• No results found

VVI N4Ai\NP[

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VVI N4Ai\NP["

Copied!
166
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N4Ai\NP[.13 Cyrano Dct~crctc.

' VVI I

(2)
(3)
(4)
(5)

EEN M AAN REIS

(6)

W E R EL D B IB LIO T H E E K

IN 1905 GESTICHT DOOR DR. L SIM ONS THANS ONDER LEIDING V> DR. NICO VA N SU CH TELEN > DR. P. END T

(7)

S.D E CY R A N O B E R G E R A C

E EN A A N R EIS

OF OPSTIJGING TOT EN BEREIZING VAN DE M AAN

(VOYAGE DE LA LUNE)

SAM ENVATTENDE VERTALG G EN BEWERKJNG DOOR

M R. H . P. L. W V SSIN G

BANDONTW ERP EN HOUTSND EN VAN D. VAN LUYN 2e DRUK 5e DUIZENDTAL

*

N.V. W ERELDBIBLIOTHEEK - AM STERDAM

(8)

DRUKKERIJ EN BINDERIJ VAN DE WERELDBIBLIOTHEEK N.V.

(9)

ae v

#

l' !/ /

#% :>

#. # ib,. -;*w t '1,f:+., tz . $ - ç J

qk / vo . : .

.ï - j' à/ - /j z,,y yyz 14

> .% /& Z jl j: l#'

lI '$&$

.k '9j .N A's *-- . s% . d .* ' zz--.

9 Z d? // ,e

?45 '1$t .pV

$ ..-

$&

t. .!wN

$.*l;k:e-

# z 4$

.e

# f w

/ .

, -e--.

.x . /

N v e

%N N x

') xN +

N < . +

x +

.

' /'

' /

$

I //#

t , ,-

I

(10)
(11)

VOORW OORD VAN DEN VERTALER

eze Cyrano de Bergerac, w iens figuur even vôôr 1900 Edm ond Rostand op

de gedachte bracht van het (Iater zeer veel gespeel de) tooneel gedi cht van dien naam, was in zi jn eigen ti jd - periode Ri chelieu-

M azarin-Fronde zeer bekend: zoowel door deugden, die bizonder hoog w erden

aangeslagen, ridderl i j kheid b. v. met goed-

hartigheid en groothartigheid, m oed en overm oed, als door eigenschappen, die m in- der gew aardeerd w erden, zooals onafhanke-

li jkhei dszi n, nieuwli chteri j en i ronie. Savi- nien de Cyrano, naar een van zi jns vaders

landgoederen ook: de Bergerac, is m aar

35 jaar oud geworden (1619--1655). Hi j schreef in zi jn korte leven behalve zi jn Voyage de la Lune, de daarbi j behoorende (veel wi jdl oopi ger) Les Estats et Empires du

Soleil, en de H istoire des Oiseaux, alle teza- m en vereenigd in een ,,H istoire Com ique'';

(12)

8

verder M innebrieven, Polem ieken, een Co- m edie, een Natuurkundig Essay en enkele Gedichten.

De hierbi j afgedrukte voorrede, die een

om trek van Cyrano's leven bevat, is het werk van llenri Lebret, van kindsbeen af

onverbrekeEj k door vriendschap aan hena verbonden. Evenals Cyrano en als bi j na all e edelen di er dagen aanvankeli jk mi litai r, was Mj op het ei nd van zi j n l even provoost

van het kathedraal kapittel van M ontauban.

Deze belangri jke positi e spiegelt zich in zi jn

voorrede wel wat veel af. Cyrano heeft niet

z66 doorl oopend, al s Lebret het beschri jft, i n hooge evenwichtigheid geleefd. Hi j maakte

deel uit van de libertins en de intellectueele bohêm e dier dagen, die, in sterke' reactie op de toonaangevende ,,precieuzen'', m enig- m aal een uitweg zochten in

ongebondenheid. Aan zi jn

opzienbarende werk is veel ont- leend, o.a. door M olière, Voltaire en Swift.

De philosoof-astronoom Gassendi heeft den

stoot gegeven tot zi jn geestdrift voor het

moderne denken van den ti j d.

(13)

VOORREDE

( ( 1

ezer, ik

n aam van

schri jf hier de voorrede uit een doode, die mi j nadruk- keli jk heeft opgedragen, wereldkundig te maken, dat hi j geen gewone doode is. De

heer de Cyrano Bergerac stoot n.l. heden

den dag geen tafels om , ook rammelt hi j niet op zolder met een i jzeren ketti ng, hi j blaast

op donkere keldertrappen niet in de kaars,

kortom hi j haal t geen van die streken ui t,

w aardoor veel dooden het veel onnoozelen

levenden benauwd m aken. Hi j is ook nu nog in ' t bezit van een goed humeur. Zi jn schim is een- en- al wel wil lendhei d. Hi j heeft in zi j n kwal itei t van doode nogalti jd geen grootere zorg dan de levenden vrool i jk te stemm en.

W at niet wegneemt, dat de kern van zi jn wezen ernst is. W ie daaraan twi jfelde zou zeer zeker zi jn gebeente doen verbleeken.

Trouwens, wiI opmerken, dat als mi jn

vriend u b.v. de m aan voorstelt als een be-

woond gebied, hi j ni et buiten de wetenschap

(14)

10

gaat, zoom in de m oderne wetenschap als die van de Oudheid. H eraclitus heeft ver- zekerd, dat de m aan een aarde is, om geven

door nevel s; Lucianus, dat hi j er m enschen op heeft zien wandel en; mi j n even god- vruchtige al s geleerde ti jdgenoot pater M er- senne heeft gezegd te betwi jfelen, dat de m aan een soort aarde zou zi jn; maar als een geleerd m an betwi jfel t of iets is, dan heeft hi j omstandige redenen voor zi jn twi j fel , d- w- z. dan zi jn er verscheidene tegenstri j- dige mogel i j kheden in zi jn voorzichtig brein

en is het betwi jfelde dus wel- opgerezen,

l icht juist waar.

Hoe dit zi j, de heer de Bergerac verdient

eerder lof dan de groote m annen, die zoo

zwaarwichtig zi jn gaan redeneeren over een denkbeeld, dat hi j tenminste als maangeval Iuchtig is bl i jven behandelen. Hi j had alti jd neigi ng, te lachen om pedanten. Bi j den comedieschri jver Theophi lus komt een ze-

kere Sidias voor, die m et zooveel aandrang

een jongen man wi l overtuigen, dat , ,de geur

van den appel niet zi jn ui twendigheid i s

(15)

11

doch een toevanigheid' ', dat die i j veraar der

wetenschap ten slotte, om m aar in ieder

geval zi jn wi jsgeerig doel te bereiken, den jongen met de vui sten te li jf gaat.

D e heer de Bergerac ontdekte in het

dagel i j ksch verkeer vel e Sidiassen.

Dat inzicht begon bi j hem al vroeg. W i j

hebben beiden onze eerste opleiding genoten

bi j een goeden dorps- geesteli jke, die er kost- jongens op nahi el d; daar i s de grondslag

gelegd van onze vriendschap; en nu herin-

ner i k mi j zi j n tegenzi n, zi jn weerzi n tegen dien leermeester, in wien hi j een schaduw

van Sidias verm oedde. Om dat de gedach- tengang van onzen leeraar er inderdaad

niet geheel vreemd aan was, meende mi jn

vriend m eteen,niets van hem te zullen

leeren, zoodat hi j zich van ' s m ans lessen en

berispingen ook niem endal aantrok, m et

het gevol g, dat zi jn vader, een braaf oud

edelm an, zonder belangstelling voor het

onderwi js van zi jn kinderen, en te gem ak- kel i j k genei gd de klachten van zi jn zoon

zonder onderzoek gegrond te achten, hem

(16)

12

een beetje bruusk van de kostschool nam ; waarna hi j hem met even weinig voorzich- tigheid tot zi jn negentiende jaar in Pari js liet, op goed vertrouwen. Daar vond ik mi j n

vriend terug, op het hellend pad. lk over-

reedde hem, dat hi j tezamen met mi j zou toetreden tot de Li jfgarde, en wel in de Compagnie van M i jnheer de Carbon Castel-

Jaloux. De duels, die in die

eenige,

dagen het m aar dan ook afdoende m iddel

schenen te zi jn om de aandacht op' u te vesti-

m aakten hem in een z66 korte spanne gen,

ti jds beroemd, dat de Gasconjers - en de Compagnie bestond bi jna uitsl uitend uit Gasconjers hem beschouwden al s den

Genius van den overm oed, en van hem be-

weerden, dat zi j n tweegevechten even talri j k waren als de dagen ginds zi jn i ntrede i n de

Garde. D ie dingen haalden hem intusschen

niet van zi jn studie af, en zoo zag ik hem op

een goeden dag m idden in de com pagnies- cantine werken aan een elegie, even weinig

afgel eid aI s zat hi j in een studiecel ver van

alle rum oer.

(17)

13

Korten ti jd daarna bevond hi j zi ch bi j de belegering van M ouzon, waar hi j een mus-

ketschot kreeg, dat hem dwars door 't lichaam ging, en, weer later, wondde hem

een degen de keel, n. l. bi j ' t beleg van Arras

in 1640. M aar het ongem ak van die twee

campagnes; en de hinder, die hem van zi jn

zware verwondingen overbleef ; de voort-

durende duels, waari n hi j door zi jn faam van

m oed en behendigheid vanzelf gem oeid

werd, zoodat hi j meer dan honderd keer secondant geweest is (want hi jzelf zocht nooit twist) ; zi j n wei nige verwachti ng, dat hi j ooit een positie zou bekleeden, bi j ge-

breke aan den bescherm er, aan wien m en

zich onderwerpen moet, waartoe echter zi jn vri je geest niet geschi kt was; en eindel i jk zi j n groote neigi ng tot wetenschap en studi e deden hem afzien van het kri j gsbedri jf, dat

den heelen m an opeischt, en dat dezen even-

zeer tot vi jand maakt van de schoone lette-

ren, als de schoone letteren hem tot vriend m aken van den vrede.

Ik zou bizonderheden kunnen vertellen

(18)

14

van heel wat gevechten, di e waarl i j k niet

veel hadden van duels, zooals toen 'n honderd m an, te hoop geloopen op de wal-

len bi j de Porte de Nesles, een van Berge- rac' s vrienden midden op den dag uitjouw-

den, m et het gevolg, dat twee ervan m et den dood en zeven anderen m et zw are verwon- dingen hun kwade gezindheid bekochten.

M aar, behalve dat m en wat ik op kan halen

voor fantasie zou houden - de feiten zi jn

intusschen gezien en overal in 't openbaar verteld door m enschen van zeer goeden naam - geloof ik ook daarom hierover nie:

m eer te m oeten zeggen, om dat ik nu toch

aan ' t punt ben gekomen, waar hi j Mars ver-

liet om zich tot M inerva te richten; ik be-

doel, dat hi j si ndsdien volstrekt afzag van

elk soort am bt of betrekking en alleen aan

de studi e zich wi jdde tot aan zi jn dood.

Overi gens volstond hi j niet met de onder-

worpenheid te haten, welke de m achtigen van elkeen verlangen, die aan hen zich

bindt; zi jn haat gi ng verder; die gold even-

goed al datgene waarvan hi j oordeelde, dat

(19)

15

het gedachten en overtuigingen kan aan

banden l eggen, want daarin wou hi j even vri j zi jn al s ten opzichte van zi jn kleinste daden; en hi j spotte m et ieder, di e op de

autoriteit van een uitspraak van A ristoteles of een anderen filosoof, net als Pythagoras' leerlingen m et hun ,,M agister dixit'', ,,de hfeester heeft het g ezegd'' de grootste, vraagstukken m eenden op te lossen, hoewel

de tastbare en dageli jksche werkel i j khei d

hen voortdurend weerspreekt. Te m idden van de verwarring van alle elkander ophef-

fende meeningen, oordeelde hi j, dat men tot geen parti j behooren moet.

N a Socrates leken hem D em ocritus en

Pyrrho de verstandi gste wi jsgeeren der oud-

heid; en dan nog alleen, om dat de eerste

naar zi jn raeening de waarheid geborgen

heeft op een zoo donkere plaats, dat raen

haar onmogel i jk zien kan; en om dat Pyrrho

zulk een vurigen geest had, dat geen der

wi jsgeeren van zi jn eeuw hem kon onderge- schikt m aken, terwi j l hi j daarbi j te beschei-

den bleef om ooit te verklaren, in eenig

(20)

16

vraagstuk het laatste woord te hebben ezegd.

Volgens den heer de Bergerac ware het

wenschel i j k, dat niemand iets schreef wat reeds ooit geschreven is, want als de schri j-

vers zich tot het eigene beperkten, zouden

de boekeri jen heel wat minder omvangri jk

en verwarring-wekkend wezen, nuttiger vooral, en het leven van den m ensch, hoe

kort het ook is, zou bi jna voldoende zi jn om

alles, wat goed is, te lezen en in zich op te

n em en .

Goldhi j bi j zi jn leven voor een buitenge-

w oon zeldzam en geest, de N atuur voegde

daarbi j zeer veel gel uk van den kant der zin- nen, die hi j echter al le in bedwang had; zoo dronk hi j sl echts zelden wi jn, want het vel e genot ervan, zoo zei hi j, verstompt; m en

m oest er voorzichtig m ee om gaan als m et arsenicum , dat gevaar oplevert hoe en waar-

mee men het ook verbindt; zoo was hi j ook m ati g in het gebrui k van spi jzen, waarbi j hi j

liefst afzag van alle pasteien, w ant w at het eenvoudigst is en 't m inst verm engd, scheen

(21)

17

hem het best; aan deze tw ee deugden voegde

hi j een grootere toe doorzi j n terughouding jegens het schoone geslacht, die zoo ver ging, dat hi j nooit, kan men zeggen, den

eerbied vergat, dien wi j aan die sexe ver- schuldi gd zi jn. Daaraan verbond hi j een der- geli jken weerzi n tegen al les wat maar naar eigenbaat zweemen kon, dat hi j zich 6ôk

nooit heeft kunnen indenken in het gevoel van iets voor zich alleen te hebben, want

wat hem behoorde stond al ti jd, meer dan

aan hem zelf, ter beschikking van diegenen

onder zi jn bekenden, die er behoefte aan

hadden. Zoo w ilde dan ook de H em el, die verre van is, dat van een

m enigte vri enden, die hi j ti jdens zi j n leven had, verschei denen hem tot zi j n dood toe

genegen W aren, en Som m igen hem m et liefde aanhingen zelfs ver over het graf.

Kort voordat hi j, op 3s- jari gen leefti jd, stierf, keerde zi ch zi jn geest nog m éér af van de wereld. Hi j veroordeelde de ongebonden- heid van veel jongel ieden, en toonde ten

opzichte daarvan een tegenzin, welke ieder-

Een Maanrels 2

ondankbaar

(22)

18

een behoorde te bezielen, die een christeli jk

leven leiden wil. Ik m erkte deze groote ver- andering in hem op,

m elancholie

toen i k hem eens zi jn

verweet op dezelfde plaatsen,

waar hi j het overvloedigst zi jn kostel i jke geestigheden had tenbeste gegeven; hi j ant- woordde mi j, dat dit kwam , omdat hi j, op

weg de wereld te leeren kennen, nu ont-

goocheld was; en dat zi jn grootste onl ust nog ontstond door het besef, dat hi j zi jn ti jd

niet beter besteed had.

Gi j lezer, 5 moet mi j de ui tvoeri ghei d ten

goede houden, die ik betracht ten opzichte

van de verdiensten van mi jn vriend. Hi j i s

gestorven, zoodat ik hem -zelf geen vriende-

l i jks meer zeggen kan. En dan, zooveel schoons als hi j heeft voortgebracht, kan

nooit m ishagen. W aar ik nu eindigen m oet, behoor ik nog eerst te verklaren, dat de

dem on'', die hem zoo goed van dienst is

ti jdens zi jn verbl i jf op de M aan, u niet iets

ongehoords m oet schi jnen, want Thales en

Heracli tus en andere wi jsgeeren hebben ge-

zegd, dat de wereld er vol van is. D e veel-

(23)

19

talligheid der werelden en hun oneindigheid en het bestaan van kleinste licham en of

atomen vindt men bi j weer andere filosofen

verm eld. Ook is de opvatting, dat de aarde beweegt, niet nieuw . Pythagoras, Aristar-

chus en anderen, en in de vorige eeuw Copernicus, hebben haar gehuldigd. Nu stel

i k er pri js op te zeggen, dat deze dingen mi j persoonli jk geen belang inboezem en, om dat

ik deze w etenschappen niet bestudeer, daar

zi j mi j te abstract zi j n. Zoo wil ik, met over

Copernicus te spreken, Ptolom aeus, wiens

stel sel hi j ontkende, niet beleedigen; mi j is

het voldoende, dat Coeli enarrant gloriam D ei, de H em elen verkondigen de eere Gods, en dat hun bewonderenswaarde sam enstel werk is van m enschenhanden. W at geen

P tolonaaeus er ook over gezegd naoge heb-

ben, zi j zi jn niet anders dan zi j al ti jd geweest zi jn; en wel ke verandering Copernicus m oge hebben teweeg gebracht, zi j zi jn gebl even op

dezelfde plaats en in dezelfde functie, welke hun het Opperwezen heeft toegekend, die,

zonder Zelf te veranderen, Hi j al leen all es

(24)

20

veranderen kan. In 't begin van deze voor-

rede heb lk gezegd, waarom ik haar schri j-

ven wilde; verderop hoe en waarom ik al

heeft m en kunnen zien, groote

heb aangehaald. Ik doe u, lezer, thans het

verzoek, u deze laatste verklaring van mi j bi j gel egenheid wel te will en herinneren, omdat ik hierm ee mi jn afweer rechtvaardig van alles wat de waarhei d van mi jn geloof zou kunnen ln schadel i jk verband brengen

m et de verdichtsels van anderen.

die Geleerden

L .

(25)

REIS OP DE M AAN

et was volle M aan, de Hem el was zon- der wolken, en 't had negen uren

geslagen, toen wi jterugkeerden van Clam ard bi j Pari j s ( waar de jonge Mi jnheer de Cui gy, di e di e Heerli jkheid bezit, ons had onthaald, mi jn vrienden en mi j) . De verschi llende ge- dachten, die bi j ons die safraanbol opwekte, hielden ons bezig onderweg; zoodat, terwi jl

onze blikken verzonken in dat groote Ge- sternte, nu eens de een beweerde, dat het een dakvenster van den Hem el was, dan w eer een ander, dat m en er het bordes in

moet zien, waar Diana den jachtstoet op-

stelt voor Apollo; een derde, dat 't wel de Zon zelve kon wezen, die des avonds haar

stralen aflegt en door een rond gat ki j kt wat men op aarde uitvoert, al s zi j er zelf niet i s. , , En wat mi j betreft' ' , zei i k, , ,die mi j

van harte gaarne m eng in de uitbundigheid van uw gedachten, ik geloof - en dan ga ik

(26)

22

mi j niet bedienen van zulke puntige verzi n- gels, als waarm ee gi j den Ti jd kietel t om hem zi jn l oop te doen versnel len - dat de M aan eenvoudig een wereld is als deze; bi j

welke de onze de rol vervult van M aan-'' onthaalden Som m igen van het gezelschap

mi jn opmerki ng opeen onbedaarli jken scha-

terlach. ,,Zoo bespotten er m isschien'', ging ik toen verder, ,,op 'toogenblik op de M aan anderen een ander, die de stelling verdedigt, dat deze bol hier een wereld van levenden is.'' M aar hoe ik ook aanvoerde, dat ver-

echeidene m annen van gezag mi jn meeni ng deelden, i k bereikte nlet meer dan dat zi j nog weer hartel i jker l achten.

Intusschen ankerde zich die gedachte,

die door haar gedurfdheid er bi j mi j gemak- kel i jker ingi ng, gesterkt als i k bovendien

w erd door de tegenspraak van

den, zoo stevi g bi j mi j vast, dat

mi jn vrien-

ik den heelen verderen Weg zwaar bleef van M aan-defini- ties, w aarvan ik overigens m aar niet beval- len kon: m et dat gevolg dat ik, door steeds m eer onder die dwaze idee de stutten te

(27)

23

zetten van allerlei op

neeri ngen, bi jna haar

ernst geli jkende rede-

ging aanhangen --, toen precies, m aar dan ook heel precies het wonder, of het ongeval, of de voorzienig- heid, de fortuin, of m isschien wat ge zoudt noem en het visioen, de fictie, de waanvoor- stelling of w ilt ge?

heid, mi j i ets deed bel even, waaruit heel

een hersenkrank-

mi jn verdere M aanreis en daarmee op haar beurt de verschi jni ng van dit boek kunnen

w orden verklaard.

In het nachtel i j k uur thui sgekomen, en in mi jn tot dan toe afgesloten studeerkamer

binnendringend, vond ik daar een boek

open li ggen, dat i k niet te voren van zi jn

plaats genom en had. Het was de Philosophie

*'

van Cardan 1 ) . Ik was zeer zeker niet van zi ns daarin te gaan lezen, maar mi jn bli k

viel op een passage van de opgeslagen blad-

zi j de, en daar las ik dat gedeelte, waarin Cardan vertelt, hoe hi j, studeerend bi j ' t

1) In de 16de eeuw beroemd Italiaansch medicus,

m athem aticus en philosoof, die alle wetenschap in ver- band m et astrologie beoefende. Vert.

(28)

24

licht van een kandelaber, twee ri jzige gri l - s- aards door zi jn goed gesloten deur zag bi n-

nenzweven, die hem op allerlei vragen, die de philosoof hun stelde, m ededeelden, dat de M aan door levende wezens bevolktwordt.

Hoe kon dit antwoord op mi jn overpeinzin- gen daar zoo mooi open l iggen, op mi jn

tafel, waar kort te voren niets lag, als niet

dezelfde twee gri jsaards-geesten Cardan' s Phi losophie hadden uit mi jn boekenkast ge- nomen en voor mi j daar opzettel i j k open

neergelegd?

Het was mi j van nu af dui del i j k wat me

te doen stond.

K oortsgedachten of niet, verbeelding of

werkeli jkheid, i k draalde niet langer. In een eenzaam bui tenverbli jf doordacht i k alle m ogeli jkheden van uitvoering, en ziehi er

hoe ik ten H em el rees.

Ik had mi j rondom omhangen met een

groot aantal flesschen na ze eerst m et dauw te hebben gevuld. Toen de zon haar stralen daarop richtte, begon de hitte dien dauw

omhoog te trekken, zooals zi j de wolken

(29)

25

leegt om hoog te halen, en ik werd daar- P

door opgeheven al gauw tot halverwege het

uitspansel. M aar waar dit reisje mi j wat al

te snel ging, en ik aldus m oest vreezen in

laats van nabi jer aan de M aan er verder P

van af te raken, verbri j zelde i k enkele van mi jn glazen balonnen, net genoeg om te voelen, dat mi jn gewicht die aantrekking

om hoog overwon en ik weer neerdaalde op aarde.

Ik had het niet m is, want ik viel er een

ti jdje later weer op neer; en naar den ti jd te

oordeelen, dien ik zw evende had doorge- bracht, m oest het nu m iddernacht w ezen.

N iettem in herkende ik de Zon, die rustig

in haar zenith stond, zoodat het boven mi j

in plaats van m iddernacht heldere m iddag

was. Gi j zult zelf kunnen begri j pen welk een verwondering zi ch van mi j meester maakte.

Ik werd, bi j gebreke aan een andere verkla-

ring voor dit m irakel, onbeschaam d genoeg

om mi j i n te beelden, dat God nùg een keer,

en nu ten mi jnen gerieve, de Zon een ti jdje

had vastgespi j kerd aan den hemel koepel,

(30)

26

opdat i k bi j mi jn edel bedri jf maar goed kon rondki jken. W at mi j eveneens bevreemdde was, dat i k het land, waarop mi jn voeten

w aren terecht gekomaen, in 't geheel niet

herkende, terwi jl i k er toch zeker van was bi j ontstenteni s van wind loodrecht te zi jn

gestegen en weer loodrecht gedaald. Hoe het

zi j, omgord al s ik was met nog een aantal

flesschen, wandelde ik in de richting van een soort hut, w aar rook uitkw am ; en ik

was nauwel i jks op pistoolschots afstand, of i k bevond mi jzelf omringd door een groot aantal spi ernaakte i ndi viduen; zi j schenen

erg verbaasd over onze ontm oeting; en m eer

in ' t bizonder schenen zi j nog nooit iem and

te hebben gezien gekleed in een costuum ,

dat ui t fl esschen bestond. Ook merkten zi j

op, dat ik onder 't gaan de aarde niet noe- m enswaard aanraakte; trouwens ik had, m et

een beetje meer zonneschi j n op mi j n dauw-

Voorraad, nOg We1 weer voor hun oogen Van

den bodem wat kunnen opri jzen! Maar i k

wilde mi j met hen i n nadere verbinding stel-

len. Dit echter was hun te veel. Als had hen

(31)

27

de schrik in vogels veranderd, verdwenen

zi j al len gezam enl i jk i n een oogwenk in het

groen van de bosschen. Eén kreeg ik er in- tusschen te pakken, wiens beenen waar-

schi jnl i j k minder snel werkten dan zi j n angst. Het was een ol i jfbruin, oud ventje; i k vroeg hem hoever wi j ons van Pari js bevon-

den, sinds hoelang de Franschen naakt loopen, en waarom ze allem aal voor één enkelen landgenoot zoo bang waren. M aar ik kreeg geen woord uit den vluchteling.

Hi j knielde, vouwde zi jn handen achter zi jn

hoofd, opende den m ond, sloot de oogen en brabbelde allerlei onverstaanbaars.

W eer een oogenblik later zag ik een com pagnie soldaten, onder trom geroffel, op

mi j aankom en. Twee ervan m aakten zich los van den troep en bewogen zich i n mi jn rich- ting. Toen zi j mi j dicht genoeg genaderd

w aren, vroeg bevond. ,,U is

zi j, , , maar wat voor dui vel heeft u zoo toe-

getakeld? Is er som s een convooi schepen

ik hun, waar ter wereld ik mi j in Frankri jk' ' , antwoordden

aangekomen, dat ù hier i s, di en wi j niet

(32)

28

kennen? U zult goed doen m aar gauw uw

verklaring af te leggen voor zi j n Excell entie

den Gouverneur. En waarom heeft u uw

brandewi jn over zooveel fl eschjes ver- deel d?' ' Zi j grepen mi j, na nog eenig praten, bi j een arm en ik werd opgebracht naar hun

commandant, die mi j bevesti gde, dat i k wel degel i j k mi j bevond binnen Frankri j k, m aar binnen dat deel , dat Ni euw-Frankri j k heet,

en dat in A m erika ligt. lk w erd, nog w eer later, hier volkom en zeker van, toen m en

mi j voor den Onder- Koni ng gevoerd had,

die inform eerde uit w at gew est ik stam de,

en naar mi jn naam en qualiteit. Overi gens bleek dit een man, in staat tot het begri jpen van groote ideeën, die mi j direct een kam er

ter beschikki ng stelde i n zi j n ei gen apparte-

m enten en niet verbaasd was, toen ik hem

beduidde, dat de aarde ti jdens mi jn zweef- eriode onder mi j

P

om gedraaid, gestegen, in

Toen ik

Canada w as geland.

' s avonds jui st van plan was mi j

ter ruste te begeven, trad hi j mi jn kamer

een eind weegs moest zi j n

daar ik i mmers, bi j Pari js op-

(33)

29

binnen en zei: , ,lk zou u niet zi jn kom en

storen, als ik niet bedacht had, dat iem and,

die in staat is in een halven dag zoo'n grooten afstand af te leggen, ook w el het geheim zal kennen van niet slaperig te w or- den. M aar wat u allicht niet verm oedt'', zoo

ging hi j verder, , , is, dat ik, u ter eere, al een

aangenaam dispuut heb gehad m et onze eer-

waarde Paters. Zi j zi jn er niet van af te

brengen, dat u een toovenaar naoet wezen, of anders m instens een gewone bedrieger.

Ik voor mi j denk eenvoudig, dat ge u ver-

gist. H et is m . i. heelem aal niet noodig, de

bedenkel i j ke paradox te gaan aanhangen,

dat de aarde zich zou draaien om een spil,

terwi ll wi j de zon toch i ederen dag zoo dui - deli jk haar weg zien vervolgen. lk denk, dat

de zonnewarm te niet enkel uw m et dauw gevulde flesschen heeft om hooggetrokken,

maar dat zi j die flesschen, en u meteen, ook

m et zich m ee heeft getrokken langs haar

baan i n westel i jke richting, hi er naar ons

toe.

Mi jnheer' ' , antwoordde ik den Gouver-

: 5

(34)

30

neur, ,, er zi jn te veel redenen, die duiden

op stilstand van de zon en draaien van de aarde, dan dat ik uw opvattingen zou kun- nen deelen. In de eerste plaats zegt het ge- zond verstand, dat de zon in 't m idden zich m oet bevinden, alleen al om dat alle licha- m en in de natuur behoefte hebben aan haar

warmtebron; zi j i s in ' t midden als een vorst in het mi dden i s van zi jn ri j k; zooals de voortbrengende deelen i n ' t midden zi jn van het menschel i jk lichaam; de pit in ' t midden

van de vrucht; zoo vindt ge onder de

honderd blaadjes van een ui een ui -begi n-

sel, w aaruit m illioenen uien m oeten ont- staan. D aarom zou het een even zoo groote

dwaasheid zi jn, zich de gewel dige lichtbron

van de zon te denken voortdurend draaiend rondom de aarde, als zich te verbeelden, wanneer m en een aan 't braadspit geroos-

terd leeuweri kje ziet, dat de kok dit beestje

gebraden heeft, door er het haardvuur om heen te bewegen. Of m et andere woorden:

als de zon dan m et alle geweld die karwei maoet opknappen, spreek dan voortaan ook

(35)

31

van oevers, di e voortgl i jden Iangs schepen,

heeren die zich naar hun knechts toe be- w egen, en een m edische w etenschap, die ge- nezen wordt door de zieken.

,,

Gi j hebt m oeite u voor te stellen, dat

zoo'n zware aardm assa zou draaien. M aar de zon is vierhonderd en drie en veertig keer zwaarder dan de aarde, en hoe zwaar

zi jn all e andere gesternten plus de heele hemel? Van de aarde weten wi j nu tenmi n-

ste m et zekerheid, dat ze rond is. W elnu, geeft die geschapenheid, dat ronde van de

aarde niet al s vanzelf de gedachte i n, dat zi j

gem aakt is om te draaien? D e zon zendt er haar stralen op, stralen die haar w arm te- invloed op aarde hebben, m aar die tevens, net zooals de hand door klappen-geven een bal doet draaien, de aarde in draaiende be- weging houden . . . .''

Jawel' ' , onderbrak mi j de Gouverneur,

m aar nu m oet ik u toch vertellen, wat een

van onze Paters mi j opmerkte, die evenals

u aan het draaien van de aarde gelooft, het-

geen i k, geli jk i k zei, ni et aanneem. Ik ge-

(36)

32

loof, zei die goede Pater, dat de aarde draait, m aar ik geloof dit niet om de argu- m enten, die Copernicus aanvoert. lk zie het zoo, dat waar in het midden van de aarde het eeuwige vuur brandt, de verdoenaden

daaraan trachten te ontkoraen door tegen het rondom ronde gewelf telkens op te vlie-

gen, waardoor zi j de aarde doen draaien op

dezelfde m anier,aIs waarop een hond een tredm olen aan den gang houdt-''

De Gouverneur en ik haddeneenigen ti jd

te raken over den ge- noodig om uitgepraat

I oofsi jver van den achtenswaardi gen Pater, wel ke dezen op zoo' n loffel i jke gedachte had

gebracht, en gingen dan verder m et over de stelling van Ptolom aeus te spreken, aan

welke mi jn gastheer all een al de voorkeur gaf, omdat zi j alti jd al gemeen is aanvaard,

en verder over de zoogenaanade oneindig-

heid van de werel den, di e hi j eveneens

apocrief achtte, wat ik vreem d vind; want waar zou de oneindigheid Gods zich bevin-

den, indien zi j niettevens was i n een onein-

dig heelal?

(37)

33

M aar mi j n oogleden begonnen m oe te

worden en toe tevallen, en de Onder-Koning

verwi jderde zich daarom ui t mi j n slaapver- trek. Den anderen morgen hervatten wi j

ons dispuut van voren af aan en vulden daarm eenog enkele dagen. M aar dit m oest

ei ndel i j k ophouden, want allerlei moeili jk- heden in de provi ncie riepen mi jn gastheer weg van zi jn hoofdstad en van de philosofie, en i k kreeg weer den ti jd, mi j in te spinnen

i n mi jn studies over het vraagstuk, hoe nu ten slotte zou opsti jgen naar de ik

Alaan.

Zoodra zi j i n het Oosten opkwam, wan-

delde ik de bosschen in om na te denken en

te droomen over de middelen, die mi j zou-

den kunnen ten dienste staan, en over de

kansen van mi jn succes; en zie, op den voor-

avond van St. Jan, toen m en in het Fort

kri jgsraad hi el d om ui t te maken of ' t ge- wenscht zou zi jn, de wilden in een bepaal d

gebied te steunen tegen de Iroqueezen, be-

gaf i k mi j, heel al leen, achter het Gouver-

neurspaleis halverwege den steilen rug van

Een M aanrels 3

(38)

34

een klein gebergte, en volvoerde daar het volgende.

Ik had een machi ne gem aakt, naar mi jn

door alles wat ik er aan had aan- m eening

gebracht geschikt om mi j in de lucht op te

heffen net zoolang als ik wou, ik ging er dus

i n zitten en wi erp mi j ermee omlaag, van een rotsplateautje af, maar i k had niet al le

voorzorgen in acht genom en, en storte plom pverloren in de vallei.

Dit trof mi j in mi j n eer, m aar i k verloor

den m oed niet en wandelde m eteen naar huis, waar ik van 't hoofd tot de voeten

heele lichaam , dat vol builen en i*x:

m l

schram m en Zat, m et Ossenm erg inW reef ; na

mi jzelf bovendien een hartversterking te

hebben toegediend, ging ik weer op zoek

naar mi jn m achi ne. Ik vond haar eerst niet,

want soldaten, aan wie m en had opgedragen hout tekappen voor de St. Jansvuren,waren

er bi j toeval op gestooten en hadden het

heele geval naar 't Fort gebracht, waar de officieren er eerst geen raad m ee w isten,

maar ten slotte, toen zi j de binnenste spring-

(39)

35

veeren ontdekt hadden, op de gedachten waren gekoraen in den rorap van het ding

een heel e massa vuurpi jlen te steken, im- mers, zoo oordeelden zi j, als de vleugel s

door de kracht van die springveeren in de lucht op en neer klapperden en al dat vuur-

werk ontbrandde, dan zou niem and twi jfe- len of hi j zag een Vuurvlieger zich aan den

hem el bewegen. M aar ik wist van dit alles

en

ni emendal, zocht nog i jverig naar mi jn

m echaniek, toen ik haar terugvond op het

Quebec-pl ein, juist op het oogenbli k dat men de vuurpi jl en aanstak. Er ging een steek door mi jn hart, toen ik 't groote gevaar gewaar werd, waarin mi jn mooie ui tvindsel zich daar bevond, en dit bracht mi j zoo bui ten mi jzelven, dat i k als ' t weerl icht op den sol daat afvl oog, hem bi j den arm greep,

die het vuur reikte, de brandende lont uit

zi jn hand sloeg, en meteen in den bak van mi jn toestel sprong om alle aangebrachte pi jl en eraf te slaan. M aar ' t was al te laat.

W ant i k had mi j n voeten er nog niet i n ge-

zet, of daar vloog ik reeds door de wolken.

(40)

36

De ontzetting, die mi j op dat oogenbli k over- meesterde, maakte mi j niet zoo erg van gtreek, dat i k mi j ni et ook né nog zou herin-

neren, wat er precies gebeurd is. Direct

nadat het vuur een heel e ri j pi j len had doen uitbranden, die m en zes bi j zes door een

Iange lont verbonden had, ontplofte een

tweede ri j, en daarop een derde, en zoo ver-

der; m et dit gevolg, dat de salpeter, steeds opnieuw vlam vattend, het gevaar verklein- de door het te vergrooten.

Intusschen, toen alle kruitwas opgebrand, w as 't m et de kunstverrichting gedaan, en reeds m eende ik, dat ik nog enkel zou kun-

nen bel even, hoe mi jn hoofd zich te pletter Iegde op het kopje van een berg, toen ik, doodstil bli jvend, mi j zelf mi jn luchtweg zag vervolgen, terwi jl mi jn machi ne, afscheid van mi j nem end, in de diepte onder mi jn

oogen verzonk.

Di t zeldzaam avontuurdeed mi j de borst

geluk. In die zw ellen van een ongekend

stem m ing vond ik zelfs den durf om , verlost

van een zoo nabi j doodsgevaar, raeteen te

(41)

,,Ik stelde plotseling vast, dat ik bezig was voort te vliegen met mijn beenen omhoog.''

(42)
(43)

39

gaan philosofeeren over de vraag, hoe dit

all es was mogel i jk geweest. M et mi jn oogen en rai jn gedachten zocht ik dus de oorzaak,

en zie, ineens besefte ik, w at er kon gebeurd

zi jn. Ik zag, hoe mi jn gezwol len huid nog

glom van alle ossenm erg, dat ik erop ge-

smeerd had bi j wi jze van heel ende zalf voor mi jn wonden; i k bedacht, dat de M aan i n de peri ode van sl inking, waarin zi j toen juist

verkeerde, gewoon is dierenm erg op te zui-

gen, en zoo kwam ik te begri j pen, dat ze nu met mi jn ossenmerg hetzelfde deed, en te i jveriger en krachtdadiger, waar ik haar nu zoo veel meer nabi j was en geen wol kendek

ons scheidde.

Toen i k vol gens mi jn latere berekening

een veel langeren weg had afgelegd dan drie kwart van den afstand, dien de Aarde afligt van de M aan, stelde ik plotseling vast,

dat i k bezi g was voort te vliegen m et mi jn

beenen om hoog, zonder dat ik ook m aar eenigerm ate een buiteling had gem aakt.

zou dit niet eens hebben opgem erkt, als ik

niet gevoel d had, hoe mi jn hoofd het heel e

Ik

(44)

40

gewicht van mi j n l ichaam droeg. Zoo wist

ik nu wel m et groote zekerheid, dat ik niet

naar mi jn

ik m ocht

eigen wereld terugvloog. W ant,

mi jzelf dan zi en zweven tusschen

twee M anen, zeer goed m erkte ik op, dat ik

mi j van de grootste verwi jderde en, naar de

m ate van die naderde, en dat globe w as.

verwi jderi ng, de kl ei nste

de grootste onze eigen

Na langen ti jd te zi jn neergedaald - zoo

veronderstelde ik tenm inste, want de snel-

heid van mi jn dali ng verhi nderde mi j een juiste observatie - bevond i k mi j, volgens mi j n allereerste bewuste heri nnering, bi j een

boom , bedolven onder drie of vier groote

takken, die i k had afgeknapt in mi jn val , en mi jn gezicht besmeurd door een verpl etter-

den appel.

Gelukkig was deze plaats, zooalg ge straks

vernemen zul t, een . . Het is dui del i j k, dat, als het toeval mi j M er niet gedi end had, van mi j geen stuk was heel gebleven. Ik heb gindsdien di kwi jlg gedacht aan de bewering,

die m en w el eens hoort uiten, als zou

(45)

41 iem and, die van erg hoog naar beneden valt,

gesti kt zi j n vôôr hi j den grond raakt, maar ik voor mi j ben door mi j n avontuur tot de

elotsom gekom en, dat er niets van aan is, of

het moest zi jn, dat de krachti ge sappen van de verbri jzelde vrucht, welke mi j i n den m ond vl oeiden, mi j n ziel hadden terugge-

roepen,

W ezen V an

die inderdaad nog niet ver weg kon

mi j n li jk, dat natuurl i jk nog

warmte in overvloed had en nog bestge- schikt was gebleven voor alle levensfuncties.

In elk geval, zoodra ik den bodem bereikt

had verdween mi jn pi jn, reeds vô6r zi j zich i n mi jn voorstel li ngsvermogen had inge- drongen. En van den honger, die mi j op reis

gekweld had, bleef niets over dan een vaag

besef van zi j n vroegere aanwezigheid.

Nauweli jks had ik, opstaande, den groot-

sten stroom gezien van vier die daar, in hun sam enloop, een m eer vorm en, of de geest of onzichtbare ziel der eenvoudigen, die hier

adem en, kwam mi j zoetroki g den neus stree-

len, en ik m erkte, dat de steenen hier niet ruw waren en evenmin hobbelig, en dat ze

(46)

42

gauw zorgden zacht te er overheen liep. Ilet

m oette was een open plek, waar het hooge

geboomte van vi jf lanen te zamen trof aIs de vi j f stral en van een ster, een geboomte, dat tot bi j den hemel een parterre van groen

loof scheen op te beuren. D aar stond ik, en

toen ik dan mi j n blikken l iet gaan van be- neden bi j de wortel s tot boven aan de krui-

nen van dat hooge hout, en ze w eer van die duizelingwekkende toppen liet neerdalen tot aan den voet ervan, wist ik niet m eer te zeggen of de bodem die boom en droeg, dan w el of die boom en zelf de aarde hadden i'n w anneer m en z J ,

eergte wat ik ont-

hangen aan hun wortels. Hier was het, dat de bloem en zonder anderen tuinm an dan de N atuur zoo ongecultiveerde m aar zoo zoete geuren verspreidden, dat het reukgevoel sterker is opgewekt dan

m eteen verzadigd. H ier is

ooit eerder, m aar de Lente het kort begrip van alle seizoenen.

beken m et een w elluidend ondervindingen

duizend gevederdekeel tjes het woud weer-

H ier vertellen de

gem urm el haar aan de kiezels. H ier doen

(47)

,,Ik wist niet m eer, of de bodem die boom en droeg.

dan wel of die boom en zelf de aarde hadden hangen aan hun wortels.''

(48)
(49)

45

klinken van hun gezang; en het geklapwiek

in die vergadering van goddel i jke muzi- kantjes is wel zoo algemeen, dat het schi jnt of ieder blad een tong is en een open bekje

van een nachtegaal; zelfs neem t de Echo m et zooveel pleizier aandeel in hun m elo-

dieën, dat m en gaat m eenen, dat ze zin heeft

ze zi ch voor goed eigen te maken. Terzi jde

van dit bosch strekken zich twee weilanden uit, waarvan het niet eindigende fleurige groen een sm aragden veld vorm t tot aan den horizon. De zefir doet daar honderden

zi ch bloempjes bewegen, zoodat men

vraagt of ze soms kri jgertje spelen om aan de

Iiefkoozingen te ontkom en van dien darte- Ien wind. M en is zelfs geneigd die weide Voor een oceaan te houden, zoo oeverloos

af-

ziet zi j er uit; met dit gevol g, dat mi j n bl ik, in zi jn ontstel tenis nergens een grens te vin- den, er haastig mi jn geest heenstuurde; en mi jn geest, die op de gedachte kwam , dat dit hier wel eens het einde kon zi jn van de

wereld, wou nu m eteen zekerheid, of het

soms de bekoorl i j kheid van dit oord was,

(50)

46

die den H em el had gedwongen zich hier te Aarde? M idden uit dit vereenigen m et een

onafzi enbare en l iefel i j ke veld kabbelt een landeli jk bronwater, omboord van duizen-

den bloem en, die elkaar verdringen om m aar, elk het eerst, zichzelf in den spiegel te zien. En de dieren, die hierheen kwam en

om hun dorst te lesschen, m et m eer ver- dan

stand begaafd toonden zich

die van onze planeet, verw onderd, dat het volop dag

was aan den gezichtei nder, terwi jl zi j i n de

w aterdiepten de Zon aan de Antipoden zagen en zich niet durfden voorover buigen

uit vrees in het Firm am ent te vallen.

Ik moet u bekennen, dat i k bi j zooveel voor mi j n oog bekoorl i jks mi j gestreeld voel de door een soort verrukkel i jke pi jnen,

zooals die ze zeggen, het embryo ondergaat op 't oogenblik van de binnenvloeiing van de ziel. Alle haar viel van m e af en m aakte

pl aats voor ander, dichter geplant en fi j ner.

Mi j n jeugd voel de ik weer in mi j opvlam-

m en, mi jn gezi cht rood worden, mi jn natuur-

l i j ke warmte zich opnieuw verm engen m et

(51)

47

mi jn vochtige aardschheid; met één woord, ik keerde ongeveer veertien jaar op mi jn leefti j d terug.

Ik was een hal ve mi jlvoortgeloopen door een bosch van jasmi jnen en myrthen, toen

ik iets, dat in een schaduw lag, zich zag be- w egen,

wat. Het bleek een jongeli ng te zi jn, wiens m ajesteiteli jke

deed aanbidden.

ik zou niet hebben kunnen zeggen

schoonheid mi j bi j na hem Hi j stond op om mi j dat te verhi nderen. , , Niet mi j' ' riep hi 5 j, , , maar God ben je die nederigheid schuldigl '' ,, U

ziet'', antw oordde ik, ,shier iem and voor u, door zooveel verschillende m irakelen in de

war, dat hi j niet weet waar met zi jn bewon-

dering te beginnen; w ant van een w ereld

gekomen, die u hier ongetwi jfeld aanzi et

voor een M aan, dacht ik

op hun beurt de Alaan noem en; en zoo bevind ik een andere te op

zi jn beland, die mi jn landgenooten

mi j nu in het Paradi js, aan de voeten

van een God, die niet wiI worden aan- beden.''

Afgezien van die hoedanigheid van

(52)

48

God'' hernam MJ', ,,van wien ik m aar een echepsel ben, is w at ge zegt de waarheid:

deze aarde hier is de M aan, die gi j van uw gl obe ziet; en de plek hier, waar gi j gaat, is . . . . 1) Nu was'' , brak hi j zichzelf af, ,, in

die ver- verleden ti jden de verbeeldings-

kracht van den m ensch zoo groot - ze was ook nog niet bedorven door uitspattingen, onverteerbaar eten en ziekten van allerlei

aard - , dat hi j in zi jn hevige verlangen, dit

toevluchtsoord te bereiken, verm inderd in

l ichaamsgewicht door het vuur van zi jn ver-

voering, tot hiertoe werd opgeheven, op

dezelfde m anier als men W i jzen, wier ver-

beelding op één punt strak gericht w as,

heeft zien opsti jgen i n de lucht door de m acht van geestverrukkingen, die gi j extases

n oem t.

die door haar sexe zwakker was

%Y * * * # %

en m inder w arm te had, zou zeker geen ver- beeldingskracht hebben bezeten, sterk ge- 1) Dit en een vorige en alle volgende door leesteekens aangegeven hiaten aldus in den oorspronkelijke tekst.

Vert.

(53)

49

noeg om door de gespannenheid van haar wil de zwaarte van de stof te overwinnen,

maar zi j had zoo

pathie, w aarm ede geheel verbonden was,

naderbi j naarmate hi j omhoog steeg, zooals barnsteen een strootje dwingt hem te vol-

weinig daarvan! De sym -

die helft nog aan heur bracht haar aan hem

gen, den

m agneet

richt, waaraan hi j is ontwrongen; even zoo trok hi j dat deel van zichzelf naar zich

toe, zooals de zee de stroom en aantrekt, die zooals de zich naar het Noor-

ui t haar ontstaan zi jn.

Toen zi j op uw aarde waren aangeko- 5 5

men, raakten zi j gewend i n de landstreek

tusschen M esopotam ië en Arabië; som m ige volken hebben hem gekend onder den naam van . . . ., en anderen onder dien van Prom e-

theus, van wien de Dichters zeiden, dat hi j

het vuur uit den H em el stal, - denkend

aan zi j n nakomeli ngen, die uit hem geboren

w erden m et een even volm aakte ziel als de

zi jne. Zoo liet die man, om uwe wereld te

bewonderen, deze hier ledig achter; m aar de Al-W iJ'ze wilde niet, dat een zoo gelukkig

Een Maanreis 4

(54)

verbl i jf zonder bewoners bleef ; hi j stond

toe, eenige eeuwen daarna . .

m eer dan genoeg hebbend van het ' ' * * * *'

gezelschap van de m enschen, wier onschuld ontaardde, verlangde ernaar hen te verlaten.

Hi j oordeelde evenwel , dat geen enkel e toe- vlucht vei lig zou zi jn voor de machtswel lust

i*n

Van Z J verwanten, die al bezig waren el- kander te verm oorden m et het oog op verdeeling van uw w ereld, dan alleen nog

dat gelukzal ige land, waarover zi j n voor-

de

vader hem zooveel had verteld, en waarvan erheen aanschouwd nog niem and den weg

had . . . . Maar zi jn verbeel ding voorzag erin;

want, waar het hem was opgevallen, dat....

vul de hi j twee groote kruiken, stopte ze met

kleefdeeg goed toe, en bond ze zich onder de vleugels. D e rook, die volgens haar na-

tuur wil de opsti jgen en niet door het metaal

heendringen kon, duwde de kruiken ter- stond omhoog, w elke op die m anier den

grooten m an ophieven. Toen hi j tot aan de

Maan was opgekl ommen en hi j zi jn bli k had

I aten gaan over dien heerl i jken tuin, deed

(55)

51

een bi jna bovenmenschel i j ke opgetogenheid hem verstaan, dat di t de plaats moest zi jn, waar vroeger zi jn voorvader gewoond had.

Hi j maakte oogenbli kkel i jk de vaten los, die hi j zich al s vl eugels om de schouders be- vestigd had, en deed di t zoo precies op ti jd, dat hi j nog maar even vi er vam en van de Maan af i n de l ucht hi ng, toen hi j van zi j n dri jfgordels afscheid nam. Hi j had zich

overigens, de hoogte groot

w are het genoeg, nOg erg kunnen bezeeren,

ni et, dat in zi jn mantel, als i n een groote

klok, de w ind zich begraven had, zoodat die

hem zachtjes ondersteunde, totdat hi j voet

aan land zette. W at de tw ee vaten betreft,

zi j stegen een eindweegs omhoog, waar zi j tenslotte bl even staan: zi j vormen daar aan

het firm am ent w at u tegenw oordig de W eeg- schaal noem t.

daarvoor w as

,,Nu m oet ik u gaan vertellen, hoe ik hier

zel f gekom en ben. M i j dunkt, ge hebt mi j n

naam niet vergeten; ik heb u dien vroeger

genoemd. Gi j weet daardoor, hoe ik aan den

l iefel i j ken oever van een der op aarde stroo-

(56)

52

m ende ri vi eren verbli jf hi eld, waar ik tus- gchen mi jn boeken een leven lei dde, pretti g genoeg om daar geen spi jt van te hebben, al was het vergankel i jk. M aar naarmate mi jn kenni s grooter werd, vervulde mi j het besef

van de ontoereikendheid ervan. Ik dacht

nooi t die posi ti eve wetenschap mi j te zullen eigen maken, waarnaar mi j n ziel haakte.

Totdat ik op een m orgen na veel te hebben Ioopen droom en het groote besluit nam : ik

verschafte mi j twee vierkante voet m agneet-

il-zer, dat ik in een oven sm olt. Toen het goed gezuiverd was, neergeslagen en opge- Iost, trok ik er de substantie van, en bracht die terug tot ongeveer een gewonen

Zoover gekom en, liet ik een toestel 99

m aken van heel l icht i jzerwerk, waar ik in- etapte, en zoodra ik daari n etevig op mi jn

zetel zat, wierp ik den m agneetkogel hoog

in de lucht. Die i jzeren toestel nu, welken

kogel.

i k opzetteli jk in hetmidden massiever had

laten sm eden dan aan de uiteinden, vloog m eteen ernaartoe, en dat w eI in een prach-

tig evenwicht, omdat hi j i mmerg de grootste

(57)

53

aantrekki ng j uist in

ondervond. Op die wierp ik

naderd

dat m iddelste gedeelte voortgaande m anier

telkens, als ik den m agneetbol ge- Was, deze Weer een eindWeegs OD;- hoog-''

M aar'', zoo onderbrak ik hem , N,hoe kon :5

u den kogel recht boven uw luchtwagen

omhoogwerpen, op een manier dat hi j geen enkelen keer terzi jde vi el?' ' , , In dat avon- tuur van mi j zie i k toch niets verwonder- li jks'' , zei hi j; ,, want de opgeworpen magneet trok eenvoudlg het i jzer naar zich toe; en zoo was het onmogeli jk, dat ik ooi t terzi jde

afdw aalde. Laat ik u

als ik mi jn

rees, om dat nu eenm aal de

vertellen, dat ik, ook kogel in de hand hield, om hoog W agen aldoor den m agneet achterna enelde, dien ik boven hem uit hield; m aar de vliegkracht, waar-

mee dat i jzer zi ch m et den kogel wi lde ver- eenigen, wae zoo gewel dig, dat ze mi j den

rom p dubbel boog, zoodat ik m aar eenm aal die proef heb durven wagen. Dit in elk go val is zeker, het m oet een echouwspel ge-

weest zi jn, om al wat oogen heeft te ver-

(58)

54

bazen, w ant het huis, dat ik m et weerkaatste zoo

m etaal van het vliegende

veel zorg gepoli jst had,

sterk en schitterend het licht van de Zon, dat ik zelf m eende, van

alle kanten in vlam te staan. Om kort te

gaan, toen ik dus sprongsgewi jze een heel eind was opgevlogen naar mi jn doel, ge- raakte ik, evenals gi j dat hebt ondervonden,

op een punt,

gon te vàllen; en om dat ik van toen af

kogel vast in mi jn handen geklemd

waar ik naar déze wereld be-

mi jn

hield,

kwam ik ni et los van mi j n zitplaats, die tegen mi j aandrukte om den magneet te

naderen; al wat ik nog te vreezen had, was

dat ik mi jn nek brak; om mi j daar tegen te verzekeren, wierp i k mi j n kogel van ti jd tot ti jd een weinig omhoog, opdat de wilde

vaart van het toestel m inderen zou onder de inwerking der

mi jn val minder erg zou zi jn, zooal s ook

aantrekkingskracht, en

inderdaad geschiedde; want, toen ik mi jzelf

op nog tw ee of driehonderd vam en van den

grond zag, sl ingerde i k mi jn kogel in all e

ri chtingen terzi jde van mi jn luchtwagen, nu

(59)

55

uit den eenen hoek, dan uit den anderen, telkens weer, tot ik voelde, dat ik nog m aar op een geringen afstand van deze nieuwe

wereld mi j bevond; toen wierp i k meteen

den bal zéér hoog in de lucht en verliet fluks

mi jn wagen van een anderen kant, terwi jl

het ding zelf den kogel tegem oet voer. Ik

liet mi j inmi ddels zoo zacht mogel i j k op het

zand vallen, zoodat ik m et niet m eer be- zwaar neerkwam , dan indien ik een sprong genom en had van eigen lichaam shoogte. Ik

ga u mi jn verbazing niet afschi lderen bi j het

zien van de tooverachtige dingen, die hier

zi jn, want i k zag u daarstraks al van een-

zelfde bewondering bevangen . . . .''

Nauweli jks had ik den ti jd, de

van deze ontmoeti ng in mi j op te nemen, toen een dichte nevel mi jn ziel omvi ng; geen

zoetheid

levend wezen zag ik raeer in den omatrek,

en mai jn oogen herkenden rondona geen

spoor m eer van den weg, delde - en toch stond

dien ik pas bewan- alles, wat ik door-

leefd had, mi j nog volkomen nauwkeurig

voor den geest.

(60)

56

Lang bevond ik mi j in overpei nzi ng, een-

zaam , in een land, dat ik niet kende. Toen besloot ik voort te loopen, totdat de Fortuin

mi j in gezelschap zou brengen van i ets

levends, ware het slechts van een paar leven- de beesten, of van den dood.

Zi j verhoorde mi jn wenschen, want na een klein onderdeel van een mi jl te zi jn verder

fegaan, groote

stil stond; het andere verdw een haastig naar

zi jn gewone verbl i jf - zoo begreep ik ten- minste, toen hi j een oogenbli k later terug-

kw am m et m eer dan zeven-, w el achthon- ontm oette ik twee buitengewoon

di eren, waarvan één tegenover mi j

derd van zi jn soortgenooten, die aanstonds rondom mi j te hoop li epen. Zoodra ik ze van nabi j kon beki jken, ontdekte i k aan hen

den lichaam sbouw en den gelaatsvorm van

ons, M enschen. Dit avontuur bracht mi j in de heri nneri ng verhalen,di e mi jn voedster mi j vroeger vertelde, van faunen en satyrs.

Bi j tusschenpoozen ging er uit de menigte

van die M aan-wezens zulk een woest gehuil

op, veroorzaakt zonder twi jfel door hun ver-

(61)

57

bazing mi j te zien, dat ik bi j na denken m oest zelf een monster te zi jn.

Eindeli jk greep een van de dier-menschen mi j bi j den kraag en wierp mi j over zi jn rug,

precies zooals wolven doen, die er m et een

lam vandoor gaan, en zoo bracht hi j mi j in hun stad, waar mi jn verwondering nog weer grooter werd, toen i k bemerkte, werkeli jk

m et m ensch-wezens te doen te hebben, waarvan er evenwel niet één w as, die niet op vier voeten liep.

Toen di t vol k mi j n klei ne postuur gewaar werd (de m eesten van die M aanbewoners zi jn zelf twaal f ell ebogen lang) en opmerkte, dat mi jn lichaam enkel op twee zolen steun-

de, nam en ze niet m eer aan, dat ik een

mensch kon zi jn, want zi j huldigden de

m eening, dat, waar de Natuur aan ons, M enschen, net zoo goed als aan de beesten twee beenen heeft gegeven en twee arm en,

wi j ons van al le vier behooren te bedienen, evenals zi j dat doen. En, inderdaad, toen

ik later over deze opvatting ben gaan pein- zen, kwam ook ik tot de slotsom , dat die

(62)

58

lichaam shouding heelem aal niets buitenis-

sigs heeft; i k herinnerde mi j, dat ki nderen,

zoolang slechts de N atuur hen onderricht, op vier voeten loopen, en eerst dan op twee zich verheffen, als de m in ze in kleine rol-

hekjes overeind houdt m et behul p van draagbanden, zonder welke zi j terstond weer in onzen natuurl i j ken stand op al le

vier terechtkom en.

Zi j zeiden nu (dit heb i k later mogen ver- nemen), dat ik moei li jk anders kon wezen dan het kleine wi jfje van het huisdiertje van

de K oningin. Om dit vraagstuk op te lossen, werd ik overigens naar het Raadhuis ge- bracht, waar ik uit het veelsoortig gezoem en de gebaren van volk en M agistraten be- greep, dat m en te rade ging, W at VOOr Wezen

ik zi jn kon. Toen dit zoo een heelen ti jd ge-

duurd had, vroeg een burgerm an, die er een verzam eling zeldzam e beesten op na hield,

aan de Schepenen, mi j aan zi jn zorg toe te

vertrouw en in afw achting, dat de K oningin

mi j zou laten halen om m et haar reu te

Ieven. M en vond dit een uitstekend denk-

(63)

59

beeld, en zoo bracht deze kermisklant mi j naar zi jn huis, waar hi j mi j leerde boven op

een stok zitten, buitelingen m aken en ge-

zi chten trekken; des avonds hi ef hi j entrée van wie mi j zi en wilde.M aar de Hemel, di e rzag op mi jn sm arten en vertoornd nee

raakte wegens deze ontwi jding van een van

de tem pels des Heeren, vond goed, dat ik op

een m orgen, toen i k volgens de aanwi jzingen

van den m arktschreeuwer aan een koord rondsprong oma het volk te verraaken, de

etem hoorde van iemand, die mi j in ' t

Grieksch vroeg, wie ik was. lk verbaasde

mi j, i n di t land een spraak op te vangen,

afkom stig van onze aarde. H et m an-dier, dat

tot mi j het woord had gericht, vroeg mi j een ti jd l ang van alles; ik antwoordde op zi jn vragen en vertelde hem vervolgens heel mi jn

ondernem ing en den schitterenden uitslag

van mi j n reis door' t heelal. Hi j troostte mi j, en ik herinner mi j, dat hi j zeide: , , W el, jon-

gen, ge ondergaat ten slotte niet anders dan de droeve gevolgen van de gebreken uwer

eigen werel d. Hier net zoo goed als bi j u

(64)

60

leeft de middel mati ge, die vi jandig voelt tegen al datgene, waaraan hi j niet gewend

i s. Vergeet ni et, dat gi j hier met geli jke munt

betaald wordt; en dat als iem and van deze aarde tot de uwe opklom , en zich daar m ensch durfde noem en, uwe geleerden hem

voor een m onster zouden uitm aken en

smoren. ' ' Vervolgens beloofde hi j, het Hof over mi jn droevigen toestand in te l ichten, en hi j zei nog, dat zoodra het ni euwtje van mi jn komst hem berei kt had, hi j naar mi jwas komen ki jken en i n mi j terstond iemand

herkend had van de wereld, waarvandaan

i k hem trouwens zei te komen, want hi j had er vroeger gereisd; i n Griekenland had hi j

gewoond, waar m en hem den Dem on van Socrates noem de; sinds den dood van dien

wi jsgeer had hi j te Thebe Epami nondas

onderricht en bestuurd; vervolgens, naar de Rom einen overgegaan, bracht het Recht

hem ertoe, zi ch te verbi nden aan den jongen Cato; toen deze op zi j n beurt gestorven was, had hi j zich aan Brutus gewi jd; maar waar

al die groote m annen sindsdien waren ver-

(65)

61

vangen enkel door schim m en van hun deug-

den, had hi j zich met zi jn gezellen m aar

teruggetrokken in de tem pels en op een- zam e plaatsen. ,,Ten slotte werd'' zoo voeg-5

de hi j eraan toe, ,, het volk van uw Aarde zoo bot en grof, dat mi jn vrienden en ik all en lust verl oren, di e wi j vroeger hadden

in hun onderrichting. Toch zult ge van ons gehoord hebben, want m en noem de ons Orakels, Nim fen,

Laren en

Geniussen, Feeën, Goden,

Penaten, Droomgezichten, Naja-

den, Schim m en, Spoken en Fantom en; we verlieten uw planeet onder de Regeering van A ugustus, even nadat ik verschenen w as aan Livia's zoon D rusus, die G erm anië w ilde beoorlogen, een gedachte, die ik hem uit het hoofd heb gepraat. H et is niet zoo lang geleden, dat ik voor de tw eede m aal van uw

aarde vandaan kwana; honderd jaar terug

kreeg ik opdracht er een reis te raaken; ik heb veel door Europa gezworven en sprak m et m enschen, die ge m isschien gekend hebt. Zoo verqcheen ik o.a. aan Cardan, toen

hi j studeerende was; ik heb hem in heel veel

(66)

62

zaken den leefdheid,

schap te, doen weten, aan wien hi j de won- derbaarli jke dingen dankte, die hi j het plan had op te schri jven. Ik zag ook doctor Faustus, en een heel genootschap van jonge- lieden, die bi j de menigte bekend stonden

als de Ridders van Ia Rose-croix, aan wie ik en, als tegenbe-

de nakom eling- W eg gew ezen,

beloofde hi j mi j,

heel wat handknepen en algem een bekende

gehei men geleerd heb, di e hen zonder twi jfel

zullen hebben doen doorgaan voor groote W onderdoeners. Ik heb verder som m ige

l ieden ui t den all erlaatsten ti jd zoo onder- richt, dat ze even wi js dachten, al s anderen wi js leven. Dan heb ik nog heel veel men-

schen leeren kennen, die uw eeuw veraf-

goodt, m aar bi j wie ik enkel veel praatzucht

heb gevonden en veel eigenwaan.

Overigens ben 5:

uwe Aarde als van deze:

geboren. Nu li jdt

roote overbevolking w egens den langen g

duur van de levens ginds en w egens het ont- ik zoom in afkom stig van

ik ben op de Zon die w ereld vaak aan al te

breken van oorlogen en ziekten; van ti jd tot

(67)

63

ti jd zenden daarom

kolonies naar de

onze M agistraten heele om ringende hem ellicha-

men. W at mi j betreft, mi j werd gel ast naar

het uw e te gaan, en ik kreeg de leiding over

een groep, die men met mi j meezond. Sinds-

dien ben ik naar déze planeet overgegaan, om de redenen die ik u heb en het m otief waarom

opgegeven;

ik hier voor 't oogenblik

bl i jf, is eenvoudig dit, dat de menschen hier

van de waarheid houden;dat m en hier geen pedanten ontm oet; dat de philosofen al-

leen door de rede teovertui gen zi jn, en dat

m en het gezag van een geleerde en zelfs van een m eerderheid heelem aal niet hooger schat dan dat van een boerenknecht op den dorschvloer, als deze logisch zich uitdrukt.

M et één woord m en houdt in dit land alleen de beroeps-polem isten en redenaars voor

tteriken-'' zo

vroeg hem , hoe lang de Zonnelingen

leven. Hi j

dui zend jaar; ook vroeg ik hem, of zi l ' l icha- m en waren, zooals wi j. Hi j zei, ja, maar niet antwoordde mi j dri e of vier

lk

zooals wi j, en evenmin als wat- ook, waaraan

(68)

64

wl j den naam li chaam geven; wi p - toch noe- men in ' t algem een alleen l ichaam wat wi j

kunnen aanraken. Overigens bevond zich volgens hem niets in de natuur, dat niet

stoffel i jk is; ook de Zonnelingen waren stof- fel i jk, hoezeer zi j ook, al s zi j wi lden dat wi j

hen zagen, gedwongen

te nem en, voor onze

waren licham en aan zintuigen w aarneem -

baar; en dat was ook, zei hi j, waarschi j nli jk

de reden, dat zoo velen op A arde de ver-

halen, die er over zi jn soortgenooten rond- gaan, alti jd hebben aangezien voor de droom-

beelden van vreesachtigen, om dat de ver-

schi jni ngen naar waarheid al leen ' s nachts pl aats hebben; hi j

w aar ze steeds m et

legde mi j verder ui t, dat ti jdsgebrek hadden te kampen bi j den opbouw van de l ichamen, die ze voor dit doel moesten gebruiken, zi j

m aar zelden in de gelegenheid waren iets m eer te doen, dan ergauw een te vervaar- digen, dat voor ons nog

tenm inste te onderkennen was, nu eens door

het gehoor bi jv. , zooal s de stemmen van de

Orakels, dan weer door het gezicht, zooals net door één zintuig

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Want in deze uiterst ruime station wagon heeft Mitsubishi de ideale combinatie gevonden van gedistingeerde vormgeving, perfect rijcomfort en fors transportvermogen.. Een auto

Ingevolge artikel 19e van de Nbw 1998, voor zover hier van belang, gelezen in samenhang met artikel 19j, derde lid, dient bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een

Deze verordening wordt ingevolge de Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk uitgevoerd door het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam. Voor het in aanmerking komen voor

De tarieven voor de diverse belastingen en rechten zijn vastgesteld bij de begroting 2014a.

[r]

Zíj gelooven, dat cle geboden waar zijn, maat gehoorzamen ze niet; zij gelooven, d.at de beloften waar z\jn, maar zij omhelzen noch beoefenen die; zij gelooven,

Gaat u de raad ook voorleggen deze eigenaren, net als de 3 ton voor de ondernemers in de voormalige gemeente Slochteren, financieel te compenseren5. Ja, hoe gaat u dit doen en kunt

Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een buitenlandse toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichthoudende autoriteit deze