• No results found

ALS IK LACH? :-)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ALS IK LACH? :-)"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VIND JE ME LEUKER

ALS IK LACH? :-)

Een experimenteel onderzoek naar de effecten van het

gebruik van emoticons in tekstuele computer-mediated

communication op impression formation

(2)

Tessa Julia van der Eijk

21 augustus 2015

VIND JE ME LEUKER ALS IK LACH? :-)

Een experimenteel onderzoek naar de effecten van het gebruik van emoticons in

tekstuele computer-mediated communication op impression formation.

MASTER-SCRIPTIE | TESSA JULIA VAN DER EIJK

Instelling:

Rijksuniversiteit Groningen

Studie:

Communicatie- en Informatiewetenschappen

Masterprogramma: Computer-Mediated Communication

Eerste begeleider:

Dr. Leonie Bosveld-de Smet

Tweede begeleider: Prof. Dr. John Hoeks

Auteur:

Tessa Julia van der Eijk

Studentnummer:

S2402645

Adres:

Nassauplein 7a, 9717 CM Groningen

Telefoonnummer:

0628396352

(3)

Voorwoord

Dit is mijn master-scriptie, geschreven als onderdeel van het masterprogramma Computer-Mediated Communication. Ik onderzoek de effecten van emoticons in tekstuele computer-mediated communication op impression formation en in deze scriptie beschrijf ik dit onderzoek en de onderzoeksresultaten.

Ik ben in de loop van mijn opleidingen Communicatiesystemen en Computercommunicatie gefascineerd geraakt over hoe mensen met elkaar communiceren als die communicatie met digitale media gaat. Het mastervak: Computer-Mediated Communication verbreedde mijn horizon verder, maar gaf me ook nog veel meer vragen over hoe dit toch werkt. De nieuwe inspiratie die al deze nieuwe kennis en vragen me brachten hebben mij op het spoor gezet van een alledaags maar toch onverklaarbaar fenomeen: mensen drukken hun gevoelens met emoticons, als substituut non-verbale communicatie uit. Dat wekte mijn interesse en dit was voor mij de aanleiding om nu eens diepgravend te onderzoeken hoe dit werkt. Het begon met een klein idee, maar het is uitgegroeid tot een onderzoek waar ik trots op ben.

Ik heb deze scriptie met veel plezier geschreven. Ik heb daarnaast veel geleerd over het complexe en diverse vakgebied van computer-mediated communication.

Leonie Bosveld-de Smet bedank ik hartelijk voor haar goede begeleiding, betrokkenheid en enthousiasme voor mijn scriptie-onderwerp. Dankzij haar begeleiding en onze plezierige gesprekken heb ik het schrijven van deze scriptie als een leuke en leerzame periode ervaren. Daarnaast bedank ik John Hoeks voor zijn SPSS ondersteuning en als tweede begeleider.

Tot slot bedank ik graag mijn vriend en mijn ouders voor hun ondersteuning tijdens deze periode.

Ik wens u veel plezier tijdens het lezen van deze scriptie. Tessa van der Eijk

(4)

Samenvatting

In het onderzoek van Blackman & Clevenger (1990) en werk van Dresner & Herring (2010) worden emoticons geïntroduceerd als een manier om de afwezigheid van non-verbale communicatie te compenseren in tekstuele computer-mediated communication (verder: CMC). In tekstuele CMC wordt communicatie tussen gesprekspartners gemedieerd door een computer (Herring, 2001). Een tekstbericht wordt bijvoorbeeld door de zender via een toetsenbord ingevoerd en via een computer overgedragen aan de ontvanger. In deze vorm van berichtgeving is het geven van non-verbale signalen zoals gezichtsuitdrukkingen, handgebaren, lichaamshouding en oogcontact niet mogelijk. Dit onderzoek is opgezet om inzicht te krijgen in de effecten van het gebruik van emoticons in tekstuele CMC op impression formation; het beeld wat de ontvangers van een bericht vormen van de zender. Door middel van een experimenteel onderzoek wordt getracht antwoord te krijgen op de volgende onderzoeksvraag: Heeft het gebruik van emoticons in tekstuele computer-mediated communication effect op de impression formation van lezers?

(5)

vijfde onderdeel van de vragenlijst zijn achtereenvolgend de attitudes van de proefpersonen ten opzichte van de schrijver van het bericht, het bericht zelf, de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver en de beeldvorming gemeten door middel van een 5-punts differentiaal. Hierbij konden de proefpersonen aangeven in hoeverre zij het eens waren met een bepaalde stelling. Deze attitudes meten samen de impression formation van de proefpersonen. Ten laatste is in het zesde onderdeel de proefpersonen gevraagd in hoeverre men bewust is van de aanwezigheid van emoticons in de tekst.

In dit onderzoek ga ik uit van de Theories of Interpersonal Adaption and Exploitation of Media. Deze theorieën veronderstellen dat CMC-gebruikers succesvol interpersoonlijke relaties kunnen opbouwen en onderhouden door zich aan te passen aan de digitale media en de beschikbare kanalen. Bijvoorbeeld door het gebrek aan non-verbale communicatie te compenseren met emoticons (Walther, 1996). Uitgaande van deze theorie was de verwachting van dit onderzoek dat emoticons een positieve invloed zouden hebben op de attitude van de proefpersonen ten opzichte van de schrijver, het bericht, de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver en de beeldvorming. Uit de resultaten is juist gebleken dat groep 1, de controlegroep, op alle onderdelen de hoogste attitude scoorde. Groep 1, die een bericht te zien kreeg zonder emoticons, had een algeheel positievere attitude. Omdat impliciete emoticons volgens Provine et al. (2007) betrekking hebben op het hele bericht en expliciete emoticons alleen betrekking hebben op een specifieke zin, was de verwachting dat men positiever tegenover het onlinedatingsitebericht zou staan wanneer deze impliciete emoticons bevatte, ten opzichte van het bericht dat expliciete emoticons bevatte. Tussen deze groepen zijn echter geen significante verschillen gebleken. Ten slotte was de verwachting dat men een positievere attitude ten opzichte van de beeldvorming zou hebben als het bericht grafische emoticons bevat. Hiermee wordt bedoeld in hoeverre men een beeld van de schrijver van het bericht heeft kunnen vormen aan de hand van het bericht. Deze verwachting is gebaseerd op het onderzoek van Dindia & Huber (2009), waaruit bleek dat grafische emoticons meer effect hebben op de interpretatie van een bericht ten opzichte van typografische emoticons, vanwege de gelijkenis met het menselijk gezicht. Dit bleek in dit onderzoek echter niet het geval te zijn. Het is opvallend dat proefpersonen die een bericht met grafische emoticons te zien kregen, bij het omschrijven van de schrijver van het bericht, het grootste percentage positieve woorden gebruikten, ten opzichte van de controlegroep en de groepen met typografische emoticons. De onderzoeksgroepen die een bericht met grafische emoticons te zien kregen, gebruikten daarnaast ook geen negatieve omschrijvingswoorden, in tegenstelling tot de andere onderzoeksgroepen, waar wel negatieve omschrijvingswoorden werden gebruikt. Bij het omschrijven van de schrijver in eigen omschrijvingswoorden, lijken de proefpersonen een positievere attitude te hebben tegenover de schrijver van het bericht met daarin grafische emoticons verwerkt, ten opzichte van de berichten met typografische emoticons of zonder emoticons.

(6)
(7)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 1

2. Theoretisch kader ... 3

2.1 Computer-Mediated Communication ... 3 2.1.1 Definitie ... 3 2.1.2 Taalgebruik en berichtgeving ... 3

2.1.3 Theorieën over CMC en interpersoonlijke relaties ... 5

2.2 Emoticons in CMC ... 7

2.2.1 Soorten emoticons ... 7

2.2.2 Functies van emoticons ... 8

2.2.3 Impliciet en expliciet gebruik van emoticons ... 9

2.3 Self-presentation in CMC ... 9

2.3.1 Impression management ... 10

2.3.2 Impression formation ... 10

2.3.3 Self-presentation op onlinedatingsites ... 11

2.4 Vraagstelling, Samenvatting & Hypotheses ... 12

2.4.1 Vraagstelling ... 12

2.4.2 Deelvraag 1: Samenvatting & Hypotheses ... 13

2.4.3 Deelvraag 2: Samenvatting & Hypotheses ... 14

3. Onderzoeksmethode ... 15

3.1 Materiaal ... 15 3.2 Instrumentatie ... 16 3.3 Onderzoeksdesign ... 17 3.4 Variabelen ... 18 3.5 Proefpersonen ... 19 3.6 Procedure ... 19

3.7 Verwerking van gegevens ... 20

4. Resultaten ... 21

4.1 Omschrijving in 3 woorden ... 21

4.1.1 Categorisering 1: In het bericht aanwezig vs. door de proefpersoon gekozen... 21

4.1.2 Categorisering 2: Positief, neutraal of negatief ... 23

4.2 Statistisch onderzoek: per onderzoeksgroep ... 24

4.2.1 Samenhang tussen de onderdelen van de vragenlijst ... 24

4.2.2 Attitude ten opzichte van schrijver ... 25

4.2.3 Attitude ten opzichte van bericht ... 26

4.2.4 Attitude ten opzichte van de sociale aantrekkelijkheid schrijver ... 26

4.2.5 Attitude ten opzichte van beeldvorming ... 27

4.2.6 Bewust zijn van aanwezigheid van emoticons ... 27

4.3 Statistisch onderzoek: emoticons vs. geen emoticons ... 28

4.4 Exploratief onderzoek ... 28

(8)

4.4.2 Onderzoeksgroep en Relationele staat ... 30

5. Discussie en Conclusie ... 31

5.1 Omschrijvingswoorden ... 31 5.2 Attitude-onderdelen ... 32 5.3 Conclusies hypotheses ... 33 5.3.1 Conclusie Hypothese 1 ... 33 5.3.2 Conclusie Hypothese 2 ... 33 5.3.3 Conclusie Hypothese 3 ... 34 5.3.4 Conclusie Hypothese 4 ... 34 5.4 Eindconclusie en aanbevelingen ... 34

Literatuur ... 36

Bijlagen ... 40

Bijlage 1: Datingsiteberichten ... 40 Bijlage 2: Vragenlijst ... 45

Bijlage 3: Online vragenlijst in ThesisTools ... 47

(9)

1. Inleiding

"Zou dit nu sarcastisch bedoeld zijn of is dit serieus?" Iets wat veel mensen zich weleens af hebben gevraagd bij het ontvangen van een SMS'je, chatbericht of e-mail. Een groot deel van het dagelijks taalgebruik verloopt tegenwoordig via de computer; een e-mail versturen naar een collega, chatten met vrienden of snel een SMS'je versturen naar je familie. Deze vorm van communicatie wordt ook wel computer-mediated communication (verder: CMC) genoemd (Herring, 2001). Het merendeel van CMC bestaat uit tekstuele berichten, zoals e-mailberichten en chatberichten. Deze tekstuele CMC bevat andere taaleigenschappen dan traditionele communicatie zoals f2f-communicatie (Crystal, 2011). Een belangrijke reden hiervoor is het ontbreken van non-verbale signalen in CMC. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om het verbale taalgebruik aan te vullen, te versterken of juist te verzwakken met gezichtsuitdrukkingen, handgebaren en andere soorten non-verbale communicatie. Door het ontbreken van dit soort non-verbale signalen is het soms moeilijk om een CMC-bericht te interpreteren zoals deze bedoeld is. Het gevolg hiervan is dat ontvangers gaan twijfelen, zoals in het voorbeeld dat hierboven is genoemd. Zonder een gezichtsuitdrukking of intonatie is het bijvoorbeeld moeilijk in te schatten of iemand een grapje maakt of iets serieus bedoelt.

Door zich aan te passen aan digitale media kunnen CMC-gebruikers door het inzetten van de overgebleven signalen hetzelfde niveau van f2f-communicatie bereiken met betrekking tot het onderhouden en creëren van interpersoonlijke relaties (Walther, 2011). Dit onderzoek richt zich op één van deze 'overgebleven signalen': emoticons. Emoticons zijn grafische of typografische representaties van gezichtsuitdrukkingen (Herring, 2001). Blackman & Clevenger (1990) tonen aan dat er inderdaad gebruik wordt gemaakt van emoticons om het ontbreken van non-verbale signalen te compenseren.

Oorspronkelijk dacht men dat het uitbeelden van emoties en gezichtsuitdrukkingen de enige functie van emoticons zou zijn. Uit recenter onderzoek van Skovholt et al. (2014) is gebleken dat emoticons een verscheidenheid aan functies hebben voor de zender; zoals het markeren van solidariteit, een grap of ironie of het organiseren van sociale relaties. In de huidige literatuur over emoticons is veel informatie te vinden over de reden van zenders om emoticons in hun bericht gebruiken, welke emoticons men vooral gebruikt en hoe men deze emoticons gebruikt. Hoewel er in de huidige literatuur dus veel te vinden is over de kant van de zender, besteedt men nog weinig aandacht aan de effecten van emoticon-gebruik in tekstuele CMC-berichten. Wat is het effect van emoticon-gebruik op de ontvanger? En wat voor beeld van de zender roepen emoticons op bij de ontvanger? Wordt iemand leuker, betrouwbaarder of juist minder serieus gevonden als men emoticons gebruikt? Om hier meer inzicht in te krijgen is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Heeft het gebruik van emoticons in tekstuele computer-mediated communication effect op de impression formation van lezers?

(10)

context van onlinedatingsiteberichten. De keuze is gevallen op onlinedatingsiteberichten om twee belangrijke redenen. Ten eerste omdat impression formation het primaire doel is bij het lezen van de berichten op de onlinedatingsites (Ellison et al., 2011). Onlinedatingsite-gebruikers zijn constant bezig een beeld van iemand te vormen, om vervolgens te kunnen beslissen of men met deze persoon verder contact zou willen zoeken. De tweede reden om het onderzoek in de context van onlinedatingsiteberichten uit te voeren, is het feit dat men op onlinedatingsites elkaar nog nooit in het echt heeft ontmoet en op basis van beperkte informatie een beeld van een ander moet vormen. Dit voorkomt dat de lezer van zo'n bericht vooraf al beïnvloed is door eventuele achtergrondkennis. De emoticons worden binnen deze context op verschillende manieren getest. Niet alleen de effecten van emoticons op zich, maar ook de effecten van het type emoticon-gebruik kan worden onderzocht in dit onderzoek.

Het doel van dit experimentele onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de effecten van emoticons op impression formation. De bevindingen van dit onderzoek zijn belangrijk voor het onderzoeksgebied van CMC, aangezien er nog geen onderzoek op het gebied van emoticons en impression formation is gedaan, waarbij de kant van de ontvanger wordt belicht. Daarnaast kunnen de resultaten van belang zijn voor de gebruikers van onlinedatingsites. Gebruikers kunnen aan de hand van de resultaten effectievere berichten plaatsen.

(11)

2. Theoretisch kader

In dit onderzoek staan drie begrippen centraal: computer-mediated communication, emoticons in CMC en self-presentation in CMC. In CMC worden emoticons ingezet met diverse doelen. In dit onderzoek ligt de focus op het gebruik van emoticons om het gebrek aan non-verbale signalen in CMC te compenseren. Tot nu toe is daarbij met name onderzoek gedaan naar de functies van emoticons en de doelen waar deze voor worden gebruikt, waarbij voornamelijk de kant van de zender wordt belicht. Dit onderzoek richt zich juist op de kant van de ontvanger van het bericht en worden de effecten van emoticons op impression formation van de ontvanger in tekstuele CMC onderzocht. In dit theoretisch kader worden belangrijke onderzoeken en theorieën besproken op het gebied van de bovenstaande begrippen.

2.1 Computer-Mediated Communication

In deze paragraaf wordt het begrip computer-mediated communication geïntroduceerd. Daarnaast worden de kenmerken van deze vorm van communicatie op het gebied van taalgebruik en berichtgeving besproken en worden de belangrijkste theorieën in het kader van computer-mediated communication en interpersoonlijke relaties uiteengezet.

2.1.1 Definitie

Met de komst van computers, mobiele telefoons en later ook tablets en smartphones is onze manier van communiceren significant veranderd. Hoewel vroeger een groot deel van de communicatie face-to-face (verder: f2f) of via telefoon en brieven verliep, heeft onze communicatie de laatste jaren een veel groter bereik gekregen. Via computers en mobiele telefoons kunnen we tegenwoordig met elkaar communiceren, ongeacht plaats of tijdstip. Deze vorm van communicatie wordt computer-mediated communication (verder: CMC) genoemd (Herring, 2007). Herring (2007: 1) omschrijft CMC als: "Predominantly textbased human-human interaction mediated by networked computers or mobile telephony."

Bij de eerste vormen van CMC was de berichtvorming voornamelijk tekstueel, zoals Herring (2007:1) omschrijft. Hoewel een groot deel nog steeds tekstueel is, zijn er ook een aantal nieuwe vormen van CMC bijgekomen zoals videoconferentie (bijvoorbeeld: Skype & Facetime) en sociale media waarbij foto en video een belangrijke rol spelen (bijvoorbeeld: Instagram & Vine). Dit onderzoek richt zich voornamelijk op tekstuele CMC.

2.1.2 Taalgebruik en berichtgeving

(12)

Gebrek-aan-gelijktijdige-en-non-verbale-feedback

Een belangrijk verschil tussen CMC en f2f-communicatie is het gebrek aan gelijktijdige en non-verbale feedback in CMC. Tijdens een f2f-gesprek gebruiken gesprekspartners intonatie, gezichtsbewegingen, handgebaren en andere non-verbale communicatiesignalen om feedback te geven tijdens gesprekken. Bijvoorbeeld door terwijl de gesprekspartner aan het praten is gelijktijdig te knikken, kan men aangeven dat men het eens is met een gesprekspartner (Crystal, 2011).

Gesprekken-met-meerdere-mensen

Een ander kenmerk is de mogelijkheid om in CMC gesprekken te voeren met meerdere personen tegelijkertijd. Tijdens f2f-communicatie zou het onfatsoenlijk zijn om met meerdere mensen tegelijk een gesprek te voeren. Daarentegen is het tijdens CMC eenvoudiger om de aandacht te schenken aan meerdere gesprekspartners door het efficiënte gebruik van korte zinnen, afkortingen, het vermijden van interpuncties. Daarnaast worden gesprekspartners in CMC niet afgeleid door non-verbale signalen en kunnen ze zich volledig focussen op de tekstuele berichten (Crystal, 2011).

Hyperlinks

CMC in zijn traditionele vorm, bestaat voor het grootste gedeelte uit geschreven berichten. Toch zijn er volgens Crystal (2011) een aantal belangrijke verschillen te noemen tussen CMC en traditionele geschreven media. Zo biedt CMC de mogelijkheid om 'hyperlinks' toe te voegen aan een tekst. Dit mechanisme biedt gebruikers de mogelijkheid om met één klik van het ene deel van het systeem of tekst naar het andere deel te gaan. Een tekst op het internet is daarnaast veel dynamischer en niet plaatsgebonden, het kan bijvoorbeeld op elk moment veranderen en kan overal en op ieder moment worden opgeroepen.

Synchroon-vs.-Asynchroon

In Herring (2001; 2007) worden de verschillen tussen asynchrone en synchrone CMC besproken. Bij asynchrone CMC hoeven gebruikers niet tegelijkertijd ingelogd of online te zijn om berichten naar elkaar te kunnen versturen. De berichten worden opgeslagen en kunnen op ieder gewenst moment gelezen worden door de ontvanger. E-mails zijn een goed voorbeeld van asynchrone CMC. Bij synchrone CMC daarentegen is het een vereiste dat zowel de zender als ontvanger tegelijkertijd ingelogd of online zijn op het kanaal. Deze berichten zijn vaak korter en volgen elkaar in chronologische volgorde op. Chatsystemen zijn hier een goed voorbeeld van.

Houdbaarheid-van-een-bericht

De houdbaarheid van een bericht heeft betrekking op hoe lang CMC-berichten blijven bestaan. In sommige gevallen blijven de berichten voor altijd online staan, totdat deze verwijderd worden, zoals e-mails. In andere gevallen, bijvoorbeeld chatsystemen, blijven de berichten vaak maar een beperkte tijd behouden (Herring, 2001; 2007).

Anonimiteit

(13)

mogelijkheid om zelf te beslissen hoeveel zij openbaar willen maken. Zo kan een profiel op Facebook per onderdeel handmatig afgeschermd worden door de gebruiker zelf (Herring, 2001; 2007).

Filteren-van-berichten

Sommige digitale media bieden gebruikers de mogelijkheid om de CMC-berichten te filteren op interesse, zender, onderwerp of datum. Op onlinedatingsites kan men bijvoorbeeld filteren op leeftijd, geslacht, opleidingsniveau of persoonlijke interesses. Op die manier heeft de gebruiker invloed op de manier waarop hij of zij deze media inricht. Daarnaast is het gemakkelijk om informatie over gesprekspartners en andere CMC-gebruikers te vinden (Herring, 2001; 2007).

Non-verbale-signalen

Misschien wel het belangrijkste verschil in taalgebruik tussen CMC en traditionele communicatie is het gebrek aan non-verbale signalen in tekstuele CMC. Zoals hierboven ook al besproken, worden non-verbale signalen gebruikt om feedback te geven tijdens het gesprek. Non-verbale signalen kunnen tijdens een gesprek verschillende functies uitoefenen. Het ophalen van schouders bijvoorbeeld heeft op zichzelf al een directe betekenis: "Ik weet het niet". Non-verbale signalen kunnen ook gebruikt worden om de nadruk op een bepaalde zin of een woord te leggen om deze te versterken, door intonatie of een gezichtsuitdrukking (Dynel, 2011). De afwezigheid van non-verbale signalen in CMC-berichtgeving maakt deze vorm van communiceren complex. Want hoe kan men bijvoorbeeld emoties uiten en interpersoonlijke relaties opbouwen en onderhouden wanneer men beperkt is tot tekstuele uitingen in CMC? In de volgende sectie worden de verschillende theorieën over CMC en interpersoonlijke relaties besproken met betrekking tot het gebrek van non-verbale signalen.

2.1.3 Theorieën over CMC en interpersoonlijke relaties

Er zijn door de jaren heen verschillende theorieën en modellen ontwikkeld over CMC en interpersoonlijke relaties. Deze modellen focussen zich vooral op de beperking van non-verbale signalen in CMC en het effect hiervan op de ontwikkeling en het onderhouden van interpersoonlijke relaties. Walther (2011) heeft 13 van deze theorieën beschreven en onderverdeeld in drie categorieën: 1. "Cues-Filtered-Out-Theories", 2. "Experiential and Perceptual theories of CMC" en 3. "Theories of Interpersonal Adaptation and Exploitation of Media."

Cues-Filtered-Out-Theories

(14)

aan bij de Social Presence Theory (Short et al., 1976) waarin wordt verondersteld dat hoe minder signalen (met name non-verbaal) beschikbaar zijn, des te minder gesprekspartners een interpersoonlijke relatie met elkaar opbouwen. Deze theorie gaat ervan uit dat CMC-berichten daarom veel minder sociale en emotionele inhoud hebben. De Lack of Social Context Cues Hypothesis (Siegel et al., 1986) voegt hieraan toe dat gesprekspartners in tekstuele CMC door het gebrek aan non-verbale signalen meer op zichzelf gefocust zijn, karakteristieken van anderen niet herkennen en daarom niet optimaal in staat zijn om interpersoonlijke relaties te ontwikkelen en te onderhouden.

Experiential-Perceptual-theories-of-CMC

De theorieën die volgens Walther (2011) onder de Experiential and Perceptual theories of CMC vallen, stellen dat de karakteristieken van de gesprekspartners, de interactie met anderen en de context invloed hebben op de capaciteit van CMC. Deze theorieën gaan er in tegenstelling tot de eerstgenoemde theorieën niet vanuit dat het gebrek aan non-verbale signalen het onderhouden van interpersoonlijke relaties onmogelijk maakt. Zo stelt de Electronic Propinquity Theory van Korzenny (1978) dat hoe minder signalen er beschikbaar zijn, hoe meer waarde men hecht aan de overgebleven signalen. Als gesprekspartners alleen CMC tot hun beschikking hebben, passen zij zich zodanig aan dit communicatiemiddel aan dat deze naar tevredenheid gebruikt kan worden. De Channel Expansion Theory van Carlson & Zmud (1999) veronderstelt dat hoe meer men gebruik maakt van digitale media, hoe rijker deze media wordt. Gebruikers leren door ervaring de berichten effectief te coderen en te decoderen, zo ook interpersoonlijke berichtgeving.

Theories-of-Interpersonal-Adaptation-and-Exploitation-of-Media

De Theories of Interpersonal Adaptation and Exploitation of Media gaan in op de wijze waarop gesprekspartners zich aanpassen aan de afwezigheid van non-verbale signalen in CMC. Zo veronderstelt het Hyperpersonal model of CMC van Walther (1996) dat gesprekspartners in CMC zich in zoverre kunnen aanpassen aan deze media dat het niveau van f2f-communicatie kan worden bereikt en deze zelfs kan worden overschrijden met betrekking tot het ontwikkelen en onderhouden van interpersoonlijke relaties, mits hier voldoende tijd voor wordt genomen. CMC biedt gesprekspartners de mogelijkheid om meer tijd en aandacht aan hun berichten te schenken in vergelijking met f2f-communicatie. Daarnaast zijn onzekerheden zoals bijvoorbeeld verlegenheid, uiterlijke onzekerheden of spraakproblemen minder of zelfs helemaal niet zichtbaar. Dit sluit aan bij de Social Information Processing Theorie (SIPT) van Walther (1992). Deze theorie stelt dat CMC-gebruikers hetzelfde niveau van interpersoonlijke communicatie kunnen bereiken als f2f-communicatie. Deze theorie gaat er vanuit dat CMC-gebruikers het gebrek aan non-verbale signalen oplossen door hun berichtvorming aan te passen aan de overgebleven signalen zoals bijvoorbeeld het uitspreken van handelingen door deze tussen sterretjes te zetten, foto's te versturen of emoticons te gebruiken (Walther, 2011).

(15)

signaal ter compensatie van non-verbale signalen, om interpersoonlijke relaties te ontwikkelen.

2.2 Emoticons in CMC

Emoticons worden in verscheidene artikelen geïntroduceerd als een methode om afwezige non-verbale communicatie te vervangen (Blackman & Clevenger, 1990; Rutter, 1987; Dresner & Herring, 2010). Daarnaast blijkt uit onderzoek van Rivera et al. (1996) dat het gebruik van emoticons in CMC-berichten het tevredenheidsniveau van de gebruikers aanzienlijk verhoogt ten opzichte van CMC-berichten zonder emoticons. In Rezabek & Cochenour (1998: 201) worden emoticons gedefinieerd als: "visuele signalen gevormd door typografische symbolen, die zijdelings gelezen, gevoelens of emoties representeren".

2.2.1 Soorten emoticons

Binnen emoticons kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende soorten emoticons en hun expliciete betekenis. Crystal (2006) onderscheidt de volgende basis-emoticons:

Emoticon Betekenis

:-) of :) Blijheid

:-( of :( Verdriet, ontevredenheid etc.

;-) of ;) Ironie, knipoog

;-( of ;( Verdriet, huilen

%-( of %-) Verwarring

:-o Verbazing

:-] of :-[ Sarcasme

Tabel 1: basis-emoticons volgens Crystal (2006).

Naast de typografische emoticons, zoals hierboven omschreven, bieden veel CMC-kanalen tegenwoordig de mogelijkheid om grafische emoticons te gebruiken (Dresner & Herring, 2010). Deze grafische emoticons lijken duidelijker op gezichtsuitdrukkingen, en zouden daarom een groter effect op de interpretatie van een bericht kunnen hebben. De boodschap zou beter begrepen worden als deze grafische emoticons bevat. Dit wordt bevestigd in het onderzoek van Dindia & Huber (2009), die laten zien dat grafische emoticons meer effect hebben op de interpretatie van een bericht ten opzichte van typografische emoticons, omdat ze meer lijken op een menselijk gezicht en gezichtsuitdrukkingen.

(16)

'blijheid-emoticon' zoals in tabel 1 omschreven is, dezelfde functie heeft als de 'knipoog-'blijheid-emoticon', namelijk het uitdrukken van humor en blijheid. Deze twee basis-emoticons worden veel gebruikt in zowel synchrone CMC (zie 2.1.2 voor synchroon vs. asynchroon) zoals chatsystemen als asynchrone CMC zoals e-mail berichten (Provine et al., 2007; Utz, 2000). Hoewel de 'blijheid-emoticon' en de 'knipoog-emoticon' volgens Dindia & Huber (2009) voor dezelfde interpretatie zorgen, stellen Dresner & Herring (2010) dat de 'knipoog-emoticon' geen emotie bevat, maar gebruikt wordt om een grap of ironie aan te duiden. Kortom, de meningen hierover in de literatuur zijn verdeeld.

In veel onderzoeken is gesuggereerd dat vrouwen meer emoticons gebruiken dan mannen (Witmer & Katzman, 1997). In het onderzoek van Wolf (2000) is echter gebleken dat mannen net zo vaak gebruik maken van emoticons als vrouwen, maar deze met een ander doel gebruiken. Vrouwen gebruiken emoticons voornamelijk voor humor en solidariteit, terwijl mannen daarentegen emoticons vooral gebruiken om sarcasme te markeren. Wanneer vrouwen en mannen gemixt met elkaar in gesprek gaan, is er geen verschil op te merken in het gebruik van emoticons (Wolf, 2000). Ook in het onderzoek van Derks et al. (2007), waar sociale, taakgerichte en emotionele berichten met elkaar werden vergeleken, werd geen verschil tussen mannen en vrouwen gevonden met betrekking tot het gebruik van emoticons.

2.2.2 Functies van emoticons

In grote mate worden emoticons in CMC met dezelfde doelen gebruikt als non-verbale signalen in f2f-communicatie. Emoticons bieden CMC-gebruikers de mogelijkheid om ondanks het ontbreken van non-verbale signalen hun emoties en gevoelens te tonen Dresner & Herring, 2010). Als gevolg hiervan zorgen emoticons ervoor dat het niveau van sociale aanwezigheid online wordt vergroot door meer identiteit in berichten te stoppen (Walther & D'Addario, 2001). Echter zit er een belangrijk verschil tussen non-verbale signalen in f2f-communicatie en emoticons. Non-verbale signalen zoals gezichtsuitdrukkingen en gebaren worden meestal onbewust gebruikt. Emoticons daarentegen worden bewust en met een nadrukkelijk doel gebruikt (Krohn, 2004). Volgens Carter (2003) betekent het toenemende en bewuste gebruik van emoticons in e-mails, chatberichten en virtuele werelden dat men steeds meer afhankelijk wordt van emoticons om de juiste boodschap over te brengen.

Oorspronkelijk werd verondersteld dat emoticons voornamelijk de functie hebben om emoties en gevoelens te uiten in CMC. In een recenter werk over emoticons van Dresner & Herring (2010) is echter gebleken dat emoticons ook een belangrijke pragmatische functie kunnen hebben, waarbij ze niet alleen een bepaalde gezichtsuitdrukking/emotie uitbeelden, maar voor een specifiek doel gebruikt worden. In Skovholt et al. (2014) worden een aantal van deze pragmatische functies besproken. De onderstaande functies gelden volgens Skovholt et al. (2014) als de belangrijkste functies van emoticons in CMC:

1. Het markeren van een grap of ironie

(17)

3. Het markeren van een positieve stemming 4. Organiseren van sociale relaties

5. Solidariteit markeren

Tot nu toe zijn emoticons op twee manieren verdeeld: als gevoels- of emotie-uiting of als hebbende een pragmatische functie. Naast deze categorisering kan ook de locatie in de tekst waar een emoticon gebruikt wordt een bepaalde functie of betekenis hebben. In de volgende sectie wordt onderscheidt gemaakt tussen twee methodes waarop emoticons in de tekst gebruikt kunnen worden.

2.2.3 Impliciet en expliciet gebruik van emoticons

In het artikel van Derks et al. (2008) wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten communicatie waarin emoties tot uiting komen: impliciete en expliciete. In expliciete communicatie worden emoties besproken door middel van verbale emotionele uitingen ("Ik ben blij"), waardering ("Dit is leuk"), expressies en neigingen tot handelen ("Ik zou je willen knuffelen"). Impliciete communicatie daarentegen is niet gekoppeld aan een bepaalde taaluiting, maar bepaalt de emotionele lading van het hele bericht, door bijvoorbeeld de mate van persoonlijke betrokkenheid, het soort taalgebruik of in hoeverre men persoonlijke details onthult.

Deze impliciete en expliciete wijze van emoties uiten, kan ook in emoticon-gebruik vertaald worden. Emoticons die expliciet gebruikt zijn, worden in combinatie met een bijbehorende tekstuele uiting (zoals: "Ik ben blij :-)" ) ingezet. De emoticon versterkt of benadrukt in dit geval de tekstuele uiting waar deze direct aan gekoppeld is.

Impliciete emoticons worden door Provine et al. (2007) "naakte emoticons" (Engels: naked emoticons) genoemd. Dit zijn emoticons die niet op elke plek in de tekst gebruikt kunnen worden, en niet per se bij de tekstuele uiting horen waar de emoticon naast is geplaatst (zoals: "Ik ga even koken :-)" of "Hallo, ik ben Tessa :-)"). Deze impliciete emoticons geven de algehele sfeer aan van het bericht, en niet specifieke fragmenten van het bericht, zoals in geval van expliciete emoticons (Provine et al., 2007).

De zender van een bericht kan emoticons dus op twee manieren inzetten: impliciet en expliciet. In dit onderzoek wordt gekeken naar de effecten van deze twee vormen van emoticons op impression formation: het beeld wat de zender van de ontvanger vormt. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op impression management en impression formation.

2.3 Self-presentation in CMC

(18)

self-presentation in onlinedatingsiteberichten worden besproken, het kader waarbinnen dit onderzoek is uitgevoerd.

2.3.1 Impression management

Impression management kan gedefinieerd worden als het proces waarbij individuen door middel van zelfpresentatie trachten de impressies die anderen over hen vormen te beïnvloeden (Leary & Kowalski, 1990; Jeong & Lee, 2013). Self-presentation in CMC verschilt van offline self-presentation. In CMC is self-presentation meer asynchroon (zie 2.1.2), men hoeft bijvoorbeeld niet tegelijkertijd online te zijn om elkaar een bericht te kunnen sturen. Daarnaast zijn CMC-berichten makkelijker aan te passen en is men selectiever dan bij offline zelfpresentatie (Walther, 1996). Jeong & Lee (2013) stellen dat CMC veel meer mogelijkheden biedt voor impression management dan offlinecommunicatie. Elk kanaal binnen CMC is verschillend in de mogelijkheden die geboden worden aan gebruikers om zichzelf te presenteren.

Door een ander een zo wenselijk mogelijk beeld van zichzelf te geven, voelen CMC-gebruikers zich meer op hun gemak en is de kans groter om relationele doelen te bereiken (Becker & Stamp, 2005). CMC-gebruikers maken gebruik van signalen als taalkundige stijl, beleefdheidsstrategieën, naamgebruik en emoticons voor het overbrengen van sociale informatie die impressies beïnvloeden (Postmes, Spears & Lea, 1998). Impression management heeft volgens Walther (1996) twee verschillende functies: 1. relatie onderhouden; en 2. relatie ontwikkelen. Tijdens dit onderzoek zal de focus liggen op de tweede functie, met de focus op emoticon-gebruik. In deze fase is men vooral bezig om negatieve beelden te verbergen en een positieve impressie te maken (Guerro & Anderson, 2000).

2.3.2 Impression formation

Voordat elke relatie gevormd kan worden, moet er eerst een impressie gevormd worden. Impression formation is het cognitieve proces waarbij informatie geanalyseerd en samengebracht wordt om een beeld van een individu te vormen. Dit proces kent twee partijen: de perceiver, dit is degene die de impressie vormt en de target, degene over wie de impressie wordt gevormd (Sanders, 2010).

(19)

Er is een verschil is tussen een 'online persoonlijkheid' en een 'offline persoonlijkheid'. CMC-gebruikers hebben namelijk de mogelijkheid om gesprekspartners te misleiden door middel van selectieve zelfpresentatie. Gesprekspartners kunnen zelf kiezen wat zij aan een ander willen laten zien over zichzelf. Volgens de Warranting Theory van Walther & Parks (2002) zoeken perceivers tijdens CMC naar informatie die betrouwbare verbindingen kan vaststellen tussen deze online en offline persoonlijkheid. Door deze verbindingen waar te nemen kan de betrouwbaarheid van zo'n online persoonlijkheid worden vastgesteld. Er kan hierbij onderscheid worden gemaakt tussen zelf-gegenereerde signalen en door anderen gegenereerde signalen (Knapp & Daly, 2011; Hall et al., 2014). Zelf-gegenereerde signalen zijn signalen die door de gebruiker zelf zijn gecreëerd om informatie over zichzelf te geven aan een ander. Door anderen gegenereerde signalen daarentegen, bestaan uit informatie die een CMC-gebruiker zelf over iemand heeft gevonden. Door iemands Facebook-profiel te bezoeken kan men er bijvoorbeeld achter komen hoe oud iemand is, waar iemand woont of iemands relationele staat (Walther et al., 2009). De door Herring (2001; 2007) besproken CMC-eigenschappen zoals houdbaarheid van een bericht, anonimiteit en filteren hebben invloed op de manier waarop een impressie op grond van door een ander gegenereerde signalen gevormd wordt (zie 2.1.2). Uit het onderzoek van Marcus et al. (2006) is gebleken dat waarnemers juist veel waarde hechten aan zelf-gegenereerde signalen bij het vormen van online impressies. Bijvoorbeeld door self-disclosure: het proces waarbij iemand informatie over zichzelf bekendmaakt aan de ander. Ook het inzetten van emoticons als CMC-gebruiker is een voorbeeld van een zelf-gegenereerd signaal en kan een positief effect hebben op het vormen van een online impressie door een ontvanger (Knapp & Daly, 2011).

2.3.3 Self-presentation op onlinedatingsites

In het artikel van Ellison et al. (2011) wordt uitvoerig onderzoek gedaan naar impression formation op onlinedatingsites. “Wie ben ik?” Is de vraag die CMC-gebruikers zichzelf stellen bij het opstellen van een online profiel over zichzelf (Ellison et al., 2011). Ellison et al. (2011: 46) geven de volgende definitie van onlinedatingprofielen: “Online dating profiles are typically static self-presentational portfolios consisting of textual descriptions and photographs”.

Een belangrijk aspect bij het opstellen van een profiel op een onlinedatingsite is in hoeverre dit profiel lijkt op hoe men in het echt is, of juist niet. Zoals eerder besproken proberen CMC-gebruikers vaak een ideale versie van zichzelf te tonen online, die soms kan afwijken van de werkelijkheid (Walther, 2005). Ook op onlinedatingprofielen heeft men de neiging om bepaalde aspecten te overdrijven om zo aantrekkelijker over te komen op een potentiële partner. Toch blijkt dat gebruikers van onlinedatingsites, ondanks het overdrijven, in grote lijnen wel de waarheid vertellen omdat zij wel eerlijk over willen komen tijdens een eventuele ontmoeting in de werkelijke wereld (Whitty, 2008).

(20)

vinden van deze balans: 1. De a-synchroniciteit van een profiel, 2. Het gemis van non-verbale signalen en 3. De gezamenlijke verwachtingen van online daten.

Of gebruikers van onlinedatingsites elkaar ook daadwerkelijk in de werkelijke wereld willen ontmoeten is daarnaast ook gerelateerd aan de mate waarin men elkaar sociaal aantrekkelijk vindt tijdens het vormen van een online impressie. De sociale aantrekkelijkheid van een persoon is gebaseerd op de affectieve evaluatie van deze persoon door een ander (Byrne, 1971). Hoe hoger de sociale aantrekkelijkheid is van een persoon, des te meer invloed heeft deze persoon op de interpersoonlijke communicatie en is de kans dat een ander met deze persoon wil communiceren in de werkelijke wereld groter (McCroskey & McCain, 1974). McCroskey & McCain (1974) hebben een schaal ontworpen waarmee de sociale aantrekkelijkheid van een persoon gemeten kan worden. Deze schaal zal tijdens dit onderzoek deel uit maken van de vragenlijst (zie 3.2 Instrumentatie).

2.4 Vraagstelling, Samenvatting & Hypotheses

Het doel van het theoretisch kader is om een duidelijk beeld te scheppen over CMC, self-presentation in CMC, het gebruik van emoticons en de verbanden te vormen tussen de verschillende theorieën. In deze paragraaf zal de vraagstelling besproken worden. Vervolgens worden er aan de hand van een korte samenvatting van de besproken literatuur per deelvraag een aantal hypotheses geformuleerd die tijdens dit onderzoek worden getoetst.

2.4.1 Vraagstelling

Het gebruiken van emoticons heeft verschillende functies. Een emoticon kan een grap of ironie markeren, uitdrukkingen verzachten of versterken, een stemming markeren, sociale relaties organiseren of solidariteit markeren (Skovholt et al., 2014). Tijdens impression management door zenders, worden emoticons nadrukkelijk gebruikt om een gewenst beeld van zichzelf neer te zetten. Maar wat zijn andersom de effecten van het gebruik van emoticons? In welke mate dragen emoticons bij aan het beeld dat de ontvanger van een bericht over een zender vormt? Het zou interessant zijn om te onderzoeken wat de effecten zijn van emoticons op het beeld dat CMC-gebruikers online van anderen vormen zonder elkaar in het echt te hebben gezien of te kennen. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Heeft het gebruik van emoticons in tekstuele computer-mediated communication effect op de impression formation van lezers?

De hoofdvraag van dit onderzoek wordt ondersteund door de onderstaande twee deelvragen:

Deelvraag 1: Heeft het type emoticon-gebruik in tekstuele computer-mediated communication effect op de impression formation van lezers?

(21)

2.4.2 Deelvraag 1: Samenvatting & Hypotheses

Heeft het type emoticon-gebruik in tekstuele computer-mediated communication effect op de impression formation van lezers? Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden zijn er aan de hand van een samenvatting van de literatuur een tweetal hypotheses opgesteld die getoetst worden in dit experimentele onderzoek.

Hypothese-1

In de literatuurbespreking komt meerdere malen naar voren dat emoticons worden ingezet ter vervanging van non-verbale signalen. Wanneer gekeken wordt naar de specifieke functies van emoticons, zijn er uiteenlopende opvattingen hierover te vinden in de literatuur. Aanvankelijk ging men ervan uit dat emoticons voornamelijk een bepaalde gezichtsuitdrukking of emotie als betekenis hebben. Deze functie van emoticons zou toegekend kunnen worden aan de door Derks et al. (2008) besproken expliciete communicatie, waarbij emoticons in expliciete vorm gebruikt worden in combinatie met een tekstuele uiting die bij de emoticon hoort (bijvoorbeeld: "Ik ben verdrietig ;-("). Daarnaast worden emoticons ook op impliciete wijze gebruikt. Dit worden 'naakte emoticons' genoemd (Provine et al. (2007). Deze 'naakte emoticons' corresponderen met de door Derks et al. (2008) besproken impliciete communicatie, waarbij emoticons op impliciete wijze worden gebruikt om de algehele emotionele stijl en sfeer van een bericht te benadrukken. Ontvangers hechten veel waarde aan genereerde signalen, zoals emoticons. Deze zelf-gegenereerde signalen zorgen ervoor dat een bericht positiever ontvangen wordt (Marcus, et al., 2006). Expliciete emoticons hebben alleen betrekking op een enkele zin en impliciete emoticons daarentegen betrekking hebben op het gehele bericht. Daarom is de verwachting dat bij het beoordelen van het gehele bericht door de lezers, impliciete emoticons een positievere bijdrage leveren aan de impression formation van de lezers. Op basis van deze theorie is de eerste hypothese gesteld:

H1: Een lezer heeft na het lezen van een bericht op een onlinedatingsite een positievere attitude ten opzichte van dit bericht als deze alleen impliciete emoticons bevat, dan wanneer deze alleen expliciete emoticons bevat.

Hypothese-2

Uit onderzoek van Dindia & Huber (2009) is gebleken dat grafische emoticons meer invloed hebben op de interpretatie van een bericht, in vergelijking met de originele typografische emoticons omdat grafische emoticons meer lijken op een menselijk gezicht en gezichtsuitdrukkingen. Omdat grafische emoticons een grotere invloed hebben op berichtinterpretatie zou men dus beter en gemakkelijker een beeld van een schrijver kunnen vormen wanneer men deze grafische emoticons gebruikt. Aan de hand hiervan is de volgende hypothese voortgevloeid:

(22)

2.4.3 Deelvraag 2: Samenvatting & Hypotheses

Heeft het wel of niet gebruiken van emoticons in tekstuele computer-mediated communication effect op de impression formation van lezers? Aan de hand van deze tweede deelvraag zijn de derde en vierde hypothese van dit experimentele onderzoek opgesteld. Ook deze hypotheses zullen aan de hand van een samenvatting van de literatuur worden onderbouwd.

Hypothese-3

Uit onderzoek van Hancock & Dunham (2001) is gebleken dat online impressies veel intenser zijn dan impressies die tijdens f2f-communicatie gevormd worden. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn de mogelijkheid tot selectieve zelfpresentatie en feedback en de neiging van ontvangers om de percepties van de zender te overdrijven en te idealiseren (Walther, 1996). Door zelf signalen te genereren, zoals bijvoorbeeld emoticons, kan men een zo wenselijk mogelijk beeld van zichzelf presenteren. De ontvangers blijken uit het onderzoek van Marcus et al. (2006) veel waarde te hechten aan signalen die door de zender zelf zijn gegenereerd. Emoticons zouden een positieve bijdrage kunnen leveren aan het beeld dat de ontvanger over de zender vormt. Uit deze gedachte is de volgende hypothese ontstaan:

H3: Een lezer heeft na het lezen van een bericht op een onlinedatingsite een positievere attitude ten opzichte van de schrijver als dit bericht positieve emoticons bevat dan wanneer het bericht geen positieve emoticons bevat.

Hypothese-4

(23)

3. Onderzoeksmethode

3.1 Materiaal

Tijdens het experiment van dit onderzoek krijgen de deelnemende proefpersonen een datingsitebericht te lezen. In dit bericht stelt een persoon zich voor en vertelt iets over zichzelf aan de lezer. Er zijn vijf versies van dit bericht opgesteld. Alle versies bevatten dezelfde tekst, het enige verschil tussen deze vijf berichten, is de manipulatie van de onafhankelijke variabele: wel of geen emoticons en het type gebruik van emoticons (zie 3.5). Daarnaast is er van elk bericht een mannelijke en een vrouwelijke versie. Bericht 1 bevat geen emoticons. In bericht 2 zijn impliciete typografische emoticons verwerkt en in bericht 3 zijn expliciete typografische emoticons verwerkt, in bericht 4 zijn expliciete grafische emoticons verwerkt en bericht 5 impliciete grafische emoticons. De emoticons zijn op impliciete of expliciete wijze ingezet, zoals besproken in sectie 2.2.3 van het theoretisch kader. Er is daarnaast uitsluitend gebruik gemaakt van de 'blijheid' emoticon ':-)', omdat onlinedating een positieve aangelegenheid is. Er is voor gekozen om alleen de 'blijheid' emoticon te gebruiken en bijvoorbeeld niet een 'knipoog' emoticon, omdat deze vaak wordt gebruikt om een grap of ironie aan te duiden, terwijl online daten een serieuze aangelegenheid is en geen grap (Dresner & Herring, 2010). Elk bericht met emoticons bevat drie 'blijheid' emoticons.

(24)

3.2 Instrumentatie

Aan de hand van de hypotheses die zijn opgesteld voor dit onderzoek, zijn er zes onderdelen gemeten:

1. Proefpersoon mag in drie woorden de schrijver van het bericht omschrijven; 2. Attitude tegenover schrijver;

3. Attitude tegenover het bericht;

4. Attitude tegenover de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver. Met de attitude tegenover de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver wordt gemeten in hoeverre de proefpersonen daadwerkelijk met de schrijver om willen gaan en een band willen opbouwen;

5. Attitude tegenover de beeldvorming. De proefpersonen kunnen hier aangeven in hoeverre zij aan de hand van dit bericht een beeld van de schrijver hebben kunnen vormen;

6. Bewust zijn van aanwezigheid van emoticons. De proefpersonen kunnen hier aangeven in hoeverre zij overtuigd zijn van de aanwezigheid van emoticons. Om de proefpersonen niet te laten weten dat dit begrip de essentie van het onderzoek is, worden er tussendoor nog een aantal afleidende vragen gesteld.

De vragenlijst bestaat uit de bovenstaande zes onderdelen. De volledige vragenlijst is te vinden in bijlage 2. De onderdelen worden gemeten door middel van een vragenlijst. Het eerste onderdeel bestaat uit een open vraag. De rest van de onderdelen bestaan uit gesloten vragen. De proefpersonen beantwoorden deze vragen door een cijfer te kiezen uit een 5-punts differentiaal. Door het hanteren van zo'n differentiaal zijn de gemeten concepten voldoende cognitief beschikbaar voor de proefpersonen tijdens het invullen, daarnaast zijn de resultaten uit de vragenlijst helder te interpreteren. Deze gesloten vragen maken de kans op een meetfout kleiner omdat er minder zelf wordt geïnterpreteerd, dit begunstigt de meetbetrouwbaarheid van het onderzoek. Het voordeel van deze 5-punts differentiaal is dat er genoeg antwoordopties zijn voor de proefpersonen voor een genuanceerd resultaat, zonder onduidelijkheid teweeg te brengen bij de proefpersonen. (Baxter & Babbie, 2004). De attitude ten opzichte van de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver is gemeten aan de hand van vijf items van de Social Attraction Scale van McCroskey & McCain (1974). De vragen waarmee de attitudes ten opzichte van de schrijver en het bericht zijn gemeten, zijn geformuleerd aan de hand van voorbeelden van Hoeken, Hornikx en Hustinx (2012: 223). De overgebleven onderdelen zijn vanuit eigen perspectief geformuleerd.

(25)

proefpersonen voldoende antwoordmogelijkheden te geven, konden zij uit verschillende emoties kiezen om de attitude ten opzichte van de schrijver en het bericht aan te geven. Hierbij zijn de volgende emoties gebruikt: Chagrijnig - Vrolijk, Weinig enthousiast - Enthousiast, Oninteressant - Interessant, Onbetrouwbaar - Betrouwbaar, Onaardig - Aardig, Onplezierig - Plezierig, Saai - Boeiend, Onbegrijpelijk - Begrijpelijk, Onleesbaar - Leesbaar. Omdat datingsites in de meeste gevallen alleen worden gebruikt door personen die vrijgezel zijn, kan de relationele staat van de proefpersonen invloed hebben op dit onderzoek. Om deze reden zijn er geen vragen over de gedragsintenties gesteld (bijvoorbeeld: "Zou je met deze persoon op date willen?"), maar zijn er enkel algemene beschouwende vragen over de schrijver van het bericht en het bericht zelf gesteld. Daarnaast wordt de proefpersoon in de vragenlijst gevraagd naar zijn/haar relationele staat en geslacht om na te kunnen gaan of dit van invloed is geweest op de onderzoeksresultaten.

3.3 Onderzoeksdesign

De proefpersonen die mee hebben gedaan aan dit onderzoek worden verdeelt over vijf groepen. Elke groep krijgt één van de vijf varianten van het datingssite bericht (zie 3.2 en bijlage 1) te lezen. De proefpersonen die op vrouwen vallen krijgen de vrouwelijke versie van het bericht te zien en de proefpersonen die op mannen vallen krijgen de mannelijke versie van het bericht te zien. Biseksuele proefpersonen kunnen tussen beide berichten kiezen. De vragenlijsten zijn ontwikkeld met de online enquête tool ThesisTools (www.thesistools.nl). ThesisTools verdeelt de proefpersonen at random over de vijf onderzoeksgroepen.

De methode die tijdens dit experimentele onderzoek gebruikt is, is de 'Posttest-only group design' methode. Dit houdt in dat het onderzoek uit twee fases bestaat. In de eerste fase krijgen de onderzoeksgroepen een variant van het bericht te lezen. Na het lezen van het bericht, start de tweede fase. In deze fase krijgen de proefpersonen de vragenlijst te zien, en beantwoorden ze de vragen.

(26)

van de schrijver zou passen. Alle proefpersonen merkten op dat deze vraag teveel leek op de vraag of de proefpersonen een vriendschap met de schrijver van het bericht zouden kunnen sluiten. Daarom is ervoor gekozen om deze vraag, die onderdeel uitmaakte van het onderdeel sociale aantrekkelijkheid, uit de vragenlijst te verwijderen. De uiteindelijke vragenlijst zoals deze in ThesisTools te zien is, is te vinden in bijlage 3.

3.4 Variabelen

Naar aanleiding van de onderzoeksvraag en de hypotheses, zijn een aantal variabelen benoemd:

Onafhankelijke variabele (OV):

Aard van het bericht - Waarden:

Zonder emoticons

Met emoticons

Typografisch - Impliciet - Expliciet

Grafisch - Impliciet - Expliciet Afhankelijke variabele (AV):

Mate van acceptatie - Waarden:

 Omschrijving van de schrijver door de proefpersonen in 3 woorden

 Wel/niet positief tegenover schrijver staan

 Wel/niet positief tegenover bericht staan

 Wel/niet positief tegenover sociale aantrekkelijkheid van schrijver staan.

 Wel/niet positief tegenover beeldvorming staan van bericht met grafische emoticons.

 Wel/niet bewust zijn van de aanwezigheid van emoticons in de tekst.

Interfererende variabele:

 Relationele staat

Geslacht

(27)

3.5 Proefpersonen

Om het onderzoek uit te kunnen voeren is er een steekproef gedaan. Omdat het belangrijk is dat de proefpersonen aan een aantal voorwaarden voldoen, is er een selectieve steekproef uitgevoerd. Wanneer men zoekt op datingssites, zoekt men op een aantal criteria zoals opleidingsniveau en leeftijd. Het is daarom belangrijk dat de persoon van het bericht en de proefpersonen in dezelfde leeftijdscategorie zitten en hetzelfde opleidingsniveau hebben als de schrijver van het bericht. De criteria voor het selecteren van proefpersonen bestaat uit de volgende elementen:

 De proefpersonen moeten tussen de 20 en 30 jaar oud zijn.

 De proefpersonen moeten een HBO- of WO-niveau hebben.

In totaal hebben er 164 proefpersonen meegedaan aan dit onderzoek. De proefpersonen zijn at random tot een onderzoeksgroep toebedeeld. Alle groepen hadden tussen de 27 en 38 deelnemers. Van de proefpersonen was 66% vrouw en 34% man. De relationele staat van de proefpersonen zijn verdeeld in 46% vrijgezelle proefpersonen en 54% niet-vrijgezelle proefpersonen.

3.6 Procedure

De proefpersonen zijn benaderd via de sociale mediakanalen Facebook en Twitter en het persoonlijke netwerk van de onderzoeker. De proefpersonen zijn eerst benaderd met de volgende tekst:

OPROEP: HELP TESSA AAN EEN MASTER-DIPLOMA Lieve mensen,

Ik ben momenteel bezig met een onderzoek naar datingsites voor mijn master-scriptie. Hier heb ik jullie hulp bij nodig! Behoor jij tot de leeftijdscategorie 20 tot en met 30 jaar? Doe dan mee aan mijn onderzoek en vul één van de onderstaande vragenlijsten in. Ontzettend bedankt alvast!!!:-)

Vul deze vragenlijst in als je op mannen valt: www.thesistools.com/ikvalopmannen Vul deze vragenlijst in als je op vrouwen valt: www.thesistools.com/ikvalopvrouwen

Val je op beide, dan mag je zelf kiezen welke vragenlijst je in wil vullen. Onwijs bedankt!!!!

(28)

Wanneer de proefpersonen op een van de links klikken, worden zij doorgestuurd naar een online enquête, waar zij de vragenlijst invullen (zie bijlage 2). Zodra de vragen zijn ingevuld worden de proefpersonen bedankt voor deelname aan het onderzoek en krijgen zij de mogelijkheid om de onderzoeker vragen te stellen over het onderzoek via e-mail, social media of persoonlijk.

3.7 Verwerking van gegevens

De resultaten die zijn verkregen uit de vragenlijst zijn op twee manieren verwerkt. Het eerste onderdeel van de vragenlijst, waarbij de proefpersonen in drie woorden de schrijver van het bericht konden omschrijven, is verwerkt in Microsoft Excel. De woorden zijn geteld en per groep verdeeld. Vervolgens zijn deze resultaten op twee manieren gecategoriseerd. De eerste categorisering is onderverdeeld in: 1. Omschrijvingswoorden die in het datingsitebericht zelf stonden, dus woorden die niet door de proefpersonen zelf bedacht zijn en 2. Woorden die door de proefpersonen zelf bedacht zijn, en niet in het bericht stonden. De tweede categorisering bestond uit drie onderverdelingen: 1. Positieve omschrijvingen, 2. Neutrale omschrijvingen en 3. Negatieve omschrijvingen. De categorisering is uitgevoerd door de onderzoek zelf en een tweede lezer. Naderhand is de categorisering van de onderzoeker en de tweede lezer met elkaar vergeleken. Zo'n 90% van de omschrijvingswoorden zijn door de onderzoeker en de tweede lezer in dezelfde categorie geplaatst. De overige omschrijvingswoorden zijn in overleg in één van de categorieën geplaatst. Deze tweede lezer is net als de onderzoeker een masterstudent Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.

(29)

4. Resultaten

Dit onderzoek is opgezet om erachter te komen wat de effecten zijn van emoticons in tekstuele CMC op de impression formation van lezers. Om hier antwoord op te krijgen, is er een experiment uitgevoerd. De resultaten van dit experimentele onderzoek komen in dit hoofdstuk aan bod. De onderzoeksresultaten zijn in drie onderdelen verdeeld. Het eerste deel bestaat uit de resultaten uit het onderdeel van de vragenlijst waarbij de proefpersonen in drie woorden konden aangeven hoe zij de schrijver van het datingsitebericht zouden omschrijven. De volledige lijst met omschrijvingswoorden is te vinden in bijlage 4. Vervolgens zijn in het tweede deel van dit hoofdstuk de samenhang tussen de vragen van de vragenlijst besproken. Om de hypotheses te kunnen testen zijn er een aantal descriptieve analyses uitgevoerd. Daarnaast is descriptief onderzoek gedaan waarbij onderzoeksgroep 2 t/m 5 zijn samengevoegd en is de controlegroep zonder emoticons met de samengestelde groep met emoticons vergeleken. Deze resultaten worden in het derde deel besproken. Ten slotte is nog een exploratief onderzoek uitgevoerd om te kijken of de interfererende variabelen geslacht en relationele staat ook van invloed zijn geweest op dit onderzoek. De volledige data van de vragenlijst, de output van de statistische toetsen en de SPSS Syntax zijn in de bijgeleverde bestanden te vinden.

4.1 Omschrijving in 3 woorden

Allereerst zijn de omschrijvingswoorden uit de data gehaald. Dit zijn de woorden die de proefpersonen in de vragenlijst gebruikten om de schrijver van het betreffende bericht te omschrijven. De omschrijvingswoorden zijn handmatig in Microsoft Excel verwerkt en geteld. Er is een aparte lijst van omschrijvingswoorden gemaakt voor elke onderzoeksgroep. Vanwege de hoeveelheid woorden (452 in totaal) is ervoor gekozen om tijdens de analyse alleen de woorden te gebruiken die vijf keer of vaker voorkomen in de volledige lijst van omschrijvingswoorden. Om de woorden die de proefpersonen hebben gebruikt om de schrijver van het bericht de omschrijven, zijn deze woorden op twee manieren gecategoriseerd. De eerste categorisering is "woorden die in de berichten zelf voorkwamen" tegenover "door de proefpersoon gekozen woorden". Er is voor deze categorisering gekozen om erachter te komen of men zelf een omschrijving van de schrijver kan geven na het bericht, of de woorden overneemt die al in de tekst stonden. In de tweede categorisering zijn de omschrijvingswoorden onderverdeeld in de categorieën: "positief", "negatief" en "neutraal". Met deze categorisering wordt getracht erachter te komen wat voor algemeen beeld de proefpersonen van de schrijver hebben. In de twee onderstaande secties zijn de resultaten van deze categoriseringen te zien.

4.1.1 Categorisering 1: In het bericht aanwezig vs. door de proefpersoon gekozen

(30)

In de berichten aanwezig N Door de proefpersoon gekozen N Sportief 56 Spontaan 49 Sociaal 49 Gezellig 37 Ondernemend 47 Enthousiast 24 Eigenwijs 8 Vrolijk 19 Actief 8 Open 13 Zelfstandig 6 Creatief 9 Wanhopig 8 Vriendelijk 6 Aardig 6 Saai 5 Totaal 174 176

Tabel 3: Overzicht van de categorisering 1 van de omschrijvingswoorden

Per groep is een cirkeldiagram samengesteld waarin inzicht wordt gegeven in de categorisering per onderzoekgroep (zie figuur 1 t/m 5). Als er gekeken wordt naar de verschillen tussen de vijf verschillende groepen, kan geconstateerd worden dat de verdeling redelijk gelijk blijft. De verschillen tussen de onderzoeksgroepen zijn in alle gevallen 10% of lager. Dit betekent dat de proefpersonen bij het omschrijven van het beeld wat zij van de schrijver vormen, ongeveer voor de helft woorden gebruiken die al in de berichten stonden en voor de andere helft zelf woorden kozen.

Figuur 1: Groep 1 Figuur 2: Groep 2

51% 49%

Groep 1: Geen emoticons

(31)

Figuur 3: Groep 3 Figuur 4: Groep 4

Figuur 5: Groep 5

4.1.2 Categorisering 2: Positief, neutraal of negatief

In de tweede categorisering zijn de omschrijvingswoorden onder een van de volgende drie categorieën verdeeld: 1. Positieve woorden, 2. Neutrale woorden en 3. Negatieve woorden. In de onderstaande tabel is te zien dat de omschrijvingswoorden overwegend positief zijn, ook zijn er veel neutrale omschrijvingswoorden gebruikt. Slechts 13 woorden waren negatief.

Positief N Neutraal N Negatief N

Spontaan 49 Sportief 56 Wanhopig 8

Sociaal 49 Ondernemend 47 Saai 5

Gezellig 37 Open 13 Enthousiast 24 Creatief 9 Vrolijk 19 Eigenwijs 8 Vriendelijk 6 Actief 8 Aardig 6 Zelfstandig 6 Totaal 190 147 13

Tabel 4: Overzicht van de categorisering 2 van de omschrijvingswoorden

(32)

Ook voor deze categorisering is per onderzoeksgroep een cirkeldiagram samengesteld met een overzicht van de verdeling (zie figuur 6 t/m 10). In deze cirkeldiagrammen is te zien dat de negatieve omschrijvingswoorden zich vooral in de eerste drie groepen bevinden en dan met name in groep 1 (controlegroep) en groep 2 (impliciet). Opvallend is dat de groepen met grafische emoticons, groep 4 en 5 geen enkele negatieve omschrijvingswoorden bevatten. Deze groepen bevatten alleen positieve en neutrale omschrijvingswoorden. Dit zou kunnen betekenen dat men een positievere associatie heeft met grafische emoticons.

Figuur 6: Groep 1 Figuur 7: Groep 2

Figuur 8: Groep 3 Figuur 9: Groep 4

Figuur 10: Groep 5

4.2 Statistisch onderzoek: per onderzoeksgroep

4.2.1 Samenhang tussen de onderdelen van de vragenlijst

Allereerst zijn de vragen uit de vragenlijst per categorie samengevoegd: 1. Attitude ten opzichte van schrijver, 2. Attitude ten opzichte van bericht, 3. Attitude ten opzichte van de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver, 4. Attitude ten opzichte van de beeldvorming en 5. Bewust zijn van aanwezigheid emoticons. Vervolgens zijn hier de gemiddelden van

56% 37%

7%

Groep 1: Geen emoticons

(33)

uitgerekend en is de Cronbach's Alpha berekend om te zien of de vragen voldoende onderlinge correlatie vertonen om samen een onderdeel te mogen vormen. De Cronbach's Alpha is alleen voor de eerste drie onderdelen berekend omdat onderdelen vier en vijf slechts uit een enkele vraag bestaan. Wanneer de waarde van de Cronback's Alpha hoger is dan 0,7 is de correlatie voldoende tussen de vragen om samen een onderdeel te vormen (Baxter & Babbie, 2004: 125). In dit geval vertoonden alle onderdelen voldoende correlatie. In de onderstaande tabel zijn de resultaten van de Cronbach's Alpha toets te zien.

Onderdeel Cronbach's Alpha

1. Attitude bericht 0,7

2. Attitude schrijver 0,7

3. Sociale aantrekkelijkheid 0,8 Tabel 5: Cronbach's Alpha waarden

4.2.2 Attitude ten opzichte van schrijver

Om erachter te komen of er verschillen zijn in de attitude ten opzichte van de schrijver tussen de vijf onderzoeksgroepen, is er een one-way ANOVA uitgevoerd. Deze statistische procedure toetst of de verschillen tussen de onderzoeksgroepen significant zijn. In dit onderzoek wordt er uitgegaan van een significantieniveau van P<.05. Dat wil zeggen dat de verschillen in attitude tussen de groepen significant is als de significantie (P) lager is dan 0.05. Uit de ANOVA toets zijn geen significante effecten gebleken van emoticons op de attitude ten opzichte van de schrijver tussen de vijf onderzoeksgroepen: F(4,159)= 1,7, P= 0,1.

Onderzoeksgroep N Mean St. Deviatie Sig. tussen groepen

Groep 1 35 4,3 0,4 0,1

Groep 2 27 3,9 0,5

Groep 3 32 4,1 0,5

Groep 4 38 4,1 0,4

Groep 5 32 4,1 0,5

(34)

4.2.3 Attitude ten opzichte van bericht

Om de effecten van emoticons te vergelijken op attitude ten opzichte van het bericht tussen de verschillende onderzoeksgroepen is ook hier een one-way ANOVA-toets uitgevoerd. Ook hier zijn geen significante verschillen gevonden voor de attitude ten opzichte van het bericht voor het significantie niveau P<.05 tussen de vijf onderzoeksgroepen: F(4,159)= 0,8, P= 0,5.

Onderzoeksgroep N Mean St. Deviatie Sig. tussen groepen

Groep 1 35 4,2 0,4 0,5

Groep 2 27 3,9 0,6

Groep 3 32 4,0 0,6

Groep 4 38 4,0 0,6

Groep 5 32 4,0 0,7

Tabel 7: Overzicht van de ANOVA-uitkomsten voor de attitude ten opzichte van het bericht

4.2.4 Attitude ten opzichte van de sociale aantrekkelijkheid schrijver

Een one-way ANOVA is ook uitgevoerd om de effecten van emoticons te vergelijken op de attitude ten opzichte van de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver tussen de verschillende onderzoeksgroepen. Uit de resultaten van de ANOVA toets is naar voren gekomen dat er geen significant effect is van emoticons op de sociale aantrekkelijkheid van de schrijver voor het significantieniveau P<.05 tussen de vijf onderzoeksgroepen: F(4,159)= 1,5, P= 0,2.

Onderzoeksgroep N Mean St. Deviatie Sig. tussen groepen

Groep 1 35 3,5 0,7 0,2

Groep 2 27 3,1 0,7

Groep 3 32 3,5 0,7

Groep 4 38 3,5 0,7

Groep 5 32 3,4 0,8

(35)

4.2.5 Attitude ten opzichte van beeldvorming

De verschillen van de effecten van emoticons op de attitude ten opzichte van de beeldvorming tussen de verschillende onderzoeksgroepen zijn gemeten met een one-way ANOVA-toets. Uit de resultaten van de ANOVA-toets is gebleken dat er geen significante effect is van emoticons op de beeldvorming van de proefpersonen voor het significantieniveau P<.05 tussen de vijf onderzoeksgroepen: F(4,159)= 0,8, P= 0,5.

Onderzoeksgroep N Mean St. Deviatie Sig. tussen groepen

Groep 1 35 3,1 1,0 0,5

Groep 2 27 2,7 0,9

Groep 3 32 2,9 1,0

Groep 4 38 3,0 0,9

Groep 5 32 3,2 1,1

Tabel 9: Overzicht van de ANOVA uitkomsten voor de beeldvorming

4.2.6 Bewust zijn van aanwezigheid van emoticons

In de vragenlijsten konden de proefpersonen ook aangeven in hoeverre zij overtuigd waren of er emoticons aanwezig waren in de tekst. Omdat de onderzoeks-data van dit onderdeel niet normaal verdeeld is, tussen de onderzoeksgroepen is er een Kruskal-Wallis toets uitgevoerd om te kijken of er effecten zijn voor het bewust zijn van de aanwezigheid van emoticons van de proefpersonen tussen de verschillende onderzoeksgroepen. Uit de Kruskal-Wallis toets is gebleken dat er een significant verschil is tussen de onderzoeksgroepen en het bewust zijn van de aanwezigheid van emoticons: H(4)= 67, P=0,0.

Onderzoeksgroep N Mean Sig. tussen groepen

Groep 1 35 1,7 0,0

Groep 2 27 3,5

Groep 3 32 4,3

Groep 4 38 4,5

Groep 5 32 4,5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A multivariate approach is described to analyze the data of pretest-postest control group designs and compared to the univariate methods in terms of the estimated treatment e↵ect,

In de pretest gaven diverse proefpersonen aan de veilig vrijen advertentie niet te willen delen op Facebook omdat dit niet een onderwerp was om op Facebook te

The first step in designing an EXSPECT prototype for an information system consists of designing the control and data flow of the various processors of the

To model a database one may define a channel that is connected to a processor both as input channel and output channel, and that contains always exactly one

In deze factsheet lees je wanneer een delier optreedt, wat de gevolgen kunnen zijn en hoe je een delier kunt voorkomen door inzet van het Amerikaanse Hospital Elderly Life

De vrijwilliger is aansprakelijk voor schade die door het ziekenhuis en/of haar patiënten wordt geleden, doordat de vrijwilliger niet de waarheid heeft gesproken over

No significant differences were found between both groups of children on post-test accuracy, process measures, number of hints needed during training, amount of

– De groepen 2 (alléén pretest A) en 3 (alléén pretest B) scoren hoger dan groep 1 (geen pretest, geen treatment), maar dit verschil is niet significant.. Er is een fors effect van