Interview - Ontwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck over sociale ongelijkheid
'Lat onderwijs moet hoger'
De kloof tussen de
wiskundeprestaties van kansarme Vlaamse scholieren en hun doorsnee-leeftijdsgenoten is niet het grootste probleem van ons onderwijs. Wel moeten we ons zorgen maken over de dalende prestaties van alle leerlingen, meent ontwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck.
REMY AMKREUTZ
Een scherpe criticus. Zo valt Wim Van den Broeck (Vrije Universiteit Brussel) wellicht nog het best te karakteriseren. In een nieuwe studie ontleedt hij de PISA- resultaten (Programme for
International Student Assessment) van onze vijftienjarigen, met verrassende conclusies. Ja, de kloof tussen de zwakkere en sterkere leerlingen is groot, te groot. Maar tegelijkertijd presteren onze kansarme studenten beter dan hun Europese lotgenoten. "Dit toont dat kansarmen toch de sociale ladder op kunnen klimmen.
Al mogen we zeker niet gaan juichen."
Hebben wij ons allemaal blindgestaard op de
prestatieverschillen, en dus de kloof, binnen Vlaanderen?
Van den Broeck: "Op een bepaalde manier wel. De kloof is gebruikt als argument voor een drastische hervorming. Voor 2000, toen de eerste PISA-studie plaatsvond, waren er al veel kritische geluiden
jegens ons onderwijs te horen. Ook toen al werd er gesproken over een hervorming. Toen wij bij die eerste studie als absolute wereldtop werden gerangschikt, verraste dat velen. En plotseling keken zij naar de kloof en werd dat het nieuwe breekijzer voor
hervormingsgezinden. Toch is dat een eenzijdige blik. De ideologie was soms zo sterk dat men als het ware blind werd voor de vele positieve aspecten van ons onderwijs."
U trekt een radicaal andere conclusie: de kloof is niet zo erg.
"Soms is een groot verschil niet per se problematisch. Hier ligt het algemeen gemiddelde voor
wiskunde een stuk hoger dan in de andere Europese landen. Uit mijn studie blijkt dat zo'n hoog resultaat soms onvermijdelijk gepaard gaat met een grotere kloof tussen de zwakke en de sterke presteerders.
Een lage gemiddelde wiskundescore zou voor de
kansarmen slechter nieuws zijn dan de huidige kloof, waarbij zij betere resultaten behalen dan kansarmen in andere Europese landen."
En toch mogen we niet juichen.
Waar maakt u zich dan zorgen over?
"De achteruithollende prestaties bij het PISA-onderzoek zijn
schrikbarend. Terwijl wij veertien jaar geleden bovenaan stonden, nog voor de Aziatische landen, zijn wij vandaag voorbijgestoken en dalen we elke editie. Die trend is angstaanjagend, vooral ook omdat het negatieve sociale effecten heeft. Ik vrees tegelijkertijd dat we deze ook niet zo snel kunnen counteren, omdat er zoveel maatschappelijke onenigheid bestaat over de toekomst van ons onderwijs."
U doelt op de hervorming van
secundair onderwijs. Zal die
kansarme leerlingen vooruithelpen?
"Om goed les te kunnen geven zijn min of meer homogene
klasgroepen nodig, omdat doceren anders onmogelijk wordt. Een brede eerste graad, zoals die staat ingeschreven in het masterplan voor de hervorming, is erop gericht om de kloof tussen leerlingen uit verschillende sociaal-economische groepen te verkleinen. Alleen staat er dan meteen bij dat er in de klas gedifferentieerd zal worden om iedereen uit te kunnen dagen. Laat dat nu juist het effect van de brede eerste graad opheffen, want dat betekent de facto dat er binnen de klas opnieuw kleinere eenheden ontstaan. En dan komt de sociaal- economische status opnieuw om de hoek kijken."
Het doel van de brede eerste graad is een latere studiekeuze. Heeft dat nut?
"Voor ons is een vroege studiekeuze waarschijnlijk het beste. Ik zeg waarschijnlijk, omdat ik het niet met honderd procent zekerheid kan zeggen. Wel zien we in mijn studie dat kansarme
jongeren in Vlaanderen - en dus met een vroege studiekeuze - hogere cijfers behalen dan vergelijkbare scholieren in landen met een late studiekeuze. In Vlaanderen zijn de factoren om op school relatief goede resultaten te behalen nog niet optimaal, maar we behoren wereldwijd wel tot de allerbesten."
Maar hoe bekijkt u dan het spijbelgedrag en de schooluitval?
"Die problemen bestaan zeker, maar we mogen ook niet overdrijven. Met 8,7 procent ongediplomeerde uitval scoren we vergeleken met andere Europese landen laag. Maar natuurlijk blijft 8,7 procent te veel en moet dat
© De Morgen zaterdag 01 maart 2014 Pagina 3 (1)
worden aangepakt. Ik geloof alleen niet dat een grootscheepse
hervorming de beste aanpak is."
Wat kunnen we dan wel doen?
"De diversiteit in onze maatschappij is geen probleem, laat dat duidelijk zijn. Maar de manier waarop wij ermee omgaan, is dat wel. Er wordt veel te negatief gesproken over het buitengewoon, het technisch en het beroepsonderwijs. Dat niveau moeten we opkrikken door te geloven in de mogelijkheden en talenten van onze jongeren. Zij moeten meer worden uitgedaagd.
En als we de lat voor hen hoger leggen, is dat beter voor iedereen.
Uit mijn onderzoek blijkt immers dat ook de zwakkere leerlingen altijd beter gaan presteren als de gemiddelde score stijgt."
© De Morgen zaterdag 01 maart 2014 Pagina 3 (2)