vrouw georiënteerd tweelingblad van de drie jaar eerder in 1690 begonnen The Athenian Mercury.

In zijn boek The Life and Errors of John Dunton, Late Citizen of

(7)

12

London (Written by Himself in Solitude) geeft Dunton een beschrijving van dit eerste

‘question paper’ dat een groot succes werd: ‘The project being surprizing and unthought of, we were immediately overloaded with letters, and sometimes I have found several hundreds for me at Mr. Smith's Coffee-House in Stock-market, where we usually met to consult matters’ (Dunton, 1974, p. 256); de redactie moest al spoedig met drie man uitgebreid worden. Ondanks concurrentie van de in het kielzog van hun succes opgerichte vergelijkbare tijdschriften werd het blad voortgezet tot het aantal gepubliceerde delen ‘swell'd to Twenty Vol. Folio’. Hieruit werden bloemlezingen samengesteld, of althans gepland.11.Publikaties als die van Dunton waren gericht op een klein deel van de bevolking van de landen waarin ze verschenen.

In de 18e eeuw bestond in Frankrijk, Engeland en Nederland een pleïade van publikaties gericht op mensen van betere stand. Het bestaan van die bladen was meestal even levendig als kortstondig. Dit laatste was echter in mindere mate het geval bij de in de 18e eeuw verschijnende ‘Spectatoren’, ‘Musea’, ‘Almanakken’,

‘Magazines’ en ‘Journals’ die op vrouwen uit betere kringen waren gericht. Vele van deze 18e-eeuwse vrouwenpublikaties hadden een adviesrubriek waarin op de door de lezers ingezonden problemen werd ingegaan op een zeer directe, levendige en vaak humoristische wijze. In de loop van de eerste helft van de 19e eeuw

veranderde de toon van de adviezen in de tijdschriften. De nadruk kwam steeds meer op deugd en ingetogenheid te liggen. Dit gold in ieder geval voor die bladen die net als vroeger op de ‘upper ten thousand’ van de bevolking waren gericht. Intussen kwamen er vanaf het midden van de 19e eeuw tijdschriften op de markt die op vrouwen uit de middenklasse waren afgestemd. Deze bladen hadden, in tegenstelling tot hun voorgangers uit de 18e eeuw, een lezerskring die niet meer uit enkele honderden of duizenden, maar uit tienduizenden bestond. De explosieve groei van vrouwenbladen begon tegen het einde van de 19e eeuw als gevolg van gelijktijdig optredende factoren als nieuwe drukprocédés, vermindering van analfabetisme, toegenomen belang van de advertentiemarkt, daling van papierprijzen. Het uitgeven van kranten en tijdschriften was, vooral in Amerika, een echte industrie geworden.

Vanuit die tijd begon de ‘problem page’, zowel in vrouwenbladen als in grote kranten van Engeland en Amerika, een onderdeel te vormen van de journalistieke ‘formule’.

In de inhoud van deze rubrieken is

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(8)

vooral in Engeland het optreden van het feminisme goed waar te nemen. Veelvuldig waren daarbij verzoeken van jonge vrouwen om informatie over

beroepsmogelijkheden, alsmede problemen die optraden bij pogingen van vrouwen en meisjes om zich gedeeltelijk te onttrekken aan de traditionele opeenvolging van afhankelijkheid van vader en van echtgenoot (White, 1970, pp. 85-86).12.Ook in Amerika werden de eerste adviesrubrieken gekenmerkt door een afwijzing van de traditionele opvattingen over de hulpeloze positie van de vrouw (Kane, 1952, pp.

60-61). De eerste adviesrubriek met een massaoplage werd door Dorothy Dix (Elizabeth Gilmer) vanaf 1896 geschreven in Picayune, een lokale krant in New Orleans (Kane, 1952, pp. 67 e.v.). Deze massaoplage werd overigens pas bereikt toen de rubriek overgenomen werd door een aantal kranten van het Hearst-Concern, waaronder de Journal uit New York. In de concurrentieslag om de snel groeiende markt voor kranten en tijdschriften (aan het einde van de 19e eeuw in Amerika vooral gevoerd tussen de concerns van William Randolph Hearst en Joseph Pulitzer) werden de populaire adviesrubrieken als wapen ingezet. De rubrieken van Dorothy Dix (die in 1901 voor de Journal ging werken tegen een salaris dat hoger was dan dat van de gouverneur van Louisiana), Beatrice Fairfax (Marie Manning) en Marion Harland (Laura Jean Libbey) werden een van de vele succesvolle journalistieke instituties waarmee Amerikaanse kranten en tijdschriften probeerden om nieuwe lezers te vinden onder miljoenen vrouwen, nieuwe immigranten en anderen die naar de grote steden van Amerika waren getrokken (Mott, 1950, pp. 598-602). Naast het geven van adviezen aan vertwijfelden, en het bieden van zowel ‘levensrichtlijnen’ als amusement aan de lezers, hadden vele van die rubrieken nog een andere functie (die, zoals in hoofdstuk 2 zal blijken, aanvankelijk ook voor ‘Margriet Weet Raad’ kenmerkend was): die van sociaal werk.13.

De ‘agony colomns’ in Amerika van rond de eeuwwisseling bevatten verder ook al bijna alle elementen die we in de geschiedenis van ‘Margriet Weet Raad’ zullen tegenkomen: nuchterheid en pathetiek, filosofische bespiegelingen en moraliserende waarschuwingen, troost in nood en aanmaning tot flinkheid, adviezen van deskundigen en moederlijke vermaningen, spot en medeleven. Een mengsel van deze elementen vinden wij ook nu nog in de adviesrubrieken van vrouwenbladen over de hele wereld.

Een vermenging van deze ele-

(9)

14

menten is ook karakteristiek voor de rest van de inhoud van vrouwenbladen, waarin het verschaffen van verstrooiing en van informatie naast elkaar bestaan. Korte verhalen en reportages over filmsterren en vorstenhuizen geven de lezer verstrooiing.14.Tot de informatieve dienstverlening behoren de praktische adviezen over kleutervoeding, kinderkwaaltjes, kookkunst, kleren en koopjes. In Margriet is deze informatie de laatste jaren

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(10)

uitgebreid met onderwerpen als knutselen, onderwijs en werk voor vrouwen.

Huishoudelijke adviezen, kookrecepten en informatie over naaien, breien en verstellen vormen in de eerste tien jaar van het bestaan van Margriet, aangevuld met informatie over ‘savoir vivre’ en etiquette, de overgrote meerderheid van de in

‘Margriet Weet Raad’ afgedrukte problemen en adviezen. In de daarop volgende jaren (einde van de jaren veertig, begin van de jaren vijftig) verdwijnen ‘praktische’

problemen geleidelijk uit de rubriek, het aandeel van vragen over ‘goed gedrag’ blijft bij benadering constant, terwijl vragen over gevoelsmoeilijkheden van algemene aard en de problematiek rond liefde, erotiek en seksualiteit de ruimte in gaan nemen die vroeger in de rubriek met praktische advisering werd gevuld. De veranderingen in de problemen en adviezen in ‘Margriet Weet Raad’ geven een boeiend beeld van culturele veranderingen zoals die zich in Nederland vooral na de Tweede

Wereldoorlog hebben voltrokken. Dit beeld vertoont overigens belangrijke hiaten.

Zo is bijvoorbeeld politiek in ‘Margriet Weet Raad’ niet te vinden. Eén keer vonden wij een verwijzing naar dit onderwerp: ‘Uw inzending komt niet voor plaatsing in aanmerking. Zoals U toch wel uit de hele toon, die ons blad beheerst kunt merken, doen wij niet aan politiek. Het propaganda voeren voor een of andere politieke stelling, laten wij gaarne over aan de dag- en weekbladen van verschillende richting.’

(1954)

Representativiteit

Een van de grote methodologische problemen bij bestudering van ‘Margriet Weet Raad’ vormt de vraag in hoeverre de ontwikkelingen die we in de brieven en antwoorden constateren, als representatief beschouwd kunnen worden voor de veranderingen in gevoel, gedrag en moraal in Nederland.

De problemen waarover mensen naar Margriet schrijven kunnen zeker niet zonder meer gezien worden als ‘de problemen die ze hebben’. Dezelfde mensen zullen andere problemen naar voren brengen, of hun problemen anders vertellen, wanneer ze zich richten tot hun dokter, een familielid of een maatschappelijk werker. De inhoud van de brieven moet gezien worden als datgene waarover mensen naar Margriét schrijven. Die inhoud wordt mede bepaald door de indruk die de lezers van de ru-

(11)

16

briek krijgen, van het soort problemen dat daarin aan de orde komt en van datgene wat Margriet voor de lezers vertegenwoordigt (een lieve moeder, een strenge tante, of een team van deskundigen).

Een tweede voorbehoud betreft het feit dat de veranderingen die we op basis van

‘Margriet Weet Raad’ beschrijven niet bij alle groepen in de Nederlandse samenleving op dezelfde wijze zijn verlopen. Tussen sociale klassen bestaan grote verschillen in normen en gedragspatronen. ‘De moraal’ van ‘Margriet Weet Raad’ maakt geen onderscheid tussen deze groepsspecifieke normen en waarden. De adviezen zijn gericht op een ‘breed maatschappelijk midden’ van ‘gewone mensen’ waartoe iedereen geacht wordt te behoren met uitzondering wellicht van de allerrijksten en degenen met een uitzonderlijk lage welstand.15.

Naast deze belangrijke algemene restricties bij de beschouwing van het materiaal moeten we bij de beantwoording van de vraag naar representativiteit twee vragen onderscheiden: wie zijn de schrijvers van brieven naar ‘Margriet Weet Raad’, en hoe was het redactiebeleid van de rubriek sinds de oprichting?

De brievenschrijvers

De mensen die schrijven aan ‘Margriet Weet Raad’ zijn, naar we kunnen aannemen, mensen die Margriet geregeld lezen. Die lezers vormen een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking. De oplage in 1977 was 724 000 exemplaren. Van 50 000 exemplaren in 1938 steeg de oplage in 1948 tot 100 000. Na fusie met Moeder en kind in 1948 werd dit 180 000. In 1950 groeide de oplage als gevolg van een grootscheepse ledenwerfactie tot 570 595 exemplaren.16.De stijging was minder stormachtig in de daarop volgende tijd. Piekjaren waren 1968 en 1969 met een oplage van 780 000, daarna trad een daling in tot 645 000 (1974), die weer gevolgd werd door een stijgende lijn.17.Wekelijks komt Margriet bijna de helft van de Nederlandse vrouwen onder ogen.18.Gegevens over het lezerspubliek van Margriet zijn pas vanaf 1961 beschikbaar. De lezers vormen een populatie waarvan de verdeling op

belangrijke kenmerken zoals welstand, regionale spreiding, urbanisatie, kerkelijke gezindheid en leeftijd19., nagenoeg overeenkomt met die van de Nederlandse bevolking als geheel.

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(12)

Tabel 1. Vergelijking welstand20.lezerskring Margriet - Nederlandse bevolking 1961.

in alle gezinnen in Nederland

in alle Margriet-gezinnen Het gezinshoofd behoort

tot:

10%

9%

A/B de welgestelden

29%

31%

C de middengroep

45%

47%

D1de minder welgestelden

16%

13%

D2de minst welgestelden

De cijfers over andere jaren laten ongeveer hetzelfde beeld zien.21.De gegevens over de kerkelijke gezindheid van het lezerspubliek van Margriet zijn weergegeven in tabel 2.

Tabel 2. Vergelijking kerkelijke gezindte lezerskring Margriet - Nederlandse bevolking 1961.22.

in alle gezinnen in Nederland

in alle Margriet-gezinnen Het gezinshoofd is:

31%

34%

Nederlands-hervormd

33%

30%

Rooms-katholiek

10%

8%

Gereformeerd

4%

4%

Andere richting

21%

23%

Geen kerkelijke gezindte

Gegevens over de mensen die ingezonden brieven sturen ontbreken. Er is nooit bij Margriet onderzoek verricht naar de sociale herkomst van de brievenschrijvers. Onze indruk bij lezing van de originelen van brieven, alsmede de indruk van vroegere en huidige redactieleden die we deze vraag voorlegden, is dat het schrijverspubliek naar kenmerken als welstand, leeftijd, kerkelijke gezindheid en woonplaats niet afwijkt van het lezerspubliek, misschien met uitzondering van de laagst opgeleiden (deze zijn al, zij het in geringe mate, ondervertegenwoordigd in het lezerspubliek van Margriet).23.

(13)

18

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(14)

gestuurd worden verschijnt in het blad.24.De overige brieven worden - voor zover geadresseerd - persoonlijk beantwoord. Het is mede daarom belangrijk om na te gaan hoe de redactie van ‘Margriet Weet Raad’ werkte, hoe ze was samengesteld, en wat voor beleid ze voerde.

Het redactiebeleid heeft niet alleen tot gevolg dat bepaalde problemen die door de lezers worden opgestuurd niet afgedrukt worden. Sommige problemen zullen als gevolg van het gevoerde beleid ook niet opgestuurd worden omdat de lezers dergelijke brieven niet in de rubriek vinden, en hun moeilijkheden daarom niet ervaren als probleem waarover men naar Margriet kan schrijven.25.Deze indirecte invloed van het redactiebeleid op de inhoud van de rubriek valt moeilijker te achterhalen dan de directe selectie van ingezonden brieven. Problemen worden, zo werd ons verteld, voor plaatsing gekozen omdat ze naar de mening van de ‘Margriet Weet

Raad’-redactie onder een groot aantal mensen ‘leven’. Als tweede argument voor selectie geldt de overweging dat de rubriek afwisselend moet zijn en het nummer van Margriet als geheel niet te somber mag uitvallen. Even belangrijk als de ideeën over wat wél aan de orde moet komen zijn in dit verband de opvattingen over wat niét gepast is in ‘Margriet Weet Raad’. Vergelijking van binnengekomen en geplaatste brieven over de jaren heen zou uitsluitsel kunnen geven wat betreft dit aspect van de selectie. Zo'n vergelijking bleek onuitvoerbaar omdat de oorspronkelijke brieven niet meer voorhanden zijn. We moeten hier volstaan met de informatie die ons door verschillende redactrices van ‘Margriet Weet Raad’ op onze vragen werd verstrekt.

Over het jaar 1977 beschikken we over betere gegevens aangaande het redactiebeleid.

Niet alleen konden we gedurende dat jaar inzage krijgen in de binnengekomen brieven, we woonden ook de vergaderingen bij van de adviesstaf van ‘Margriet Weet Raad’.

Gedurende die zeswekelijkse bijeenkomsten werden de antwoorden besproken op brieven die gekozen zijn als ‘probleem van de week’.

In het huidige redactiebeleid probeert men, naar onze indruk, twee verlangens te verenigen: aan de ene kant de wens om een soort ‘voorhoede’ te zijn inzake kwesties rond vrouwenemancipatie en het doorbreken van taboes, aan de andere kant de noodzaak - mede uit vrees om lezers en adverteerders te verliezen - om de inhoud van het blad af te stemmen op een zo groot mogelijk deel van de Nederlandse bevolking26.; dat

(15)

20

laatste noopt tot voorzichtigheid met het afdrukken van die informatie en meningen waar een groot aantal mensen aanstoot aan zou kunnen nemen.

De wens om een ‘voorhoede’-rol te vervullen was ook kenmerkend voor het beleid van de eerste redactrice van ‘Margriet Weet Raad’, mevrouw van Eysden. Haar speelruimte was overigens kleiner dan die van latere redactrices, omdat tijdens haar

‘bewind’ directe censuur en de daaruit voortvloeiende zelfcensuur geen zeldzaam verschijnsel was. Naar haar zeggen werd ze, zoals in hoofdstuk 2 zal worden beschreven, herhaaldelijk op de vingers getikt omdat ze brieven plaatste over driehoeksverhoudingen en ongehuwde moeders. Een dergelijk ontbreken van onafhankelijkheid behoorde overigens ook in andere Nederlandse massamedia tot het midden van de jaren zestig niet tot de zeldzaamheden.27.

Hoewel Margriet zich niet speciaal richtte op katholieke lezers was het in de beginjaren ons inziens wel een christelijke moraal die richtlijn was voor de adviezen en ook herhaalde malen leidde tot bemoeienis van de (katholieke) uitgever met de inhoud van ‘Margriet Weet Raad’.

Margriet wordt uitgegeven door de Geïllustreerde Pers, die deel uitmaakt van het uitgeversconcern VNU. Verschillende uitgeverijen waaruit het VNU in 1964 is ontstaan, droegen in het verleden een duidelijk katholiek stempel, en hebben dit image van ‘roomsheid’ bij een deel van de publieke opinie tot aan de huidige dag behouden.28.Dit geldt ook voor het Cebemaconcern dat tot de fusie met De Spaarnestad in 1964 de uitgever was van Margriet.

De redactie van Margriet was tot 1948 volledig katholiek. Maar het blad zelf was op een ‘neutrale’ basis opgezet om ook nietkatholieke lezers te bereiken.29.

De ‘kleine Margriet’ uit de begintijd vormde een bijdrage voor de vrouw van het

‘neutrale’ geïllustreerde tijdschrift De Week in Beeld. Als zodanig moest die uitgave een niet-verzuild equivalent vormen van de eveneens in 1938 begonnen uitgave van het vrouwenblad Beatrijs bij de Spaarnestad, dat zich, evenals de bij die

laatstgenoemde uitgeverij verschijnende Katholieke Illustratie, expliciet op het katholieke bevolkingsdeel richtte. Voor zover onze gegevens reiken - en dat is vanaf 1961 - waren, zoals uit hiervoor aangehaalde gegevens blijkt, de katholieken zelfs enigszins ondervertegenwoordigd in het lezersbestand van Margriet. Dit gegeven is trouwens niet zo verwonderlijk gezien

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(16)

het uitsluitend katholieke karakter van andere bladen. In 1948 kwam er - als gevolg van een fusie tussen Margriet en het blad Moeder en Kind - een einde aan de exclusief katholieke samenstelling van de redactie, maar het feit dat de redactie, ook na 1948, voorlopig overwegend katholiek bleef, had ongetwijfeld, hoewel misschien onbedoeld, invloed op de inhoud van het blad. Die invloed is onder meer af te lezen aan

uitdrukkingen als ‘apostelwerk’ of ‘het heilige van de huwelijksband’, die tot het begin van de jaren zestig in ‘Margriet Weet Raad’ geregeld voorkwamen. Desondanks zijn we van mening dat de moraal van de rubriek misschien niet zozeer als katholiek maar eerder als ‘algemeen niet-verzuild christelijk’ moet worden getypeerd, in overeenstemming met de markt waarop het blad zich richtte. Deze zienswijze baseren wij niet alleen op deze ‘markt’-overwegingen, maar ook op gesprekken met de redactieleden van ‘toen’ en op een bestudering van de inhoud van ‘Margriet Weet Raad’ vanuit de veronderstelling dat in die rubriek vroeger een specifiek katholieke moraal zou zijn gepropageerd.

Van directe bemoeienis ‘van boven’ met de inhoud van de rubriek was na de jaren vijftig, naar men ons verzekerde, geen sprake meer. Daarmee waren echter niet de beperkingen verdwenen die de redactie zichzelf oplegde. Zowel mevrouw van Eysden als haar opvolgster hadden bijvoorbeeld grote moeite met brieven waarin seksualiteit aan de orde kwam. De adviezen in ‘Margriet Weet Raad’ kregen hierdoor na het midden van de jaren zestig een toon die door de rest van de Margriet-redactie als

‘ouderwets’ werd ervaren. Dit leidde in 1968 tot het besluit om de redactie van de rubriek voortaan niet meer aan één persoon over te laten. De instelling van een team van deskundigen dat vanaf die tijd belast werd met het formuleren van toonaangevende adviezen30.kan beschouwd worden als een fase in de professionalisering van de hulpverlening in ‘Margriet Weet Raad’. (Deze professionalisering heeft zich op het gehele terrein van de psychosociale hulpverlening in Nederland voorgedaan.) Dit proces waarbij ‘Margriet’ steeds minder een moederfiguur werd en steeds meer een

‘deskundige’ was overigens al veel eerder begonnen met het incidenteel inschakelen van psychologen, sociale werkers, opvoedkundigen (Sis Heyster) en juristen bij het formuleren van adviezen. De omslag in adviezen eind jaren zestig weerspiegelt ons inziens voor een groot deel deze veranderingen in redactie en

(17)

22

redactiebeleid. Het feit dat het redactiebeleid veranderde maakt natuurlijk deel uit van de algemene ontwikkelingen die we in dit boek beschrijven, maar de

verschuivingen in het redactiebeleid zijn waarschijnlijk meer uitgesproken geweest en zijn verder gegaan dan de veranderingen in gevoel, gedrag en moraal bij grote delen van de Nederlandse bevolking. Het is goed mogelijk dat de huidige redactie een progressiever deel van de bevolking vertegenwoordigt dan vroeger het geval was.31.

Werkwijze

Bij een beschouwing van de vraag in hoeverre onze weergave van verschuivingen in ‘Margriet Weet Raad’ representatief is voor de culturele veranderingen in Nederland moeten we ook de mogelijkheid overwegen dat onze selectie van problemen en adviezen een vertekening van de ontwikkelingen met zich mee kan brengen. Het feit dat we bij ons onderzoek nauwelijks enige aandacht schenken aan praktische huishoudelijke tips is een beperking die niet tot vertekening van het beeld van veranderingen in gevoel, gedrag en moraal hoeft te leiden. Wij kunnen dit met minder zekerheid zeggen over de theoretische visie die ons onderzoek heeft beïnvloed.

Directe inspiratiebron van ons onderzoek was het hoofdwerk van de socioloog Norbert Elias Ueber den Prozess der Zivilisation. In dit boek wordt beschreven hoe zich in West-Europa vanaf de Middeleeuwen een ‘beschavingsproces’ voltrokken heeft, in de loop waarvan de manier waarop mensen hun affecten beheersen is veranderd. De zelfbeheersing zou groter, gelijkmatiger en vanzelfsprekender zijn geworden. De veranderingen in de wijze waarop mensen met hun gevoelens omgingen wordt door Elias in verband gebracht met het proces van staatsvorming en

geweldsmonopolisering. Psychische processen worden in het werk van Elias gezien als nauw verweven met sociale processen. Beheersing van eigen emoties en driften hangt samen met de afhankelijkheden tussen mensen.

Deze ideeën waren ook leidraad bij ons onderzoek. Dit bepaalde natuurlijk mede datgene wat wij in ‘Margriet Weet Raad’ interessant vonden, datgene waar we naar zochten en datgene wat we buiten beschouwing lieten.32.

Ook de keuze van ons materiaal was geïnspireerd door Ueber den Prozess der Zivilisation. Als bron voor zijn beschrijving

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(18)

van veranderende gedragsstandaarden gebruikte Elias etiquetteboeken. Onbekendheid met het publiek dat heden ten dage deze handleidingen voor goede manieren raadpleegt deed ons omzien naar andere geschriften die de functie van etiquetteboeken hebben overgenomen: de adviesrubrieken in massatijdschriften zijn een belangrijke nieuwe bron waaraan gedragsvoorschriften kunnen worden ontleend.

Wij kozen Margriet omdat dit het grootste vrouwenblad is, en omdat de lezers een populatie vormen waarvan de verdeling, zoals gezegd, op belangrijke kenmerken nagenoeg overeenkomt met die van de Nederlandse bevolking als geheel.

De volgende jaargangen van ‘Margriet Weet Raad’ werden door ons volledig doorgenomen: 1942, 1946, 1950, 1954, 1958, 1962, 1966, 1970, 1974, 1977. In het oprichtingsjaar 1938 verschenen slechts enkele nummers van de rubriek onder de titel: ‘Margrietje weet raad’. De enige aflevering die we konden achterhalen had geheel betrekking op tips van huishoudelijke aard. Van andere jaargangen namen we telkens kleine steekproeven om te zien of geen plotselinge veranderingen in omvang en inhoud van de rubriek zich tussen de door ons volledig doorgenomen jaargangen hadden voorgedaan. Jaargang 1940 namen we globaal door om te zien of het begin van de bezetting invloed had op de aard van de problemen en adviezen die in de rubriek werden gegeven. Jaargangen 1967, 1968, 1969 en 1971 werden doorgenomen om te onderzoeken of in het tijdperk 1966-1971 opvallende of plotselinge verschuivingen in de adviezen zijn opgetreden. Het totale aantal problemen dat we bestudeerd hebben bedroeg ongeveer 5000.

Om achtergrondinformatie te krijgen over werkwijze en beleid van de verschillende redacties van ‘Margriet Weet Raad’ hadden we uitvoerige gesprekken met

redactieleden van vroeger en nu. Gedurende het jaar 1977 waren wij aanwezig bij de vergaderingen van de adviesstaf van ‘Margriet Weet Raad’. Gedurende die zeswekelijkse bijeenkomsten werden enige brieven besproken die gekozen waren voor plaatsing als ‘probleem van de week’. Tijdens die bijeenkomsten werd discussie gevoerd over de algemene strekking van de te geven adviezen.33.

De basisstof van ons onderzoek - de inhoud van de rubriek ‘Margiet Weet Raad’

- kan beschouwd worden als een verzameling bewerkte ‘documents humains’. Het onderzoeken van dergelijke ‘documents humains’ is in sociaal-wetenschappelijk

(19)

24

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(20)

onderzoek verre van onbekend. Eén van de klassieke werken uit de sociologie, The Polish Peasant in Europe and America van W.I. Thomas en F. Znaniecki, had als basismateriaal 763 brieven tussen Poolse emigranten in Amerika en hun in Polen achtergebleven familieleden. Recente voorbeelden van dergelijk onderzoek in Nederland zijn een onderzoek van 4000 brieven die Mies Bouman en de VARA ontvingen naar aanleiding van het programma ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’ (dit onderzoek werd verricht door Daudt en Sijes), een onderzoek van 500 brieven ontvangen door de VARA naar aanleiding van een uitzending van ‘Achter het Nieuws’ over oorlogsmisdaden gepleegd tijdens de politionele acties door het Nederlandse leger (het onderzoek werd verricht door medewerkers van het Psychologisch Laboratorium van de Universiteit van Amsterdam), en een analyse van 2000 brieven die enkele Nederlandse politici (1600 van deze brieven waren gericht aan de toenmalige minister an Justitie Van Agt) hebben ontvangen naar aanleiding van de abortuskwestie.34.35.

Alle hierboven aangehaalde onderzoeken zijn voorbeelden van ‘kwalitatieve’

inhoudsanalyse. Ook de wijze waarop wij ons materiaal onderzocht hebben was overwegend kwalitatief.36.Onze eerste onderzoeksactiviteiten waren echter kwantitatief van aard. We categoriseerden twee jaargangen van ‘Margriet Weet Raad’ - 1954 en 1974 - en trachtten zo een cijfermatig beeld te krijgen van de verschuivingen in problemen en antwoorden.37.Daarbij bleek dat van datgene wat voor ons interessant was - woordkeuze, formuleringen, dat wat ongezegd bleef - zeer veel in dit

kwantitatieve overzicht verloren ging. Een veel grotere vertrouwdheid met het materiaal leek ons nodig voordat we zinnige categorieën zouden kunnen opstellen en bruikbare operationaliseringen formuleren. Mede daarom besloten we voorlopig van een kwantitatieve inhoudsanalyse af te zien.38.

Eindnoten:

1. BijvoorbeeldKOOY, 1975, p. 122; ofHOFLAND, 1972, pp. 209-211.

2. De uitdrukking ‘de dekolonisatie van de burger’ werd, samen met de uitdrukking ‘de emancipatie van het deelbelang’, doorH.J.A.HOFLANDingevoerd om de politieke veranderingen in Nederland van de jaren zestig te omschrijven.

3. Verschillende versies van deze gedachte vindt men terug in de werken van, overigens zeer uiteenlopende, auteurs alsROEL VAN DUYN,CHARLES REICHenTHEODORE ROSZAK.

(21)

8. W.F.HAAK, ‘Voorspel tot Tweede Verlichting’, NRC Handelsblad, 4 januari 1978.

9. Naast deze rubriek beschikt Margriet sinds oktober 1972 over een andere mogelijkheid om advies in te winnen bij problemen: de Vertrouwenstelefoon, waar ruim 200 mensen maandelijks gebruik van maken.

10. Veel van deze rubrieken hebben overigens een andere toon dan ‘Margriet Weet Raad’. ‘Dear Abby’, ‘Josephine’ en ‘Ask Henry’ worden gekenmerkt door korte, ironische adviezen. Een dergelijke benadering kon men een tijdlang in Margriet vinden in de adviesrubriek voor jongeren,

‘Kanaal 20’.

11. Hier volgt Duntons beschrijving van een plan tot een driedelige bloemlezing uit Athenian Mercury: ‘Athenae Redivivae: Or, The New Philosophic, and Miscellaneous Oracle, ... where we shall entirely throw off the rules and the Pedantry of the Old Way, and think of a New, both for the World and ourselves’; het volgende deel zal heten ‘Athenae Redivivae: Or, the Divine Oracle, and to be a Directory for Tender Consciences, and contain all the uncommon Cases proposed by Persons under Trouble of Mind’; en als laatste deel ‘The Athenae Redivivae: Or, The Secret Oracle, which is to Answer the nicer Questions that relate to carnal and Spiritual Copulation, and which were privately sent to the Athenian Society, by the Mask'd Ladies, and Town-Sparks. However the Nature of this Third Volume may appear, we shall take such a modest Care of it, that not the least Blemish of Obscenity and Smut shall pass us.’JOHN DUNTON, 1974 (1705), pp. 263-264.

12. Het merendeel van de gegevens over de geschiedenis van vrouwenbladen in Engeland hebben we ontleend aanWHITE, 1970.

13. De adviesrubriek van Marion Harland van de Tribune uit Chicago kreeg in de twee jaar na het begin in 1900 vijftigduizend brieven waarin om advies werd gevraagd. De sociale functie van de rubriek wordt als volgt beschreven: ‘It is a department through which a great exchange is conducted reaching from coast to coast. Actually hundreds of old trusses, abdominal belts, invalid chairs, and crutches, as well as other articles discarded by those who no longer need them, have been sent to those who do, and not only have a dozen encyclopedia's been given to those who need them but half a dozen typewriters and one piano have found places where they would be of real value. Over a dozen orphans have found homes through her efforts. Mrs.

Harland has three secretaries and together they sort the applications from those who want and the offers who have and use their best efforts that the helping hand shall be extended to those deserving. Queer work the old-time editor would think. But it is real work.’ Dit citaat en andere informatie over de sociale functie van de adviesrubrieken in Amerika van rond de eeuwwisseling is te vinden inLEE, 1923, pp. 392-394.

14. In Margriet worden in de laatste jaren ook korte verhalen geplaatst die verstrooiing bieden op een minder sentimenteel-zoetelijke wijze dan in het verleden bij dit genre gebruikelijk was. Een analyse van een halve jaargang korte verhalen in Margriet van 1977 vindt men inANBEEK, 1978.

15. Een aanzet tot een analyse van geïllustreerde bladen waarbij verschillen in sociale kenmerken van het lezerspubliek vergeleken worden met de inhoud van die bladen is te vinden inMUSKENS, 1977.

16. ‘Huis-aan-huis in heel Nederland werd van 4 t/m 9 september 1950 door de posterijen een folder verspreid: “DA'S PRACHTIG,...ALLEMAAL VOOR U”. De omvang vanMARGRIETwerd tot 64 pagina's uitgebreid en inMARGRIETwerd een prijsvraag gepubliceerd: “LAAT BLOEMEN SPREKEN”. Nieuwe abonnees ontvingen naar keuze: eenSOLACOUVERT(lepel en vork) of een

THEELEPEL.’

(Uit interne correspondentie bij de Geïllustreerde Pers, 23 - 2-78)

17. Deze, en ook enkele andere hieronder weergegeven resultaten van lezerskringonderzoeken zijn afkomstig vanE.VISSER, hoofd van de marketingafdeling van Margriet.

18. Volgens de gegevens uit 1977 lazen 46,3% van de Nederlandse vrouwen (van 13 jaar en ouder) Margriet. In 1975 lag dat getal iets lager; toen waren 40% van de vrouwen en 21% van de mannen in Nederland lezers van Margriet.

19. Vergelijking leeftijd Margriet-lezers - Nederlandse gezinnen 1961:

In alle Nederlandse gezinnen:

In alle

Margrietgezinnen:

Leeftijd gezinshoofd:

19%

20%

<35

36%

39%

35-49

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(22)

Het lezerspubliek van Margriet ‘verjongt’ de laatste jaren: de leeftijdsgroep < 35 is iets oververtegenwoordigd (mededeling vanE.VISSER).

20. Voor de indeling in de 4 welstandsklassen werd door de enquêteurs een beoordeling gemaakt aan de hand van de volgende punten: het beroep van het gezinshoofd, de inrichting van de woning, de opleiding en het beroep van de kinderen, en de algemene indruk die de ondervraagde qua milieu maakte.

Een globale omschrijving van de 4 groepen kan als volgt worden weergegeven:

‘AB. de welgestelden: hieronder vallen directeuren van grote ondernemingen, het merendeel van de zelfstandige beoefenaren van vrije beroepen, staffunctionarissen, hoge ambtenaren, hereboeren e.d.C. de middengroep: hieronder vallen o.a. directeuren van middelgrote en kleine ondernemingen, de middenstand voorzover niet vallend onder het begrip “kleine middenstand”, alsmede ambtenaren en kantoorpersoneel in hogere- en middenposities.

D1. de minder welgestelden: deze groep omvat o.a. de kleine middenstand, lagere ambtenaren en lager kantoorpersoneel, alsmede de geschoolde arbeiders.

D2. de minst welgestelden: hieronder vallen o.a. de ongeschoolde arbeiders en de niet-werkenden, die naast AOW of klein pensioen weinig of geen andere bronnen van inkomsten hebben.’

(Uit: Lezerskringonderzoek Margriet, De Geïllustreerde Pers, Amsterdam 1962)

21. Vergelijking welstand lezerskring Margriet - Nederlandse bevolking: zie de tabellen op blz.

132.

22. In de latere NOP-onderzoeken zijn vragen opgenomen over kerkelijke gezindheid. Ze zijn echter niet ‘uitgedraaid’, omdat men op basis van andere gegevens ervan overtuigd was dat ook wat betreft de verdeling naar kerkelijke gezindheid de lezerskring van Margriet overeenkomt met de Nederlandse bevolking (mededeling vanE.VISSER).

Neder- landse mannen:

Neder- landse vrouwen:

Margriet- lezers:

Margriet- leze- ressen:

Wel- stands- klasse:

Indeling in 1961:

11%

10%

10,4%

9,7%

A A/B

12%

12%

11,7%

12,5%

{B1 C

22%

22%

24,0%

24,1%

{B2 C

40%

41%

40,0%

41,5%

C D1

16%

15%

13,8%

12,2%

D D2

Vergelijking lezerskring Margriet - Nederlandse bevolking 1975:

Nederlandse mannen:

Nederlandse vrouwen:

Margriet- lezers:

Margriet- lezeressen:

Welstands- klasse

11%

9%

8,7%

8,6%

A

13%

14%

13,9%

13,5%

B1

20%

22%

22%

24,6%

B2

(23)

als Amerika, West-Duitsland, Rusland en China. De conclusie van deze vergelijking is dat stedelingen onder de brievenschrijvers oververtegenwoordigd zijn, alsmede (in Amerika en Duitsland) mensen met een hogere opleiding.

24. De brieven die voor plaatsing zijn gekozen worden bekort weergegeven, op grammaticale fouten, spelfouten en idiosyncratisch taalgebruik ‘gezuiverd’, en ontdaan van alle elementen die de auteur herkenbaar zouden kunnen maken. Een deel van de ‘levensechtheid’ gaat hierbij zeker verloren, er vindt een zekere vervlakking plaats van de intensiteit waarmee de in de oorspronkelijke documenten aanwezige gevoelens als angst, vijandigheid, vervreemding, verlangen, wanhoop, schaamte, extase, enz. worden weergegeven. Sommige schrijnende details over gebeurtenissen die op deze wijze beschreven worden, ver- dwijnen eveneens uit de tekst die uiteindelijk in Margriet wordt afgedrukt.

25. Dit wil overigens niet zeggen dat de inhoud van adviesrubrieken uitsluitend bepaald zou worden door een vooropgezette redactionele ‘formule’. Zo werd ‘Margriet Weet Raad’ aanvankelijk opgezet ter bespreking van huishoudelijke zaken. Onder druk van de steeds groter wordende stroom van brieven over ‘levensproblemen’ veranderde de rubriek van inhoud (zie hoofdstuk 2). Dezelfde koersverandering vond plaats in de beginperiode van de rubriek van Dorothy Dix (KANE, 1952, p. 67 e.v.).

26. De uiteenlopende doelstellingen kan men ook terugvinden in het redactiestatuut van Margriet (1 november 1977):

Margriet beoogt te voldoen aan de behoefte van de lezers aan ontspanning, nieuws, informatie en meningsvorming.

Door haar verbale en visuele toegankelijkheid levert zij een belangrijke bijdrage tot persoonlijk welzijn en voortgaande ontwikkeling. (...) Voor Margriet geldt daarbij de noodzaak te streven naar een zodanig financieel resultaat, dat de continuïteit ervan, ter wille van alle in deze considerans beschreven functies, is verzekerd. (Uit:CONSIDERANS, 1.1.)

a. Margriet dient te zijn een bron van betrouwbare informatie en ontspanning voor iedere vrouw, ongeacht haar plaats en primaire functie in de samenleving. Daarbij wordt uitgegaan van het gegeven dat het grootste percentage lezeressen gezinsverantwoordelijkheid draagt. (...) e. Uit de redactionele doelstellingen (...) vloeit een positief advertentieklimaat voort. Het betekent eveneens dat advertenties die negatieve, discriminerende of stigmatiserende associaties oproepen, de redactionele invloedssfeer aanzienlijk verstoren en dus dienen te worden vermeden. (Uit:

De Formule)

27. LIJPHART, 1976, pp. 137-141; enHOFLAND, 1972, pp. 96-127.

28. Zo wordt in Vrij Nederland op de pagina ‘Achterop’ van 4 maart 1978 de fotograaf Peter Dicampos als volgt geciteerd: ‘De VNU is toch een rechtse rooms-katholieke

commissarissentroep?’

29. Een redactrice uit die tijd beschreef dit beleid als volgt: ‘Voor de katholieke lezers tekenden ze schouderbandjes en rouches bij de décolleté's; voor de niet-katholieke abonnees retoucheerden ze de kruisjes weg bij de foto's.’ Een andere redactrice van toen gaf ons de volgende voorbeelden van onderwerpen die toen in Margriet taboe waren: foto's van nonnen, paters en de paus, woorden als baarmoeder en ongehuwde moeder, beschrijving van de betekenis van feesten als Pasen.

30. Een voorloper van dit adviesteam was het in 1961 begonnen ‘Vierstemmig akkoord’, waarin een dominee, een rabbijn, een pater en een bekend echtpaar hun mening gaven over een actueel onderwerp. De ‘oecumenische’ samenstelling was ook kenmerkend voor het eerste adviesteam bij ‘Margriet Weet Raad’. Thans (1978) maakt nog slechts één geestelijke deel uit van het adviesteam. De grondslag waarop het team is samengesteld verschoof van religie naar beroep op het gebied van de psychosociale hulpverlening.

31. Over het huidige redactiebeleid merktTON ANBEEK(1978) op dat Margriet waarschijnlijk bewust progressiever is dan zijn lezers.

32. Aanvankelijk hebben we getracht een antwoord te vinden op de vraag of de door ons

geconstateerde ‘versoepeling van regels’ gezien moet worden als een voortzetting van het door

ELIASbeschreven beschavingsproces, of eerder als een richtingsverandering van dat proces.

Men kan immers stellen dat het minder strikt worden van de gedragsgeboden en -verboden tot een geringere mate van(zelf)beheersing leidt. Ook kan, omgekeerd, beweerd worden dat vermindering van restricties juist een grotere mate van beheersing vereist. In antwoord hierop werkte de Nederlandse socioloogWOUTERSde laatste interpretatie op uitvoerige en genuanceerde wijze uit. Omdat voortzetting van deze discussie - ook in ruimere kring - niet tot uitsluitsel

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(24)

33. Deze manier van materiaal verzamelen wordt in sociaal-wetenschappelijke literatuur omschreven als participerende observatie. Het participerende was aanvankelijk helemaal niet onze bedoeling:

we wilden ons beperken tot waarneming van het gevoerde beleid ten aanzien van de rubriek.

Deze rol bleek onhoudbaar, omdat ons telkens onze mening werd gevraagd over elk probleem.

Dit plaatste ons voor een groot dilemma: het geven van onze mening zou met zich mee kunnen brengen dat we gedeeltelijk ons eigen onderzoeksmateriaal zouden creëren. Zwijgen zou echter, zo vreesden we, de redactieleden het gevoel kunnen geven dat wij ‘pottekijkers’ waren, hetgeen de normale gang van zaken bij deze bijeenkomsten zou kunnen beinvloeden. Uiteindelijk besloten we om, indien onze mening op essentiële punten afweek van de mening van anderen, deze mening voor ons te houden.

34. Het onderzoek werd verricht doorL.BRUNT, aan wiens verslag wij ook de andere bovengenoemde onderzoeksvoorbeelden hebben ontleend.

35. Brieven hoeven natuurlijk niet het enige materiaal te zijn bij dergelijke studies. Als ‘documents humains’ bij sociologisch en psychologisch onderzoek hebben andere objecten gediend als eenheid van onderzoek: dagboeken, uitgetypte teksten van gesprekken tussen cliënt en therapeut bij een psychotherapeutische zitting, processen-verbaal van de politie, opgeschreven

droominhouden. Een bijzonder dankbare verzameling objecten voor sociologisch onderzoek wordt gevormd door gedrukte en op geluidsband of beeldband opgenomen teksten, die tot doel hebben mensen informatie te verschaffen, verstrooiing te bieden of voor een standpunt te winnen.

Op deze wijze worden in Amerika sinds veertig jaar onderzoekingen verricht naar de inhoud van tijdschriften, dagbladen, films, radio en tv-uitzendingen. Twee vragen stonden aan het begin van dit soort onderzoekingen centraal. Ten eerste vroeg men zich af wat de invloed was van de massamedia op de gedachten en het gedrag van mensen. Een voorbeeld van zo'n onderzoek was Radio Listening in America doorPAUL LAZARSFELD. In de tweede plaats werd onderzoek gedaan naar de inhoud van massamedia omdat deze een ‘spiegel’ zouden zijn van de samenleving waarin ze functioneren. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van de Duits-Amerikaanse socioloogLÖWENTHAL, die in een in 1943 gepubliceerde studie, Biographies in Popular Magazines, culturele veranderingen in Amerika tussen 1901 en 1941 onderzocht door te turven wat voor beroepen mensen hadden, wier biografische gegevens gedurende die veertig jaar waren verschenen in een drietal Amerikaanse bladen. Het onderzoek vanLÖWENTHALis een voorbeeld van een methode van sociaal-wetenschappelijk onderzoek die onder de naam inhoudsanalyse bekend staat. Deze methode is uit historisch onderzoek reeds lang bekend. Daar werd het voornamelijk in kwalitatieve zin toegepast, ongeveer op de wijze zoals die in de weergave van ons ‘Margriet Weet Raad’ materiaal in hoofdstuk 3 van dit boek te vinden is.

36. Vele auteurs gebruiken de term ‘inhoudsanalyse’ om een louter kwantitatieve onderzoekstechniek mee aan te duiden. Zo definieertBERELSONinhoudsanalyse als ‘a research technique for the objective, systematic and quantitative description of the manifest content of communication’

(geciteerd inSTONEe.a., 1966, p. 11). Wij hebben de term inhoudsanalyse in een ruimere betekenis gehanteerd.

37. In 1954 hadden 73 behandelde inzendingen betrekking op liefdesproblemen voor het huwelijk.

De categorieën die we hierbij onderscheidden waren: ‘geen partner’, ‘hofmakerij’,

‘verleid-verlaten: bedrogen’, ‘keuze tussen meerdere partners’, ‘seksualiteit voor het huwelijk’,

‘verliefd op een “bezette” persoon’, ‘verdwijnen van liefde’. In 1974 gingen 29 opgenomen brieven over deze problemen. In percentages van de totale hoeveelheid inzendingen gaat het om vergelijkbare grootheden, resp. 16% en 14,5%. Opmerkelijk is echter dat de categorie

(25)

Opvallend is de belangrijke plaats in het geheel van inzendingen die ingenomen wordt door problemen rond de verhoudingen binnen het gezin. Wanneer we afzien van informatie- en correspondentie-elementen van de rubriek, dan besloegen deze problemen in 1954 iets minder dan de helft van alle geplaatste brieven, en in 1974 zelfs meer dan de helft. 37 van de 64 categorieën die we op grond van het materiaal hadden ingevoerd, betroffen problemen binnen het gezin.

38. Een kwantitatieve analyse heeft echter boven de kwalitatieve een aantal duidelijke voordelen.

Een kwantitatief onderzoek is gemakkelijk herhaalbaar, de werkwijze is direct te controleren en de resultaten kunnen heel precies worden aangegeven. Maar de kwantitatieve aanpak vertoont veelal ook een aantal belangrijke gebreken. In de eerste plaats is de eenduidigheid van de coderingsprocedure niet altijd gewaarborgd. Ook wat betreft de validiteit kunnen tegen dit soort onderzoek vaak ernstige bezwaren aangevoerd worden: datgene wat gemeten wordt is vaak niet zo'n goede aanwijzing voor datgene wat men wil weten. Het belangrijkste bezwaar is misschien wel het vaak voorkomende gebrek aan relevantie. Nu valt dit laatste natuurlijk ook te constateren bij veel kwalitatief onderzoek in de sociale wetenschappen. Maar het betrekkelijk gering assortiment van kwantitatieve technieken op dit gebied (bijvoorbeeld in vergelijking met de natuurkunde) kan er gemakkelijk toe leiden dat de keuze voor cijfermatige precisie ten koste gaat van inhoudelijke relevantie. Wie echter voor een kwalitatieve methode kiest moest zich bewust zijn van het feit dat dit grote gevaren met zich meebrengt wat betreft precisie, systematiek en intersubjectiviteit. In geen geval mag de keuze voor een ‘zachte’ aanpak de onderzoeker een aflaat verschaffen ten aanzien van de bij wetenschappelijk onderzoek vereiste normen van voorzichtigheid en wantrouwen. Juist omdat bij vele kwantitatieve methoden deze voorzichtigheid en dit wantrouwen voor een deel automatisch in de formele procedures van het onderzoek zijn ingebouwd, legt het loslaten van deze methoden extra zware eisen op aan de onderzoeker. Bij de beschrijving van het onderzoek en de weergave van de onderzoeksresultaten moet in elk geval duidelijk aangegeven worden welke beperkingen aan het onderzoek kleven. Op die manier worden de lezers van het onderzoeksverslag enigszins in staat gesteld om te schatten in hoeverre sprake kan zijn van eenzijdigheden of verkeerde interpretaties, hetzij als gevolg van gehanteerde methoden en technieken, hetzij voortkomend uit de theoretische visie die aan het onderzoek ten grondslag ligt. De waarde van kwalitatief onderzoek is mede afhankelijk van deze mogelijkheden voor kritiek.

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(26)

2. De oprichtster

Mevrouw van Eysden was bijna veertig jaar toen zij als eerste redactrice van de net opgerichte Margriet werd aangesteld. Ze was tevens de enige redactrice van het blad vanaf 1938 tot 1944 toen het blad werd verboden. Ze voerde redactie over ‘Margriet Weet Raad’ tot 1962.

- Ik heb niet die rubriek alleen maar opgezet. Ik heb de hele Margriet gemaakt. Vier jaar lang heb ik het helemaal alleen gedaan. Want dat was de opdracht.

Er stond een advertentie in de krant en mijn vader kwam met die advertentie. Toen zei vader, het is iets voor jou. Want ik was toen huisvrouw en ik had toen eindelijk na tien jaar een baby gekregen, een allerliefste baby. Tot een donder van een meid opgegroeid. Ik zat toen in dat grote huis en mijn moeder kookte, dus ik had eigenlijk niet veel te doen. En ik kon machineschrijven en steno en kende vier talen. Ik was directiesecretaresse van wat later de Akzo geworden is. En ik kon ook verhalen schrijven.

Bij dat eerste gesprek zei ik tegen die mannen van de Geïllustreerde Pers: wat is de bedoeling? Moet u een kort verhaal haal van me hebben? Want ze hadden mijn naam gezien bij een verhaal in de Katholieke Illustratie. Ze waren toen ook allemaal katholiek. Nee, zeggen ze. We gaan een vrouwenblad stichten. En daarvan wordt u redactrice. En toen, in september 1938, net de dag dat mijn vader begraven zou worden, kwam het bericht, Margriet verschijnt aan het einde van deze maand. Maakt u zo gauw mogelijk twee nummers klaar. Nou, dat is dus zo gebeurd.

‘Margriet Weet Raad’ is als volgt ontstaan: ik had toen in een van die eerste nummers, het zesde of zo, een oproep geplaatst: u kunt met alle moeilijkheden naar Margrietje. Ik had dat gedaan omdat ik al een brief had gekregen van een oude mevrouw. Die schreef me: mijn man is dood. Mijn kinderen nemen mijn geld af en ik moet op een klein kamertje boven zonder verwarming zitten. Haar eten kreeg ze ook boven! Ze voelde zich vreselijk ongelukkig. Ik heb haar nog ontmoet in de stationsrestauratie van Utrecht. Het was echt zo'n klein

(27)

27

popperig vrouwtje, zo'n omaatje om op schoot te nemen. En ik heb haar toen aan een plaats in een tehuis geholpen. Bij mensen van haar eigen geloof.

Dus toen plaatste ik die oproep in Margriet en er kwamen brieven van allerlei soort. Klachten van mensen met vier, vijf kinderen die moesten toekomen van maar zeventien gulden in de week, van werklozen. Werklozen waren een soort paria's toen.

Als een fabriek over de kop ging, dan kwamen alle mensen op straat zonder een gouden handdruk, zonder iets. Ga maar naar de steun! Daar kreeg ik ontzettende, vreselijke brieven over. Ik probeerde altijd een oplossing te bedenken. Soms stond ik midden in de nacht op en ik zat bij die brieven te huilen. Ik had nooit gedacht dat er zó ontzettend veel leed was in Nederland. Want ik kom uit België en Nederland ging in België door voor een rijk land.

Ik las alle brieven toen. In het begin waren er zeven, tien per week. Maar toen in een keer, tegen Sinterklaas en Kerstmis 1939, toen kwamen er ineens, oh, stapels!

Vijfentwintig, vijftig, honderden! Margriet was ineens iemand geworden die men vertrouwde. En het was dan ook een soort biechtvader. Ik moest toen ook

medewerkers hebben voor als ze dingen vroegen die ik niet wist. Ik weet nog wel dat ik de arts die bij mij kwam toen maar tot Margrietdokter heb gemaakt. Nou, hij is vaste medewerker gebleven, ook na de oorlog.

Met de oorlog kwamen weer nieuwe problemen. Je mocht niet schrijven dat er armoede was, dat er een bonnentekort was, dat er geen fruit meer was voor onze kinderen, daar mocht niets over verschijnen.

Maar ik had mijn handen vol aan de recepten. Ik moest recepten maken op basis van die rantsoenen die de mensen toen kregen. Daar moest je erg vindingrijk voor zijn.

En de mode die mocht niet meer van Parijs komen. Alles moest uit Berlijn of Wenen komen. Daar hebben we na de oorlog nog moeilijkheden over gehad, vanwege die Duitse modeartikelen. Je mocht ook niets van joden publiceren, maar we deden het toch, onder een andere naam. Ze konden het toch niet allemaal controleren.

Margriet werd in 1944 toch verboden. Maar het gekke was dat die brieven bleven komen. Zelfs onderduikers schreven ons brieven. Ik maakte toen een soort nieuwsbrief die ik aan vroegere abonnees rondgestuurd heb. Daarin schreef ik dat als ze een kwartje in de maand betaalden dat ze dan recht hadden

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

(28)

om vragen te stellen. Margriet bestond toen niet meer, maar ik heb op die manier tot het einde van de oorlog de hele correspondentie verzorgd. Daar waren

huwelijksmoeilijkheden bij en seksuele moeilijkheden. En ook problemen als: ik heb beestjes in mijn haar, wát moet ik doen? En ze stuurden zo'n beestje in een enveloppe mee.

Tegen het einde van de oorlog lagen er duizenden onbeantwoorde brieven. En toen kwamen er, nog voor Margriet kon verschijnen, wéér brieven binnen. Dat is het eerste wat we na de oorlog moesten doen, op het kantoor in Amsterdam: brieven beantwoorden. Je moet het maar aan Hanny vragen (Hanny van den Horst, de huidige hoofdredactrice van Margriet). Die heette toen nog Hanny de Both. Zij kwam toen in '45 op de fiets naar mij toe om te solliciteren, door de regen, en nog voor ze droog kon worden zei ik ziezo juffrouw De Both, schrijft u maar de antwoorden. En toen kon ze al die la's opentrekken en die beestjes uit de brieven halen.

Die eerste tien jaren dat het blad bestond toen had je natuurlijk heel andere verhoudingen dan nu. Mensen dachten heel streng over rangen en standen en als vrouw kon je je toen niet veel permitteren.

Ik deed eerst al het werk in mijn huis, in een heel klein kantoortje, de correctie en de montage. Maar ik mocht eerst helemaal niet in de drukkerij komen van de eigenaar van de drukkerij. Géén vrouwen in mijn drukkerij! - zei hij. En toen, in nummer zes, maakten ze een keer een grote fout. Ze hadden de foto's en de onderschriften verwisseld. Ik zei toen dat het kwam omdat ik niet bij de eindmontage mocht zijn.

En toen mocht ik ineens wel in de drukkerij.

Ik vond het werk echt geweldig, al bracht het niet veel op. Ik kreeg toen in het begin een salaris van, schrik maar niet, vijfenzeventig gulden per maand. En ja, ik mocht natuurlijk geen hoofdredactrice worden. Ik maakte het hele nummer, ik schreef het ook soms helemaal vol, maar een man was hoofdredacteur. Zo ging dat in die dagen. Dat ging jaren later nog door. Toen ik aan het begin van de jaren zestig weg moest en toen ook de toenmalige chef-redacteur was gestorven zei ik: waarom maken jullie Hanny van den Horst niet hoofdactrice? Maar zelfs toen, meer dan twintig jaar na het begin van Margriet mocht het niet! Ze zeiden iets in de trant van, maar ja, ze is pas getrouwd, en ze heeft een baby gekregen en ze is pas geopereerd. En toen is het toch meneer Swart geworden.

(29)

29

En die rangen en standen dat houd je nu ook niet meer voor mogelijk. Ik weet nog wel dat toen ik vlak na de oorlog probeerde om de vrouwen van ministers te krijgen voor een interview, voor een reportagetje, dat ze toen allemaal nee zeiden. Ik zou er Hanny voor gestuurd hebben of ik zou er zelf heen gegaan zijn, hoewel ik niet zo erg van ministersvrouwen houd. Maar geen één heeft toegestemd. 't Was ze allemaal te min! Margriet werd toen als een volksblad gezien.

Maar dat blad dat heeft toch al die andere bladen van de Geïllustreerde Pers gered.

Op het laatst lagen ze allemaal op apegapen en was Margriet de enige uitgave die winst maakte. En dat was mijn triomf.

Vóór de oorlog hadden we een oplage van nog geen 50 000. Ik weet nog, het zal wel 1939 geweest zijn, toen stapte ineens de hoofdredactrice van Libelle mijn kantoortje binnen. Libelle dat was toen het grote, het deftige damesblad. Ik dacht eerst, dat is zeker iemand die met een breipatroon komt of zo. Maar daar komt een vrouw binnen, zeg! Een dondersteen! Zo'n groot dik hoofd met een donderhoedje erop. Ze kwam binnen en zei: u heeft een foto van ons gegapt! Ik zei dat het onzin was en dat het persbureau waarschijnlijk tweemaal dezelfde foto had verkocht. Maar dat mens begon met haar vuist op tafel te slaan. Ik kan u vervolgen en dit en dat. Ik zeg, nou dan doet u dat maar. Ze kalmeerde een beetje, ze keer rond en zei: 't is armoedig hier, hè? Ik heb een eigen auto en ik heb een eigen kantoor en dit en dat.

Ik zeg: wilt u een kopje koffie? Ze kalmeerde nog een beetje en toen ze wegging zei ze, nou mevrouw van Eysden, ik wens u veel succes. Het is zeker uw bedoeling om net zo groot te worden als de Libelle?

Wij hebben al tweehonderdduizend abonnees. En toen werd ik in een keer zo kwaad, hè! Ik zeg, nee mevrouw, we worden niet zo groot als de Libelle, we worden groter. En zo is het precies gegaan.

Na de oorlog begon het blad snel te groeien. Er kwamen steeds meer nieuwe rubrieken bij en medewerkers. Nu had ik al voor de oorlog in elk nummer een cultureel artikel geplaatst om het blad een injectie te geven, want je kunt toch niet altijd schrijven over patroontjes zus en een breikous zo. Dat was mijn opdracht namelijk in het begin, om strikt huishoudelijk te blijven, recepten, tips en dergelijke. Maar toen na de oorlog kreeg ik toch meer armslag. Maar de chef-redacteur in die tijd was meneer Schothorst. Die was heel geleerd, hij

Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In politieke kringen - en niet het minst in de PvdA - is de laatste jaren het beeld opgeroepen van cor- poraties die zich los hebben gemaakt van hun oor- spronkelijke

rationeel zullen gedragen. Kennis van de 'feasible set', van de 'uit- komstenverzameling' en van de 'preferenties' kan dus op zich niet tot voorspellingen in termen van

Een brede eerste graad, zoals die staat ingeschreven in het masterplan voor de hervorming, is erop gericht om de kloof tussen leerlingen uit verschillende sociaal-economische groepen

Superdiversiteit gaat niet alleen over ‘meer etnische culturele diversiteit’, het is als fenomeen ook inherent verweven met de neoliberale orde en de opkomst van allerhande

Ten slotte, en ook dat pleit voor een kleiner leger, zou het een socialistisch uitgangspunt moeten zijn dat duurzame vrede alleen bereikt kan worden als we inzien dat het

Als twee leerlingen dezelfde toetsscore hebben en de ene heeft laagopgeleide ouders en de andere hoogopgeleide ouders, dan is de kans groot dat de leerling met laagopgeleide

De focus binnen deze sector ligt bijgevolg op de activering van werkzoekenden uit de kansengroepen, zowel via het aanbieden van tewerkstellingskansen in de sociale economie alsook

The purpose of this thesis was to see whether the four aspects of narrative engagement (narrative understanding, attentional focus, narrative presence, and emotional engagement)