• No results found

HEl MARSHALL-PLAN GERICHT OP DE RUHR DE STRIJD VOOR DE PRODUCTIE-PREMIES KLEINE BOEREN EN LANDARBEIDERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HEl MARSHALL-PLAN GERICHT OP DE RUHR DE STRIJD VOOR DE PRODUCTIE-PREMIES KLEINE BOEREN EN LANDARBEIDERS "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

POLITIEK CULTUUR

HEl MARSHALL-PLAN GERICHT OP DE RUHR DE STRIJD VOOR DE PRODUCTIE-PREMIES KLEINE BOEREN EN LANDARBEIDERS

2e Jaargang (Nieuwe reeks) No. 8 Het Marshall-plan is gericht op de Ruhr, A. Blumer • . . . . • 233 Het congres van onze Franse zus- terpartij, J. van Santen . . . • 23 7 De taak van de landbouw in ons Nationaal Welvaartsplan, C. Borst • 239 Kleine boeren en landarbeiders in één front, J. v. Wieringen . , . 243 De pachten moeten omlaag,

S. J. Rutgers • • . . . . . 246 Socialistische industrialisatie . . 248 Productiepremies, A. van Rijkom • 252

IN ÉÉN FRONT

Augustus 1947 Dialectisch materialisme en moraal, Dr. N. Kof • • • . . • • . 255 Een gesprek met Florrie Rodrigo . 257 i De vlucht uit de werkelijkheid in de moderne Franse muziek,

P. van Noorden 259

De Bond van Soc. Zang- en Muziek-

verenigingen, J. Staas • . . . . 261

Louis Aragon's definitie van de

nieuwe mens, Nico Rost . . 262

Tijdschriften . . . . . . . . 264

(2)

Politie!~ en Cultuur···

Maandschrift

onder redactie van :

F. Baruch, H. Gortzak, A. Mellink, S. Prins.

Red. Secr.: Roemer Visserstraat 4, Amsterdam.

Administratie: UITGEVERIJ PEGASUS, Leidsestr. 25 A'dam, Tel. 35957. Giro 173127

2de JAARGANG (Nieuwe reeks) No •. 8

Prijs per nummer

30 cent Abónnementen:

Per jaar . . f 3.50

Per halfjaar . . f 1. 75

AUGUSTUS 1947

!(WARTAAL

STALIN Het eerste nummer THOREZ verschijnt in

September

GOTTWALD MOLOTOV

TOGLIATTI DE GROOT

96 pagina's

Artikelen Redevoeringen en Hist. documenten

TARASSOV

VAN SANTEN HALDANE

VARGA

!(WARTAAL

(3)

Het Marshall-plan

is gericht op de Ruhr

A. BLUMER

De Parijse conferentie over het Marshall~plan is een onder~onsje

geworden van 16 West~ en Zuid-Europese staten. De Sovjet~Unie

en de Oost~Europese landen, met een gezamenlijke bevolking van 300 millioen inwoners nemen er niet aan deel. En de drie Scandi~

navische landen staan nog steeds wantrouwig tegenover de Parijse

bedoelingen. _

Zoals de resultaten aantonen van het tweede, kwartaal~1947 van de wederopbouw is de Sovjet~Unie trouwens niet ·alleen in staat O"'l zonder ,.hulp" die wederopbouw te doen plaats vinden, maar zelfs om deze aanzienlijk sneller voortgang te doen vinden dan in West~

Europa. Ook de resultaten, die tot nu toe in verscheidene Oost- - Europese landen zijn bereikt, steken gunstig af tegen de steeds

grotere economische en politieke chaos in West~Europa. Vo_or deze landen betekenen de Amerikaanse plannen, zoals ook Polen in zijn antwoord duidelijk heeft onderstreept. bovenal de herleving van bedreiging door een herstel van de Duitse macht.

Ook Molotov heeft in zijn redevoering te Parijs de nadruk gelegd op het feit, dat de wederopbouw in Europa niet mag geschiede-n, zoals de Amerikanen willen, ten koste van de slachtoffers van de Duitse agressie en ook nie~ door de onderwerping van de nationale belangen van de kleinere landen aan de strategische en economische wensen van enkele grote landen. Hiertegen wordt dikwijls aan,- gevoerd, dat de Sovjet~Unie toch ook een blokpolitiek in Oost- Europa voert. Daarbij wordt dan opzettelijk verzwegen, dat de

Oost~Europese landen voor de oorlog practisch half-koloniën waren van Engelse, Franse en Duitse trusts, die de opkomst van de natio- nale industrie Nerhinderden. Door de politiek van nationalisatie.

inc!ustrialisatie en verdediging tegen de invloed van de Westerse trusts krijgen dez~ landen voor het eerst de kans om zich van deze

half~koloniale afhankelijkheid te bevrijden.

In de 'kleinere landen in West~Europa was, behalve in Portugal.

het eigen kapitaal doorslaggevend. Door de verwoestingen van de oorlog dreigt hier echter een verandering in te komen, d.oordat het internationale kapitaal hier thans een steeds machtigere positie gaat innemen. Hiertegen zou alleen een politiek van nationalisatie, industrialisatie en afschevming tegen de invloed van de interna- tionale trusts een wal kunnen opwerpen. Maar dit tracht de USA met alle macht te verhinderen.

233

(4)

Het Madhall~plan, dat uitgaat van de huidige productie~capadteit van de Europese landen en het scheppen van een gezamenlijke economie op deze grondslag, houdt automatisch in, dat de econo~

mische ontwikkeling van deze landen ondergeschikt wordt gemaakt aan gezamenlijke organen (er zijn vier commissies ingesteld:

transport, voeding, ijzer en staal en energie), waarin de int erna~

tionale trusts beslissing zullen geven . . ,United~Europe".

Alle Europese landen, die zich door de Amerikaanse dollars laten verlokken, dreigen instrumenten te worden van de internationale trusts, die de productie zullen gaan "organiseren", d.w.z. hun winsten zullen gaan opvoeren. Door deze economische verbindingen zal het de kleine landen van Europa geheel onmogelijk worden een eigen buitenlandse en zelfs, in de belangrijkste vragen, binnenlandse politiek te voeren. Want dan zou onmiddellijk de dreiging ontstaan, dat de "toewijzingep" worden verminderd of stopgezet. In feLe betekent dit, dat alle Europese landen, zoals in het vroegere Neu~.

Europa, maar thans in het onder Amerikaanse leiding "Unit.ed Europe", aan de wederopbouw van Duitsland moeten medewerken.

Van de Nederlandse bijdrage hierin kan al worden vermoed, dat deze in de eerste plaats zal bestaan uit leveringen van groenten en andere levensmiddelen, onder de kostprijs, aan Duitsland en in doorvoer over de Rijn, eveneens onder de kostprijs. Niet uitgesloten is, dat daarbij nog zelfs eredieten aan Duitsland komen van grond~

sloffen, o.a. uit Indonesië!

Dat het de Amerikanen en Engelsen ernst is met de industrialisatie van West~Duitsland blijkt uit de zojuist genomen beslissing om aan de gecombineerde Engels-Amerikaanse zöne een staalproductie toe te staan van 12 millioen ton. In die zönes is deze staalproductie voornamelijk geconcentreerd in het Ruhr~bekken. De betekenis van het cijfer 12 millioen ton wordt duidelijk ·als men bedenkt, dat in 1927 de staalproductie in het Ruhrbekken 13 milHoen ton bedroeg en de gehele staalproductie van Groot~Brittannië ca. 12 milHoen ton is, terwijl de Fransen, die thans ca. 5 millioen, ton staal produ~

ceren, als alles meeloopt, hoogstens kunnen hopen om dit cijfer over een jaar of vier te verdubbelen. Uit dit hoge staalcij_fer volgt auzo~

matisch, dat slechts weinig fabrieksinstallaties als herstelbetaling ter beschikking van de slachtoffers van de Dui~se agressie zullen worden gesteld, en dat Duitsland binnenkort zijn plaats als een der voornaamste industriële landen weer zal kunnen innemen. Het betekent ook, dat het Franse Lotharingen, inplaats vàn ijzer te leveren voor de Franse staalindustrie, een belangrijk deel van haar ertsen aan Duitsland zal moeten gaan leveren en dat er nog minder steenkolen uit de Ruhr voor de omliggende landen beschikbaar komt.

Door de waakzaamheid van de Sovjet~Unie en de Oost~Europese

landen worden deze plannen .thans echter doorkruist door het feit,

(5)

dat slechts de West~Europese landen aan de confer~ntie te Parijs van 12 Juli deelnamen. Daarbij zijn zulke economisch belangrijke landen als Zwitserland en Zweden, die te kennen hebben gegeven, dat zij noch behoefte hebben aan Amerikaanse dollars, noch aan een West~Europese samenwerking, die o.a. hun vruchtbare en uit- gebreide handelsbetrekkingen met Sovjet~Unie en Oost-Europa in de weg zou staan. Worden deze handelsbetrekkingen niet belem- merd. zoals te Parijs werd verzekerd. dan zal de West-Europese samenwerking slechts een beperkt karakter kunnen dragen.

Op de weg van de Parijse organisatoren liggen echter nog andere beletselen.

Zetbaas voor Wes~-Europa.

Er zijn n.l. diepgaande tegenstellingen tussen· de Franse, Engelse en Amerikaanse imperialistische belangen.

Evenals in Japan, willen de V.S. in Duitsland een filiaal stichten van hun economische en strategische macht. Reeds hebben zij be- langen verworven in de Duitse industrie voor een waarde van, naar schatting een milHard dollar, De wereldbank overweegt een crediet ter waarde van 7Y2 milliard gulden aan de mijnbouw en industrie van het Ruhrgebied. Door het stelselmatig verzet tegen de natio- nalisatie van de Duitse industrie en de lakse, bijna beschermende houding tegenover de Duitse rèactie, past de Amerikaanse politiek in het streven van deze reactie om haar posities in West-Duitsland niet alleen te handhaven, maar ook nog aanzienlijk te versterken.

Marshall kon dan ook verklaren: .. Wij zullen geen enkele beslissing nemen over hulpverlening aan Europa. voordat een rlèJ]eling is ge-

troffen voor de Ruhr". ·

Wat Bevin aangaat, hij is bereid. zoals steeds weer blijkt. om ten koste van de belangen van het Britse volk en de principes van het socialisme, verregaande concessies te doen om met de Amerikanen tot een vergelijk te komen. Dit is een uitvloeisel van zijn buiten- landse politiek, die hem in economische en politieke afhankelijkheid van de Verenigde Staten heeft gebracht. De thans lopende Ameri- kaanse lening aan Engeland zal over 6 maanden zijn uitgeput.

Terwijl in het Verre Oosten en in het Nabije Oosten, Engeland wijkt voor het A.merikaanse imperialisme, werkt het in stilte en met alle kracht aan de versterking van zijn posities in Afrika. Met behulp van het Marshall~plan hoopt Engeland nu, als voornaamste zetbaas, tenminste in West-Europa zijn invloed te verstevigen en deze invloed aan zijn Afrika-plannen te verbinden.

Hierbij stuit het echter op Frankrijk. Frankrijk heeft groot belang bij Duitse kolenleveranties en herstelbetalingen. Engeland en Amerika zijn echter reeds (in de conferentie Clayton-Bevin) over- eengekomen, dat de Duitse kolen in de eerste plaats moeten dienen voor het herstel van de Duitse industrie. Verder strijden Frankrijk en Engeland reeds een eeuw lang om de invloed in Afrika. Enge- land steunt de Arabische Liga, die de rijke Noord-Afrikaanse

235

(6)

Franse gebieden aan de Franse heerschappij wil onttrekken. Even- als in Indonesië voeren en Engeland en Amerika eveneens een dubbel spel in Indo~China en Madagascar, waar het Franse impe~

rialisme in een oorlog gewikkeld is tegen de nationale vrijheids~

beweging. Dit spel is erop gericht achterbaks de tegenstellingen te verscherpen om tenslotte als scheidsrechter te kunnen optreden, . en daarbij dan zowel de ;kleine imperialist (Frankrijk resp. Nederland) als de nationale vrijheidsbeweging onder hun controle te brengen.

Maar de zwakste schakel van het imperialisme ligt .thans in West~

Europa. De positie van de reactie in West..,Europais door de oorlog- uitermate verzwakt. Deze reactie beschikt niet meer in eigen ,land over valdoende krachten om haar positie te handhaven tegen de

snel~wassende invloed van de democratische volkskrachten .. Zij is aak niet meer in staat om een oplossing te vinden voor de econo~

mische en financiële moeilijkheden in die landen; want deze kunnen wel door èen democratische planpolitiek worden opgelost, maar dan alleen in een zin, die tegengesteld is. aan hun klassebelangen. Daar bij deze reactie de klassebelangen voorrang hebben boven het na,tio- naal belang, offert zij dit laatste bewust op aan een nieuwe interna- tionale regeling, die tenminste deze belangen kan Beveiligen. Dit is de betekenis van het z.g. ,.internationalisme" van de reactie.

In West~Europa handhaven de Tsaldaris en Salazars zich slechts door middel van een militaire dictatuur. De regeringen van de Gas~

peri en Ramadier kunnen elke dag door een parlementaire stemminr of door vrijwel eensgezinde tegenstand van de vakverenigingen ert de boeren worden omvergeworpen.

Ook de Nederlandse regering verstrikt zich steeds meer in de groeiende fi&nciële moeilijkheden. Zowel deze regeringen als de ka pitaalskringen in deze landen zijn daarom, om zich . ook maar . enigszins te handhaven, bereid om de nationale belangen van hun volken in verregaande mate op te offeren. Dat daarbij de kleinste en zwakste landen de meeste veren zullen moeten laten is vanzelf- sprekend.

Tenslotte is er nag een moeilijkheid, n.l. de Amerikaanse volksver~

tegenwoordiging, die. de milHarden aan steun zal moeten verlenen.

Het zijn de belastingen van.. de gemiddelde Amerikaan die deze steun zullen moeten betalen. Reeds heeft de republikeinse meerder~

heid besloten de belastingen met 4 milHard dollar te verlagen, maar Truman heeft zijn veto uitgesproken over deze belastingverlaging.

Het standpunt van een deel der republikeinen werd onlangs als volgt door den Amerikaansen senator Revercomb geformuleerd:

,.Met dollars, (het Marshall-plan .zou 20 milHard dollar vereisen).

kunnen wij niet de vriendschap van de Europese landen kopen. Het

plan~Marshall dient niet om hulp te bieden aan volkere11 i11 naad,

maar om· zekere regeringen in het za dei te -houden. En dit zou

gekocht wo!'den met de verarming van het Amerikaans~ volk ei). de

uitputting va~ zijn natuurlijke rijkdommen".

(7)

l

Het- congres

van onze Franse zusterpartij

J, VAN SANTEN

Op het moment, dat onze Franse vrienden gewikkeld zijn in een gigantische strijd niet de Franse reactie heeft in Straatsburg, de citadel van de Gaulle, de hoofdstad van de Elzas, het 11 e Congres van de Franse Communistische Partij plaatsgevonden.

Dit congres was niet alleen van betekenis voor Frankrijk, niet alleen zelfs belangrijk voor Europa, maar voor de gehele wereld. Frankrijk vormt één van de gewichtigste brandpunten in de worsteling van de internationale progressie met. de internationale reactie. En het toeval wilde, dat deze bijeenkomst samenviel met een andere bijeen~

komst onder de rook van de eerste, die niet minder dan die te Straatsburg de politieke belangstelling boeide. Wij bedoelen de con~

ferentie in Parijs, waar Molotof, Bevin en Bidaalt samenkwamen

· ter bespreking van het plan Marshall. Een conferentie, die de een~

trale positie van Frankrijk onderstreepte.

Op 27 Juni zouden Molotof, Bet'in en Bidaalt elkaar ontmoeten. f!et was duidelijk, dat Thorez, Vice~President van de Franse Republiek en voorzitter van de Franse partij, in zijn grote politieke rede op de eerste dag van het Congres, dus twee dagen vóór de ontmoeting van de Ministers van Buitenlandse Zaken, iets over de betekenis van de Conferentie zou meedelen. Het spreekt vanzelf, dat hij· het weinige waf hij kqn mededelen, voor het begin van de Conferentie, in uiterst voorzicliti[Le bewoordingen zou kleden. Dit weerhield de Franse pers noch de. wereldpers er van om de volgende dag te be~

riChten, dat Thorez het plan Marshall een soort Westelijke valstrik zou hebben genoemd. Wij zouden niet hieraan herinneren, wanneer het ·niet z.o treffend illustreerde welk een internationale betekenis het Franse Congres had. In ieder geval van zulk een draagwijdte, dat binnen 24 uur Thorez' woorden, zij het dtm verdraaid en ver~

minkt, in alle uithoeken van de aarde gereproduceerd· waren.

Ook de besprekingen van het zo gewichtige Duitse vraagstuk wijzen in deze richtiizg. Voor het Franse volk heeft de naam Duitsland zelfs nog een bitterder klank dan voor onu bevolking. Wie zou Frankrijk's geschiedenis van de laatste 80 jaren kunnen schrijven.

zonder herhaalde verwijzingen naar het edele Duitse drietal Bis~

marck, Wilhelm en Hitler, deze aartsvijanden van de Franse natie en van haar revoluties? Revoluties, wàáraan het bovenal te danken is, dat de Franse natie een revolutionaire natie werd, gewrocht en ontwikkeld niet dank zij, maar in voortdurende. strijd' met het feodalisme en zijn legitieme, moderne nazaat, het fascisme.

237

(8)

Het Congres stond in het teken van de strijd om; .. de grootheid van Frankrijk. De .. grandeur", een nomenclatuur. die een andere klank en een andere inhoud heeft dan de grootheid van elke andere natie. Om het concreter te zeggen: men stelle zich een vergelijking voor van een strijd om de grootheid van Frankrijk met een strijd om de grootheid van .. . Duitsland. Het ware een vergelijking van de strijd van Robespierr-e en Jaurès met de strijd van Wilhelm en Hitled

Het huwelijk tussen een politieke partij in Frankrijk met de waar- achtige Franse natie. het kan niet anders, is een revolutionair huwelijk. En het Franse Congres was de manifestatie, om bij de huwelijksbeeldspraak te blijven, van Vondets woorden: .. Waar werd oprechter trouw . dan tussen man en vrouw ter wereld ooit gevonden?"

Het richtsnoer op het Congres voor~ de buitenlandse. zowel als de binnenlandse en economische politiek. was de strijd om Frankrijk's nationale onafhankelijkheid. Duclos zei het nadrukkelijk. Men be- streed niet alleen de Franse reactie, maar in de strijd tegen de Franse reactie lag de strijd tegen de internationale reactie.

Vandaar de eis tot definitieve ontmanning van het Duitse militai- risme en nazisme, met zijn oorspronkelijke wortels in de Duitse

zwaar~indus~rie en de organisatorische samenvattingen van de trusts en kartels.

Vandaar ook de strijd voor de verbetering van het levenspeil van de Franse arbeiders. boeren en middenstanders. en de strijd voor de opvoering van de tarwe-productie.

De noodzaak van een vergroting van de graanproductie is zo essen- tieel, dat Thoz·ez in een openbare meeting na het Congres er niet voor terugdeinsde om hogere graanprijzen voor de boeren te eisen.

zelfs als dit gepaard zou gaa11 met een stijging van de kosten voor het levensonder houd. Heel terecht merkte hij op. dat slechts de industriële bourgeoisie belang had bij lage graanprijzen, omdat dit een onderdeel was van de taktiek om de industriële lonen te ver- lagen. Thorez liet echter niet na om een overeenkomstige verhoging van de geldlonen te eisen. Een complex van maatregelen dus. dat de belangen van {lrbeiders en boeren tot hetzelfde platform verheft.

De onafhankelijkheid en de grootheid van Frankrijk! Dit was de centrale leuze. waarin alle belangrijke vraagstukken, die op het Congrès bediscussieerd werden. culmineerden. Om een paar voor- beelden te noemen. Bij het koloniale vraagstuk werd Marx geci- teerd: .. Geen natie kan vrij zijn, die een andere natie onderdrukt."

Bij het vrouwenvra(J.gstuk herinnerde Jeannette V ermeersch (de vrouw van Thorez) aan de woorden van Fourrier: .. De natuurlijke graad van de emancipatie van de natie is de emancipatie van de vrouw."

Zelfs aan het aandeel van het Franse denken in de marxistische

theorie werd herinr:erd met een beroep op Lenir. die het Franse

(9)

socialisme nàast de Duitse filosofie en de Engelse economie de derde wortel van het marxisme heeft genoemd.

· Wat het Franse denken aangaat zij herinnerd aan het uitstekende referaat van Casanova, die Diderot, Descartes en andere Franse humanisten en rationalisten uitvoerig citeerde. . En Jaurès! De twee grootste portretten in de enorme zaal waren van Jaurès en Thorez. Bij Jaurès' betekenis voor de Franse arbei~

ders verbleekt zelfs de naam van Traelstra voor het Nederlandse proletariaat.

Hoe moeilijk de positie van onze Franse kameraden ook moge zijn.

er was een enthousiasme, er heerste een geestdrift, waarmee de hoogtepunten in onze vaderlandse arbeidersbeweging eenvoudig niet te vergelijken zijn. Dit is geen miskenning van de Nederlandse arbeidersbeweging. want deze heeft haar eigen verdienste. Zij is niet van geringere, zij is van àndere kwaliteit.

En dan gedurende de etenspauzes de kinderlijke vreugde, wanneer Thorez of de andere groten uit de partij staande op hun zitplaatsen een liedje moesten zingen. Natuurlijk met een collectief gezongen refrein.

Stel je zoiets bij ons voor.

J. Haken.

]. van Santen.

De taak van de landbouw

in ons Nationaal Wel-vaartsplan

C. BORST

Wanneer wij door de productieverhoging in de landbouw tot meer welvaart voor de werkende bevolking willen komen dan moeten we voor ·alles een antwoord geven op de vraag: Hoe kunnen de productieverhoudingen in de landbouw verbeterd worden?

In de eerste plaats is nodig, dat de te kleine bedrijven in de land- bouw, veeteelt en tuinbouw vergroot worden tot lonende gezins~

bedrijven. Alleen zó kan de arbeidskracht rationeel gebruikt worden, terwijl aan het gezin een materieel en cultureel bestaanspeil wordt gewaarborgd.

Het zesjarenplan van Mansholt.

Om de kleine bedrijven te kunne!). vergroten is grond nodig. In de toekomst kan ongeveer 150.000 ha worden gewonnen door

ontg.jn~ing e.d., en ongeveer 200.000 ha door drooglegging. inpol-

239

(10)

dering en herverkaveling, zodat 350.000 ha nieuwe gr~nd beschik~

baar komt.

Minister Mansholt heeft in een zes-jarenplan een begin hiervan op papier gezet. Volgens dit plan zullen 130.000 ha onder de ruil- verkaveling komen, 30.000 ha krijgen een betere ontwatering, 25.000 ha zullen worden herontgonnen ...- hetgeen een zuivere landaanwinst betekent van 40.000 ha en een deviezenbesparing van 38 milHoen gulden per jaar.

Wanneer de regering het niet bij beloften laat. wanneer zij wer- kelijk de productie wil verhogen, dan zal dit plan in een korter tijdsbestek kunnen worden uitgevoerèl. zodat in een volgend plan grotere objecten kunnen worden aangevat.

Maar alleen wanneer de minister deze gronden ten dienste stelt c.an de kleine boeren en hiervoor de in hetzelfde plan genoemde tractoren en machines in coöperatief verband aan deze kleine be~

drijven ter beschikking stelt, zal de welvaart van ons volk ermee gediend zijn.

Een Nationaal Bodemfonds.

Door de Staat zal een Nationaal Bodemfonds gevormd moeten worden, dat onder toezicht en controle van de landbouworganisaties staat, om deze gronden doelmatig te verdelen, tegen een pacht, die zo laag mogelijk ligt. Hierdoor wordt iedere speculatie op een hoge pacht of verkoopprijs van de grond onmogelijk gemaakt. Het streven om de grond te gebruiken ·als winstobject moet plaats maken voor de gedachte, dat de grond met de opbrengst slechts mag dienen voor de voeding van mens en dier.

Rationalisatie en voorlichting.

Meer grond en vergroting van de bedrijven hebben alleen een nuttig effect wanneer ze rationeel worden ingericht. Vele kleine boeren en tuinders missen echter de nodige middelen voor rationa- lisatie. In dergelijke gevallen zal een nationale credietinstelling hun deze tegen een lage rente moeten verschaffen.

Ook een verdere uitbreiding van de land- en tuinbouwvoorlichtings- dienst zal hierbij noodzakelijk zijn, terwijl het onderwijs op dit gebied grondig verbeterd dient te worden. De uitbreiding van het wetenschappelijk onderzoek en de proefstations is daarbij een eerste vereiste.

Coöpetra.tief iJ.f!bruik.

Een betere landbouwtechniek en mechanisering van de kleine be- drijven is mogelijk door de landbouwwerktuigen en tractie coöpe- ratief te exploiteren, op dezelfde wijze als reeds met de dorsmachi.,- nes gebruikelijk is.

Dit levert het grote voordeel op, dat hierdoor arbeidskracht vrij komt, die gebruikt kan worden om het bedrijf te intensiveren, o.a.

door veeteelt, varkensfokkerij, pluimvee, bijenteelt e.d., waarbij

de gemengde gezinsbedrijven een voorrangspositie moeten innemen.

(11)

Uitbreiding van de veestapel.

Als gevolg hiervan komt het tekort aan veevoer in 't geding, met alle moeilijkheden van de invoer.

Het is mogelijk om de bodemproductie aanzienlijk uit te breiden zonder vèrmeerdering van de invoer. In een deskundig rapport

Groeneveld~'t Hart werd op wetenschappelijke grondslag aange~

toond, dat de rundveestapel kan worden opgevoerd tot 4.2 millioen stuks, tegenover 2.75 millioen vóór de oorlog, waarbij tevens de kwaliteit van het vee kan worden verbeterd. In het rapport wordt aangetoond, dat de verhoging van de weide~ en voederbouw met 80 %, die hiervoor noodzakelijk is, kan worden bereikt.

Door de uitbreiding van de veestapel zou aanmerkelijk meer vet beschikbaar komen en daardoor ook meer ondermelk, die weer als bijvoeding voor de varkens de mogelijkheid biedt om de varkens~

stapel uit te breiden van 1 Y2 tot 2 millioen stuks.

De benodigde hoeveelheid graan, met inbegrip van het kwantum voor de menselijke voeding, zou dan zijn 1 Y2 millioen ton. Hiervan zouden 600.000 ton bakgraan ingevoerd moeten worden, evenals 634.000 ton eiwitrijk krachtvoer, dat in de vereiste coneentralie niet door onze landbouw kan worden geleverd.

Eigen productie van veevoer.

136.000 ha land méér zal beschikbaar moeten komen voor de bin~

nenlandse voederproductie. De import zal dan niet groter zijn dan vóór de oorlog. terwijl de productie van hoogwaardige veeteelt~

producten (kaas, melkpoeder, boter, vlees en bacon) sterk gestegen is. Alle voorwaarden om dit te bereiken, zoals een betere opbrengst van de graslanden, kunstweiden, silo's, coöperatieve grasdrogerijen, verhoging van de productie van veevoer, verbeterde en meer inten~

sieve arbeidsmetboden e.d .. zijn onmiddellijk te verwezenlijken.

De opbrengst van het akkerland kan met eenvoudige middelen met 35 % worden opgevoerd.

Bij een verhoging van de productie speelt de kunstmest een belang~

rijke rol. In dit opzicht staat Nederland er niet slecht voor. De fos- faatproductie is reeds weef op peil; stikstof is uitsluitend een kwèstie van meer steenkolen; kali kan worden ingevoerd uit Oost~

Europa en Frankrijk en kalk is voldoende in Nederland aanwezig.

De tuinbouw.

Voor de tuinbouw zal uitbreiding en kwaliteitsverbetering zeer goed mogelijk zijn, tegen prijzen, die met het buitenland kunnen concur- reren. De praktijk heeft bewezen. dat N.~Holland (N.) bizonder geschikt is voor bloembollenteelt, vooral voor tulpen. Aan de Langedijk en omstreken zijn de vroege aardappelen en de. sluitkool de hoofdbron van het bestaan, terwijl er voldoende mogelijkheden aanwezig zijn Ofll deze cultures uit te breiden. Een doelmatiger gebruik van de grond en het gemeenschappelijk gebruik van ma~

chines zou vooral worden bevorderd door een herinpoldering en ruilverkaveling va'n het Geestmerambacht.

24t

(12)

Het verbouwen van fijnere groen:ten onder glas kan in het W èst- land en in andere delen van ons land belangrijk uitgebreid worden.

Moderne fruitteelt. ·

In het fruitkweken kan b.v. in de Betuwe nog veel aanbesteed wor- den, daar dit in die streken grotendeels .oneconomisch en onwe- tenschappelijk wordt beoefend.

In Zeeland en in N.-Holland voldoet dit bedrijf aan de modernste productie-eisen. Hetzelfde geldt voor de snijbloemen van Aalsmeer en de boomkwekerijen van Boskoop en elders. De aardbeien van Beverwijk, op goede en niet te dure grond, zijn niet te overtreffen.

Meer zorg voor de afzet.

Wanneer 's zomers de aànvoer van groente en fruit groter is dan de vraag dan kunnen verschillende maatregelen worden getroffen om vernietiging van dit kostbare voedsel te voorkomen:

1 °. Een betere spreiding van deze producten over het gehele land.

zodat er niet op een plaats teveel is, terwijl ergens anders niets te krijgen is.

2° Uitbreiding van de conservenindustrie, zodat in de winter- maanden ook ruimschoots groente en fruit voorhanden is. Bo- vendien komt de uitbreiding van deze industrie de welvaart op het platteland ten goede.

3 °. De afzet van de producten, zowel als de conservenfabrieken en de diepvriesinstallaties moeten in handen komen van de land- en tuinbouworganisaties zelf.

Voor een goede uitvoering van al deze maatregelen is een eerste vereiste, dat de boeren en tuinders lonende prijzen voor hun pro- ducten ontvangen, en deze prijzen zijn op hun beurt afhankelijk van de afzetmogelijkheden.

De export.

De afzet in het buitenland wordt beïnvloed door de internationale marktverhoudingen. Daardoor treden andere landen en de vraag naar andere producten op de voorgrond en de Nederlandse land- bouw zal daarmee rekening moeten hQuden. De meer arbeidsinten- sieve producten, zoak bloembollen, pootaardappelen, consumptie·

aardappelen, zadenteelt. vlas. fruit, groeritenteelt, boomkwekerij, kaas, gesuikerde gecondenseerde melk, kwaliteitsvee en eieren geven in dit opzicht goede vooruitzichten.

Nu de export voor lonende prijzen naar onze voornaamste export- gebieden van voor de oorlog, Duitsland en Engeland, is wegge- vallen, ligt het voor de hand, dat Nederland all~ aandacht moet besteden aan de exportmogelijkheden naar de Oost-Europese lan- den ert de Sovjet Unie, die voor onze in- en export grote mogelijk.,- heden bieden.

De koopkracht.

De afzet in het eigen land is grotendeels afhankelijk van het wel-

vaartspeil van de bevolking. Hogere lonen wil zeggen: een grotere

(13)

binnenlandse afzet van land~ en tuinbouwproducten. In dit opzicht hebben de arbeiders en de werkende boeren een gemeen~chappelijk

belang. Hogere lonen voor de arbeiders, ten koste van de winst, en lonende prijzen voor de boereil en tuinders, door de uitschake- ling van onnodige tussenpersonen, door mechanisati~ en coöperatie, zijn beide in het belang van de gehele werkende bevolking.

Hier ligt de weg aangegeven voor .een gemeenschappelijke strijd van de landarbeiders en de kleine boeren en tuinders, een strijd voor het welslagen van een nationaal welvaartsplan.

Landarbeiders en kleine boeren in één front

]. VAN WIERINGEN.

We behoeven er onze literatuur maar op na te slaan om te weten hoe ten hemel schreiend de toe~

standen waren, waarin de land~

arbeiders aan het eind van de ne- gentiende en het begin van de twintigste eeuw leefden. Terwijl de grote boeren slapende rijk wer- den. waren hun knechten in diepe armoede gedompeld.

De partij vari- het proletariaat, klein en zwak als ze toen nog was, kon zich weinig melt: het platteland bemoeien, wat tenge- volge had dat 't klassebewustzijn zich in die jaren langzaam ont- wikkelde. De plattelanders vormden hierdoor vaak een rem bij de opmars der overige arbeiders. Hoevele patroons namen niet plattelanders in dienst. ,.Die werken harder" was hun verweer.

Maar dat was de zaak niet. Deze arbeiders hadden in hun ellendig bestaan zo weinig leren eisen, dat ze een gemakkelijk uitbuitings- object vormden. De werktijden op 't land waren vrijwel onbeperkt.

de lonen uiterst laag. Kon zo'n arbeider bij een patroon in de stad komen, dan was hij in de wolken. Van de voor hem zo hoge lonen droomde hij zich een hemel op aarde. Natuurlijk kwam hij later wel tot de ontdekking dat het toch niet zoveel bijzonders was met die hemel. Tal van landarbeiders bijvoorbeeld, die naar Rotterdam trokken hadden 't slechter dan op het platteland. Mede hierdoor waren het in het verleden dikwijls de landarbeiders, die als sta- kingsbrekers optraden. Het platteland van West-Brabant was er

indertijd berucht om. ·

Op de duur liet het Socialisme ook het platteland niet onberoerd.

Langzaam maar zeker groeide er verzet tegen de onmenselijke uit- buiting. een verzet, dat zich 't scherpst aftekende in die streken, waar de klassentegenstellingen 't grootst waren.

l43

(14)

En nu, na vijf jaren fascisme, hoe staat het nu met het klasse~

bewustzijn der landarbeiders? Onze indrukken kunnen niet anders dan gunstig zijn. Deze oorlog heeft een nieuw type landarbeiders gevormd, kerels, die niet alleen opkomen voor een behoorlijk loon en betere arbeidsvoorwaarden, maar die zich daarnaast tevens ver- antwoordelijk voelen voor onze voedselpositie. Hun interesseert het, hoe er geproduceerd wordt en aan wie deze produc~ie ten goede komt. Op het agrarisch Congres der E.V.C. en de landbciuwconfe~

renties van onze partij ter discussie van het Welvaartsplan heerste een vastberaden stemming en de wil tot onverzoenlijke strijd. En dat is hard nodig. Want met hun arbeidsvoorwaarden en werk:ijden staan ze nog lang niet op één lijn met de industriearbeiders. Voor partij en vakbeweging is de ondersteuning van hun eisen nog een belangrijke taak.

Wat vooral belangrijk was op deze bijeenkomsten van landarbei~

ders was wel de verbondenheid, die zij toonden, met de kleine boeren. En dat is goed.

Hoe staat het eigenlijk momenteel met de kleine boeren en tuinders, waarvan Marx ons reeds aanried om ze niet uit het oog te ver··

liezen, maar om ze juist te veroveren voor het proletariaat? Het Russische proletariaat heeft wel het beste bewijs geleverd, van hoeveel belang zo'n bondgenoo~schap kan zijn. De bolsjewiki kre··

gen dit echter niet in de schoot geworpen, zij hebben er voor moeten vechten. Loopt niet als een rode draad door de revolu~·o~

naire periode van 1905 tot 1917 de strijd om de boerenmassa'q?

Ook in ons land bestaan er mogelijkheden om de boeren voo:: ons te winnen. Ook hier komt de werkende boer en tuinder in v~rzet

als de economische oms:andigheden moeilijk zijn, ook hie; is hiJ genegen zijn broodwinning, al is het een zeer schrale. te verdedigen.

Waar zich deze moeilijkheden weer allerwegen aankondigen, daar is het de taak van onze partij om paraat te zijn. Wij zullen er voor moeten zorgen dat de boeren vertrouwen krijgen in de arbeiders~

beweging. In het verleden is dit vooral door de politiek der sociaal~

democraten nog al eens geschokt geworden. ( Hiemstra, argumen~

tering tarwewet; v. cl. Sluis, margarinevraagstuk). Ook Mansholt staat niet al te gunstig meer aangeschreven. Onze partij moet hier wel waakzaam zijn. Want volgens vele boeren belichamen deze

"socialistische" ministers de macht der arbeidersklasse. En toch wordt hun noodtoestand niet opgeheven. Wij communisten mogen niet in dezelfde fout vervallen. We moe:en oppassen, dat we de boeren en tuinders niet alleen zien als de leveranciers van het goed~

kope volksvoedsel. Want daarmee bereikt de reactie twee dingen.

Ten eerste het handhaven van de loons:op, gepaard gaande met

grotere winsten voor het industriekapitaaL waarmee zeer vele grote

boeren verbonden zijn, en ten tweede een scheiding tussen de

arbeiders in de stad en de werkende boerenmassa's. Hoeveel

reactionaire landbouwbladen suggereren hun lezers al niet, dat de

lage landbouwprijzen te wijten zijn aan de s~edeling'en. die liever

(15)

hun geld uitgeven aan bioscoop en dancing. dan de boer een he~

hoorlijke prijs voor zijn product te gunnen. Zoiets wordt maar al

te grif geloofd. ·

Onze partij zal daarom consequent op moeten komen voor be- hoorlijke productieprijzen. De vrucht van zijn arbeid is de boer nu eenmaal even heilig als van de arbeiders het loon.

Bestaat er nu Lussen deze twee groepen op 't platteland een zekere belangengemeenschap? Ja, inderdaad lopen hun belangen vaak pa~

ralleL Niet alleen de landarbeider verricht loonarbeid, ook de kleine boer, die z'n stukje land bewerkt, doet dat. Lenin karakteriseerde de kleine boer eens als een verkapte landarbeider, die men nog meer exploiteert dan de landarbeider zelf. De verhoudingen in ons eigen land bewijzen de juistheid van Lenin's analyse. Armoede en gebrek zijn niet alleen het deel geweest van de landarbeider, de kleine boer had er minstens even erg mee ta kampen. De rapporten, uitgebracht over de sociaal~economische toestand van de kleine boeren tonen dit duidelijk aan.

De Friese boerenbedrijven bijvoorbeeld, die over het algemeen goed worden geleid, leverden in de periode van 1923 tot 1940 een ge-- middeld inkomen op van f 1100,.- per jaar. Terzelfdertijd ver~

diende een landarbeider in Friesland f 1000.- per jaar. Beide groepen werkten plusminus 80 uur per week. Het overgrote deel der Nederlandse boeren had het evenwel nog veel slechter.

Teneinde verbeteringen in hun toestand aan te brengen, zullen de kleine boeren en landarbeiders elkaar IThOeten steunen in de strijd tegen het grootkapitaal en het grootgrondbezit. De landarbeiders tornen op tegen de rijke zeekleiboeren, die op agrarisch gebied de macht in handen hebben, de kleine boeren voeren hun strijd tegen pachthsren en hypo:heekhouders, die bij niet betaling geen pardon kennen. De grootgrondbezitters weten dat hun macht wankel is als ze de landarbeiders en kleine boeren in één front tegenover zich hebben.- Vandaar dat ze trachten de St_ichting van de Landbouw zo snel mogelijk om te bouwen tot een publiekrech:elijk lichaam, waarin de kleine boeren wel mee mogen betalen, maar niet mee·

mogen beslissen. Op dit gebied hebben kleine boeren en landar~

beiders een gemeenschappelijk strijdpunt.

Zonder deze belangrijke groepen van de bevolking zal ons Natio~

nale Welvaartsplan. zeker niet tot volle on:plooiing kunnen komen.

We zijn er van overtuigd dat zij hun taak willen vervullen, maar ...

men kan niet verwachten, dat zij ·zich met vol élan zullen geven als de landarbeiders hun lonen verlaagd zien en de kleine boeren gedwongen zijn om beneden de kostprijs hun producten af te leveren.

Onze partij heeft de dure plicht, als partij van het werkende volk, om de belangen van deze plattelanders te verdedigen. Welnu, hier ligt het aanknopingspunt. H1et zal veel tact, arbeid en geduld ver~

eisen. Maar de beloning ervan zal zijn, dat we de partij van de stad naar het platteland brengen en dat wij ook daar een macht zullen worden.

245

(16)

DE PACHTEN MOETEN OMLAAG

EEN NATIONAAL BODEMFONDS

S. ]. RUTGERS

Het agrarische gedeelte van ons Welvaartsplan voorziet in een sterke vermeerdering van de Nederlandse landbouwproductie. Daar~

van zal een aanzienlijk gedeelte moeten worden uitgevoerd om on- . entheerlijke goederen voor onze opbouw te verkrijgen. De prijzen

voor deze uitvoer moeten lonend zijn voor den landbouwer en toch zodanig, dat afzet in andere landen mogelijk is.

De loon~ en levensstandaard voor arbeiders en werkende boeren is in Nederland reeds lager dan in de omringende landen en moet worden verhoogd, wil niet onie productiekracht geheel te gronde gaan. Het zal dus moeten komen van een vermindering van het aandeel van het kapitaal en daarvoor is, evenals voor andere he~

drijfstakken, voor de Nederlandse landbouw alle aanleiding. Dit aandeel is nl. buitensporig, zowel in verhouding tot het aandeel dat de arbeid ontvangt, als in vergelijking met andere landen.

Het aandeel vari het kapitaal bestaat behalve uit bedrijfswinst (bijv.

van de grot~ hereboeren), maar ook van de tussenpersonen, als grossiers, exporteurs, e.d. en uit de interest op hypotheekschulden en bedrijfskapitaal,' ook uit de pacht. Men dient duidelijk te zien, dat deze pacht wordt opgebracht door de werkers op het land, ten bate van arbeidsloos inkomen uit kapitaal. Bepalen wij ons nu tot het gedeelte van dit inkomen uitgedrukt in de vorm van pacht en vergelijken we dit met andere landen, dan blijken de pachten in Denemarken veelal slechts één derde deel van die in Nederland, te1:wijl volgens de gegevens van de Economische Voorlichting van 19 Nov. 1946 in Engeland pachten worden betaald van 15 tot 25 Gld. per ha, d.i. een vierde tot een derde van in ons land ge~

bruikelijke pachten.

Vergelijkt men de pacht met het aandeel dat aan den werkènden boer voor zijn zware arbeid ten deel valt, dan kunnen wij verwijzen naai: interessante gegevens in een radiorede van ir. Bouma, Rijks- consulent voor grond- en pachtzaken in Friesland. Deze vergelijkt het aan,dèel van de pacht met het aandeel, dat de boer van de z.g.

brutowinst (gevormd door alle inkomsten te verminderen met alle bedri)fsuitgaven) ontvangt. Voor 1400 landbouwbedrijven in Fries~

land, gerekend over de gehele periode van 1 Mei 1919 tot 1 Mei 1940, ontving de eigenaar 80 %. de boer 20% van de brutowinst.

In de oorlogsperiade was de verhouding voor den boer gunstiger ( 35 % en 65 % tussen 1 Mei 1940 en 1 Mei 1943). Maar ook als men deze abnormale periode meetelt blijft het feit, dat de grond- eigenaar gemiddeld evenveel heeft ontvangen als de boer. Halveert men de pacht dan kan men het inkomen van den boer met 50 %

verhogen, of de prijs verlagen, of beide maatregelèn com9in~ren.

(17)

Maar reeds gaan weer stemmen op om de pachten te verhogen ten koste van den werkenden boer en de mogelijkheden voor export.

Nu de pachten in Nederland eenmaal zo hoog zijn opgedreven door de onbeperkte concurrentie en de landhonger der boeren, is een drastische verlaging zeker geen eenvoudige zaak. V erschiliende be- langen zulle:q daarbij in het gedrang komen, als bijv. ouden van dagen, die van het verpachten van een stukje grond (veelal aan hun kinderen) leven; sociale fondsen, die hun reserves gedeeLelijk in· grond hebben belegd, e.d. Aan bepaalde moeilijkheden zou door speciale maatregelen moeten word~n tegemoetgekomen. Zo zal men aan ouden van dagen een extra pensioen kunnen uitkeren, of op andere wijze in hun belangen voorzien, zonder dat zij feitelijk ten laste van hun kinderen behoeven te leven. De reserves zullen op~

nieuw moeten worden gewaardeerd en zonodig aangevuld. Maar dit alles mag niet in de weg staan aan een gezondmaking van onze landbouw, waarmede de toekomst van ons land zo nauw is ver- bonden.

Wanneer een algemene herziening en verlaging der pachten plaats vindt, met een systematische indeling in klassen, zal gelegenheid moeten worden gegeven aan de grondeigenaren, wanneer zij tegen de lagere pachten hun grond niet langer in. eigendom wensen te bezitten, deze te verkopen aan een "Nationaal Bodemfonds", waar- in ook nieuw te ontginnen gronden zouden -moeten worden inge- bracht om tegen billijke voorwaarden te worden verpacht, onder toezicht van een Commissie uit de belanghebbende pachters.

Beter dan enorme bedragen te besteden aan allerlei oncontroleer- bare toeslagen, met het daaraan verbonden geknoei van persoon- lijke en sociale bevoorrechting, kan de Staat geldmiddelen besteden voor het organiseren en beheren van een Na:ïonaal Bodemfonds.

Een dergelijk Bodemfonds zal kunnen optreden als regelaar van pachten en hypotheken en zal in het algemeen een actieve rol kunnen vcrvullen bij een reorganisatie en rationalisatie van de landbouw, waarbij de belangen van de grote massa van de zelf- werkende boerenfamilies zullen kunnen. worden behartigd.

Tevens zou dan de grote onbillijkheid ku'nnen worden weggenomen, dat sommige boerenbedrijven op abnormale hoge dijk- en polder- lasten zitten, die het gevolg zijn van de geaardheid van ons land.

Zou men dit systeem ook hebben toegepast op de Z'uiderzeewerken, dan was er geen enkele van de grote polders tot stand gekomen, want de lasten overtreffen hier verre de baten die uit de landbouw kunnen worden verkregen. Terecht heeft men toen betoogd, dat de algemene voordelen voor Nederland niet door. de boeren in de Wieringermeer en de andere Zuiderzeepolders behoeven te worden opgebracht. Maar ditzelfde geldt ook voor andere polders en droog- makerijen, die eep zo belangrijk deel van Nederland omvatten, ja daarvan de feitelijke grondslag vormen. Moeten de uitgaven voor het bestaan zelf van ons land worden afgewenteld op de geduldige

247

(18)

ruggen van de werkende boeren. of is het de plicht van geheel Nederland om voor deze kosten op te komen? ·

Eeh egalisatiefonds zou een eerste stap kunnen zijn. maar daar- mede wordt het onrecht niet goedgemaakt. Een Nationaal Bodem- fonds zal deze gronden desgewenst kunnen overnemen en beheren, waarbij de waterschapsheffingen ten laste van dit fonds of recht- streeks ten laste van de Staat moeten worden gebracht.

Uiteindelijk kan een alzijdige oplossing van de moeilijkheden slechts worden verkregen door Nationalisatie van de grond, met eeuwig-- durend gebruiksrecht van de grond voor hen. die deze bewerken en voor hun daartoe geschikte nakomelingen. Maar een Nationaal Bodemfonds en drastische pachtverlaging zouden een begin: kunnen zijn en dit zou de allergrootste moeilijkheden voor de verwezen- lijking van het Ag~arisch Welvaartsplan kunnen helpen oplossen.

Socialistische Industrialisatie

Onlangs is in de Sowjet-Unie een boekje verschenen van den bekenden econoom Leontiev over .. De Sovjetmethode van industri- alisatie". Nu hier in ons land ook het probleem van industrialisatie zo actueel geworden is, verdienen de uiteenzettingen van Leontiev alleszins belangstelling. StaJin gaf van dit onderwerp herhaaldelijk een diepgaande analyse.

Het socialisme en in het bijzonder de communistische partij heeft altijd het vraagstuk der industrialisatie in het brandpunt van haar belapgstelling geplaatst. Het doel van het socialisme is de materiële' grondslag van het leven voor allen zeker te stellen; dit kan alleen

g_eschied~p met doorbreking van de kapitalistische beletsels. door met de modernste middelen de productie van alle soorten goederen enorm óp te voeren. Deze hoge binnenlandse productie maakt ook het land onafhankelijk van de buitenlandse kapiêalisten.

De communistische partij in de Sowjet-Unie heeft deze taak. zoals bekend met grote energie en een overweldigend succes aangepakt.

Terwijl het Rusland van 1913 wat industriële productie aangaat op de vijfde plaats in de wereld kwam, neemt de Sowjet-Unie thans de tweede plaats in, na de V.S.

In de machinebouw was zij reeds in 1938 van de vierde plaats op de tweede geklommen, voor electriciteit van de vijftiende op de derde, voor steenkool van de zesde op de vierde. Toen produceerde de Sowjet-Unie méér turf. méér landbouwmachines, meer lokoma- tieven dan welk land ter wereld ook. De industriële productie bedroeg 8,2 maal zo veel als in 1913.

Thans stelt de Sowjet-Unie zich ten doel om in 15-20 jaar haar

(19)

productie zo op te voerên, dat zij ook "economisch", d.w.z. per hoofd van de bevolking, op de eerste plaats in de wereld komt.

Wat zijn nu de eigenaardigheden van de kapitalistische en van de socialistische wijze van industrialiseren?

De industrialisatie in de kapitalistische landen kenmerkt zich in den beginne door een langdurige periode, waarin de lichte industrie de overhand heeft boven de zware industrie.

In de tweede helft van de 18e eeuw kwam in Engeland het machi- nale grootbedrijf op met het in gebruik nemen van de stoommachine in de textielindustrie. Lange tijd bleef dit de overheersende vorm van industrie. Paar echter de stoommachine meer en meer toepas- sing vond moesten ook de steenkoolmijnen hun productie opvoeren en machinefabrieken en een ijzer- en staalindustrie op modernere grondslag worden opgericht. Maar tot om en nabij 1850 bleef toch nog de textielindustrie overheersen. Katoenen stoffen waren het voornaamste Engelse exportartikel. Ook in de lage landen. in Vlaanderen, beheerste de textielindustrie eeuwenlang de nijverheid.

Het zelfde zien wij in het begin van de 19e eeuw in Frankrijk, de Ver. Staten, Japan en Rusland. Dit had o.a. tengevolge dat, in Rusland, in het begin van deze eeuw, de machine-industrie practisch niet was ontwikkeld. Ook in Nederland zien wij een grote ontwik- keling van alllerlei industriën van consumptie-goederen, terwijl de machine-industrie ver achterblijft. Dit beeft o.a. het tempo van de opbouw tot dusver zeer vertraagd.

Het is niet toevallig, dat de kapitalistische industrialisatie met de lichte industrie begint. Marx leerde ons, dat de kapitalist zijn meer- waarde en winst betrekt uit de arbeid van werkers. Hoe groter het

· aandeel van het variabie kapitaal is, d.w.z. van het kapitaal. dat wordt gebruikt om arbeidslonen te betalen, hoe groter de winst- mogelijkheden voor den kapitalist zijn.

Wanneer men nu lichte en zware industrie met elkaar vergelijkt, dan blijkt al dadelijk. dat in de lichte industrie het variabele kapitaal veel groter is dan in de zware industrie. In deze laatste toch zijn veel grotere en meer kostbare machine-installaties nodig, d.w.z.

meer "constant" kapitaal.

Zolang er nog mogelijkheden van uitbreîding zijn van de industrie van gebruiksgoederen, die met betrekkelijk weinig machines werkt, zal het kapitaal er steeds naar streven, om allereerst deze tot ont- · wikkeling te brengen.

Er komt echter een moment. waar, juist door haar grote uitbreiding.

de kapitalistische lichte industrie zich doodconcurreert en de winst- mogelijkheden dalen. De wet van de "gemiddelde winst" spoort de kapitalisten dan aan om hun geld in de zware industrie te beleg- gen. Trouwens er zijn tijden, wanneer er bijzond-er goede winst- mogelijkheden voor de zware industrie aanwezig zijn. Dit is n.L vooral het geval in oorlogstijd. Ook de aanleg, vaak voor militaire doelen, van spoorwegen, de ontwikkeling van de ijzeren scheepvaart en de mechanisatievan de lichte ind_ustrie, maar :vooral

249

(20)

ook de grote militaire voorbereidingen van de staten in .het imperia..:

listische tijdperk deden de zware industrie opbloeien. Deze factoren leidden in verschillende landen de overheid er toe steun te ver ..

lenen aan de zware industrie om zodoende de eerste periode, waarin de winsten de kosten nog niet konden dekken, te overbruggen.

In de Sowjet~Unie, onder het socialisme, blijft de w~t van meer~

waarde van kracht, maar zij verandert van karakter. De meer~

waarde die ook de Sowjet~arbeider afstaat, kan niet meer door individuele kapitalisten omgezet worden in kapitaal. De socialisti~

sche meerwaarde komt onder beheer van het volk en wordt aange~

wend voor algemene uitgaven en investeringen in het belang van het gehele volk. De meerwaarde in de Sowjet~Unie is een vorm van. collectieve besparing geworden.

In de socialistische maatschappij, omdat er geen kapitalisten meer zijn, bestaat de wet van de ·"gemiddelde winst" niet meer. Daarom kan alleen in de socialistische maatschappij welbewust de traditie~

nele gang van industrialisatie worden omgekeerd: niet eerst lichte.

maar eerst zware industrie.

Uit een zakelijk technisch oogpunt is het eigenlijk vanzelfsprekend, dat de industrialisatie met de zware· industrie moet beginnen. Om textielgoederen te produceren heeft men machines nodig. Voor deze machines is ijzer en staal en brandstoffen vereist. Wil men tot een grootscheepse bouw van fabrieken voor gebruiksgoederen komen, dan dienen allereerst de ijzermijneft, de staalovens en de machine~

fabrieken te Worden gebouwd, die textielmachines, automatische schoenenmachines e.d. kunnen vervaardigen. Het practische ver~

schil met de kapitalistische methode is o.a. deze, dat de socialis~

tische industrialisatie, door te beginnen met de zware industrie, het tempo van de industrialisatie aanzienlijk kan opvoeren. Productie~

stijgingen waarvoor kapitalistische landen tientallen jaren nodig hadden, worden in de Sowjet~Unie in enkele jaren bereikt. Daar staat tegenover, dat de ontwikkeling van de lichte industrie in de eerste jaren langzamer· zal verlopen maar dit langzamere tempo wordt na zekere tijd ruimschoots goed gemaakt doordat, nà de ont~

wikkeling van de zware industrie, de lichte zich in enkele jaren uitzonderlijk snel kan ontplooien.

Voor de socialistische gemeenschap is het overwicht van kosten op baten in de beginperiode van de zware industrie geen beletsel.

Waar kapitalistische industriën zich slechts kunnen ontplooien met behulp van buitenlandse leningen (zoals bijv. aanvankelijk het geval met de V.S. was), kapitaalsopeenhoping door koloniale exploitatie, handel of zeeroverij of door schatlingen, die aan over- wonnen volkeren werden opgelegd (zoals bijv. Duitsland na 1870 deed), ontwikkelt de socialistische industrie zich door de enthou~

siaste en bewuste inspanningen van haar eigen werkers en door een

vergaande rationalisatie van de maatschappij. Hierdoor worden

besparingen voor investeringen in industriële nieuwbouw mogelijk

(21)

in een mate, die in een kapitplistische maatsch2ppij nimmer kunnen worden bereikt.

Zo gaat in 1947 een~derde van de besparingen van het Sowjet~volk

die door de staatsinko:q1sten worden vertegenwoordigd, naar beleg~

gingen in industrie, landbouw, transport en handel. Dit betekent dus. als wij de 130 milHard roebel aan beleggingen omslaan op een bevolking van ca. 192 milHoen (en een gezin in de Sowjet~ Unie op gemiddeld vijf personen rekenen) een belegging van 3400 roebel per gezin. In één jaar! Het is tevens duidelijk, dat alleen door een dergelijke politiek de Sowjet~Unie in korte tijd een zware industrie heeft weten te ontwikkelen, die haar in staat r,telde om aan dè enorme pressie van de imperialistische staten en in het bijzonder aan de roofaanval van het Duitse fascisme. gesteund door de indu~

strie van bijna geheel Europa, met succes weerstand te bieden.

Doordat in de Sowjet~Unie het gemeenschappelijk karakter van de productie niet in tegenspraak komt tot het privé~bezit van de

productie~middelen wordt de ontwikkeling val;). de socialistische economie ook niet onderbroken door zware crises, die in het bijzon~

der de zware industrie treffen. zoals in de kapitalistische staten. De

Sowjet~planeconomie ontwikkelt zich volgens de wetten van de zich steeds uitbreidende socialistische productie en reproductie.

Crisis en werkloosheid zijn er onbekend. De welstand van het volk en de sociale diensten van de staat stijgen regelmatig met de uit·

breiding van de productie. ,

Nergens ter wereld wordt zoveel uitgegeven voor het gezondheids- wezen, het onderwijs, de wetenschap en de sociale verzekeringen als in de Sowjet~Unie, en nergens ter wereld staan deze zo open voor alle lagen van de bevolking.

De oorlog bracht de Sowjet~Unie zware wonden toe. Maar het land herstelt zich met uitzonderlijke snelheid. In 1946 werden reeds anderhalf maal zoveel máchines geproduceerd als in 1945. Het aantal arbeiders, voornamelijk door de demobilisatie van het leger, nam met 3 milHoen toe; De binnenlandse handel steeg met 30 %.

Tegenover de agressieve imperialistische politiek van de Verenigde Staten, die met millioenencredieten vijandige wapend<'pots aan de

Sowjet~grenzen opstapelen, staat de zelfbewuste rustige zekerheid·

van de Sowjet-Unie, die, ondanks elke provocatie, haar militaire uitgaven onophoudelijk vermindert. In de buitenlandse politiek van de Sowjet~Unie is bijvoorbeeld geen sprake van steunmaatregelen tegen Amerikaanse druk en agressie in Centraal~ Amerika (die zou- den overeenkomen met de Trumanpol!tiek in Griekenland en Turkije). Daarentegen gaat de Sowjet~Unie met inspanning van alle krachten verder op de weg van de vreedzame opbouw en industrialisatie.

A.B.

251

:~

(22)

De strijd voor Productie-premies

A. VAN RIJKOM.

Wij geloven niet, dat er in ons land velen zijn, die in ernst zouden durven beweren, dat de loon~ en prijs~politiek van de huidige en de voorafgaande regering een groot succes genoemd kan worden.

Vrijwel iedereen is het er over eens, dat de kloof. die tussen prijzen en lonen ligt, schier onoverbrugbaar is geworden. Zelfs de officiële organen, die zich met het samenstellen der s~atistieken bezig houden, komen tot deze gevolgtrekking. Men kan ook niet zeggen, dat er ernstige pogingen zijn gedaari om deze kloof te overbruggen.

Integendeel. Met alle kracht wordt vastgehbuden aan een loonstop, die voor de werkers funest is gebleken, terwijl aan het maken van winst geen enkele limiet wordt gesteld. Men heeft zelfs zonder blikken of blozen de dividend~grens van 6% op 9 % gebracht - een maatregel. die het inflatie~argument, dat zo grif gebruikt wordt om loonsverhoging af te wijzen, nog onwaarachtiger maakt dan het al was.

Bronnen van inflatie.

Immers, inflatie betekent een toestand, waarin meer geld in omloop wordt gebracht dan er goederen aanwezig zijn, die voor dit geld gekocht kunnen worden.

- Is dit gevaar op dit ogenblik dan niet in ons land aanwezig?

Ongetwijfeld. De regeringspolhiek verhoogt dit gevaar met de dag.

De grote bronnen, waaruit het inflatiegevaar voortkomt zijn o.a. de militaire uitgaven (die dubbel inflationistisch werken, omdat geld in omloop wordt gebracht terwijl arbeidskracht aan het productie~

proces wordt onttrokken), de verhoging van de dividend~grens en de verkoop van buitenlandse effecten. waarvan de opbrengst geheel ter beschikking van de eigenaren komt.

Deze inflationistische factoren tracht men nu te neutraliseren door de reële koopkracht (o.a. het loon) te verlagen ten opzichte van de prijzen, waardoor de gevolgen van een. en ander geheel op de schouders van de werkers neerkomen.

Een aandeel in de opbrengst.

Het is duidelijk dat de voortbrengers van de productie met deze gang van zaken geen genoegen kunnen en zullen nemen.

Zij eisen terecht hun deel van de productie, die zich in stijgende lijn beweegt en in vele takken van industrie het vooroorlogse peil be~

reikte en 1het zelfs hier en daar overschreed.

Een van de middelen, waardoor dit rechtmatige deel kan worden verkregen, waarbij geen inflatie te duchten valt, is de productie~

premie.

Sterker, de productiepremie zal een anti~inflationistische uitwerking hebben omdat enerzijds, door de als gevolg daarvan verhoogde productie, grotere goederenwaarden in omloop komen, en ander~

zijds de .. zwevende koopkracht" vermindert.

(23)

Bovendien verhogen deze premies, die in over~enstemming zijn met ' de stijgende productie. niet het aandeel van de lonen in de kosten van de nationale productie. Zij hebben daardoor geen invloed op de prijzen en zij kunnen zelfs met prijsverlagingen gepaard gaan.

Enorme winsten en verlaging van het levenspeil. ..-- Evenals in ons land het geval is, heeft zich ook in Frankrijk de verdeling van het nationale inkomen sinds 1938 grondig gewijzigd.

In cijfers uitgedrukt kwam daarvan in 1937 44,7% in handen van de arbeiders en 27.4 Ofo in die van handel en industrie. In 1946 was dit: arbeiders 38.05 %, handel en industrie 44,1 Ofo, De productie in Frankrijk bedraagt 98 % van de vooroorlogse en in sommige sec- toren (o.a. steenkool) steeg zij er reeds boven uit. In verhouding tot 1938 staan de lonen op 430. de prijzen daarentegen op 835!

Hieruit blijkt dus dat het welvaar~speil zeer sterk gedaald is.

Tegenover enorme winsten staat de steeds slechter wordende toe~

stand van de arbeidersklasse. De prijsverlagings~politiek ingeleid door Blum. had even weinig uitwerking als in ons land het geval is, en Maurice Thorez kon met recht in zijn rede op de eerste Mei vragen: .. Kan men toelaten, dat de arbeiders steeds harder werken.

zonder een enkele verbetering in hun levensomstandigheden te verkrijgen? Kan men toestaan, dat het levenspeil der arbeiders voortdurend daalt. terwijl de productie stijgt?"

En Benoit Frachon, de secretaris~generaal der C.G.T .. vertolkte wel zeer treffend de mening van de arbeiders toen hij op een bijeenkomst te Parijs sprak: .. Als de arbeidersklasse ziet, dat haar werken niet aan het volk ten goede komt, maar aan enkelingen, dat haar zwoegen dient om de reactie te versterken. moet men wel idioot of misdadig zijn om te geloven, dat ze dit zal verdragen."

Het Franse offensief voor de productiepremies.

Ze verdroeg het ook niet! In de· grote Renault~fabrieken begon het offensief voor de productiepremie. De duizenden metaalbewerkers;

die daar werken, eisten een premie van 10 francs per uur, welke eis door de C.G.T. volledig ondersteund werd. Ook de Communistische Partij stelde zich er achter, met als _gevolg. dat deze partij uit de regering "ontslagen" werd. ~ .

Florimont Bonte, een der leiders van de Franse communisten. ver- klaarde. dat de partij de eis tot productiepremies ondersteunde om~

dat zij hierin .. het middel ziet om de arbeiders de gelegenheid te geven hun krachten te herstellen en de productie op te voeren. door een verhoogde arbeidsproductiviteit."

De Franse regering verzette zich echter tegen de invoering van de productiepremies. Niet~emin werden zij in tal van gevallen veroverd.

Eerst op 30 Mei moest de regering zich gewonnen geven voor de idee van productiepremies. Nu gooide zij het echter over een andere boeg. en zij vaardigde plotseling bindende voorschriften uit, zonder de vakbeweging er in te kennen.

Zo stelde zij het maximum voor Parijs en omgeving op 7 francs en voor de provincie op 5.50 francs per uur. Het economisch bureau

253

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is een nieuwe bestuursfilosofie nodig, die streeft naar een gemeenschappelijke visie op wat jeugdzorg in zijn beste vorm kan betekenen voor ouders, opvoeders, kinderen en

Lily Deforce drukt het aldus uit: „De doelgroep van onze projecten zijn heel speciaal kleine landbouwers in het Zuiden, die wij door structureel werk een betere toegang tot de

Maar ook bj deze toeleveranciers zit speciieke kennis, kunde en ervaring, ofwel techni- sche competenties. Deze competenties kunnen beter worden benut dan nu vaak het

Zal jouw deur openstaan ook onverwacht Is er een plaats bij jou voor onze Heer Loop je bij Hem vandaan of kniel je neer Leon van Veen / Erwin de Vos. © 2012 Small Stone

Het test- team bewondert de slimme manier van ARS om de schaar te ontgrendelen, maar uiteindelijk kiest iedereen voor de Zwitserse kwaliteit en kracht van de Felco.. Joost van de

Winter heeft nu het compro- mis gesloten dat iepen van PWN binnen 500 meter van een gemeentelijke boom wel worden beheerd, maar andere bomen niet. De afstand van 500 meter zou

Die spanning wat binne die antagonistiese politieke klimaat bestaan, word ook betrek byvoorbeeld die opstande in die townships, vandalisme in stede en op plase en so word daar

Het idee waar Dallaire in al zijn publicaties steeds op terugkomt – dat de ene mens niet meer waard kan zijn dan de andere, een ideaal waar we naar zou- den moeten streven, maakt