• No results found

Lesbrief Vraag en Aanbod 3 e druk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Lesbrief Vraag en Aanbod 3 e druk"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoofdstuk 1 Markten

1.6 C

1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei.

b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1.

97,1 × 105

= 101,96.

100

Dus een stijging van 2%.

c. Gestegen. De omzet van jeans is in het eerste kwartaal van 2014 met meer dan 10% gestegen, terwijl de totale sector met 7% steeg.

(2)

© LWEO B.V. Niets uit deze publicatie mag op enigerlei wijze worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Het verlenen van toestemming tot publicatie strekt zich tevens uit tot het elektronisch beschikbaar stellen. Zie ook de leveringsvoorwaarden van de LWEO (www.lweo.nl).

Hoofdstuk 2 Vraag: op zoek naar een spijkerbroek

2.29 2.30 2.31 2.32 2.33 2.34 2.35 2.36 2.37 2.38 2.39 D D A A D B C D B C A 2.40 a. P = 6 → Qv = -0,8 × 6 + 20 = 15,2 → 15.200 stuks.

b. Omzet = P × Qv = 6 × 15.200 = € 91.200.

c. P = 9 → Qv = -0,8 × 9 + 20 = 12,8 → 12.800 stuks.

d. Omzet = 9 × 12.800 = € 115.200.

e. Procentuele verandering Qv = (12.800 – 15.200)/15.200 × 100% = -15,8%.

Procentuele verandering van P = (9 – 6)/6 × 100% = 50%.

Ev = procentuele verandering Qv/procentuele verandering P = -15,8%/50% = -0,32 → -0,3.

f. Een stijging van de prijs van het goed met 1% leidt tot een daling van de gevraagde hoeveelheid met 0,3%.

g. De vraag naar het product is prijsinelastisch. De stijging van de prijs (+50%) leidt tot een in verhouding kleinere daling van de gevraagde hoeveelheid (-15,8%). De omzet (P × Qv) stijgt dan.

2.41 a.

b. 13 = -1,5P + 31 → 1,5P = 31 – 13 → P = 18/1,5 = 12 dus 12 eurocenten.

c. Dagomzet = 0,12 × 13.000 = € 1.560. Dagomzet na aftrek heffing = 1.560 × 0,98 = € 1.528,80.

d. Als P = 12 dan Qv = 13.000 stuks.

Als P = 18 (1,5 × 12) →Qv = -1,5 × 18 + 31 = 4 → Qv = 4.000 stuks.

Procentuele verandering van Qv = (4.000 – 13.000)/13.000 × 100% = -69,2%.

Procentuele verandering van de prijs is 50%.

Ev = -69,2%/50% = -1,4.

e. Omzetdaling.

Bij een prijselastische vraag is de procentuele prijsstijging (50%) < de procentuele hoeveelheidsdaling (-69,2%)

f. Aantal vragers, prijzen van andere goederen, besteedbaar inkomen, behoeften/voorkeur.

g. Bij dezelfde prijs wordt er meer gevraagd omdat:

• het inkomen is gestegen.

• consumenten zijn meer van bloemen gaan houden (behoefte neemt toe).

• de prijs van potplanten is toegenomen.

• het aantal kopers is toegenomen.

2.42 a. Luxe goed, want er is een drempelinkomen bij Y = € 20.000.

Want bij het drempelinkomen geldt: 0 = 0,05Y – 1.000 → Y = 1.000/0,05 = € 20.000.

b. Als Y = € 40.000 → Qv = 0,05 × 40.000 – 1.000 = 1.000.

Als Y = € 50.000 → Qv = 0,05 × 50.000 – 1.000 = 1.500.

Het jaarinkomen stijgt met 10.000/40.000 × 100% = 25%.

De uitgaven stijgen met 500/1.000 × 100% = 50%.

Ey = 50%/25% = 2.

(3)

Hoofdstuk 3 Productie van een spijkerbroek

3.33 1. Integratie; 2. Parallellisatie; 3. Specialisatie.

3.34 3.35 3.36 3.37 3.38 3.39 3.40 3.41

D A B en C C B B B C

3.42 1. 2. 3. 4. 5.

B A D D D

3.43 a. De werkgever wordt beroofd door de werknemer. De werkgever heeft geïnvesteerd in een opleiding voor de werknemer en omdat de werknemer vertrekt, is de werkgever van zijn investering beroofd.

b. - De werkgever had een langlopend contract met de werknemer kunnen afsluiten.

- De werkgever had kunnen afspreken dat de werknemer de opleidingskosten terugbetaalt als hij op korte termijn vertrekt.

3.44 Winkeliers weten dat de extra winst die zij behalen door de nieuwe investeringen wordt afgeroomd (geroofd) door de maffia. Ze zullen die investeringen daarom achterwege laten.

3.45 a. De gemiddeld variabele kosten zijn gedaald. Variabele kosten hangen af van de omvang van de productie. De lijn 'totale kosten na automatisering' verloopt vlakker dan de lijn 'totale kosten voor automatisering'. Na de automatisering stijgen de totale variabele kosten dus minder snel bij een toename van de productie. Hieruit valt af te leiden dat de gemiddeld variabele kosten lager zijn.

NB. Je kunt ook de vergelijkingen van de lijnen bepalen:

Voor automatisering: TK = 55q + 80.000 → GVK = 55.

Na automatisering: TK = 20q + 220.000 → GVK = 20.

b. TO = P × q = 100q. Zie figuur.

c. De break-evenafzet geeft de verkochte hoeveelheid producten weer, waarbij er winst noch verlies gemaakt wordt. De totale opbrengst is dan gelijk aan de totale kosten na automatisering. In de figuur is dit bij q = 2.750 stuks.

Of berekenen:

TO = TK

100q = 20q + 220.000 80q = 220.000 q = 2.750 stuks.

(4)

© LWEO B.V. Niets uit deze publicatie mag op enigerlei wijze worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Het verlenen van toestemming tot publicatie strekt zich tevens uit tot het elektronisch beschikbaar stellen. Zie ook de leveringsvoorwaarden van de LWEO (www.lweo.nl).

3.46 a. De variabele kosten nemen toe.

b. Een toename van de productie met (14.000 – 12.000 =) 2.000 stuks leidt tot een toename van de totale variabele kosten met (266.000 – 240.000 =) € 26.000. De variabele kosten per stuk (=

GVK) zijn 26.000/2000 = € 13.

Bij een productie van 12.000 stuks bedragen de totale variabele kosten 12.000 × 13 = € 156.000.

De totale constante kosten bedragen dan 240.000 – 156.000 = € 84.000.

c. Elk extra verkocht product levert € 25 (MO) op en kost € 13 (MK), dus MO is altijd groter dan MK. De onderneming zal zoveel mogelijk producten willen verkopen: 20.000 stuks (=

productiecapaciteit).

TO = 20.000 × 25 = € 500.000

TK = TVK + TCK = 20.000 × 13 + 84.000 = € 344.000 _

TW = TO – TK = € 156.000

d. Dit is de break-evenafzet. Dan geldt TO = TK.

TO = 25q; TK = 13q + 84.000 → 25q = 13q + 84.000 → 12q = 84.000 → q = 84.000/12 = 7.000 stuks.

e. De order wordt niet geaccepteerd.

Deze extra productie leidt behalve tot extra arbeidskosten (€ 5.000) tot extra variabele kosten:

500 × 13 = € 6.500. Extra kosten van de order: 5.000 + 6.500 = € 11.500.

De order levert 500 × 20 = € 10.000 extra op. De order zal dus niet worden geaccepteerd omdat de extra kosten (€ 11.500) hoger zijn dan de extra opbrengst (€ 10.000). De totale winst zal na acceptatie dalen met € 1.500.

3.47 a. Stel de totale afzet in 2012 op 100 → afzet BitCom: 0,16 × 100 = 16. De totale afzet in 2013 is dan 112 → afzet BitCom: 0,20 × 112 = 22,4.

De afzet van BitCom neemt toe met (22,4 – 16)/16 × 100% = 40%.

b. Minder prijselastisch. Bij een prijsverhoging zullen klanten minder snel overlopen naar een concurrent.

c. Parallellisatie. De nieuwe activiteiten behoren tot een andere bedrijfskolom.

(5)

3.49 a. Fusie: Parallellisatie.

Rechtstreeks inkopen: Integratie.

b. Differentiatie.

c. Specialisatie.

(6)

© LWEO B.V. Niets uit deze publicatie mag op enigerlei wijze worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Het verlenen van toestemming tot publicatie strekt zich tevens uit tot het elektronisch beschikbaar stellen. Zie ook de leveringsvoorwaarden van de LWEO (www.lweo.nl).

Hoofdstuk 4 Aanbod: spijkerbroeken te koop

4.14 4.15 4.16 4.17 4.18 4.19 4.20 4.21 4.22 B D D B C D C B C 4.23 1. 2. 3. 4. 5. 6.

D C A C A D

4.24 a. Naarmate de prijs van een spijkerbroek stijgt, zal de winstmarge op een spijkerbroek toenemen. M&H wordt hierdoor gestimuleerd meer spijkerbroeken aan te bieden

b. Qa > 0, dus als de prijs > € 20.

c. Als P = 80 -> Qa = 60 (× 100).

Als P = 88 -> Qa = 68 (× 100).

Procentuele verandering van de prijs = 10%.

Procentuele verandering van Qa = (68 – 60)/60 × 100% = 13,3% . De prijselasticiteit van het aanbod = 13,3%/10% = 1,3.

d. Op langere termijn kan M&H haar productiecapaciteit en dus productie/aanbod gemakkelijker aanpassen aan de dan geldende prijs door middel van investeringen.

e. Uitspraak a onjuist. Bij een prijsverandering van het product zelf is er sprake van een verschuiving langs (over) de aanbodlijn.

Uitspraak b onjuist. Een hogere katoenprijs doet de aanbodlijn naar links verschuiven, terwijl de nieuwe aanbodfunctie een verschuiving naar rechts weergeeft.

4.25 a. € 4.000

b. inkoop ijs € 1.600

rente € 160

crediteuren € 200

aflossing lening € 200

totaal € 2.160

c.

activa passiva

ijscokar € 1.600 eigen vermogen € 1.400

voorraad ijs € 600 lening € 1.400

bank € 600 crediteuren € 200

kas € 200

totaal € 3.000 totaal € 3.000

Uitleg:

ijscokar = 2.000 - afschrijving

Van de winst blijft € 200 in de zaak, dus bank en eigen vermogen nemen met € 200 toe.

Alle betalingen via de bank, dus kas blijft € 200.

lening = 1.600 – aflossing = € 1.400.

crediteuren = 400 – betaling = € 200.

Je kunt nu het totaal van de passiva uitrekenen. Dat wordt € 3.000.

Je kunt nu uitrekenen wat de waarde van de voorraad ijs is.

Dat wordt 3.000 – 1.600 – 600 – 200 = € 600.

(7)

Hoofdstuk 5 Aanbod: spijkerbroeken te koop

5.8 5.9 A B

5.10 a. € 0,50 x 60 miljoen = € 30 miljoen.

b. De aanbodlijn verschuift naar links omdat er bij elk denkbare prijs minder wordt aangeboden.

c.

d. Bij de oorspronkelijke prijs ontstaat een vraagoverschot. Hierdoor stijgt de prijs. De prijs- stijging veroorzaakt een afname van de vraag en een toename van het aanbod. De prijsstijging komt tot stilstand als de vraag naar koffiebonen gelijk is aan het aanbod van koffiebonen.

(8)

© LWEO B.V. Niets uit deze publicatie mag op enigerlei wijze worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Het verlenen van toestemming tot publicatie strekt zich tevens uit tot het elektronisch beschikbaar stellen. Zie ook de leveringsvoorwaarden van de LWEO (www.lweo.nl).

Hoofdstuk 6 Overige markten

6.24 6.25 6.26 6.27 6.28 6.29 6.30 6.31 6.32 6.33 6.34 B D Stijging: a, b en c.

Daling: d.

Stijging: b en d.

Daling: a en c.

B B D D B B A

6.35 De vraag naar arbeid (werkgelegenheid) steeg met (7.172 – 5.594)/5.594 × 100% = 28,2%.

Het aanbod van arbeid steeg met (7.442 – 6.992)/6.992 × 100% = 6,4%.

De vraag naar arbeid steeg harder dan het aanbod van arbeid dus de arbeidsmarkt verkrapte.

6.36 a. Ja. Als de salarissen met € 6.000 per jaar worden verhoogd, verdwijnt het tekort aan docenten.

b. De loonelasticiteit van het aanbod = (7.500/75.000)/(6.000/30.000) = 0,5.

c. Inelastisch, want de procentuele verandering van het aanbod is kleiner dan de procentuele verandering van het loon.

Of: De loonelasticiteit van het aanbod ligt tussen 0 en 1.

d. Een loonsverhoging leidt niet direct tot een toename van het aantal docenten. Studenten moeten eerst opgeleid worden tot docent voordat zij zich op die markt kunnen begeven.

e. Als 20% van de docenten weggaat en 8% aan docenten instroomt, is er sprake van een aanboddaling van 12%, dat zijn 0,12 × 82.500 = 9.900 minder docenten die zich aanbieden.

Het nieuwe aanbod is nu 72.600.

f. Om aan de vraag te voldoen moet het aanbod toenemen met (82.500 – 72.600)/72.600 × 100%

= 13,636%.

Het loon zal dus met 13,636%/0,5 = 27,3% moeten toenemen.

g. De salarisontwikkeling in het bedrijfsleven, het aantal uren dat docenten thuis nog moeten werken voor school, de status van de docent, enzovoort.

6.37 a. Qa = Qv → 0,6L – 3.000 = -0,4L + 10.000 → L = € 13.000.

b. Qv = -0,4 × 13.000 + 10.000 = -5.200 + 10.000 = 4.800, dus 4,8 miljoen personen.

Qa = 0,6 × 13.000 – 3.000 = 4.800 dus 4,8 miljoen personen.

c. Qa = 0,6 x 15.000 – 3.000 = 6.000 dus 6 miljoen personen.

Qv = -0,4 x 15.000 + 10.000 = 4.000 dus 4 miljoen personen

De werkloosheid = Qa – Qv = 6 miljoen – 4 miljoen = 2 miljoen personen.

d. Werk wordt beter beloond dus aantrekkelijker want de opofferingskosten van vrije tijd worden hoger.

e. Het gaat minder goed met de economie; de productie krimpt, dus ook de werkgelegenheid.

Door een moordende concurrentie worden meer arbeidsbesparende technieken toegepast.

6.38 a. Lijn A3. Een relatief geringe salarisverhoging leidt tot een grote toename van het aanbod van arbeid in de zorg.

b. Bij A1 is de loonelasticiteit nul. De aangeboden hoeveelheid arbeid verandert niet als het salaris stijgt.

Bij A2 is er een inelastisch aanbod van arbeid. De aangeboden hoeveelheid arbeid reageert relatief minder sterk op een salarisverhoging.

Bij A3 is er een elastisch aanbod van arbeid. De aangeboden hoeveelheid arbeid reageert relatief sterk op een salarisverhoging.

Bij A4 is de loonelasticiteit van het aanbod van arbeid negatief. Een salarisverhoging leidt tot een lager aanbod van arbeid.

6.39 a. Eerst de koers van de Zwitserse frank in euro’s berekenen:

Voor 15 januari 2015: CHF 1 = 1/1,20 = € 0,83.

Op 15 januari 2015: CHF 1 = 1/0,90 = € 1,11.

(1,11 – 0,83)/0,83 x 100% = 33,7%. Als je tussendoor niet afrondt, is het 33,3%.

b. Voor de Zwitserse bedrijven die importeren uit de eurozone. Door de koersstijging van de Zwitserse frank worden producten uit de eurozone goedkoper voor Zwitserland.

c. De koopkracht van Zwitserse burgers zal stijgen, omdat de goedkopere importproducten uit de eurozone ertoe leiden dat er voor 1 Zwitserse frank meer (import)goederen gekocht kunnen worden.

(9)

d. De beleggers verplaatsten hun beleggingen van de eurozone naar Zwitserland, waardoor de vraag naar Zwitserse franks toenam (en het aanbod van euro’s toenam) en de koers van de Zwitserse frank – zonder het ingrijpen van de SNB – zal stijgen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niets uit deze publicatie mag op enigerlei wijze worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.. Het verlenen van toestemming tot publicatie strekt zich

De auto was beladen met vele soorten snijbloemen waarvan in figuur 2 de meeste zijn aangegeven. De bloemen waren in gebleekt sulfaatkratpapier gewikkeld waarin ongeveer 5 bossen

Bestuur Financiële zaken - BBC oninbare posten - Voor- en naschoolse opvang - beslissing Het college van burgemeester en schepenen gaat akkoord met het oninbaar boeken van de

De Conferentie van voorzitters neemt een besluit ten aanzien van verzoeken om toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen van wetgevende en niet-wetgevende aard binnen een

Dit betekent niet (alleen) fysiek veilig, maar veilig om jezelf helemaal te uiten zoals jij dat wil op dat moment.. We kunnen soms veel leren over liefde door te kijken naar hoe we

- Geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor ze zijn verstrekt;.. - Op de hoogte zijn van uw rechten

Verwerking van persoonsgegevens van prospect en geïnteresseerde Persoonsgegevens van prospect en geïnteresseerde worden door Ames sportcentrum en fysiotherapie verwerkt ten

- Geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor ze zijn verstrekt;.. - Op de hoogte zijn van uw rechten omtrent