• No results found

BESLUITBesluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld inartikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUITBesluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld inartikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet."

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nummer 2838/ 16

Betreft zaak: 2838/ Sperwer - Spar

I. MELDING

1. Op 21 december 2001 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse

Mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat B.V. Sperwer Holding voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Spar Holding B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 6 van 9 januari 2002. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.

II. PARTIJEN

(2)

II. DE GEMELDE OPERATIE

4. De gemelde operatie betreft de verwerving van alle aandelen in Spar door Sperwer en Spar Detaillistenvereniging (via Spar Participaties B.V.), waarbij Sperwer 90% van de aandelen in Spar verwerft en Spar Detaillistenvereniging 10%. Deze voorgenomen transactie blijkt uit de Intentieverklaring van 28 november 2001 en het Concept “ Aanvullende Intentieverklaring” van 20 december 2001.

III. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt ertoe dat Sperwer uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Spar, aangezien Sperwer 90% van het aandelenkapitaal van Spar verwerft en daarmee eveneens 90% van de stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders zal verkrijgen. Aan de overige 10% van de aandelen in Spar zijn geen

gekwalificeerde meerderheids- of vetorechten verbonden. Besluiten in de vergadering van aandeelhouders worden met gewone meerderheid van stemmen genomen, met uitzondering van enkele besluiten die de normale bescherming van minderheidsaandeelhouders betreffen, zoals statutenwijziging en liquidatie.

6. Betrokken ondernemingen zijn Sperwer en Spar.

7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING A. RELEVANTE MARKTEN Rel evan t e pr oduct mar kt en

8. Partijen geven aan dat Sperwer en Spar beiden actief zijn op de volgende markten: (i) de aanbodzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten, (ii) de

(3)

(i) Aanbodzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten 9. Naar de mening van partijen dient de aanbodzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten ruimer te worden afgebakend dan in recente NMa-besluiten.1 Desondanks gaan partijen in de melding uit van de marktafbakening in eerdere

besluiten, aangezien zelfs bij deze marktafbakening de marktaandelen gering zijn, aldus partijen. 10. Volgens partijen is de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten in dit geval een verticaal beïnvloede markt, aangezien partijen op de aanbodzijde van deze markt actief zijn door de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen aan de bij hen aangesloten supermarkten.

11. Evenals in de beschikkingen van de Europese Commissie2 en eerdere besluiten3 kan in de

onderhavige zaak worden uitgegaan van een afzonderlijke markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten (de aanbodzijde van de markt voor dagelijkse

consumptiegoederen in supermarkten; aan de vraagzijde bevinden zich de consumenten). (ii) Aanbodzijde van de markt voor franchisediensten voor supermarkten

12. Partijen wijzen erop dat in eerdere zaken een aparte markt voor franchisediensten op het gebied van supermarkten is onderscheiden.4 Sperwer is op deze markt aan de aanbodzijde actief

als aanbieder van supermarktformules, de daarop betrekking hebbende intellectuele eigendomsrechten, diensten op het gebied van marketing, opleiding e.d. en een bepaald productassortiment.

13. Evenals in eerdere besluiten5 kan in de onderhavige zaak worden uitgegaan van een

markt voor franchisediensten voor supermarkten.

1 Zij verwijzen in dit verband naar het besluit van 3 januari 2001 in zaak 2198/Schuitema – Sperwer, de punten 51 tot en

met 58.

2 Zie de beschikkingen van de Europese Commissie in onder meer de zaken IV/ M.784 – Kesko/ Tuko van 20 november

1996, IV/ M.803 – Rewe/ Billa van 27 augustus 1996, IV/ M.1071 – Spar/ Pro van 15 januari 1998, IV/ M.1221 – Rewe/ Meinl van 3 februari 1999, IV/ M.1303 – Adeg/ Edeka en van 9 november 1998 IV/ M.1684 – Carrefour/ Promodes van 25 januari 2000.

3 Zie het besluit in zaak 2198/ Schuitema – Sperwer, reeds aangehaald, punt 64, en het besluit van 26 september 2001 in

zaak 2668/Sperwer – Laurus, punt 12.

4 Zie onder meer de besluiten in de zaken 2198/ Schuitema – Sperwer, reeds aangehaald, de punten 67 tot en met 70, en

2668/Sperwer – Laurus, reeds aangehaald, punt 13.

5 Zie onder meer de besluiten in zaken: 2198/Schuitema – Sperwer, reeds aangehaald en 2668/ Sperwer – Laurus, reeds

(4)

(iii) Vraagzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel 14. Onder meer in de zaken 1710/ Schuitema – A&P6 en 2198/ Schuitema – Sperwer 7 is de

inkoopmarkt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel eerder gedefinieerd. Evenals in deze besluiten kan in de onderhavige zaak worden uitgegaan van de markt voor de inkoop van dagelijkse consumptiegoederen voor de afzet via de detailhandel, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen productgroepen. Rel evan t e geogr af isch e mar kt en

(i) Aanbodzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten Opvattingen van partijen

15. Naar de mening van partijen is de geografische dimensie van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten nationaal. Ter motivering hiervan geven partijen aan dat de supermarktformules van Sperwer (Plus en Garantmarkt), alsmede de supermarktformule van Spar (Spar) ieder een uniform nationaal beleid voeren op het gebied van assortiment, prijzen, service en image. Er zijn geen significante regionale afwijkingen, aldus partijen.

16. Volgens partijen hanteert Sperwer landelijk uniforme formulecriteria en –kenmerken en heeft zij geen afzonderlijk beleid voor afzonderlijke regio’s of plaatsen. Voorts stelt Sperwer dat zij op grond van een standaardsamenwerkingsovereenkomst alle supermarktondernemers verplicht de verkoopformule te voeren conform de aanwijzingen van Sperwer. Dit houdt in dat de

supermarktondernemers de aan de formule verbonden kenmerken, zoals naam, kleuren en logo in acht moeten nemen, aldus partijen.

17. Ook Spar hanteert standaardcontracten in haar relatie met supermarktondernemers. Volgens partijen zijn alle aspecten van het beleid van Spar landelijk hetzelfde en maakt zij geen uitzonderingen voor een bepaalde regio of plaats. Partijen geven aan dat op grond van een standaardsamenwerkingsovereenkomst en standaardformuleovereenkomst de

supermarktondernemers verplicht zijn om hun supermarkten te exploiteren onder de Spar-formule conform het Spar-handboek, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat de winkelinrichting, het prijsbeleid en het assortiment van de Spar-supermarkten landelijk uniform is. Er wordt ook landelijk uniforme reclame voor de Spar-supermarkten gemaakt, aldus partijen.

6Reeds aangehaald, zie punt 44. 7

(5)

Beoordeling Algemeen

18. Evenals in vorige besluiten8 moet ook in de onderhavige zaak bezien worden of kan

worden uitgegaan van een nationale markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten, of dat sprake is van lokale of regionale markten.

19. In de reeds aangehaalde vorige besluiten geven marktpartijen aan dat de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten vanuit het gezichtspunt van de consument bezien, vooralsnog lokaal is. Uit het rapport CBL consumententrends 1998 blijkt dat de Nederlandse consument zijn boodschappen dicht bij huis doet. Iets meer dan de helft gaat te voet of per fiets naar de supermarkt, iets minder dan de helft neemt de auto. Uit het rapport blijkt ook dat in stedelijke gebieden relatief vaak te voet naar de supermarkt wordt gegaan en in niet-stedelijke gebieden veel vaker voor de auto wordt gekozen. Het is meer in het algemeen aannemelijk dat verschillen in de plaatselijke infrastructuur van invloed zijn op de afstand die consumenten voor het doen van hun dagelijkse boodschappen willen overbruggen. Vanuit het gezichtspunt van de consument is de geografische dimensie van de markt dus beperkt tot de stedelijke conglomeratie waar de supermarkt zich bevindt of de stad, plaats of buurt waar de supermarkt zich bevindt. Het feit dat de grootte van het gebied waaruit een supermarkt klanten aantrekt (het zogenaamde aantrekkingsgebied) kan verschillen van geval tot geval, bemoeilijkt de analyse.

20. Teneinde vast te stellen of de geografische markt mogelijk ruimer dan lokaal afgebakend kan worden, is in de reeds aangehaalde besluiten ingegaan op verschillende te onderzoeken aspecten, met name (i) het bestaan van zogenaamde keteneffecten, (ii) een uniform commercieel beleid, en (iii) de dynamiek aan de aanbodzijde van de markt. Op deze aspecten wordt hieronder ingegaan.

21. In het besluit in zaak 2198/ Schuitema – Sperwer 9 is geconcludeerd dat de aanbieders op

de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen op nationaal, regionaal of lokaal niveau kunnen opereren. Binnen het segment supermarkten kan een onderscheid worden

8 Zie onder meer het besluit van 3 juli 2000 in zaak 1628/Laurus – Groenwoud, de punten 30 tot en met 103, het besluit

van 24 juli 2000 in zaak 1710/Schuitema – A&P, de punten 66 tot en met 120, en het besluit in zaak 2198/ Schuitema – Sperwer, reeds aangehaald, de punten 78 tot en met 106.

(6)

gemaakt tussen (ondernemers die zijn aangesloten bij) nationaal opererende organisaties10 en

(ondernemers die zijn aangesloten bij) regionale spelers.11

(i) Keteneffect

22. Het keteneffect12 is, als dit effect zich daadwerkelijk voordoet, een argument voor een

ruimer dan lokale markt. In de reeds aangehaalde besluiten is geconcludeerd dat een keteneffect aannemelijk is als verzorgingsgebieden van supermarkten overlappen, waardoor de

concurrentieomstandigheden in een groter gebied homogeen zijn. Het bestaan van een keteneffect hangt derhalve in grote mate af van de daadwerkelijke overlapping van

verzorgingsgebieden van supermarkten. In het onderzoek in het kader van de vergunningaanvraag in zaak 1710/ Schuitema – A&P13 is geconcludeerd dat in Nederland sprake is van een dermate

hoge dichtheid van supermarkten dat kan worden aangenomen dat verzorgingsgebieden van supermarkten elkaar in belangrijke mate overlappen.

23. Het keteneffect is onder meer afhankelijk van (i) specifieke geografische omstandigheden, (ii) de dichtheid van het aantal verkooppunten en de bevolking in het

betreffende gebied, en (iii) de vraag of het effect proportioneel is met de werkelijke overlapping.14

Op voorhand is aannemelijk dat het keteneffect, voorzover daarvan sprake is, meer relevant is in stedelijke dan in landelijke gebieden.

24. In eerdere besluiten15 is geconcludeerd dat niet uitgesloten kan worden dat er in

Nederland een keteneffect optreedt, hetgeen een positief effect zou hebben op de homogeniteit van de concurrentieomstandigheden.

25. Uit inventarisatie van de lokale gebieden waar sprake is van overlap tussen activiteiten op het gebied van de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten zal steeds moeten blijken of het beeld dat in vorige besluiten naar voren is gekomen in elk afzonderlijk geval bevestigd wordt. Voor ieder specifiek geval dient dus apart onderzocht te worden of er gegeven de onderhavige concentratie, steeds een keteneffect bestaat. Het is immers mogelijk dat bijvoorbeeld

10 Als voorbeelden worden aangegeven: Albert Heijn, Laurus, Schuitema, Dirk van den Broek, Aldi, Lidl, Sperwer en

Prisma.

11 Als voorbeelden worden aangegeven: Van Eerd Groep, Deen, Dekamarkt en Codis.

12 Dit keteneffect werd ook gehanteerd in de besluiten in zaken 1710/ Schuitema – A&P, reeds aangehaald, de punten 81 tot

en met 94, en 1628/ Laurus – Groenwoudt, reeds aangehaald, de punten 34 tot en met 38. 13Zie zaak 1710/Schuitema – A&P, reeds aangehaald, punt 94.

14 Zie onder meer de beschikking van de Europese Commissie van 13 juli 1992 in zaak IV/ M.242 – Promodes/ BRMC,

overweging 11 e.v.

(7)

als gevolg van een specifieke concentratie, het keteneffect zou worden doorbroken waardoor de gevolgen van de concentratie op een kleinere geografische markt dienen te worden beoordeeld. (ii) Uniform commercieel beleid

26. Een ander argument voor het bestaan van een ruimer dan lokale markt, ook ontleed in de reeds aangehaalde vorige besluiten16, is een uniform commercieel beleid dat aan zekere

kenmerken voldoet. Deze kenmerken zijn dat het beleid (i) afgestemd is op homogene concurrentieomstandigheden, (ii) geldt voor een gehele formule, (iii) wordt vastgesteld op centraal niveau, en (iv) gericht is op concurrentie met andere nationale spelers.

27. Als voorwaarden voor het bestaan van een nationale markt moet de facto op

lokaal/ regionaal niveau niet in belangrijke mate worden afgeweken van het uniforme, centraal vastgestelde beleid. Dat betekent dat de belangrijkste concurrentieparameters zoals prijzen, het (kern)productassortiment, service en imago voor alle vestigingen van een formule in overwegende mate gelijk moeten zijn, ongeacht de eigendomsvorm van de vestiging of de juridische wijze van bedrijfsvoering (franchise, vrijwillig filiaalbedrijf of filialen).

28. Voor ieder specifiek geval dient dus apart onderzocht te worden of, en in welke mate, er voor de partijen in die zaak sprake is van een dergelijk uniform gedirigeerd beleid dat op nationaal niveau wordt vastgesteld en dat tot gevolg heeft dat op lokaal/ regionaal niveau de facto niet of nauwelijks wordt ingespeeld op lokale/ regionale concurrentieomstandigheden.

29. In het onderstaande zal achtereenvolgens aandacht worden besteed aan de in punt 27 genoemde belangrijkste concurrentieparameters: (a) uniform prijsbeleid; (b) winkelinrichting en –assortiment; en (c) niveau van serviceverlening.

(a) Uniform prijsbeleid

30. De afwezigheid van (significante) algemene prijsverschillen zou een mogelijke aanwijzing kunnen zijn dat het prijsbeleid centraal door de supermarktformule wordt bepaald. Het

vaststellen van prijzen op consumentenniveau ligt echter niet altijd bij de franchisegever (zie punt 44). Theoretisch beschouwd zou een franchisenemer als hypothetische monopolist in een bepaald gebied zijn prijzen kunnen verhogen, indien uitgegaan wordt van een lokale markt. De ruimte bestaat om zelfs binnen landelijke ketens in te spelen op de lokale

concurrentieverhoudingen, bijvoorbeeld door een opwaartse aanpassing van prijzen. Het bestaan van prijsverschillen binnen eenzelfde keten kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een op centraal niveau bewust gekozen beleid om in te spelen op de lokale concurrentieomstandigheden.

(8)

31. Het bestaan van lokale markten voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten zou tot uiting kunnen komen door het inzetten van het prijsinstrument op lokaal niveau. In dat geval zal het prijspeil van supermarkten lager zijn bij veel concurrentie en hoger zijn bij weinig concurrentie.

32. Uit het onderzoek dat de NMa heeft laten uitvoeren door ACNielsen in zaak

1710/ Schuitema – A&P17 bleek dat er op dat moment binnen de winkelformules van partijen en hun

belangrijkste concurrenten geen significante prijsverschillen tussen de verschillende supermarktvestigingen bestonden.

33. Onderzoek moet dus in elk geval plaatsvinden naar de winkelformules van partijen en hun belangrijkste concurrenten, teneinde prijsverschillen vast te stellen. Voorts dient bepaald te worden of er significante prijsverschillen zijn tussen supermarkten in een omgeving met relatief sterke concurrentie en supermarkten in een omgeving met relatief zwakke concurrentie. (b) Winkelinrichting en assortiment

34. De Europese Commissie18 heeft in beschikkingen geconcludeerd dat de (grotere)

supermarktketens een centraal beleid voeren, onder meer door het vaststellen van een gelijksoortig kernproductassortiment.

35. In zaak 2198/ Schuitema – Sperwer 19 is geconcludeerd dat het aannemelijk is dat het

doorvoeren en bewaken van een specifiek lokaal dan wel regionaal beleid zal leiden tot hogere kosten. In dit geval is geen gedetailleerde informatie beschikbaar met betrekking tot de mate waarin het productassortiment daadwerkelijk in de praktijk verschilt tussen gebieden met een hoge en lage concurrentiedruk.

36. Voor elk geval moet apart worden vastgesteld of partijen voor het gehele Nederlandse grondgebied per formule een gelijke of gelijksoortige winkelinrichting hebben voorgeschreven en of gebruik wordt gemaakt van een gelijk of gelijksoortig kernproductassortiment. Deze nationaal uniforme presentatie is belangrijk voor de herkenbaarheid van de formule bij het publiek. (c) Niveau van serviceverlening

37. Onderzoek naar verschillen in de kwaliteit van de serviceverlening tussen de diverse vestigingen binnen een specifieke winkelformule (ongeacht de eigendomsstructuur van de winkel)

17 Zie zaak 1710/ Schuitema – A&P, reeds aangehaald, punt 100.

18 Zie onder meer de beschikking van de Europese Commissie in zaak IV/ M.1684 – Carrefour/ Promodes, reeds

aangehaald, overweging 9.

(9)

is in vorige besluiten20 uitgevoerd. Ook is in die besluiten aan de orde geweest hoe deze

verschillen zijn te verklaren.

38. In de reeds aangehaalde vorige zaken heeft het onderzoeksbureau NEI in opdracht van de NMa in de eerste plaats vastgesteld dat er in bepaalde mate verschillen bestaan ten aanzien van de onderzochte service-indicatoren tussen de vestigingen binnen een formule. Het NEI komt tot de conclusie dat de hoogte van het marktaandeel van een supermarktvestiging slechts van zeer geringe invloed is op het kwaliteitsniveau dat door die vestiging wordt geleverd. Voorts concludeert het NEI dat er geen eenduidig verband bestaat tussen de verschillende service-indicatoren en het marktaandeel.

(iii) Dynamiek aan de aanbodzijde van de markt

39. Een volgend mogelijk argument voor het bestaan van een ruimer dan lokale markt is dat er een bepaalde dynamiek bestaat wat betreft de vestiging van supermarkten. In de reeds aangehaalde vorige besluiten is geconcludeerd dat, indien er dynamiek is aan de aanbodzijde, dit mogelijkerwijs zou kunnen wijzen op een landelijke markt. Volgens vorige besluiten21 duidt een

statisch aanbod mogelijk op een regionale markt met een meer lokale of regionale dimensie. 40. Het onderzoeksbureau D&P heeft geconcludeerd dat er in een periode van vijf jaar meer sluitingen van supermarkten zijn geweest (ongeveer 1.200) dan nieuwe openingen (ongeveer 500). Daarnaast is geconcludeerd dat de afname volledig zit in de groep supermarkten met minder dan 400 m2 verkoopvloeroppervlak. Voorts concludeert D&P dat zowel het aantal kleine

supermarkten als het aantal supermarkten dat wordt geëxploiteerd door zelfstandige ondernemers is afgenomen.

41. In zaak 2198/ Schuitema – Sperwer 22, wijst de NMa verder op de bevinding van D&P die

concludeert dat supermarktlocaties in Nederland schaars zijn. D&P wijst erop dat

nieuwbouwlocaties vrijwel exclusief naar de grote marktpartijen in Nederland gaan. Ook diverse marktpartijen hebben in het kader van zaak 1710/ Schuitema – A&P23 aangegeven dat

wervingsprocedures vaak ondoorzichtig zijn en onvoorspelbaar mede vanwege persoonlijke voorkeuren van de verkopers/ verhuurders en vanwege afspraken die vaak al langere tijd geleden zijn gemaakt.

20 Zie zaak 1628/Laurus – Groenwoudt, reeds aangehaald, punten 85 tot en met 93, zaak 1710/ Schuitema – A&P, reeds

aangehaald, de punten 103 tot 111 en zaak 2198/ Schuitema – Sperwer, reeds aangehaald, de punten 96 tot en met 99.

21 Zie zaak 2198/Schuitema – Sperwer, reeds aangehaald, punt 105. 22 Reeds aangehaald, zie punt 104.

(10)

42. Omdat de geografische reikwijdte van de relevante markt mede afhankelijk is van de dynamiek van de markt, en de dynamiek van de markt in de loop van de tijd kan veranderen, moet ook dit aspect opnieuw in elk afzonderlijk geval in ogenschouw worden genomen.

43. Voorts dient opgemerkt te worden dat de drie hierboven beschreven aspecten steeds in samenhang met elkaar moeten worden beoordeeld. De afwezigheid van een of meer van de genoemde aspecten kan aanleiding geven tot de conclusie dat er sprake is van regionale markten, terwijl de aanwezigheid van alle drie de aspecten mogelijk wijst op een ruimere markt.

Beoordeling in het onderhavige geval

44. In het onderhavige geval wijzen partijen erop dat Spar slechts adviesprijzen hanteert. Volgens Spar hanteren de supermarktondernemers meestal deze adviesprijzen, maar wijken zij voor sommige producten hiervan af (dit verschilt per supermarktondernemer).

45. Gedetailleerde gegevens met betrekking tot de in punt 20 genoemde aspecten ter vaststelling van de geografische markt ontbreken echter. Nu de uiteindelijke beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed, kan in het onderhavige geval in het midden blijven of de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten een nationale of regionale dimensie heeft (zie hierna de punten 53 tot en met 77).

(ii) Aanbodzijde van de markt voor franchisediensten voor supermarkten

46. Partijen beschouwen de aanbodzijde van de markt voor franchisediensten voor supermarkten als een nationale markt.

47. In het onderhavige geval kan worden aangenomen dat de markt voor franchisediensten voor supermarkten nationaal is. Dit is reeds eerder geconcludeerd door de d-g NMa in diverse vorige besluiten.24

(iii) Vraagzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel 48. De vraagzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel is volgens partijen ten minste nationaal.

49. In het onderhavige geval kan worden aangenomen dat de inkoopmarkt ten aanzien van dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten nationaal is. Volgens vorige besluiten25 gaat het

merendeel van marktpartijen uit van een Nederlandse markt voor de inkoop van dagelijkse

24 Zie onder meer de besluiten in zaken 2198/Schuitema – Sperwer, reeds aangehaald, punt 109 en 2668/ Sperwer –

Laurus, reeds aangehaald, punt 15.

(11)

consumptiegoederen. In de eerdere besluiten26 is geconcludeerd dat de vraagzijde van de markt

voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel een nationale dimensie heeft.

B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE

Franchisenemers/ Zelfstandige supermarktondernemers

50. Partijen zijn van mening dat de markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor supermarkten niet door de onderhavige transactie beïnvloed wordt, want de supermarktformule Spar wordt overgenomen en niet de afzonderlijke supermarkten. De transactie heeft dus geen verticale effecten, aldus partijen. Desondanks gaan partijen er in de melding van uit dat als de supermarkten van de zelfstandige ondernemers bij de beoordeling van de effecten van de concentratie in aanmerking moeten worden genomen, er zelfs in dat geval geen reden is om aan te nemen dat een economische machtspositie zal ontstaan of worden versterkt.

51. Uit de jurisprudentie van het Gerecht van Eerste Aanleg27 en uit de beschikkingspraktijk

van de Commissie28 en van de NMa29 blijkt dat bij de beoordeling van de effecten van een

voorgenomen supermarktconcentratie zowel de eigen filialen als de supermarkten van de franchisenemers/ zelfstandige ondernemers in aanmerking dienen te worden genomen indien de franchiserelatie bepaalde eigenschappen heeft.

52. Uit de door partijen verstrekte gegevens blijkt niet dat in het onderhavige geval de franchiserelatie deze in punt 51 genoemde specifieke eigenschappen niet heeft. In dit geval zullen bij de beoordeling van de effecten van de concentratie ook de supermarkten van de

franchisenemers/ zelfstandige ondernemers betrokken worden.

(i) Aanbodzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten Nationale markt

53. Volgens partijen is de omvang (op basis van omzet) van de Nederlandse markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten in 1998 ruim EUR 20 miljard.30

26 Zie voetnoot 25.

27 Zie GvEA, zaak T-22/ 97 – Kesko vs. Europese Commissie, overweging 139. 28 Zie zaak IV/ M.784 – Kesko/ Tuko, reeds aangehaald, overweging 42.

(12)

Partijen geven aan dat op 1 januari 2000 het totale verkoopvloeroppervlak van de supermarkten in Nederland circa 3.160.000 m2 was.31

54. Overige marktpartijen aan de aanbodzijde van de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten in Nederland zijn onder andere: Aldi, Dekamarkt, Dirk van den Broek Supermarkten B.V., Koninklijke Ahold N.V., Laurus N.V., Prisma Food Groep en Vomar Voordeelmarkten B.V. (zie de voetnoten 10 en 11).

55. Partijen geven aan dat door de onderhavige concentratie het marktaandeel van Sperwer op de Nederlandse markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten, op basis van omzet, zou toenemen met circa [0-5]% tot circa [5-10]%.

56. De bij Sperwer aangesloten supermarkten hebben een totaal verkoopvloeroppervlak van [158.000 - 316.000]m2. Dit komt overeen met circa [5-10]% marktaandeel. De bij Spar aangesloten

supermarkten hebben gezamenlijk een totaal verkoopvloeroppervlak van [0 - 158.000]m2, wat

overeenkomt met circa [0-5]% marktaandeel. De concentratie zal dus tot gevolg hebben dat het nationale marktaandeel van Sperwer op de markt voor de verkoop van dagelijkse

consumptiegoederen via supermarkten op basis van het totale verkoopvloeroppervlak zal toenemen tot circa [5-10]%, aldus partijen.

57. Er is geen reden om aan de opgave van marktaandelen van partijen te twijfelen. Gelet op deze marktaandelen (op basis van omzet zowel als verkoopvloeroppervlak) is het niet aannemelijk dat een economische machtspositie op de Nederlandse markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten zal ontstaan of worden versterkt door de onderhavige concentratie.

Regionale markten

58. In het onderhavige geval overlappen de aan partijen toe te rekenen activiteiten aan de aanbodzijde van de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten elkaar in 14 plaatsen zoals aangegeven in Tabel 1.

(13)

59. Tabel 1: Aantal gevestigde supermarkten in gebieden van overlap vis-à-vis het aantal supermarkten dat in deze plaatsen actief is onder een supermarktformule van partijen

Plaats Aantal gevestigde supermarkten Aantal supermarkten van partijen Overlap tussen formules Meer dan 50.000 inwoners

Almere 28 3 Spar/ PLUS

Amsterdam 139 8 Spar/ PLUS

Delft 24 3 Spar/ PLUS

Eindhoven 55 2 Spar/ PLUS

Maastricht 31 8 Spar/ PLUS

Rotterdam 128 9 Spar/ PLUS

Schiedam 15 3 Spar/ PLUS

Venlo 22 3 Spar/ PLUS

Minder dan 50.000 inwoners

Brunssum 10 2 Spar/ Garantmark

Heemstede 9 3 Spar/ Garantmark

Simpelveld 2 2 Spar/ PLUS

Veldhoven 10 3 Spar/ PLUS

Vlissingen 11 3 Spar/ PLUS

Voerendaal 4 2 Spar/ PLUS

60. Uit het rapport CBL ConsumentenTrends 200032 blijkt dat de gemiddelde reistijd naar de

“ primaire supermarkt” , de supermarkt waar in de regel de boodschappen worden gedaan, rond de 8 minuten ligt. Voor de supermarkt die in bezoekfrequentie daarna volgt, de “ secundaire supermarkt” , is dat nog geen 9 minuten. In het rapport wordt geconcludeerd dat bijna 90% van de klanten niet langer dan 9 minuten onderweg is naar de supermarkt. Ter vergelijking: de Europese Commissie gaat doorgaans uit van een omvang van verzorgingsgebieden van 20 autominuten (zie ook punt 19).

61. Voor de onderscheiden plaatsen met meer dan 50.000 inwoners waar activiteiten van partijen overlappen, geldt dat in alle plaatsen er ten minste 12 tot 131 andere supermarkten gevestigd zijn (zie Tabel 1). Voorts blijkt uit de beschikbare gegevens per wijk/ buurt dat de supermarkten van partijen in alle wijken/ buurten concurrentiedruk ondervinden. Daarnaast dient erop gewezen te worden dat op wijkniveau concurrentiedruk ervaren wordt uit een of meer omliggende wijken.

(14)

62. In onderhavige zaak wordt nader ingegaan op de plaatsen met minder dan 50.000 inwoners waar de activiteiten van partijen overlappen, aangezien het aannemelijk is dat voor deze plaatsen het zogenaamde keteneffect minder relevant is (zie punt 23).

63. Op basis van de door partijen overgelegde informatie worden in het navolgende de concurrentieomstandigheden beschreven voor de plaatsen met minder dan 50.000 inwoners waar de activiteiten van partijen elkaar overlappen. Er is geen reden om aan deze informatie te

twijfelen. Simpelveld

64. In Simpelveld zijn 1 Spar- en 1 Sperwer-supermarkt gelegen. Partijen geven aan dat verspreid over 5 tot 15 minuten reisafstand per personenauto vanaf elk van deze supermarkten 15 concurrerende supermarkten aanwezig zijn.33 (Binnen bijvoorbeeld 9 minuten reisafstand per

personenauto vanaf deze supermarkten zijn 7 andere supermarkten gelegen.)

65. Indien marktaandelen worden berekend op basis van het verkoopvloeroppervlak, en wordt uitgegaan van concurrentie binnen een radius tot 15 minuten reistijd per personenauto, dan is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Simpelveld en omliggende gebieden circa 9,6%.34

Voerendaal

66. Op dit moment is in Voerendaal 1 Spar- en 1 Sperwer-supermarkt aanwezig. Partijen geven aan dat de Spar-supermarkt in Voerendaal binnen korte tijd, uiterlijk aan het einde van het eerste kwartaal van 2002, zal sluiten.

67. Partijen geven aan dat binnen 1 tot 2 minuten reisafstand per personenauto vanaf deze supermarkten 2 concurrerende supermarkten aanwezig zijn. Partijen geven ook aan dat verspreid over 2 tot 15 minuten reisafstand per personenauto vanaf elk van deze supermarkten 26

concurrerende supermarkten aanwezig zijn.35 (Binnen bijvoorbeeld 9 minuten reisafstand per

personenauto vanaf deze supermarkten zijn 13 andere supermarkten gelegen.)

68. Indien marktaandelen worden berekend op basis van het verkoopvloeroppervlak, en wordt uitgegaan van concurrentie binnen een radius tot 14 minuten reistijd per personenauto, dan

33 Voor deze berekeningen door partijen is gebruik gemaakt van de internetrouteplanner op www.routenet.nl, waarbij de

volgende routeparameters zijn gehanteerd: voertuig ‘personenwagen’, optimalisatie ‘optimaal’

34 Partijen geven de volgende bron aan voor de verkoopvloeroppervlakcijfers van marktpartijen: Supermarktgids, 16e

Editie, december 2001; Ondernemers Pers Nederland B.V.

(15)

is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Voerendaal en omliggende gebieden circa 21,9%.36

Brunssum

69. In Brunssum zijn 1 Spar- en 1 Sperwer-supermarkt gelegen. Partijen geven aan dat verspreid over 1 tot 15 minuten reisafstand per personenauto vanaf de Sperwer-supermarkt aan de De Ruyterstraat 31 concurrerende supermarkten aanwezig zijn. (Binnen bijvoorbeeld 9 minuten reisafstand per personenauto vanaf deze supermarkt zijn 13 andere supermarkten gelegen.) 70. Indien marktaandelen worden berekend op basis van het verkoopvloeroppervlak, en wordt uitgegaan van concurrentie binnen een radius tot 15 minuten reistijd per personenauto, dan is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Brunssum en omliggende gebieden circa 1,4%. Heemstede

71. In Heemstede zijn 2 Spar-supermarkten en 1 Sperwer-supermarkt gelegen. Partijen geven aan dat verspreid over 3 tot 14 minuten reisafstand per personenauto vanaf de

Sperwer-supermarkt aan de J. van Goyenstraat 61 concurrerende Sperwer-supermarkten aanwezig zijn. (In Heemstede alleen zijn 7 andere supermarkten gelegen.)

72. Indien marktaandelen worden berekend op basis van het verkoopvloeroppervlak, en wordt uitgegaan van concurrentie binnen een radius tot 14 minuten reistijd per personenauto, dan is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Heemstede en omliggende gebieden circa 2,5%. Veldhoven

73. In Veldhoven zijn 2 Spar-supermarkten en 1 Sperwer-supermarkt gelegen. Partijen geven aan dat verspreid over 4 tot 15 minuten reisafstand per personenauto vanaf de

Sperwer-supermarkt aan de Dommelshei 14 concurrerende Sperwer-supermarkten aanwezig zijn. (Binnen bijvoorbeeld 9 minuten reisafstand per personenauto vanaf deze supermarkten zijn 8 andere supermarkten gelegen.)

74. Indien marktaandelen worden berekend op basis van het verkoopvloeroppervlak, en wordt uitgegaan van concurrentie binnen een radius tot 15 minuten reistijd per personenauto, dan is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Veldhoven en omliggende gebieden circa 17,6%.

36 Partijen geven de volgende bron aan voor de verkoopvloeroppervlakcijfers van marktpartijen: Supermarktgids, 16e

(16)

Vlissingen

75. In Vlissingen zijn 2 Spar-supermarkten en 1 Sperwer-supermarkt gelegen. Partijen geven aan dat verspreid over 3 tot 6 minuten reisafstand per personenauto vanaf de Sperwer-supermarkt aan de Bonedijkestraat 7 andere supermarkten aanwezig zijn in Vlissingen.

76. Indien marktaandelen worden berekend op basis van het verkoopvloeroppervlak, en wordt uitgegaan van concurrentie binnen een radius tot 6 minuten reistijd per personenauto, dan is het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Vlissingen circa 21,4%.

Conclusie

77. Gelet op de bovenstaande positie van partijen op de markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten, is er geen reden om aan te nemen dat bij een nauwere dan nationale marktafbakening een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt.

(ii) Aanbodzijde van markt voor franchisediensten voor supermarkten

78. De d-g NMa heeft in een eerder besluit37 vastgesteld dat de marktaandelen op de markt

voor franchisediensten voor supermarkten afgeleid kunnen worden van de positie van de franchisenemers en zelfstandige ondernemers op de aanbodzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten. Daartoe dient te worden gekeken naar het gezamenlijke marktaandeel van de franchisenemers per organisatie op de aanbodzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen in supermarkten.

79. Marktpartijen aan de aanbodzijde van de markt voor franchisediensten voor supermarkten in Nederland zijn onder andere: Codis, Groothandel Boon Sliedrecht B.V., Koninklijke Ahold N.V., Laurus N.V., Prisma Food Beheer B.V. en Van Eerd Groep.

80. Het gezamenlijke marktaandeel van partijen op de aanbodzijde van de Nederlandse markt voor franchisediensten voor supermarkten op basis van omzet bedraagt tussen de circa [15-20]%.38

Conclusie

81. Gelet op deze marktaandelen is het niet aannemelijk dat een economische machtspositie op de Nederlandse markt voor franchisediensten voor supermarkten zal ontstaan of worden versterkt.

(17)

(iii) Vraagzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel 82. Partijen geven aan dat de Sperwer-groep sinds 1 januari 2001 inkoopt via de

inkooporganisatie Superunie.39 Daarvoor kocht de Sperwer-groep in via de inkooporganisatie TSN.

83. Volgens partijen is de vraagzijde van de Nederlandse markt voor dagelijkse

consumptiegoederen voor de detailhandel alleen een te onderzoeken markt indien naar de positie van inkooporganisatie Superunie wordt gekeken, en niet indien wordt gekeken naar de

gezamenlijke positie van Sperwer en Spar. Omdat het marktaandeel van Sperwer op de

Nederlandse markt voor de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen via supermarkten na de totstandkoming van de onderhavige concentratie circa [5-10]% op basis van omzet zal bedragen, zal het marktaandeel op de vraagzijde van de markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel eveneens ongeveer [5-10]% zijn, aldus partijen (zie punt 55).

84. In zaak 2198/ Schuitema – Sperwer 40 wordt het marktaandeel van Superunie voor

verschillende productgroepen op de inkoopmarkt aangegeven als 5-10%. Volgens partijen is het marktaandeel van Superunie inmiddels toegenomen tot circa 20% door de overstap van Sperwer, Boon, Coop/ Codis Holding B.V. en Prisma Food Groep/ Sligro B.V. naar Superunie. Indien naar Superunie als inkooporganisatie wordt gekeken, concluderen partijen dat het marktaandeel van Superunie op de inkoopmarkt zal toenemen met circa [0-5]% tot circa [20-25]% (zie punt 55). 85. Aan de vraagzijde van de Nederlandse markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel opereren ook andere relatief grote spelers, met name TSN

(inkooporganisatie van o.a. Schuitema), Albert Hein en Laurus. Conclusie

86. Gelet op het bovenstaande is het niet aannemelijk dat een economische machtspositie aan de vraagzijde van de Nederlandse markt voor dagelijkse consumptiegoederen voor afzet via de detailhandel zal ontstaan of worden versterkt.

39 Superunie heeft volgens partijen de volgende leden: Boni-Markten B.V., Boon Beheer B.V., Coop/ Codis Holding B.V.,

Deen Supermarkten B.V., Kijkgrijp DekaMarkt N.V., Van Eerd Groothandel B.V., Gekoma B.V., Hoogvliet B.V., Komart Supermarkten B.V., Jan Linders B.V., B.V. Nettorama Distributie, Poiesz Supermarkt B.V., Sanders Supermarkt B.V., Sligro B.V./ Prisma Food Groep, B.V. Sperwer Holding (Sperwer-groep), EM-TE Supermarkt B.V. en Vomar Voordeelmarkt B.V.

(18)

VI. CONCLUSIE

87. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de

werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

88. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse

Mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.

Datum: 4 februari 2002

De directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, voor deze:

w.g. Mr. J. Schönau

Directeur Concentratiecontrole

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals reeds in punt 13 is aangegeven, overlappen de activiteiten van partijen indien de markt voor IT-dienstverlening nader wordt onderscheiden naar competitive service categories,

Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een

uitgaande van de kleinste geschatte marktomvang voor 2002 van circa EUR 275 miljoen behalen de winkels Boerenbond/ Welkoop inclusief de eigen filialen en de door franchisenemers

Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een

Ook de markt voor platformen ten behoeve van de handel in certificaten die strekken tot bewijs van de opwekking van groene stroom zou volgens partijen vooralsnog nationaal zijn,

Op 28 april 2003 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van

Op 4 april 2003 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van

Na onderzoek van de Europese Commissie heeft zij geconstateerd dat het ontstaan van een collectieve economische machtspositie op een Nederlandse markt voor bouwmaterialen