• No results found

Wij lopen een culturele revolutie achter : Dreeslezing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wij lopen een culturele revolutie achter : Dreeslezing"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

gen voor. Deze zijn genoegzaam gekend. Ik zet ze nog even snel op een rij. Tradities zijn niet ver-dwenen, maar hebben hun vanzelfsprekendheid verloren. Mensen willen zich niet meer op een bepaalde manier gedragen omdat men dat nu eenmaal altijd zo heeft gedaan. Het argument dat het altijd zo is geweest, werkt vandaag averechts, als een uitstekend argument om het nu net heel anders te doen.2

Het is in deze samenleving ook heel moeilijk geworden met gezag te spreken vanuit een reli-gieuze of ideologische positie. Aan zuiverheid in de leer en orthodoxie, worden niet meer gemak-kelijk gezag en aanzien ontleend, integendeel. De Franse filosofen spreken in dat verband van het einde van de grote verhalen. Moderne men-sen hebben het moeilijk met gedragsvoorschrif-ten. Deze kunnen eventueel nog wel aan anderen worden opgelegd, maar zelf willen ze liefst enkel algemene waarden onderschrijven, op voor-waarde dan nog dat zij deze naar eigen inzicht mogen interpreteren.

Die aversie voor regels maakt deel uit van een meer algemene verschuiving waarbij externe dwang en bevel minder belangrijk worden. Abra-ham de Swaan muntte daarvoor de gelukkige frase ‘van bevels- naar onderhandelingshuishou-ding’. Britse onderzoekers stelden vast dat wie bevelen krijgt daaraan doodgaat en veel vroeger sterft dan wie bevelen geeft.3Het einde van de bevelshuishouding is geen geïsoleerde culturele ontwikkeling, maar een verschuiving die nauw samenhangt met de wijze waarop we goederen Met de democratie gaat het niet goed. De

globali-sering vernauwt de beleidsruimte van staten. Europa leidt (voorlopig) tot een drastische afbouw van de volkssoevereiniteit. Ondanks de mani-feste welvaart zijn het onbehagen en de onvrede groot. Zelfs een verbetering van de leefsituatie leidt niet naar meer tevredenheid met de over-heid.1De massamedia en vooral de televisie heb-ben de spelregels van de politiek grondig veran-derd. In vele landen van Europa hebben het po-pulisme, populistisch rechts en/of radicaal rechts de wind in de zeilen.

Als een vertrouwde werkelijkheid plots onbe-heersbaar wordt, zoeken mensen graag naar één oorzaak die meteen alles verklaart. Zo’n mono-causale verklaring maakt de zaak overzichtelij-ker en is daarenboven gemakkelijoverzichtelij-ker te onthou-den. Vandaag wordt snel naar de globalisering ge-grepen om de machteloosheid van staten, het on-behagen van de burgers, de stuurloosheid van de politiek en vele andere verschijnselen, waaron-der de smakeloosheid van de tomaten en de zwaarlijvigheid van tieners, te verklaren. Zo’n verklaring heb ik alvast niet in petto. Ik geloof wel dat onze samenleving een fundamentele transformatie heeft doorgemaakt die licht werpt op een aantal van de vermelde fenomenen.

Als aanloop tot die transformatie deed zich, over de laatste vijftig jaar, een aantal veranderin-10

Dreeslezing

We lopen een culturele

revolutie achter

m a r k e l c h a r d u s

Over de auteur Mark Elchardus is hoogleraar Sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel Noten Zie pagina 19

(2)

misère, van de betuttelende bevelshuishouding en het keurslijf van de traditie. De Duitse socio-loog Ulrich Beck drukt die idee mooi uit door te stellen dat het hedendaagse individu in de stuur-cabine van het eigen leven zit.6Dat is ongetwij-feld de meest toonaangevende, ja oorverdovende interpretatie van de detraditionalisering.

Het was de voorbije tien jaar bijzonder moei-lijk een sociologisch artikel te vinden waarin die interpretatie, via begrippen als individualise-ring, zap-cultuur, à la carte-gedrag, bricolage, de-standaardisering, volatiliteit van de kiezer, keu-zebiografie enzovoort, niet op de een of andere manier naar voren werd geschoven als hét iden-titeitsbepalende kenmerk van ons type samenle-ving. Het is moeilijk nog een beleidsdocument te vinden waarin de term individualisering niet een paar keer opduikt en gebruikt wordt om na-genoeg alles wat dient te worden verklaard vlot-jes van een verklaring te voorzien.

De vraag die ik en andere leden van mijn onderzoeksgroep ons nu al haast vijftien jaar lang bij elk onderzoek stellen, is: klopt die zo ge-zagvolle interpretatie nu eigenlijk wel? We onderzochten ze inmiddels op vier domeinen: 1. het verdwijnen van politieke breuklijnen; 2. het verdwijnen van de standaardbiografie; 3. het verdwijnen van een vaste tijdsorde en 4. de individualisering van opvattingen en smaak. We kwamen tot het besluit dat de invloed van maatschappelijke breuklijnen niet afneemt, maar dat oude breuklijnen vervangen worden door nieuwe.7De indeling van de levensloop is sterk veranderd, maar ternauwernood versoe-peld of flexibeler geworden.8Van een vieren-twintiguurs-economie of van flexibele werktij-den is nauwelijks sprake en veel verandering kan op dat vlak niet worden opgetekend.9Smaken en opvattingen blijken, ook bij jonge mensen, nog steeds sterk te worden bepaald door gender en klasse.10Een strategisch onderwerp voor de stu-die van detraditionalisering en individualisering is het geven van voornamen. Verschillende onderzoekers komen tot het besluit dat het aan-tal nieuwe voornamen na de Tweede Wereldoor-log sterk is toegenomen. Die toename kan ten en diensten produceren en dus met de dagelijkse

ervaringen en routine van vele mensen. Als we kijken naar het werk zoals dat er van-daag uitziet en het vergelijken met dat van vijftig jaar geleden, zien we dat het aantal mensen dat werkt in een zogeheten Fordistische organisatie is afgenomen. Minder mensen werken nu op een manier waarbij hen precies wordt gezegd wat ze moeten doen en hoe ze dat moeten doen; meer mensen werken met een mate van initia-tief binnen algemene afspraken. Melvin Kohn en zijn medewerkers stelden in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw al vast dat die veran-deringen in de aard van het werk zich ook weer-spiegelen in de wijze waarop mensen denken en voelen, alsook in de manier waarop zij hun kin-deren opvoeden.4Zij hechten daarbij minder be-lang aan gehoorzaamheid en streven, overigens niet altijd met evenveel succes, naar de ontwik-keling van een grote mate van zelfdwang in hun kinderen. Op die manier worden in onze cultuur gehoorzaamheid, bevel en schuldgevoel geleide-lijk vervangen door keuze, prestatiedrang en ver-antwoordelijkheid.

Door de toename van de welvaart en de uit-bouw van de verzorgingsstaat zijn armoede en zeker ongelijkheid niet verdwenen, maar de dreiging met schaarste en armoede is waar-schijnlijk minder acuut en daarom ook minder beschikbaar als een manier om te disciplineren. Het verzwakken van tradities, het tanende gezag van de leer en de ideologie, het einde van de be-velshuishouding, de opkomst van de verzor-gingsstaat … Het zijn onmiskenbare ontwikke-lingen. Laten we ze voorlopig groeperen onder het koepelbegrip detraditionalisering.5

schijnindividualisering

De interessante vraag betreft de betekenis van die ontwikkelingen? Hoe moeten we detraditio-nalisering interpreteren? De dominante inter-pretatie stelt dat detraditionalisering geleid heeft tot een verregaande individualisering. Van die ontwikkeling wordt dikwijls gezegd dat ze het in-dividu heeft bevrijd, verlost van de dreiging van

(3)

van mogelijkheden, blijken tegelijkertijd heel sterk gestructureerd en gestandaardiseerd, voor-spelbaar binnen elk segment van de bevolking. Het begrip individualisering is niet geschikt om zo’n patroon te duiden.

de s ociale controle verandert

De traditie heeft zijn greep op het leven verloren, maar onze opvattingen en smaken, onze innige overtuigingen – zelfs zo’n schijnbaar hyperindi-viduele beslissing als het geven van een voor-naam – volgen duidelijke patronen. De structu-rerende en oriënterende invloed van leer, gezag, traditie, bevel en schaarste werd overduidelijk door andere invloeden vervangen. Het voorbeeld van de voornamen suggereert dat de media daar-bij een belangrijke rol spelen. Laaggeschoolde ouders zijn niet minder vernieuwend in het ge-ven van voornamen, maar de voornamen die zij kiezen zijn vaker ontleend aan (Angelsaksische) televisieseries en soaps.

Het paradoxale van die vaststellingen ver-dwijnt als we de detraditionalisering niet als een aanloop tot individualisering, maar als een ver-andering van de wijze waarop sociale controle wordt uitgeoefend beschouwen. Een bepalend kenmerk van een samenleving is de manier waarop zij het gedrag van de leden van de samen-leving controleert. Eigenlijk zou ik moeten zeg-gen, de manier waarop mensen elkaars gedrag controleren. Alle samenlevingen, zonder uitzon-dering, sturen het gedrag van hun leden. Overal proberen mensen sommige gedragingen (dief-stal) zeldzaam, andere (zorgzaamheid tegenover kinderen) frequent te maken. Alle samenlevin-gen koppelen bepaalde wijzen van denken en voelen, alsook bepaalde gedragspatronen aan bepaalde kenmerken als gender en leeftijd.

Tussen de vooravond van de Tweede Wereld-oorlog en het einde van de 20ste eeuw, onderging ons type van sociale controle een grondige veran-dering. Onze samenleving – als ik het even zo ge-personaliseerd mag voorstellen – zegt nu als het ware aan het individu: ‘kies’. Maar zegt niet vaak meer wat moet worden gekozen en zegt nog dele worden toegeschreven aan de grotere

etni-sche diversiteit van onze samenlevingen. De meest gegeven jongensnaam in Brussel is nu Mohammed. Het geven van voornamen werd binnen de autochtone bevolking echter duidelijk gedetraditionaliseerd. In vele streken van het vooroorlogse Vlaanderen kreeg het kind de naam van de peter of de meter, van de grootvaders of de grootmoeders en in de katholieke gezinnen kre-gen alle meisjes ook als eerste, tweede of derde naam die van Maria mee. Na de Tweede Wereld-oorlog verdween die traditie. De mensen be-weerden dat zij voortaan zelf de voornaam zou-den kiezen Daarom wordt, voorspelbaar, be-weerd dat het geven van de voornamen nu geïn-dividualiseerd is.

Van individualisering lijkt echter weinig sprake. Gerhards en Hackenborg onderzochten het geven van voornamen in Duitsland, in de pe-riode 1894 – 1994. Zij kwamen tot het besluit dat er in die periode inderdaad heel wat nieuwe voornamen opduiken, maar dat de verschillen in naamgeving tussen sociale milieus of sociale klassen volkomen overeind zijn gebleven.11 Ger-rit Bloothooft van de Universiteit van Utrecht is van oordeel dat de naamgeving zo sterk groeps-gebonden blijft, dat men op basis van die prak-tijk subculturen kan afbakenen.12In ons eigen onderzoek werden we getroffen door de sterke samenhang tussen het opleidingsniveau van de ouders en de voornamen van de kinderen.

Ik geef een voorbeeld uit een steekproef van 13.500 jongeren geboren tussen 1981 en 1985. De 5 jongensnamen gegeven door de gemiddeld hoogst opgeleide ouders zijn Matthias, Alexan-der, Arne, Piet en Pieter-Jan. De vijf jongensna-men gegeven door de gemiddeld laagst opgeleide ouders zijn Wesley, Kenny, Andy, Mike en Dirk. Hoogopgeleide ouders geven hun dochters na-men als Celine, Kaat, Marjolein, Marie of Cathe-rine (Katrien); laagopgeleide ouders kiezen voor Debby, Sandra, Daisy, Kelly en Jill. Een hele reeks voornamen laat al een vrij goede schatting van het onderwijspeil van de ouders toe.

De individuele, gedetraditionaliseerde keuze-processen, die putten uit een heel brede waaier 12

(4)

Eeuwen geleden al werd ervoor geopteerd ex-terne dwang te ruilen voor een grotere mate van interne compulsie. Michel Foucault heeft literair beschreven hoe we tang, brandijzer en brandsta-pel achter ons hebben gelaten om voortaan de so-ciale controle te laten rusten ‘op de zachte vezels van de hersenen’.14Het liberalisme en de ver-schillende vormen van individualisme hebben zo’n controle bovendien aantrekkelijk gemaakt door haar te plaatsen in het verlengde van de he-roïsche strijd voor de rechten van de mens en, meer recent, te koppelen aan de illusie van grote individuele vrijheid, individuele uniciteit en in-dividuele authenticiteit. Toen die culturele, tech-nologische, economische en politieke voor-waarden waren verenigd, was de ontwikkeling van de symbolische samenleving een uitge-maakte zaak. Zij zit in feite al een paar eeuwen in onze maatschappijevolutie ingebakken.

De idee van de symbolische samenleving wordt wel eens verweten een Big Brother-achtig beeld van sociale controle op te hangen. Ik neem aan dat die critici niet verwijzen naar Orwell’s Nineteen Eighty-four, maar naar Huxley’s Brave New World. Daarin vormen, naast aseksuele re-productie, beïnvloeding en socialisatie de sleutel tot geluk en stabiliteit: ‘that is the secret of hap-piness and virtue’ zegt de directeur van het re-productiecentrum ‘liking what you’ve got to do. All conditioning aims at that: making people like their inescapable social destiny’. Wie het boek heeft gelezen herinnert zich ook dat de Beta’s in de heerlijke nieuwe wereld een krant lezen die uitsluitend woorden van één lettergreep bevat en Delta Mirror heet.

Tussen Brave New World en de symbolische samenleving is er toch minstens één heel opval-lend verschil. Op een paar uitzonderingen na is iedereen in de heerlijke nieuwe wereld gelukkig, terwijl de symbolische samenleving, voorlopig althans, op een vrij systematische wijze onbeha-gen produceert. Weinig mensen blijken te hou-den van wat ze zogezegd kiezen. De vrijetijdssteding die zowat de helft van de vrije tijd in be-slag neemt, televisiekijken, blijkt weinig voldoe-ning te schenken.Van geen enkele andere vrije-maar heel zelden dat de keuze conform de leer of

de traditie moet zijn. Zij probeert die keuze wel te beïnvloeden en doet dat door de factoren te beïn-vloeden en te vormen die de keuze bepalen: door de opvattingen, de houdingen, de kennis, de vaardigheden, de smaken en de emoties te beïn-vloeden die tot bepaalde keuzes leiden.

Wij – onze samenleving – kunnen dat doen omdat daartoe over de laatste vijftig jaar een aan-tal instellingen werden ontwikkeld zoals het al-gemeen onderwijs, de massamedia, vooral de televisie, de reclame en de symbolische organisa-tie van de distribuorganisa-tie van de consumporganisa-tiegoede- consumptiegoede-ren, die een langdurige, diepgaande en voortdu-rende vorming en beïnvloeding mogelijk maken. De leden van ons type samenleving worden nu, van kindsbeen af, beïnvloed in hun kennis, vaardigheden, opvattingen, houdingen en sma-ken. De volwassen Vlaming kijkt, afhankelijk van de schatting, 146 à 171 minuten televisie per dag; de volwassen Nederlander 163 minuten. Het gaat in elk geval om een flinke deeltijdse dagtaak.

Nooit eerder in de geschiedenis van de mens-heid hebben grootschalige samenlevingen even-veel middelen en mensen ingezet om alle leden van de samenleving voortdurend te vormen, te onderwijzen en te beïnvloeden. In de wereld die aldus is gegroeid, zijn mensen als nooit tevoren omgeven door symbolen. We kunnen onze samenleving daarom het best omschrijven als een symbolische samenleving.13

brave new world?

Ik heb niet meteen een alomvattende oorzake-lijke verklaring voor de historische ontwikkeling van dat soort samenleving. Waarschijnlijk gaat het om een samenloop van omstandigheden. De televisie is er gekomen en blijkt een heel laag-drempelige ontspanningmogelijkheid met een grote aantrekkingskracht te bieden. Onze econo-mie had de onderwijsexpansie nodig, daarenbo-ven is het onderwijs één van de weinige midde-len waarmee de hedendaagse overheden min of meer doelbewust de kennis, de vaardigheden en het denken van de burgers kunnen beïnvloeden.

(5)

heid in de leer, bevelshuishouding of vanzelf-sprekende traditie.

Van de dreiging met schaarste weer een be-langrijk controlemechanisme maken, veronder-stelt een grote verarming, een spectaculaire toe-name van de ongelijkheid en de afbouw van onze sociale verworvenheden: niet onmogelijk, maar zeer ongewenst. De vragen die worden opge-worpen door de conservatieve en de liberale kri-tiek moeten voortaan worden beantwoord binnen de logica van de symbolische samenle-ving en binnen de nieuwe modus van controle.

Zij moeten worden beantwoord in termen van de socialiserende en vormende invloed van onderwijs, media, reclame en andere socialise-rende instellingen. We beseffen dat eigenlijk al-lemaal. Als er zich in de samenleving een moei-lijk probleem voordoet – zoals de groei van onbe-hagen temidden van welvaart, de opkomst van racisme als reactie op diversiteit, de groei van on-veiligheidsgevoelens los van slachtofferschap en criminaliteit, een gebrek aan burgerzin of onder-nemerschap enzovoort – dan roepen we in koor: ‘de scholen moeten daar iets aan doen’.

De andere bron van kritiek is exogeen. Over de laatste vijftig jaar zijn relatief grote groepen mensen onze cultuur binnengestapt vanuit een andere, minder ‘gedetraditionaliseerde’ cultuur. Dat zorgt voor spanningen. Deze lijken me niet zozeer voort te vloeien uit een ontmoeting tus-sen een christelijke traditie en een moslimtradi-tie. Het gaat veeleer om conflicten tussen een sterk gedetraditionaliseerde en een nauwelijks gedetraditionaliseerde cultuur, waarbij de dra-gers van die laatste bovendien in een sociaal en economisch zwakke minderheidspositie worden geplaatst.

In zo’n situatie is de kans groot dat dergelijke groepen integriteit, respect en zelfrespect… pro-beren veilig te stellen via een naar binnen ge-keerde, fundamentalistische interpretatie van hun traditie en leer. Dat leidt tot confrontaties tussen culturen die elkaar respectievelijk als ach-terlijk of als decadent beschouwen. Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk dat dit conflict in Europa zal leiden tot een herwaardering van gezag, bevel tijdsbesteding wordt vaker gezegd dat men het

doet om de verveling te verdrijven.

Ik beschouw Brave New World niet als een kri-tiek op de totalitaire regimes van de 20ste eeuw, wel als een zeer ambivalente reflectie over de zich schuchter aandienende symbolische samen-leving. We vinden trouwens een gelijkwaardige visie in het tweede hoofdstuk van Horkheimer’s en Adorno’s Dialektiek van de Verlichting. Hun kri-tiek op de cultuurindustrie poneert, net als Brave New World trouwens, een zeer eenzijdig beeld van de instellingen van sociale controle en een al te homogene invloed van de media.

‘de school moet dat maar doen ’ Tekenend voor de symbolische samenleving lijkt me veeleer conflict dan homogene controle of vreedzame segmentatie. De groei van dat samen-levingstype roept, om te beginnen, hevige reac-ties op. Deze zijn van tweeërlei aard. Laten we ge-makshalve zeggen endogeen en exogeen: ontsto-ken door een dynamiek van de eigen culturele ontwikkeling enerzijds, gevolg van een botsing tussen culturen anderzijds.

Zowel het conservatieve als het liberale den-ken leidt tot kritiek op de geschetste ontwikke-lingen. Conservatieve critici beweren dat met het verdwijnen van de leer de mens greep ver-liest op zijn bestaan; dat geloofsafval leidt tot zin-gevingproblemen; dat het einde van de bevels-huishouding leidt tot wanorde en een gebrek aan respect. Liberale critici zien in de afname van de dreiging met armoede, een risico op onverant-woordelijkheid.

De vangnetten van de verzorgingsstaat zijn volgens hen te zeer hangmatten geworden. Die verschillende vormen van kritiek klinken vol-doende luid om een deel van de publieke opinie te beroeren en onze maatschappelijke ontwikke-lingen te beïnvloeden. Zij verwijzen trouwens, een aantal althans, naar reële ongewenste of per-verse effecten. Zij zijn echter achterhaald omdat zij geformuleerd worden vanuit een modus van controle die niet meer de onze is. Het lijkt me na-genoeg uitgesloten terug te keren naar gestreng-14

(6)

ben de neiging hun taak en opdracht ruimer te nemen dan vroeger. Scholen beperken zich niet louter meer tot het cognitieve, maar betreden het terrein van waarden- en karaktervorming. Van verenigingen en het middenveld wordt nu even-eens een vormende functie verwacht. Zij moeten voortaan bijdragen tot burgerschapsvorming. Overtuigende communicatie is uitgegroeid tot een vakgebied. Gedragsbeïnvloedende elemen-ten die nog niet zo lang geleden buielemen-ten de

reik-wijdte van menselijk ingrijpen, maar vaagweg in het natuurlijke, het spontane of aangeborene werden geplaatst, zoals smaken en emoties, krij-gen nu een geschiedenis en een sociologie. Op die manier worden zij binnengebracht in de sfeer van het maakbare en de beïnvloeding.

Wood en Zurcher onderzochten de wijze waarop mensen (onder meer in dagboeken) over zichzelf schrijven.15Zij deden dat via een kwanti-tatieve en een kwalikwanti-tatieve inhoudsanalyse van materiaal uit drie perioden, 1818–1860, 1911–1939 en 1949–1972. Uit hun analyse blijkt dat mensen, vergeleken met tweehonderd jaar geleden, hun handelen in veel grotere mate aan impuls en emotie toeschrijven, en in mindere mate aan de leer, de normen of de sociale positie. Deze verschuiving schetst mooi de historische verandering in de modus van sociale controle. Die verantwoording van gedrag in termen van impuls en emotie – de nieuwe expressieve ge-voelshuishouding – wordt binnen de theorie van de individualisering voorgesteld als een bevrij-ding van sociale controle. In feite legt ze de grondslag voor de nieuwe wijze van controle, die of traditie. Pacificerende oplossingen zullen

wor-den gezocht via socialiserende instellingen waarin begrip voor de geschetste verschillen zal wordt aangereikt.

Conflict en spanning, niet utopische of dysto-pische homogeniteit en kalmte lijken me typisch voor de symbolische samenleving. Ik kan het beeld van dat type samenleving misschien nog het snelst verduidelijken door een paar van de dy-namieken op te sommen die ik erin meen te onderkennen. Ik onderstreep meteen het voorlo-pige en speculatieve karakter van deze exploratie.

de nieuwe standen

De controlemechanismen van de symbolische samenleving zijn sterk afhankelijk van het indi-vidualisme. Dat is het geloof dat ondanks de zeer diepgaande beïnvloeding, socialisatie en vor-ming, individuen vrij en zelfstandig hun opvat-tingen en smaken kiezen, strikt persoonlijke emoties en gevoelens hebben, en authentiek kunnen zijn door voeling te hebben met hun uniciteit. Zeker de productie en verspreiding van de meer populaire vormen van cultuur, zullen worden gelegitimeerd met de stelling dat zij ge-woon een antwoord bieden op wat de mensen, vanuit hun zelfstandige eigenheid vragen. Het is derhalve waarschijnlijk dat de houdbaarheid van dat geloof – van het individualisme – een belang-rijk filosofisch en politiek vraagstuk van die samenleving zal blijven.

Tussen het individualisme als een geloof of interpretatie van het hedendaagse zelf en de symbolische samenleving, gaapt een kloof. De vraag naar uniciteit, onderscheiding, eigenheid die wordt geïnspireerd door dat geloof, botst op de ervaring van standaardisering. Het lijkt me waarschijnlijk dat dit aanleiding geeft tot talrijke psychische klachten en problemen. De aard daar-van wordt bepaald door de verwisseling daar-van con-trolerende mechanismen: van gehoorzaamheid, bevel, gezag en schuldgevoel naar keuze, onder-scheidingsdrang en het hunkeren naar bijval. Het lijkt haast een recept voor depressie.

Hedendaagse socialiserende instellingen

heb-15

Bij het begin van de 21ste eeuw

zijn we als de vroeg 19de-eeuwse

beschaving, toen die er nog niet

was achtergekomen hoe zij met

de industriële omwenteling kon

omgaan

(7)

in de structurering van politieke conflicten. Deze laatste zullen sterker worden bepaald door syste-matische verschillen in de wijze waarop mensen in contact komen met de vormende en socialise-rende instellingen. Laag- versus hooggeschoolden; mensen met een algemene vorming versus een beroepsvorming; krantenlezers versus uitsluitend televisiekijkers; mensen met een voorkeur voor openbare versus mensen met een voorkeur voor commerciële televisie: dat zijn de tegenstellingen die aan politieke relevantie winnen.

In de symbolische samenleving zullen funda-mentele conflicten betrekking hebben op de trole over de socialiserende instellingen: op con-trole over de scholen en de massamedia, de regle-mentering van de reclame en van de symboli-sche organisatie van de consumptie. Op korte termijn zou de verhouding tussen de publieke en de commerciële televisie alsook de vermarkting van het onderwijs daarom wel eens op de poli-tieke agenda kunnen belanden.

het script van de media

De talrijke conflicten die zich aandienen, zullen zich moeten voltrekken volgens de nieuwe poli-tieke spelregels. Dat thema heb ik geëxploreerd in de Dramademocratie.18Ik ga de stellingen uit dat boek hier niet herhalen, maar één thema er-van aan de hand er-van een concreet voorbeeld il-lustreren. Het thema is dat van de moeilijke com-municatie tussen de burgers en de politici cq de overheid. Het gaat dus over spreken met de be-stuurder.

Ik gebruik daarbij het voorbeeld van de onvei-ligheidsgevoelens, een belangrijke component van het hedendaagse onbehagen. We weten in-middels dat de onveiligheidsgevoelens niet of slechts in geringe mate worden beïnvloed door criminaliteit en slachtofferschap.19De media spelen een veel belangrijker rol. Zij doen dat door het volgen van de medialogica, zoals de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling het noemt. Zij hanteren een welbepaald script om met mis-daad om te gaan. Daarin gaat de aandacht dispro-portioneel naar gewelddadige en sensationele ondermeer steunt op de vorming en de

manipu-latie van gevoelens en emoties.

In de symbolische samenleving wordt een be-langrijke rol gespeeld door de interactie tussen verschillende socialiserende instellingen. Men-sen die het op school minder goed doen, zullen steun en erkenning zoeken in de populaire, com-merciële cultuur. Deze zal op school presteren af-schilderen als een vervelende bezigheid, goed voor saaierds. Statusdrang doet anderen dan weer reageren met elitisme of estheticisme. Zij stellen hun smaak- en consumptiepatronen graag voor als uitermate verfijnd en enkel toegankelijk voor een zeer select clubje van fijne luiden.

Op die manier worden nieuwe standen afge-bakend. Het stratificatiesysteem van de symboli-sche samenleving tendeert meer naar een stan-den- dan naar een klassenstructuur. De basis van sociale ongelijkheid ligt minder in beroep en be-roepssector, maar meer in het opleidingsniveau. We stellen vast dat vriendschap, samenwoning en huwelijk een vrij sterke homogeniteit naar opleidingsniveau vertonen.16Die homogeniteit wordt in de hand gewerkt door het geheel van smaken, vaardigheden, belangstellingssferen die verband houden met het onderwijspeil. Zo groeien standen of groepen van mensen die onderling huwen, vriend worden, samen eten, elkaar ontmoeten en die weinig sociaal contact of gedeelde ervaringen hebben met de leden van de andere standen.

Die standen worden als marktsegmenten ver-der intern gehomogeniseerd, omdat de massa-media zich meer en meer tot bepaalde segmen-ten van de bevolking richsegmen-ten en binnen die seg-menten tot een standaardisering van de smaak en het denken leiden. Op die manier groeien die segmenten of standen ook uit tot politiek rele-vante entiteiten. Het succes van extreem-rechts in Vlaanderen kan vrij goed voorspeld worden aan de hand van een reeks opvattingen van haar electoraat en die opvattingen worden op hun beurt goed voorspeld door het gevolgde onder-wijs en de televisiezendervoorkeur.17

Levensbeschouwelijke verschillen en levens-condities zullen een minder belangrijke rol spelen 16

(8)

hoe moet de bestuurder reageren? Hoe gaat men daar als politicus mee om. Ik blijf bij mijn voorbeeld. De gemakkelijkste optie be-staat erin het onderzoek te negeren. Het kan worden afgedaan als geraaskal van wereld-vreemde intellectuelen. De bestuurder stapt dan soepel mee in het script van de media, probeert daarin een glansrol te verwerven en wordt, bij-voorbeeld, de man die durft te zeggen wat ieder-een denkt. Dat is de populistische optie. Schijn-baar wordt naar de burger geluisterd en wordt met de bestuurder gesproken. In feite horen bur-ger en bestuurder niet elkaars stemmen, maar het geruis van de media. Zij worden mediageruis.

Er is een tweede, vrij domme en ongevoelige optie. Deze bestaat erin te zeggen ‘kijk, die onvei-ligheidsgevoelens van jullie blijken nauwelijks iets te maken te hebben met criminaliteit. Zij zijn dus grotendeels irrationeel. Val me daar niet meer mee lastig’. Hier wordt niet geluisterd, niet ge-sproken. Er is geen dialoog. Hier is de bestuurder blind en doof voor de gevoelens van onbehagen die zich via de onveiligheidsgevoelens uiten. Zo’n gedrag wordt gelukkig en terecht electoraal afge-straft en is daarom niet erg duurzaam. Maar neem nu een eerlijk, geïnformeerd, verstandig, moedig en luisterbereid bestuurder. Wat doet die? De re-sultaten van het onderzoek proberen uit te leg-gen, lijkt een haast onmogelijke opdracht. De communicatiekanalen die een politicus vandaag ter beschikking staan, de luisterbereidheid van de burger, laten niet toe dat verhaal naar brede lagen van de bevolking toe te brengen. De greep van het mediascript of de medialogica is zo strak dat hij enkel kan worden gebroken via vrij intense com-municatie met een zeer luisterbereid of zelfs vooringenomen publiek. Soundbites in een druk bekeken programma volstaan niet.

De eerlijke, geïnformeerde, moedige en luisterbereide bestuurder ziet dan maar af van een eerlijk, oprecht gesprek met de bange bur-ger. Hij stapt over op communicatie, het gebruik van symbolen om een bepaald effect te bereiken. Omdat hij eerlijk en moedig is, wil hij toch met de burger praten, uitleggen hoe het nu staat met misdaden en naar zeer kwetsbare slachtoffers.

Wanneer eenmaal de aandacht is gewekt door een nieuwswaardige misdaad, krijgen ge-lijkaardige gebeurtenissen veel aandacht. De le-zers en kijkers krijgen op die manier de indruk dat er zich een trend aftekent of dat een heuse misdaadgolf hen overspoelt. Van de frequente confrontatie met dat script worden een aantal gevolgen vastgesteld: verhoogde onveiligheids-gevoelens, een overdreven inschatting van risi-co’s op slachtofferschap, een verkeerde inschat-ting van trends, de problematisering van mis-daad als een politieke en maatschappelijke prio-riteit, de ontwikkeling van een meer repressieve houding.20

Uiteraard is niet iedereen even vatbaar voor de effecten van dat script. Het is ook waarschijn-lijk dat als er al een hoog niveau van onbehagen in de samenleving aanwezig is, mensen sterker door het script zullen worden beïnvloed en hun algemene gevoelens van onbehagen op misdaad en criminaliteit zullen projecteren. Criminaliteit functioneert op die manier als een verklaring voor de anders ongrijpbare en knagende gevoe-lens van angst en onbehagen.21Als de angst op criminaliteit is geprojecteerd, is er doorgaans voldoende criminaliteit, wanorde, schofterig-heid en slachtofferschap om de plausibiliteit van die projectie te schragen. In het leveren van de evidentie daartoe, spelen de media dan ook weer een belangrijke rol.

We hebben hier meteen een concreet voor-beeld van hoe de symbolische samenleving be-paalde ervaringen, in dit geval angst en onbeha-gen, interpreteert, die interpretatie verspreidt en een situatie creëert waarin de aldus ver-spreide theorie in het politieke systeem als een feit en gegevenheid wordt geïntroduceerd. ‘Het is onveilig’ zegt de burger met grote stelligheid. Via haar massamedia doet de symbolische samenleving aan zelfcreatie. De politiek wordt gevraagd niet enkel om te gaan met de werke-lijkheid, maar ook en bovenal met die creatie. Electoraal succes blijkt nu sterk afhankelijk van hoe politici de confrontatie met die mediacrea-tie aangaan.

(9)

de intentie daaraan iets te doen, loopt de be-stuurder een groot risico te worden verweten dat hij ‘niets concreets heeft’. Het doen afnemen van de gevoelens van onbehagen lijkt een nagenoeg onmogelijke opdracht… Dat moeten de scholen dan maar doen.

Het voorbeeld illustreert duidelijk een aantal po-litieke blokkades. De ruimte voor dialoog tussen burger en bestuurder is grotendeels door de me-dia bezet. Hun communicatie is op voorhand vervalst. De bestuurder kan niet oprecht spre-ken, maar hij kan de echte problemen ook moei-lijk in stilte aanpakken. In de samenleving ont-staan steeds meer problemen die te maken heb-ben met opvattingen en voorstellingen.

De vertrouwde beleidsmodellen, zoals die van de verzorgingsstaat, zijn echter vooral gericht op het sleutelen aan condities. We weten vrij goed om te gaan met de hardware, maar slecht met de software. Heel wat van de hedendaagse problemen situeren zich echter niet meer in de materiële condities van het handelen of in verdelings-kwesties, maar in opvattingen, houdingen, over-tuigingen en andere niet-materiële factoren. De oude sjablonen voor conflicten over opvattingen, houdingen en overtuigingen – de levensbeschou-wingen en de ideologieën – doen het niet meer.

Alleen het anachronisme van een conflict tus-sen groepen die ondergedompeld zijn in de sym-bolische samenleving tegenover groepen die ge-hecht zijn aan de traditionele modus van con-trole, rest ons nog. De politiek kan dus niet veel meer doen dan verwijzen naar gezinnen, het ver-enigingsleven, het middenveld en de scholen, steeds maar de scholen. Zij moeten die nieuwe problemen maar oplossen. Maar we weten ei-genlijk dat die actoren ook niet veel kunnen doen. De omgang met een hele reeks van nieuwsoortige beleidsproblemen zou eigenlijk via de massamedia moeten lopen, onze grote be-ïnvloeder en vormer.

Daar staan we als gemeenschap echter mach-teloos. De media spelen een centrale rol in de symbolische zelfschepping van onze samenle-ving, maar zijn grotendeels aan democratische controle en verantwoording onttrokken. Voor de die onveiligheid. Hij probeert dat uiteraard te

doen zonder frontaal te botsen met de opvattin-gen van de burger, zonder deze voor het hoofd te stoten, maar op een manier die toch niet node-loos de angst bevordert.

Om zo’n gesprek te vergemakkelijken en de luisterbereidheid van de burger te stimuleren, kan voor decorum worden gezorgd, bijvoorbeeld wat meer blauw op straat. Extra inspanningen kunnen worden geleverd om de criminaliteit aan te pakken. Ook al speelt zij geen grote rol in de onveiligheidsgevoelens, een daling van de cri-minaliteit is zonder meer maatschappelijk wen-selijk. Met enig geluk kan de bestuurder uitpak-ken met goede cijfers. Brutaliteit kan in kracht-dadige termen worden veroordeeld, die van schoftjes én die van de wet. Men kan zich ‘tough on crime and tough on the causes of crime’ ver-klaren enzovoort. En terwijl men op die manier het vertrouwen en het oor van de bange burger probeert te winnen, kan men millimeter per mil-limeter ook aandacht voor de andere oorzaken van het onbehagen en de onveiligheidsgevoelens wekken. De politicus die dat alles probeert – met een kleine kans op succes – loopt wel het risico aan zijn linkerzijde te horen dat hij een platte law and order-lijn volgt. En als hij niet in zijn opzet slaagt, doet hij dat in feite ook.

een inspiratieloze samenleving Laten we veronderstellen dat die vastberaden bestuurder zich door kritiek niet uit de bocht laat rijden. Hij probeert ook de oorzaken van het on-behagen en de onveiligheidsgevoelens aan te pakken. Daarbij komt hij dan meteen tot de vast-stelling dat lantarenpalen manipuleerbaarder zijn dan mensen. Meer blauw en meer lampen op straat, propere straten, graffitivrije gevels, poepvrije stoepen… het kost geld, maar zodra die dingen op een budget staan ingeschreven, kan de pers al worden uitgenodigd.

Maar blauw op straat dat effectief bijdraagt aan veiligheidsgevoelens of het verstevigen van het sociaal weefsel in een wijk, dat zijn veel moeilijker opdrachten. Bij het bekendmaken van 18

(10)

achtergekomen hoe zij met de industriële om-wenteling kon omgaan, hoe ze daaruit welvaart en welzijn kon putten. Zij liep toen een sociale revolutie achter op de geschiedenis. Wij lopen ten opzichtige van de symbolische samenleving een culturele revolutie achter. Resten ons voorlo-pig de politiek, die we de schuld kunnen geven voor alles wat misloopt, en de burger, die we me-nen te herkenme-nen in de voorstelling die de media er ons van presenteren, maar waarvan we ons af-vragen of hij nog wel echt bestaat.

massamedia bestaan geen burgers, enkel consu-menten. We weten trouwens niet welke vorm de democratische controle zou kunnen aannemen, zonder onze onmisbare vrijheden in het gedrang te brengen. Misschien is het zelfs geen kwestie van controle, maar van creativiteit.

Aanknopend bij de inleiding kan worden onderstreept dat de geschetste problemen geen gevolg zijn van globalisering. Zij wijzen op een falen van onze verbeeldingskracht. Bij het begin van de 21ste eeuw zijn we als de vroeg 19de-eeuwse beschaving, toen die er nog niet was

19

DE WILLEM DREES-LEZINGEN

Dit artikel is de schriftelijke neerslag van de Drees-lezing door Mark Elchardus, gehouden op 20 no-vember 2003 in de Evangelisch-Lutherse Kerk in Den Haag. De stichting Willem Drees-lezing stelt zich ten doel om de grote betekenis die dr. Willem Drees heeft gehad voor de opbouw van de Neder-landse welfare state in de 20ste eeuw te memoreren door jaarlijks een publieke lezing te organiseren. Met behulp van deze lezingen wil de stichting de principes van de welfare state actualiseren en verdie-pen. De stichting hoopt daarmee een bijdrage te leveren aan het waarborgen van een rechtvaardige en democratische verdeling van kennis, inkomen en macht in Nederland en daarbuiten. De Drees-le-zingen zijn sinds 1990 gehouden door achtereenvolgens: Ota Sik, Jan Pen, Shmuel Eisenstadt, Ernst van der Beugel, Daniël Cohn-Bendit, Thijs Wöltgens, Ursula Engelen-Kefer, Kees Schuyt met Frans Leijnse als co-referent, David Marquand met Paul Kalma als co-referent, Hans Daalder, Peter Singer en Wil Albeda.

Noten

1 De Sociale Staat van Nederland, Sociaal Cultureel Planbureau, 2003.

2 Giddens, Modernity and Self-Iden-tity: Self and Identity in de Late Mo-dern Age, Cambridge, Polity, 1991. 3 Whitehall I, Michael Marmot en

medewerkers.

4 Zie onder meer, M.Kohn, Class and Conformity: A Study in Values, Dorsey Press, Homewood, 1969; M.Kohn & C.Schooler, ‘The Re-ciprocal Effects of the Substan-tive Complexity of Work and In-tellectual Flexibility’: A Longitu-dinal Assessment, American Jour-nal of Sociology, 1978,84:24-52;

idem, ‘Job Conditions and Per-sonality: A Longitudinal Assess-ment of their Reciprocal Effects’, American Journal of Sociology, 1982, 87:1257-86. Meer recent tekent zich wel een toename af van werk in persoonlijke en so-ciale dienstverlening (bv. Ian Miles, Work and Nonwork in Europe in the 1980’s and Be-yond, Futures, 1983,15,6). 5 P.Heelas, S.Lash & P.Morris

(red.), Detraditionalization. Crital Reflections on Authority and Iden-tity, Blackweel Publishers, Ox-ford, 1996.

6 Beck, U., Risk Society: towards a new modernity. London, Sage, 1992; Beck, U., A. Giddens &

S.Lash, Reflexive Modernization, Cambridge, Polity Press, 1994 en Modernity and Self Identity van Giddens van 1991.

7 M. Elchardus, ‘Gekaapte Deug-den’, in, Samenleving en Politiek, 1994,1,1; idem, ‘Verschillende wereldden: over de ontdubbe-ling van links en rechts’, in, Samenleving en Politiek, 1994,1,7; idem, ‘Class, cultural re-align-ment and the rise of the popu-list right’, in, A.Erksine et.al (red), Changing Europe. Some As-pects of Identity, Conflict and Social Justice, Avebury, Aldershot, 1996. M.Elchardus & K. Pelleriaux, ‘De Polis verdeeld. Hoe de kie-zers links en rechts

(11)

herdefinië-20

ren’, in, M.Swyngedouw et.al. (red) De (on)redelijke kiezer. Onderzoek naar de politieke opvat-tingen van Vlamingen. Verkiezin-gen van 1995, Leuven, Acco, 1998. Koen Pelleriaux, Demotie en Bur-gerschap. De culturele constructie van ongelijkheid in de kennismaat-schappij, Brussel VUB-Press, 2001. Zie www.vub.ac.be/TOR. 8 M.Elchardus & J.Cohen, Gedrag

en verwachtingen in verband met het einde van de loopbaan, deel 2, levensloop en de pensioentran-sitie in België, TOR 2003/14. 9 Zie onder meer: Coppens, N., I.

Glorieux & J.Vandeweyer, ‘Flan-ders around the clock’, Paper presented at the IATUR confe-rence Time Use 2001: ‘New Re-gions, New Data, New Methods and New Results’, Oslo, Norway, October 3-5, 2001; Glorieux, I & J.Vaneweyer ‘24 uur ... Belgische tijd: een onderzoek naar de tijdsbesteding van de Belgen’, Reeks Statistische Studiën, Statisti-sche Studie 110, Nationaal Insti-tuut voor de Statistiek, Brussel, 2002. Breedveld, K., A. v. d. Broek, et al. Trends in de tijd. Een schets van recente ontwikkelingen in tijdsbesteding en tijdsordening. Den Haag, SCP, 2001, komen voor Nederland tot het zelfde besluit.

10 M. Elchardus, Zonder maskers. Een actueel portret van jongeren en hun leraren, Gent, Globe, 1999 ; F.Stevens & M.Elchardus, De speelplaats als cultureel centrum. De beleving van de leefwereld van jongeren, TOR201/65; F.Stevens, ‘Gemaakte keuzes? Een analyse van muziek- en mediapreferen-ties van Vlaamse jongeren’, in, Sociologische Gids, 2001,48,2. 11 J. Gerhards en R.Hackenbroch

‘Kulturelle Modernisierung und die Entwicklng der Semantik von Vornamen’, Kölner Zeitschrift

für Soziologie und Sozialpsycholo-gie, 1997,49:410-439.

12 G.Broothooft, Naming and Sub-cultures, ICO, 2002.

13 M. Elchardus en I. Glorieux, De Symbolische samenleving, Tielt, Lannoo, 2002.

14 M.Foucault, Surveiller et punir, Paris, Gallimard, 1975. 15 M.R. Wood & L.A. Zurcher, The

Development of a Postmodern Self: A Computer-Assisted Comparative Analysis of Personal Documents, Westport, CT.,Greenwood Press, 1988.

16 Voor België en huwelijk zie F., Agneessens, Onderwijspeil en ho-mogamie in België. Evolutie en achtergrond, Eindverhandeling Sociologie, 1998–1999, Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 1999 en M. Elchardus, ‘Econo-mische ongelijkheid, sociale uitsluiting en cultuurstrijd in de kennismaatschappij’, in, Op-voeden in billijkheid, Majong / Garant, 2000: 17-50. Voor het verenigingsleven in Vlaande-ren: M.Elchardus, L.Huyse & M.Hooghe, Het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen. Een onderzoek naar de sociale construc-tie van democratisch burgerschap, Brussel, VUB-Press, 2000. 17 Zie voetnoot 7 alsook

M.Elchar-dus en W.Smits, Anatomie en oorzaken van het wantrouwen, Brussel, VUB-Press, 2002. 18 M.Elchardus, Dramademocratie,

Tielt, Lannoo, 2003.

19 Een groot aantal onderzoekers vindt geen of zwakke verban-den tussen criminaliteit en slachtofferschap enerzijds, on-veiligheidsgevoel anderzijds: Hajnal, I., J. Pickery, et al. (2000). Multilevelanalyse op de gegevens van de veiligheidsmonitor. Leu-ven, Afdeling voor dataverzame-ling en analyse, Departement Sociologie, K.U.Leuven: 107;

Liska, A. E. and W. Baccaglini (1990). ‘Feeling Safe by Compar-ison: Crime in the Newspapers.’ Social Problems 37(3): 360-374; Romer, D., K. H. Jamieson, et al. (2003). ‘Television news and the cultivation of fear of crime.’ Jour-nal of communication, March: 88-104. Anselme, M. (1993). ‘Le Lien sécuritaire: mettre en or-dre le desoror-dre quotidien.’ Revue internationale d’action commu-nautaire 30(70): 29-38 ; Coving-ton, J. and R. B. Taylor (1991). ‘Fear of Crime in Urban Resi-dential Neighborhoods: Impli-cations of Between- and Wi-thin-Neighborhood Sources for Current Models.’ Sociological Quarterly 32(2): 231-249. 20 O’Connell, M. (1999). ‘Is Irish

Public Opinion towards Crime Distorted by Media Bias?’ Euro-pean Journal of Communication 14(2): 191-212; Williams, P. and J. Dickinson (1993). ‘Fear of Crime: Read All about It?: The Relationship between Newspa-per Crime Reporting and Fear of Crime.’ British journal of crimino-logy 33(1): 33-56; Hollander, J. A. (2001). ‘Vulnerability and Dan-gerousness: The Construction of Gender through Conversation about Violence.’ Gender and So-ciety 15(1): 83-109;. Altheide, D. L. (1997). ‘The news media, the problem frame, and the produc-tion of fear.’ The Sociological Quarterly 38(4): 647-668; Chiri-cos, T., S. Eschholz, et al. (1997). ‘Crime, news and fear of crime: Toward an identification of au-dience effects.’ Social Problems 44(3): 342-357.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien elke school niet evenveel kleuters telt wordt er procentueel gekeken (het aantal kleuters die effectief deelnemen aan een project/activiteit van SVS ten opzichte van

• We organiseren voor middelbare scholen ook bezoekjes aan de universiteit zelf, waarbij zij naast het gewone info-uurtje over de studie ook een rondleiding in het

De initiatiefnemer van een nieuwe school dient in de aanvraag een beschrijving op te nemen van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg voor de sociale, psychische

In antwoord op vragen van de Tweede Kamer stelde minister Slob eerder simpelweg dat het wetsvoorstel er primair is om de vrijheid van onderwijs te versterken en niet om de

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, vKA, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en Van Haga voor dit gewijzigde

Inmiddels zijn verscheidene frisse scholen ontwikkeld die zo goed als kli- maatneutraal zijn.. De RVO publiceert jaarlijks een overzicht van de vijftien

dat er sneller en anders wordt gereageerd op frequent of langdurig verzuim. Heel concreet: dat zijn leerlingen die in een periode van twaalf weken voor de vierde keer worden

Als belangenbehartigers van het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs zijn wij voorstanders van een bekostiging van scholen waar eenieder terecht kan,