• No results found

DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE FRANSE REVOLUTIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE FRANSE REVOLUTIE "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET ZWEVENDE KABINET

KO BEUZEMAKER De laatste maanden en weken heeft zich de binnenlandse politieke toestand in Nederland op een eigenaardige wijze ontwikkeld.

Wanneer wij de laatste jaren een "zwevende gulden" hadden, dan hebben wij nu daarbij nog een "zwevend Kabinet" gekregen. De Minister van Financiën de Wilde is afgetreden en de min of meer- dere geheimzinnigheid, waarmee dit aftreden gepaard ging, heeft tot allerlei gissingen aanleiding gegeven. Wat is de kern van de thans ontstane toestand?

Het is de toenemende tegenstelling in de kringen der Nederlandse bourgeoisie over de vraag: welke financiële politiek gevoerd moet worden. In diepere zin is het de uitwerking van de heersende inter- nationale spanning in Nederland. De Nederlandse bourgeoisie heeft naast haar uitgesproken reactionaire karakter altijd iets provinciaals gehad, dat haar in internationale kringen vaak in een uitzonderlijke positie heeft geplaatst.

Zo is het ook thans! In de internationale politiek is thans de beslis- sende vraag: zal er tegen de agressieve fascistische mogendheden 'n vredes-front worden opgebouwd?

Zoals bekend speelt hierbij de Sowjet-Unie een leidende rol. Wat gaat ons dat aan? zegt de Nederlandse bourgeoisie. Voor haar be- :;taat de Sowjet-Unie officieel niet eens en zij heeft ook niet de min- ste neiging getoond, daar nu een verandering in te brengen. Wat gaat ons dat aan? vraagt de Nederlandse bourgeoisie verder en zij zet hardnekkig haar z.g. neutraliteits- of zelfstandigheidspolitiek, ge- ïnspireerd op de München-politiek voort, zonder enige les te trek- ken uit die kolossale veranderingen in de internationale politiek, die in de laatste maanden hebben plaats gevonden.

Terwijl de wereld in een ontzaggelijke spanning verkeert, terwijl het onafhankelijke bestaan van het Nederlandse volk daarbij meer en meer op het spel staat, verdoet de Nederlandse bourgeoisie de tijd met conflicten over de financiële politiek. Een aardige getuigenis vin- den wij in het Engelse Weekblad "The Economist" van 10 Juni j.l.

Daar schrijft men min of meer ironisch:

"In Holland moet evenals elders in vermeerderde uitgaven van bewapening worden voorzien en de vraag, hiervoor te lenen of belasting op te leggen, veroorzaakt daar meer openlijk twist- geschrijf dan in enig ander land, dat voor een zelfde keuze staat. Het leidde drie weken geleden tot het aftreden van den minister van Financiën en deze week stelt wederom mr. Trip in het Jaarverslag der Ned. Bank de eis van de meest harde "hard geld" -politiek. Wellicht is Holland zo gelukkig, in staat te zijn een discussie te aanvaarden over een vraag welke in de mees- te landen, die haar onder het oog hadden te zien, zich zelf beantwoordt.

Hier ziet men, hoe burgerlijke financiers en economen in het bui-

(2)

KO BEUZEMAKER HET ZWEVENDE KABINET

386

tenland lichtelijk de spot drijven met het provincialisme van de Hol- landse bourgeoisie. Ondertussen schuilt achter dit provincialisme heel het benepen egoïsme van een uiterst reactionaire bourgeoisie in een klein land.

Want, wat is in werkelijkheid de vraag? De regering Colijn heeft oorspronkelijk een scherpe aanpassingskaers ge·

voerd: de volksmassa's betaalden in de crisisjaren om de gulden op peil te houden. Daarna kwam de devaluatie en het waren weer de volksmassa's, die het gelag moesten betalen. Intussen is men er daar- mee niet gekomen. Men staat voor grote bewapeningsuitgaven, ter·

wijl nieuwe economische crisis-golven beginnen te naderen. In het buitenland heeft men in deze omstandigheden een leningspolitiek gevolgd. In Nederland komen er nu verschillende stromingen naar voren. De stroming Colijn-de Wilde wil van een leningspolitiek niets weten. Minister Colijn noemde dit, bij zijn optreden tijdens de inter·

pellatie-Wijnkoop "een luchthartige financiële politiek, die van hem niet te wachten is". Hij wil steeds maar nieuwe zware lasten op de reeds zo zeer verarmde volksmassa's afwentelen. Anderen daarente- gen, zoals de Katholieken, een deel der Christ. Hist. en het overwe- gende deel der rechtse Soc. Democraten zijn vóór deze lenings-po- litiek. Weer anderen zijn voor een nieuwe devaluatie van de gulden.

De z.g. Vereniging voor waardevast-geld (de devaluatie-ploeg in Ne- derland) steekt ook de kop weer op.

Ondertussen begint het goud reeds het land te verlaten, zoals blijkt uit de daling van het saldo van aan de Nederlandse Bank geleend braak-liggend kapitaal, terwijl de koers van de gulden zwakker wordt. Dit alles vormt de achtergrond van het aftreden van de Minis- ter van Financiën.

In een artikel in de Rubriek "Beurs en Nijverheid" van het "Handels- blad" van Zondag 18 Juni vinden wij dit niet onaardig omschreven.

Daar wordt gezegd:

"Wij zitten immers midden in een regeringscrisis, zo al geen formele dan toch een materiële. Men weet niet welke richting ons land per saldo zal inslaan: zal de conservatieve richting in het financieel beleid (De Wilde) tenslotte gehandhaafd worden, of zal toegegeven worden aan de R o o m se aandrang tot een uitgavenpolitiek, een politiek, welke ook de s o c i a a I · d e • m o c rat e n voorstaan en waarvan men naar het schijnt ook in C h r i s t e I ij k • H i s t o r i s c h e kring niet geheel afkerig is?"

*

*

Hoe heeft zich dit nu alles in het openbare leven verder ontwikkeld?

Minister de Wilde is afgetreden en hierbij heeft zich het zonderlinge schouwspel voorgedaan, dat de regering aan het Parlement geen behoorlijke uileenzetting heeft gegeven, wat of de reden was, dat de Minister van Financiën, de belangrijkste man na Colijn in het Ka- binet, zo plotseling verdween. Een vaag en niets-zeggend commu~

niqué van de Regerings-persdienst was alles.

(3)

KO BEUZEMAKER HET ZWEVENDE KABINET Dit is op zichzelf een merkwaardig verschijnsel en bijna een unicum in de geschiedenis van het Nederlandse parlementarisme. Er zijn Ministeries gevallen op mindere gronden .... Het tekent de drang, die er in bepaalde reactionaire kringen bestaat, om de zeggings- kracht van het Parlement in te perken en in de richting van een z.g.

Koninklijk Kabinet te gaan, dat min of meer onafhankelijk van het Parlement staat. Het argument, dat Colijn in de Kamer bij de inter- pellatie-Wijnkoop gebruikte om dit te verdedigen, was, "dat het op het moment nog niet de tijd zou zijn voor een algemeen politiek de- bat, noch voor een algemeen financieel-economisch debat".

"Immers", zo zeide hij, "daaraan zou een behoorlijk schriftelijke voorbereiding vooraf moeten gaan". Dat is een zonderling argument, uit de mond van een regering, die de Kamer helemaal geen behoor- lijke informatie had gegeven en mededeelde, dat zij uit zichzelf dit ook niet van plan was. Even merkwaardig was het antwoord van Colijn, dat de regering niet bereid was een uiteenzetting te geven, omdat het hier ging over het komende beleid, waarover nog geen beslissing door de Ministerraad was genomen. Dit komende beleid had dan toch maar als eerste uitwerking dat de Minister van Finan- ciën aftrad! Het enige positieve in heel het antwoord van Minister Colijn was, de reeds hierboven geciteerde mededeling, dat hij niet van plan was een "luchthartige financiële politiek" te voeren. Dat was een scherpe uitspraak tegen ... de R.K. Ministers.

Het is dus duidelijk dat de zaak niet af is. De Ministeriële crisis is op z'n hoogst wat verschoven, het blijft broeien en het is al gebleken, dat de homogeniteit van dit positief-Christelijke Kabinet aan scher- ven ligt en gestrand is op de financiële vraagstukken. Waartoe het geld al niet in staat is!

Maar zo al de houding van de regering ten opzichte van het Neder- landse Parlement een houding van uiterste geringschatting was, het moet gezegd worden, dat het Parlement zich zelf kan toevoegen:

"gij hebt het gewild". Want, in deze omstandigheden is er noch uit de Vrijzinnig Democratische, noch uit de Liberale, noch uit de Soc.

Democratische kringen ook maar een spoor van krachtige opposi- tie tegen de houding der regering te bespeuren geweest. Men heeft het de regering al bijster makkelijk gemaakt om over het Parlement heen te lopen. En zelfs, toen Wijnkoop zijn interpellatie indiende en de directe behandeling er van eiste, was het de parlementaire leider der S.D.A.P., Albarda, die het voorstel kwam doen, de regering te verzoeken of zij niet zelf mededeling van de stand van zaken aan het Parlement wilde doen, waarop de regering met een hooghartig

"neen" antwoordde.

En van enig krachtig optreden der oppositie-partijen bij de behan- deling van de interpellatie-Wijnkoop was geen sprake! Een weinig verheffend beeld!

Wat waren de oorzaken, voor deze zo slappe houding?

Zij liggen in de gecompliceerdheid van de politieke verhoudingen.

Immers, de Liberalen en ook - hoewel in mindere mate - de Vrij- zinnig Democraten staan ten opzichte van de financiële vraagstukken

(4)

KO BEUZEMAKER HET ZWEVENDE KABINET

388

achter Co lijn. Zij wensen de houding van Mr. Trip getuigt er wel van - scherpe bezuinigingen om de meerdere financiële lasten te kunnen opvangen. Zij hopen op een z.g. Ministerie op brede basis, waarin het Katholieke overwicht wordt teruggedrongen en de Liberalen en Vrijzinnig Democraten worden opgenomen. Zij willen daartoe het initiatief aan Colijn overlaten en hem ten opzichte van de Katholieken z'n gang laten gaan. En omgekeerd de Sociaal Democraten staan tegenover Colijn en zitten als maar in hope, dat als de breuk tussen Colijn en de Katholieken komt, de reactionaire Katholieken met hen een Ministerie zullen vormen op de basis van een vlotte leningspolitiek en voortzetting van datgene, wat Romme op het ogenblik als sociale politiek belieft voor te stellen. En zij wen- sen dus het initiatief aan de R.K. fractie over te laten. Ja, het is ver gekomen met de S.D.A.P., onder haar huidige leiding. Een zelfstan- dige rol speelt zij niet.

Ondertussen is dit niet het enige punt, waarop het Kabinet wankel staat. Het rapport van de Commissie uit de Kamer over Oss is ver- schenen en hoewel het Minister Geseling als ter goeder trouw be- oordeelt, is het een felle veroordeling van zijn beleid. Genoeg om een Minister tot aftreden te nopen. Maar wie denkt daaraan? Gese- ling zeker niet! Hij blijft liever met z'n andere Collega's nog mee- zweven. Merkwaardig echter is, de politieke uitwerking van dit Rapport! De Anti - Revolutionair Schouten niet de eerste de beste - zet er zijn handtekening onder! Een prachtig staaltje van de "homogeniteit" van dit Kabinet, getuigend hoe scherp de tegen- stellingen tussen Anti-Revolutionairen en Katholieken reeds gewor- den zijn. De Bondgenoten treden tegen elkaar op! De Sociaal De- mocraat Drees heeft het Rapport ook ondertekend, maar "Het Volk"

is uiterst tam in zijn beoordeling. Bondgenoten-in-hope nietwaar!

En .... na de verschijning van het Amsterdamse Erfpachts-Rapport ook lotgenoten! Zo ligt de heleboel door elkaar!

Een regering, die practisch. uit elkaar ligt en vastgelopen is. Een Par- lement, dat niet doortastend is. Langzaam hortend en stotend ontwik- kelt zich de politieke crisis.

* *

Wat betekent van uit dit gezichtspunt de uitslag van de Gemeente- raadsverkiezingen, wat is het algemene beeld van deze uitslag?

De partij van Colijn gaat verder achteruit. De R.K. handhaven zich, de Chr. Historischen boeken enige winst. De burgerlijke oppositie- partijen, de Vrijz. Dem. en Liberalen, die zulk een slappe positie tegen de regering innemen, zien hun gestegen invloed bij de Kamerverkiezingen van 1937 en bij de Statenverkiezingen vzm 1939 niet veel verder gaan.

Het belangrijkste echter is, de teruggang van de S.D.A.P. Deze loopt vrijwel over het gehele land·. Hier tonen zich de gevolgen van de door de S.D.A.P. gevoerde reformistische politiek. Het is het treu- rige bewijs, dat heel de tactiek der reformisten in deze tijd schip-

(5)

KO BEUZEMAKER HET ZWEVENDE KABINET breuk heeft geleden. De S.D.A.P. maakte in de laatste jaren ee111 steeds verder gaande koerswijziging naar rechts door.

Men moest bondgenoten naar rechts zoeken onder de Katholieken en Vrijz. democraten en daar trachten zijn aanhang te vergroten.

Van d'e eenheid van soc. democraten en communisten wilde men niets weten. Dat zou maar het fascistische gevaar oproepen. De uit- komst is precies andersom. Noch Katholieken noch Vrijz. democraten worden door de S.D.A.P. gewonnen. Zij gaat zelf achteruit. De veld- tocht tegen het communisme aangestookt en geleid door Varrink en de Trotskisten in de S.D.A.P. heeft evenmin resultaat opgeleverd.

Bij deze Gemeenteraadsverkiezingen zijn over het algemeen de po- sities der Comm. partij versterkt. Ook in vergelijking tot de laatste Statenverkiezingen. Maar deze versterking is te gering om de ach- teruitgang van d'e arbeidersbeweging in haar geheel goed te makerl.

Hiervoor is het nodig dat in de S.D.A.P. de arbeiders eindelijk de les trekken uit de ervaringen van de laatste jaren en door een krachtig optreden eisen, dat de politiek van hun partij gewijzigd wordt.

Dit is des te meer noodzakelijk, waar weliswaar de Colijnpartij tij- dens de verkiezingen verliezen heeft geleden, maar het er naar uit- ziet, dat opnieuw geprobeerd wordt de scheur in de coalitie te lij- men. Hiervan getuigt de inmiddels in 't parlement begonnen behan- deling van het rapport der parlementscommissie over Oss. De Chr.

Historische heer de Geer heeft daarbij duidelijk uitgesproken, dat de Minister van Justitie Goseling zeer goed de in het rapport op zijn beleid uitgebrachte felle critiek kon aanvaarden zonder af te treden.

* *

*

Wat is het, dat het Nederlandse Volk nodig heeft in deze uiterst ge- spannen internationale toestand?

Het heeft een andere koers nodig in alle opzichten.

Voor de buitenlandse politiek kan de zelfstandigheidskaers geen be- veiliging van Nederland brengen. Deze koers staat gelijk met het zich bloot stellen aan de Duitse fascistische druk, die op de grens- staten - men denke aan Denemarken - steeds toeneemt.

In de binnenlandse politiek is voor alles nodig een economische koers, waarbij het volk weerbaar wordt gemaakt door verhoging van zijn koopkracht door de uitvoering van normale werken tegen nor- male lonen. Hier staat de vraag niet: nieuwe zware belastingen op de Volksmassa's of 'n leningspolitiek, die de staatsschuld verhoogt.

Hier zou de uitweg moeten zijn: zware belasting van het kapitaal om bij te dragen tot de verdediging von het Volk en het Land tegen de fascistische gevaren. Verder is hier noodzakelijk scherp optreden te- gen de fascistische organisaties, beveiliging van de d·emocratische staats-instellingen en van de democratische volksrechten en niet in- eenschrompeling van deze rechten.

Is het denkbaar, dat er in Nederland een dergelijke koers-wijziging plaats vindt?

(6)

KC BEUZEMAKER HET ZWEVENDE KABINET

390

Zijn er de politieke krachten voorhanden, die 'n democratische rege- ring zouden kunnen vormen, welke zulk een koers volgt? Dat is zeer goed mogelijk. Maar hiervoor is nodig een krachtig en eensgezind optreden der Arbeidersklasse als spil voor een democratische con- centratie, gedragen voor de Volksmassa en gericht niet alleen tegen het Fascisme, maar ook tegen alle reactionaire figuren in de bour- geoisie, die de weg gaan van de capitulatie voor het Duitse fascisme op welk gebied dan ook. Alles komt aan op het ontwikkelen van de zelfstandige activiteit der Arbeiders - in het bijzonder der Moderne Arbeidersbeweging.

Zolang echter de huidige leiding der Moderne Arbeidersbeweging voortgaat met hiervan af te zien en meezeult met bepaalde groepe·

ringen in de bourgeoisie, kan in dit opzicht geen ommekeer ver- wacht worden. Daarvoor is de krachtsinspanning en de daadkracht der massa's zelf nodig.

RECTIFICATIE. In ons vorige nummer in het artikel van D i m i - trof is op blz. 333 een woord weggevallen, n.l. in deze zin:

"Deze achterstand vormt een gunstige bodem voor het binnendrin- gen van vijandige invloeden in de rijen van de kommunistische par- tijen, voor alle mogelijke verdraaiingen van de politiek en taktiek der partij".

Dit laatste moet zijn: "voor alle mogelijke opport u n is ti s c he verdraaiingen van de politiek en taktiek der partij."

(7)

DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE FRANSE REVOLUTIE

D. J. WIJNKOOP

Een revolutie verplaatst de macht en het bezit van de tot dan toe heersende klasse naar die klasse in de maatschappij, welke haar door de voorafgaande sociaal-economische ontwikkeling, de ont- wikkeling der productiekrachten, op een hoger politiek en sociaal plan kan brengen. Zo ook de grote maatschappelijke omwenteling in Frankrijk op het eind van de achttiende eeuw. Minstens een hele eeuw reeds werd de ondanks alles toenemende ontwikkeling van het kapitalisme in Frankrijk wel uitermate belemmerd door het oude ré- gime van het Franse absolute koningschap, dat de top vormde van het sinds de middeleeuwen heersende feodale stelsel, het politiek systeem van de tezamen met de hoge geestelijkheid alle grond en alle voorrechten bezittende adel. De groeiende maatschappelijke be- tekenis der Franse bourgeoisie, die zich ook in de gedachtenwereld (ideologie) der 18e eeuw duidelijk weerspiegelt, neemt reeds onder het oude régime zienderogen toe, en wordt zodoende de grote oor- zaak van de Franse Revolutie, die een nieuwe politieke orde, de burgerlijke, voor heel Europa aankondigt.

De abt Sieyès, die zich aan de kant van de bourgeoisie had ge- plaatst, vroeg eigenlijk nog zeer voorzichtig in 1789: "Wat is de der- de stand? Alles. Wat was ze totnogtoe in het politiek bestel? Niets.

Wat eist ze? lets te worden."

Er waren dus in het oude Frankrijk drie standen: Adel, geestelijkheid en het overige volk, de derde stand. Tot die stand behoorde de bourgeoisie in al zijn geledingen, maar ook de kleine burgerij, de boeren, handwerkslieden en arbeiders, die in de Revolutie - oor- spronkelijk met de bourgeoisie aan de spits - tezamen tegen het koningschap, de adel en de heersende geestelijkheid opkwamen.

De adel, die met de koning en de hoge geestelijkheid oorspronkelijk alle grond in zijn bezit had, raakte zelf door de ontwikkeling ver- deeld in verschillende, tegenover elkaar staande groepen: de oude ver van Parijs wonende landadel, de met de koning verkerende hof- adel en de eigenlijk namens den koning heersende beambten-adel.

Samen bezetten ze alle ambten, ook de officiersrangen in het leger, hoewel ze slechts een twintigste deel der bevolking uitmaakten. Al- leen het officierscorps kreeg jaarlijks al een kleine 50 miljoen livres (de oude francs) uitbetaald, dat is zeker 22 millioen guldens of da helft van de hele oorlogsbegroting, op een leger van nog geen 150.000 man. Bovendien beschikte de adel over bijna een kwart van alle inkomens van de staat.

De hoge geestelijkheid, die grotendeels uit de adel werd gerecru- teerd, beschikte over inkomens die in de tienduizenden en in de

(8)

D. WIJNKOOP DE VOORGESCHIEDENIS DER FRANSE REVOLUTIE

392

honderdduizenden liepen, terwijl de massa der dorpsgeestelijken met enkele honderden francs per jaar werd afgescheept.

De landjonker lag feitelijk met iedereen overhoop. Hij haatte de door den koning bevoorrechte hofadel. Hij verachtte en benijdde d~

handels- en industriebourgeoisie. Hij vocht tegen de eisen der adel- lijke beambten, maar werd meestal zelf dodelijk gehaat door de op zijn land wonende en door hem in hun rechten en in hun bestaan geknevelde boeren.

Toch verenigden de met elkaar overhoopliggende adellijke groepen zich telkens wanneer het gold zich tegen opkomende volkseisen of tegen aan het koningschap daardoor opgedrongen hervorming te verdedigen.

Tegenover deze bevoorrechten en beambten stonden de handel en de industrie. De buitenlandse handel was vóór de Revolutie zeker vier of vijfmaal zo groot als in het begin van de eeuw. Parijs, Marseille, Lyon, Bordeaux, Nantes, Havre, Rouaan, waren niet alleen handels-, maar ook belangrijke industrie-centra geworden. Er was echter geen vrije handel, zelfs niet in het binnenland. Wijn b.v. die enkel maar van het midden naar het Noorden van het land ging, werd door het transport over verschillende provincies door verschillend geheven rechten wel twintig maal zo duur. Evenzo ging het met het graan en de industrie-producten.

De textiel-industrie, toentertijd de belangrijkste industrie, produceer- de reeds voor de Revolutie vijf maal zoveel als honderd jaar tevoren.

De mijnen speelden in bepaalde streken reeds een grote rol. En na 1780 begon ook in Frankrijk, evenals in Engeland twintig jaren te- voren, de machine een rol te spelen. Maar de gilden en allerlei reg- lementen en beperkingen hinderden de volledige ontplooiing van de industriële ontwikkeling en van de concurrentie vooral ook in het tex- tielbedrijf. Telkens namen de koninklijke intendanten een voorraad linnen of laken in beslag, omdat er weer een of andere hinderlijke middeleeuwse bepaling heette te zijn overtreden. Vandaar de woede der bourgeoisie.

Natuurlijk had ook de bourgeoisie tegenstellingen in haar eigen mid- den. De financiële bourgeoisie leefde van de leningen aan het lang- zamerhand bankroet rakende oude regime en uit haar kwamen de pachters der belastingen voort. Zij wilde alleen maar dat de staat door kon gaan zijn schulden te betalen.

Maar de eigenlijke stedelijke bourgeoisieën, rijk door slaven en ko- loniale handel, en die thans de oude manufacturen, grootbedrijven zonder machines, in stad en land in fabrieken begon om te zetten, eisten volle vrijheid in de handel, in het bedrijf en in hun beweging op het land. Zij stelden zich aan het hoofd van de volksmassa's te- genover de adel en de geestelijkheid, al waren er ook onder hen die zelf tot grondbezitters waren geworden of luxe-leveranciers waren van de adel, en dus van tevoren tot ver gaande compromissen neigden.

Op de boeren rustten al de lasten van de vóór-revolutionaire maat·

(9)

D. WIJNKOOP DE VOORGESCHIEDENIS DER FRANSE REVOLUTIE schappij. Er was geen land zonder heer. De boer had weliswaar het gebruik van meest kleine stukjes grond, maar daarentegen zware persoonlijke verplichtingen tot herendienst voor wegenbouw, hand- en spandiensten, militaire dienst enz. en natuurlijk een schatplichtig- heid die soms tot meer dan de helft van de oogst steeg. Slechts in enkele delen van Frans Vlaanderen, de Elzas, bij de Girande, of in Bretagne vond men rijkere of middel-boeren. Maar de rest was meest-

al doodarm. Zij hadden veel kinderen, weinig grond en veel belas- tingen. De gehate zoutbelasting, waarvan adel en geestelijkheid vrij waren, bedroeg somtijds tweederde der bodemopbrengst De tien- den op de oogst voor de geestelijkheid kostten hun jaarlijks % mil·

jard (240 miljoen). De extra graan-tienden, de koninklijke belastin- gen vraten de rest op.

De velden mochten niet omheind worden, het "heerlijke" wild en de eenden mochten niet gevangen worden en vraten het veld kaal. De meeste boeren woonden in aarden woningen, soms zelfs zonder enig spuigat. Vlees en suiker kennen ze niet of nauwelijks.

De vroegere meenten zijn door de heren opgedeeld. Wie geen klein stukje grond meer voor zichzelf kan gebruiken, kan zelfs zijn klein- vee niet meer weiden en er valt niets na te lezen. De kleinste boer vervalt tot dagloner, en duizenden vervallen tot de bedelstaf.

Maar de boer, evenmin als de eerst langzamerhand van de hand- warksgezel te onderscheiden arbeider, heeft niet de maatschappelij- ke kracht, zomin de materiële als de geestelijke, om de maatschap- pelijke orde te veranderen. Wel maakt het oude regime hen rijp tot verzet en als de voortschrijdende burgerlijke ontwikkeling de boeren tegen de oude machten meekrijgt, dan is het omdat het boerenland in verschrikkelijk verval is.

Maar de revolutie is ook de overwinning van de geestelijke verlich- ting op het oude geloof in kerk en staat. Het denkende verstand wordt de maatstaf aller dingen (Descartes). Het materialisme van de 18e eeuw wil op het voetspoor van Spinoza de ontwikkeling van de wereld uit de wereld zelf verklaren. Een enthousiasme van de geest gaat door de wereld. De bourgeois van de 18e eeuw kondigt het rijk van de rede aan. Staat en maatschappij, zo heet het bij RoÜsseau, waren het resultaat van een overeenkomst onder de mensen, en als de maatschappelijke orde niet meer overeenkwam met de eisen der burgers, dan mochten deze zich verzetten.

Montesquieu wil de macht van het volk tegenover het absolutisme verzekeren door drie onafhankelijk van elkaar controlerende mach- ten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke. Voltaire wil de heersers de noodzaak van burgerlijke hervormingen voorhouden.

De economen, de physiocraten, komen voor de vrije concurrentie op, als liggende, zo menen zij, in de "natuurlijke" orde der dingen, gelijk over het algemeen de achttiende eeuw het "natuurrecht"

tegenover het feodalisme stelde, en Rousseau zelf terug wil gaan naar de natuur, d.w.z. naar een soort gelijk-makende, voor-burgerlijke droom.

(10)

D. WIJNKOOP DE VOORGESCHIEDENIS DER FRANSE REVOLUTIE

394

De Encyclopédie, dat is het grote Woordenboek voor Wetenschap, Kunst en Bedrijf, vooral onder leiding van de grootste 18e eeuwer Diderot en van d' Alembert, wil de mensen door voorlichting, door opklaring, deugdzamer en gelukkiger maken.

En als over het geheel het burgerdom terecht mag zeggen, dat in zijn zowel materiële ais ideologische strijd met de adel het de be- langen der verschillende arbeidende klassen van zijn tijd vertegen- woordigt, dan zijn ook de zelfstandige beginselen van 'n wordend proletariaat reeds aanwezig in de communistische theorieën van Mes- lier, Morelly en Mably en later in de revolutionaire poging van Grac- chus Babeuf.

HEILIGE SPAANSE FAMILIE

THEUN DE VRIES De jonge moeder richt zich op in 't bed,

en neemt het hulploos kind, dat werd geboren, om het met mond en boezem te behoren naar de oude en onverwoestbaar teedre wet.

Rund, os en ezel zijn weer uitverkoren;

zij hijgen 't stom en dierlijk nachtgebed;

de hoge hemel donkert violet,

vluchtig doorstraald van zomermeteoren.

De vader schuift de hoed op 't achterhoofd;

hij ruikt ,naar 't zweet van driekwart etmaal zwoegen.

Nog hoort hij wat de laatste vrede rooft:

't fascistenvuur, waarom meinedigen vroegen.

Maar sinds de vrije boeren de aarde ploegen weet hij, dathem de toekomst is beloofd!

(11)

VOORGESCHIEDENIS EN UITWERKING DER FRANSE REVOLUTIE IN NEDERLAND

Al werd de Nederlandse Republiek, in de opstand tegen de Spaanse monarchie in de 16e eeuw geboren, door een elders in Europa ongekende mate van burgerlijke vrijheid gekenmerkt, en al werd zij geregeerd door de in handel en nijverheid grootgeworden patriciërsfamilies in de Hollandse steden, boven welke voor geen be- voorrechte adel of absoluut vorst plaats was, zij was daarom niet min- der een oligarchie, een regering van weinige aanzienlijken. Elke in- vloed van de brede lagen der burgerij en van 't volk in Holland en de overige provincies op het bestuur was dáarin onmogelijk, al speelden zij herhaaldelijk bij heftige beroeringen een rol, zo tijdens het Twaalfjarig Bestand en tijdens de gebeurtenissen van het ramp- jaar 1672. Bij deze beide gelegenheden schaarde zich de gelovige calvinistische volksmenigte aan de zijde van de Oranjes (Maurits en Willem 111), van wie zij aantasting van de posities van de eigengereide regenten-aristocratie verwachtte. De onthoofding van Oldenbarnevelt in 1619 en de moord op de gebroeders de Witt in 1672 waren de hoogtepunten dezer algemene agitatie, die in beide gevallen een versterking van de positie van den stadhouder tot resultaat had. De volksklasse speelde in deze gebeurtenis echter geen zelfstandige, doch een afhankelijke rol, al werden in 1672 door de burgerijen ook politieke eisen tot uitbreiding hunner invloed op het stadsbestuur gesteld.

De meest verdrukte lagen van het volk zouden ook in de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw nauwelijks bewust van hun eigen be- langen in het sociaal-politieke strijdperk treden; zij leden eeuwen- lang in stilte onder de nameloze ellende, die het Hollandse kapitalisme over hen uitstortte. De opstrevende kleine- en middel- burgerij kwam echter in de 18e eeuw onder invloed van de ideën der Europese Verlichting met steeds meer klem voor haar rechten op, en protesteerde tegen haar uitsluiting van het bestuur. Het eerste symptoom daarvan zijn de gebeurtenissen van het jaar 1747 en '48, toen de burgerijen onder indruk van het buitenlands gevaar den jongen Oranjeprins (Willem IV) tot stadhouder verhieven, in de hoop dat deze de regentenheerschappij zou breken. Van een hervorming in de gewenste democratische geest kwam door het gebrek aan medewerking van de kant van den stadhouder echter weinig terecht, al was met name in Amsterdam en Friesland de beweging onder het volk hevig. Alleen op het stuk van de posterijen en belastingen werden enkele misstanden opgeruimd. De stadhouder kwam zelf in '48 naar Amsterdam om de radicaal-democratische elementen

(12)

DE FRANSE REVOLUTIE IN NEDERLAND

396

onder de burgerij, die medezeggenschap in het stadsbestuur verlang- den, te matigen. Enkele leiders der democratische "Doelisten" (zo geheten naar de Kloveniersdoelen, waar ze hun vergaderingen hielden) brachten hem bij die gelegenheid een nachtelijk bezoek, waarbij zij zelfs met een gewelddadig optreden dreigden. Doch verdere gevolgen had ook dit voorval niet.

Pas meer dan twintig jaar later, onder het bewind van den bloedelozen stadhouder Willem V, die met de Pruisische Prinses Wilhelmina was gehuwd, leefde de democratische beweging weer op. De ideeën der Franse wegbereiders der Revolutie, Voltaire, Rousseau, e.a. wier werken hier uitgegeven en vertaald werden, deden hun invloed ook op de politieke ontwikkeling hier te lande gelden. De ontwikkelde burgerij vond voor haar plannen steun bij delen der regentenklasse, die met haar tegen Oranje samengingen, verder bij de zogenaamde dissenters : Doopsgezinden, Luthersen, Remonstranten, Katholieken, die op gelijkstelling hunner godsdienst met de enig erkende gereformeerde hoopten (niet bij de Joden, die steeds Oranjegezind waren). Zij vond verder aanhang onder de Provinciale adel, die in Gelderland en Overijssel steeds een belang- rijke positie was blijven innemen; haar bekendste vertegenwoordiger in deze beweging is de Cverijselse edelman Johan Derck van der Cappellen tot den Pol, die door zijn optreden tegen de resten van het feodalisme ook de boeren van zijn gewest in de actie betrok. D;t bondgenootschap van burgerij, regenten, dissenters en adel, richtte zich onder de naam van patriottenbeweging in de eerste plaats tegen het stadhouderlijk bewind, dat sinds de teleurstelling van 1748 't ver- trouwen verspeeld had. Door haar uitbreiding over alle gewesten droeg zij een werkelijk nationaal karakter.

De Amerikaanse vrijheidsoorlog die in 1774 inzette, liet niet na hier evenals in Frankrijk, indruk te maken. De patriotten wilden evenals Frankrijk, uit sympatie. voor de opstandige Amerikaanse koloniën en om handelsbelangen in de strijd partij kiezen; de Franse gezant wendde z'n invloed aan om de koers der Staatse politiek die op Engeland georiënteerd was, te wijzigen. Inderdaad geraakte de Republiek in 1780 in oorlog met Engeland; haar machteloosheid in deze vierde Engelse Oorlog (1780-'84) werd aan den van pro- Engelse gezindheid beschuldigden stadhouder verweten. Een felle agitatie werd door de patriotten tegen hem in pamfletten in die jaren gevoerd. Na het sluiten van de vrede behaalden zij het succes, dat

een verbond met Frankrijk tot stand kwam (1785).Daardoor aange- moedigd zetten zij hun actie krachtig voort; patriottische vrijcorpsen waren in alle gewesten in die jaren opgericht. De Hollandse patriotten deden de Prins in '85 de wijk nemen naar Gelderland, nadat zij hem het bevel over het Haagse garnizoen hadden ontnomen. Ook in de andere gewesten bleef hij geen baas; in Utrecht, een stad met oude gilde-tradities, kregen de democraten geheel de overhand in het stedelijk bestuur en verjoegen zelfs hun aristocratische bondge- 1'10ten. Ook in Holland openbaarde zich dezelfde tegenstelling, toen

(13)

DE FRANSE REVOLUTIE IN NEDERL.4.ND de eis van opheffing der familieregering door de democraten Vier&, gesteld; de regenten werden ook hier uit de stadsbe~~urel'i gedrongen' en door democraten vervangen. Hollandse troepen en vrijcorpsen;

werden naar Utrecht gezonden om bijstand te verlenen bij he\ lee verwachten stadhouderlijke ingrijpen; de Staten van Holland hadderf

hun troepen van de eed aan den prins ontslagen.

Doch de prins aarzelde om krachtig op te treden; prinses Wilhelmina ondernam nu in 1787 een reis naar Holland om de Oranjegezinden aan te moedigen. Zij werd onderweg te Goejanverwellesluis bij Gouda door Hollandse vrijcorporisten aangehouden. Haar broer,

Vrijheidsfeest op het Plein der Revolutie (Dam) te Amsterdam, 4 Maart 1 795.

de Pruisische koning Frederik Willem 11, achtte nu het ogenblik gekomen om in te grijpen; een leger van 20.000 man onder den hertog van Brunswijk rukte ons land binnen en bezette weldra Amsterdam, waar de patriotten, die tevergeefs naar Franse hulp uit- zagen,zich teruggetrokken hadden. Het stadhouderschap werd onder Pruisische en Engelse garantie hersteld. 6000 Patriotten verkozen de vlucht naar Frankrijk boven onderwerping aan het oude régime. In de steek gelaten door hun aristocratische bondgenoten, door de Pruisische soldateska in het nauw gedreven, in de Hollandse steden door het opgeruide Oranje-grauw getergd, konden de patriotten niet anders dan het hoofd in de schoot leggen. De kortstondige bloei-

(14)

DE FRANSE REVOLUTIE IN NEDERLAND

398

periode van hun beweging leverde voor de burgerij geen enkele blijvende hervorming op. Kleingeestige maatregelen als het verbod van het dragen van Oranje, het roepen van Oranje-boven!, het zingen van het Wilhelmus en van het gebruik van namen als Oranje- wortels en princesseboontjes konden dit gebrek aan werkelijke resultaten nauwelijks camoufleren.

In Frankrijk maakten de patriottische emigranten de eerste jaren der Revolutie mee, steeds hopende op terugkeer met Franse hulp naar het vaderland.

In 1793 toen Dumouriez de Zuidelijke Nederlanden bezet had, scheen hiertoe de kans reeds te naderen. In de winter van 1794-'95 rukten inderdaad de Franse troepen onder Pichegru tezamen met het Bataafs legioen der patriottische emigranten onder Daendels de Republiek binnen. De stadhouder verliet het land. De omwenteling die hierop in ons land plaats vond, droeg zulk een gematigd karakter dat men spreekt van een "fluwelen-revolutie". Men moet hierbij niet vergeten, dat de Revolutie in Frankrijk in '95 reeds in het stadium der reactie van het Directoire was getreden.

Wel werden in de Hollandse steden de vroedschappen vervangen door voorlopige vertegenwoordigende Colleges der burgerij en werden de Staten van Holland samengesteld uit vertegenwoordigers van de steden en het platteland, terwijl de ridderschap werd geweerd.

De minderheid zou zich voortaan aan de meerderheid moeten onderwerpen. Zo ging het ook in de andere provinciën. Brabant en Drente werden als gelijkberechtigde ge~esten tot de Staten-Generaal toegelaten. Het stadhouderschap werd afgeschaft. Zo was reeds dadelijk bij het begin der omwenteling het afgeleefde mechanisme der Republiek vernietigd en de invloed der burgerij en der provin- cies ten koste van de Hollandse regenten uitgebreid, al geschiedde dit dan onder Franse druk en al legde de Franse regering bij het Haagse Verdrag van Mei '95 zware lasten op de Republiek, om de kosten van haar oorlogen te bestrijden. De in Maart '96 bijeenge- komen Nationale Vergadering tot vaststelling van een grondwet kon met haar arbeid aanvankelijk niet opschieten door de tegenstellingen tussen de voor- en tegenstanders van bestuurscentralisatie; het oude provinciale particularisme deed zich opnieuw gelden.

Eerst toen Daendels met Franse steun in Januari '98 een deel der leden met geweld had verwijderd, kon de nieuwe consitutie tot stand komen. De daarbij geproclameerde Bataafse Republiek, in acht geheel nieuwe departementen verdeeld, werd aan een systeem van centralisatie, o.m. in het financiele beheer onderworpen. Een nieuw belastingstelsel en een nieuwe rechterlijke indeling waren in voorbereiding. Aan de positie der bevoorrechte staatskerk werd een einde gemaakt. Een vertegenwoordigend lichaam en een uitvoerend bewind kwamen aan het hoofd der zaken. Van het kiesrecht werden de niet-bezittende klassen en de aanhangers van het oude régime uitgesloten. De deelname van het volk aan de politieke gebeurtenis- sen, die ook in de eerste jaren der omwenteling weinig actief was, hield intussen weldra geheel op. De verdere ontwikkeling werd be-

(15)

DE FRANSE REVOLUTIE IN NEDERLAND

paald door de internationale politieke verwikkelingen van het Napoleontisch tijdvak. Een nieuwe staatsgreep in 1801, doorgezet in overleg met Napoleon, die in 1799 eerste consul van Frankrijk was geworden, bracht de macht aan een Staatsbewind en bracht de volks- invloed terug tot nul. Napoleon hoopte met behulp van dit bewind zijn militaire eisen in Holland beter door te kunnen zetten; hij steunde

Opening van de Nationale Vergadering in Den Haag, 1 Maart 1796.

daartoe op de bezittende renteniersklasse en liet ook de vroegere prinsgezinden en regenten weer tot het bestuur toe. In 1805 ging hij een stap verder door de regering over deze gewesten toe te ver- trouwen aan één persoon, den "raadspensionaris" Rutger Jan Schimmelpenninck, in het volgend jaar vervangen door 's Keizers broer Ladewijk Napoleon als koning van Holland.

Niettemin ging trots de druk der Franse keizerlijke politiek, die aan haar oorlogsdoeleinden de Hollandse handel en welvaart opofferde, en aan alle volksinvloed een einde maakte, het hervormingswerk in deze jaren voort. Onder Schimmelpenninck en koning Ladewijk werd het belastingstelsel door den minister Gagel hervormd; voor

(16)

DE FRANSE REVOLUTIE IN NEDERLAND

het eerst werden directe belastingen ingevoerd, die tijdens da Republiek nooit bestaan hadden; in verband daarmee werd een kadaster opgemaakt. Tegelijkertijd kwam de eerste wet op het lager onderwijs tot stand. Het burgerlijk wetboek en het wetboek van straf- recht, door Napoleon in Frankrijk ingevoerd, werden hier overgeno- men. Het gemeentelijk en provinciaal bestuur werden nieuw gere- geld. De gilden werden afgeschaft, evenzo de heerlijke rechten op het platteland.

De eis tot algehele onderwerping aan de Franse oorlogspolitiek leid- de tenslotte in 1810 tot de inlijving van Holland bij het keizerrijk. Het Continentaal Stelsel, de blokkade van Engeland, werd nu tot schade van de Hollandse handel radicaal doorgevoerd, de rente der staats- schuld ten nadele van de rentetrekkende klasse op één derde terug- gebracht (getiërceerd). De conscriptie, het Napoleontische lotings- systeem voor de recrutering van het leger, werd ook hier te lande ingevoerd. Doch ook onder de directe Franse heerschappij ging de hervormingsarbeid voort. De gemeentelijke administratie werd geregeld, een jaarlijkse gemeentelijke begroting ingesteld, een bur- gerlijke stand ingevoerd, de pokinenting bevorderd, het gevangenis- wezen verbeterd, enz. Tegenover de rampen der inlijving als de stilstand van handel en nijverheid, de ontvolking der grote steden, de ellende der arbeidende klassen staan ook blijvende voordelen.

De eenheid der Nederlandse gewesten werd, zij het onder vreemde druk, voor goed gevestigd. Standsvoorrechten werden afgeschaft, voortaan gold het beginsel der gelijkheid voor de wet. Aan de ach- terstelling van het platteland, van de katholieken, protestantse dissen- ters en Joden kwam een einde. Een geschoold ambtenarencorps be- stuurde van nu af aan de staat. De Franse wetboeken bleven nog ja- renlang in gebruik (het strafwetboek tot 1886, het burgerlijk wetboek tot 1838). De onderwijs- en belastinghervormingen waren 'n grond slag om op voort te bouwen. Door de opheffing der gilden werd een vrije ontwikkeling der industrie voorbereid. Zo werd in de Fran- se tijd de grondslag gelegd voor een moderne burgerlijke staat en voor de ontwikkeling van een industrieel kapitalisme, al zou 't nog tientallen jaren duren, eer van deze geschapen mogelijkheden ook werkelijk gebruik zou worden gemaakt.

Na de mislukte tocht naar Rusland (1812) en de nederlaag in de slag bij Leipzig (October 1813) begon hei gezag van Napoleon ook in ons land te wankelen. In de Novemberdagen van '13 ging de rege- ring over op de vertegenwoordigers der Oranje-partij, van Hogen- dorp ,van Limburg Stirum en van der Duyn van Maasdam; 30 Nov.

landde de prins van Oranje, zoon van den laatsten stadhouder, te Scheveningen, waarna hij in den Haag triomfantelijk werd inge- haald. Gestreden werd er voor de bevrijding van het Franse juk niet in het minst; de loop der gebeurtenissen in Europa en de invasie van Kozakken- en Pruisische troepen in ons land bewerkten hier de omwenteling. Alleen te Amsterdam kwam het volk even in bewe- ging, met het gevolg dat de vreesachtige plaatselijke Oranje-leiders een uiterst aarzelende houding aangenomen hebben. Uit de procla-

(17)

DE FRANSE REVOLUTIE IN NEDERLAND

rnatie van 17 November van Hogendorp blijkt ongeveer de draag- wijdte der beweging van 1813. We lezen daarin o.m.:

Oranje Boven, Holland is vrij.

De Fransen vlugten aan alle kanten.

De zee is open.

De koophandel herleeft

Alle partijschap heeft opgehouden.

Al het geledene is vergeeten en vergeeven.

Alle aanzienlijken komen in de regeering.

De regeering roept den Prins uit tot Hooge Overheid.

Het volk krijgt een vrolijken dag op gemeene kos~en zonder plundering noch mishandeling

Elk dankt God.

De oude tijden komen wederom.

Oranje Boven!

Reactie was troef in de eerstvolgende tijd. De prins, die 2 December te Amsterdam de souvereiniteit aanvaardde, herstelde de heerlijke rechten op het platteland en de lijfstraffen bij de rechtspleging. De nieuwe grondwet, die in 1814 tot stand kwam, gaf de macht weer aan de oude regentenaristocratie. Uit haar worden door getrapte verkiezingen zowel de provinciale Staten, waaruit het platteland werd geweerd terwijl de ridderschap weer werd opgenomen, als de Staten-Generaal samengesteld. De staatseenheid bleef echter be- waard. Ruggespraak met de gewesten kwam in de Staten-Generaal niet meer voor; er werd bij meerderheid van stemmen beslist. De een- heid van recht en van belastingen over 't hele land bleef gehandhaafd, evenals de gelijkstelling der godsdiensten. De centraliserende maat- regelen van het Franse bewind (ook de conscriptie) heeft dus ook de reactie van 1813 niet ongedaan kunnen maken, al duurde het tot het midden der 19e eeuw, eer van een werkelijke ontwikkeling in burgerlijk democratische richting sprake was. Deze ontwikkeling voorbereid en mogelijk gemaakt te hebben, dat is het werk geweest van de fluwelen revolutie, uitvloeisel van de grote Franse Revolutie.

Zij heeft het twee eeuwen oude, versleten staatsgebouw der Repu- bliek vernietigd, iets waartoe noch de democraten in 1747-'48, noch de patriotten in 1785-87 in staat geweest waren.

Terwijl de Hollandse burgerij in de tweede helft der 16e eeuw voor- aanstond in de strijd voor de burgerlijke vrij heden en ook in de 18e eeuw zelfstandige democratische bewegingen, preluderende op de Franse Revolutie, optraden, is later, tijdens de grote omwenteling in Frankrijk en daarna van enig actief optreden harerzijds weinig te be- speuren. Zowel in 1795 en volgende jaren als in het revolutiejaar 1848 werden de hervormingen onder invloed der buitenlandse ge- beurtenissen haar toegeworpen, zonder strijd. De opkomst van een nieuwe industrie zette pas na het midden der 19e eeuw goed in, waarmee aan de langdurige stagnatie in de ontwikkeling van het Hollandse kapitalisme een einde kwam.

(18)

DE ZIEKENFONDSEN

402

Tot de jaren 1880-1890 was de medische verzorging van belangrij- ke delen van het Nederlandse volk zeer slecht. Zij, die geen arts particulier konden laten roepen bij ziektegevallen, werden slechts bij wijze van liefdadigheid of niet geholpen. Het is dan ook geen won- der, dat in die jaren het sterftecijfer nog ruim 21 per duizend was.

terwijl het thans gedaald is tot 8,6 per duizend (in 1936). Allerlei ziekten, zoals de tuberculoze en andere infectieziekten maakten nog duizenden slachtoffers, die voorkomen hadden kunnen worden, vele pasgeborenen stierven aan voedingsstoornissen en longaandoenin·

gen.

In de omstandigheden, die tot dergelijke sterfte leidden, zijn ver- schillende verbeteringen gekomen. in de eerste plaats is de alge- mene h y g i ë n i s c h e voorlichting en toestand sterk verbeterd, daarnaast is de m e d i s c h e v e r z o r g i n g van de arbeiders en de kleine middenstand verbeterd. De verbetering van de medische verzorging is voor een belangrijk deel het gevolg van het oprichten van de z i e k e n f o n d se n . Deze ziekenfondsen hadden het doel, om medische verzorging ~e verzekeren voor hen, die niet particulier naar een arts kunnen gaan. Technisch werd dit uitgevoerd, door het heffen van een geregelde kleine bijdrage, waarvoor men dan recht kreeg op behandeling en soms ook op medicijnen.

De 'ääï·d en de samenstelling van deze ziekenfondsen was vaak zeer verschillend. Enerzijds had men o n d e r I i n g e f o n d s e n , die door de arbeiders zelf waren opgericht en die door her. werden be- stuurd, doch daarnaast had (en heeft) men fondsen van een geheel ander kaliber, waarbij naast het sociale doel - het streven naar verbetering van de medische verzorging - ook andere facoren een rol speelden. Bij de d o kt e r s f o n cl s e n was het sociale karakter nog het zuiverste. Dat zijn de fondsen, zoals die vooral in dorpen en kleine steden voorkwamen, waarbij men tegen een geregelde betaling bij een bepaalde dokter het recht op behandeling en me- dicijnen verwierf. Maar ook hier speelde toch de {actor mede, dat de artsen graag "baas in eigen huis" zijn, zoals in die doktersfondsen natuurlijk in sterke mate het geval is. Het "ideaal" van de "huisdok- ter" is hierbij het beste bewaard. In de m a a t s c h a p p ij f o n cl -

se n , die door de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst - de officiële artsenvereniging met monopoliekarak- ter - zijn opgericht, moest men wel toegeven, dat dit oude huis- doktersideaal niet geheel meer juist was, doordat men meerdere artsen aan één zo'n fonds verbonden had, doch in deze fondsen was men toch anderzijds weer vrijwel "baas in huis", daar de Maat- schappij deze fondsen had opgericht en hun bestuur beheerst. Bo- vendien heeft men niet-leden van de Maatschappij uitgesloten van deze fondsen - waardoor men het monopolie-karakter van de Maatschappij weer versterkte.

Terwijl aan deze dokters- en maatschappijfondsen reeds verschillen- de nadelen kleven, zoals we straks zullen zien, is dat in veel sterkere mate het geval met de twee andere fonds-soorten, die nog bestaan.

(19)

DE ZIEKENFONDSEN Dat zijn de fondsen, die uitgaan van de d i re ct i e van een bedrijf, waarbij van enige zelfstandigheid der fondsleden vrijwel geen spra- ke is en een soort weldadigheidskarakter vaak op de voorgrond treedt, en de fondsen die door v e r ze k e r i n g s m a a t s c h a p • p ij e n zijn opgericht, zuiver met het doel om winst te behalen.

We moeten thans nog kort uiteenzetten, waarom de o n d e r I i n - g e f o n d se n te verkiezen zijn boven de andere bovengenoem- den. Daarvoor zijn twee hoofdredenen. In de eerste plaats zijn deze onderlinge fondsen slechts gebaseerd op sociale voorziening, terwijl de winstfactor en de liefdadigheidsfactor zijn weggevallen; in de tweede plaats worden deze fondsen door de leden zelf bestuurd, zijn zij democratisch, bestaat er medezeggenschap. Ten minste in theorie - want ook in de onderlinge fondsen bestaan allerlei mis- standen, waardoor dit democratische karakter evenals het oorspron- kelijke doel - de medische voorziening van de minst draagkrachti·

gen - reeds is beknibbeld of wordt bedreigd.

Deze verschillende ziekenfondsen zijn voor een belangrijk deel ver- enigd in de Centrale Bond van Ziekenfondsen, terwijl bovendien se- dert 1929 een A i gemene Raad ter Bevorder i n g va n h et Z i e k e n f o n d s we ze n bestaat, waarin naast vertegen- woordigers van de C e n t r a I e B o n d vertegenwoordigers zitten van de moderne en christelijke vakverenigingen.

Thans nog enkele cijfers: Op 1 Januari 1937 waren er ruim 3,5 mil··

lioen mensen bij de ziekenfondsen aangesloten. Deze waren over de verschillende ziekenfondsgroepen als volgt verdeeld:

Maatschappijfondsen Doktersfondsen Ondernemingsfondsen Directiefondsen

Onderlinge fondsen Overige fondsen

Gezamenlijk

1.179.887 145.985 356.756 588.088 966.928 319.550 3.557.1111 Indien we deze samenstelling van de ziekenfondsen zien en indien we verder zien, welke belanghebbende partijen er zijn, dan is hel duidelijk, dat er veel stof voor conflicten is. Deze conflicten zijn van verschillende aard. De laatste tijd heeft vooral het conflict betreffen- de de specialisten in Amsterdam veel stof opgeworpen. N:ast deze conflicten tussen de f o n d s e n en de a r t s e n is er de kwestie van de d e m o c r a t i e in de fondsen, de strijd tegen het w i n s t - bejag e.d.m., terwijl de laatste jaren met de grote werkloosheid de vraag is opgekomen, of in dat opzicht de fondsen hun sociale functie nog voldoende behartigen.

In de strijd tegen het winstbejag bij de fondsen heeft de M a at- s c h a p p ij va n Ge n e es k u n d e steeds een juiste opvatting gehad. Zij heeft zich zeer terecht er tegen verzet, dat de zieken- fondsen een winstobject worden voor verzekeringsmaatschappijen

403

(20)

DE ZIEKENFONDSEN

404

en dergelijken. Maar hiermede bleek het sociale inzicht van de Maatschappij dan ook reeds zo zwaar belast, dat zij zich in andere opzichten vrijwel steeds op de verkeerde weg heeft begeven. T airijk zijn dan ook de conflicten tussen de ziekenfondsen en de Maat- schappij en steeds moest men weer storm lopen tegen de muur van niets ontziende standswaan en autocratie van deze gemonopoliseerde vereniging ter verdediging van de belangen der artsen. Nemen we twee voorbeelden. In 1912 besluit de Maatschappij, dat een fonds aan de volgende voorwaarden moet voldoen, als de leden van de Maatschappij er aan zullen mogen deelnemen:

1. alle geneesheren in een bepaald rayon mogen aan het fonds deelnemen;

2. in het bestuur en in de algemene vergadering moeten de artsen dezelfde macht hebben als de apothekers of de leden.

Het eerste punt betekent, dat bij een fonds in een bepaalde stad al- le geneesheren zich mogen aansluiten. Dit wil dus zeggen, dat een fonds niet tegen bepaalde voorwaarden een bepaald aantal artsen speciaal als zijn fondsartsen mag aanstellen. Dit is één van de pun- ten van de "Volharding-kwestie" in Den Haag. De "Volharding"

had namelijk een aantal artsen aangesteld en wilde de voorwaarde daaraan verbinden, dat zij slechts voor het fonds werken zouden, en niet particuliere praktijk zouden uitoefenen. Daartegen kwam van medische zijde grote oppositie. Men wilde, dat iedere arts zou zijn toegelaten en dat vrije praktijk zou blijven gehandhaafd. Dit con- flict liep zo hoog, dat de Maatschappij de "Volharding" heeft ge- boycot en haar leden verbood, bij onderlinge fondsen te werken. De grond van dit alles is, dat men de zelfstandigheid van de artsen wil bewaren; dat men verder wel de noodzakelijkheid van fondsprak- tijken erkent, doch het minderwaardig vindt, dat een arts aangesteld wordt door een fonds en geen particuliere praktijk mag hebben.

Doch tegen deze argumenten van de Maatschappij staan twee ande- re argumenten, n.l.:

1. waarom staat zij wel toe, dat haar arts-leden ambtenaren zijn van de Rijks- en Gemeentelijke diensten?

2. De ervaring leerde en leert ook nu nog, dat bij het samengaan van de particuliere en fondspraktiijk maar al te vaak de fonds- praktijk als tweederangs wordt aangezien.

Deze argumenten heeft de Maatschappij nooit willen aanvaarden en zij staat tot heden op haar oude standpunt van "standseer", dat vrije praktijk gehandhaafd moet worden - hoe sterk ook de sociale argumenten zijn voor het bestaan van zuivere fondspraktijken.

Bij het tweede bovengenoemde punt is het anti-democratische en conservatieve standpunt van de Maatschappij nog veel duidelijker.

Daarbij wordt vastgelegd als het standpunt van deze Maatschappij, dat in besturen en algemene vergaderingen de artsen evenveel in te brengen moeten hebben als alle leden tezamen. Een 20 of 30 artsen dus evenveel in te brengen, als enige tienduizenden leden!

Hier ook weer het volkomen miskennen van hun plaats van de zijde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Stap 1 Aan rsr_teruglevering wordt een veld toegevoegd Dit bevat voor elke aanvraag de waarde Actie_penode Periode is hier de runperiode DaarnaasL indien het veld Batch leeg is en.

Evenwel, aangezien een koninkrijk eerst dan in goede welstand verkeert, wanneer de koning goed en rechtvaardig gebiedt en regeert, en de onderdanen hem gehoorzamen, of 's

 Artikel 8, vierde lid: zinsnede ‘Het formele tarief voor het product f is’ is vervangen door ‘Het formele tarief voor het product als bedoeld in het eerste lid, aanhef

Ons college heeft uw raad bij memo van 19 maart 2015 geïnformeerd over de programmatische koppeling tussen de bestemmingsplannen De Haaf in Bergen en Heereweg 65-69 in Schoorl.. In

Volgens Pellenc bespaart men met de accu zo’n 4700 liter brandstof en 90 liter mengolie, die verbruikt zouden worden als het gereedschap aangedreven werd door een brand-

Antwoord: Binnen het programma hoeft de constructeur alleen aan te geven wat de steenkwaliteit is en of het gelijmd of gemetseld moet worden (dit geldt voor alle modules) tpv de

Essays on medieval and early modem spiritual culture in honor of Mary E.. BRUNNER, Horst & WILLIAMS-KRAPP,

Het college besluit de raad te informeren over de extra maatregelen die genomen zijn in 2021 om de economische gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers te beperken,