• No results found

Ethics in economic decision-making Leliveld, M.C.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ethics in economic decision-making Leliveld, M.C."

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leliveld, M.C.

Citation

Leliveld, M. C. (2009, January 29). Ethics in economic decision-making.

Kurt Lewin Institute Dissertation Series. Kurt Lewin Instituut, Amsterdam. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/13442

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the

University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/13442

Note: To cite this publication please use the final published version (if

applicable).

(2)

Nederlandse samenvatting Dutch summary

We maken in het dagelijks leven vele beslissingen. Een groot deel van deze beslissingen bepaalt niet alleen onze eigen (financiële) situatie, maar beïnvloedt ook de situatie van anderen. We weten dat we volgens de regels der ethiek ons niet alleen moeten richten op ons eigenbelang, maar ook op het belang van anderen. Dit proefschrift richt zich op de rol van ethiek wanneer mensen beslissingen maken over geld. Wanneer kiezen mensen voor hun eigenbelang en wanneer houden we ons aan de ethische standaard? Wanneer wordt bepaald gedrag beschouwd als ethisch en wanneer wordt datzelfde gedrag als onethisch gezien? En hoe reageren mensen wanneer de norm geschonden wordt?

Wanneer het gaat om het maken van economische beslissingen, bijvoorbeeld over het verdelen van schaarse middelen, zijn er ethische regels of normen die aangeven hoe we ons moeten gedragen. Zo kun je een hoeveelheid geld verdelen op basis van gelijkheid, billijkheid of behoefte (Deutsch, 1975).

De gelijke verdelingsregel, de simpelste van deze drie verdeelregels, stelt dat de betrokkenen een gelijk aandeel krijgen van de totale hoeveelheid geld. Deze verdelingsregel is simpel toe te passen, en is gemakkelijk te rechtvaardigen naar anderen.

Andere ethische regels zeggen ons hoe we met anderen om moeten gaan. Zo stelt de zogenaamde gulden regel dat: “Wat gij niet wilt wat u geschiedt, doet u ook een ander niet”. Deze leefregel vormt, samen met de omissie vertekening (een negatieve uitkomst door actie wordt als erger beschouwd dan een negatieve uitkomst door inactie) de basis van het zogenaamde “do-no-harm” principe (Baron, 1995, 1996; Van Beest, Wilke, &

Van Dijk, 2003; Van Beest, Van Dijk, De Dreu, & Wilke, 2005). Dit principe houdt in dat men afkerig is om zichzelf te bevoordelen als dit inhoudt dat men anderen benadeelt.

Hoewel er vele ethische regels of normen bestaan, weten we dat mensen zich niet altijd houden aan deze regels. Vooral onderhandelingen zijn situaties waarin veel onethisch gedrag wordt vertoond. Of men zich aan de regels en normen houdt is uiteindelijk een afweging tussen eigenbelang en het belang om zich eerlijk en ethisch te gedragen. Om deze afweging te kunnen bestuderen, heb ik in dit proefschrift gebruik gemaakt van de literatuur over

(3)

economische spellen en speltheorie. Deze literatuur biedt namelijk heldere situaties waarin de motieven eerlijkheid en eigenbelang relatief eenvoudig te scheiden zijn.

Een veel gebruikt spel in de economische literatuur is het Ultimatum Spel (US), een spel wat ook centraal staat in mijn eerste en tweede empirische hoofdstuk. Het US geeft in essentie het einde van een onderhandeling weer. In het US zijn er twee personen: de verdeler en de ontvanger. Zij onderhandelen over een bepaalde hoeveelheid geld. De verdeler maakt een voorstel hoe dit geld verdeeld moet worden en de ontvanger kan dit voorstel aannemen. Het geld wordt dan verdeeld volgens het voorstel. De ontvanger kan het voorstel ook afwijzen. Beide personen krijgen dan geen geld. In het US zou een rationele ontvanger, die enkel gemotiveerd is door eigenbelang, ieder voorstel moeten accepteren wat hoger is dan nul. Immers, zelfs 1 cent is beter dan geen cent. Een rationele verdeler zou dan ook een zo laag mogelijk voorstel doen aan de rationele ontvanger. Wanneer de spelers echter gemotiveerd zouden zijn door principes van eerlijkheid en ethiek, dan zouden zij een gelijke verdeling van het geld voorstellen. Het US biedt dus een simpel paradigma om eigenbelang en eerlijkheid, en dus afweging om zich ethisch te gedragen, te bestuderen.

Wat opvalt aan het US is dat het in feite een positieve onderhandeling betreft. Beide personen hebben aanvankelijk immers geen geld dus een acceptatie van een voorstel betekent een winst voor beide partijen. In de dagelijkse praktijk van onderhandelingen is het echter niet altijd zo simpel. Zo kan men het idee hebben dat een van de partijen de goederen waarover onderhandeld wordt aanvankelijk in het bezit heeft. Hierdoor kan men in een situatie terechtkomen waarin men ofwel goederen geeft aan de ander, of juist afneemt. Is in dat geval nemen hetzelfde als geven? Een andere situatie is bijvoorbeeld wanneer men onderhandelt over het verdelen van een verlies. Een groter verlies toebrengen aan de ander om er zelf beter van te worden kan wellicht anders geïnterpreteerd worden dan de ander een lagere winst gunnen dan zichzelf. Door deze situaties te bestuderen, kunnen we meer te weten komen over de rol van ethiek binnen economische beslissingen.

In Hoofdstuk 2 heb ik de rol van aanvankelijk bezit in onderhandelingen bestudeerd. Hiervoor introduceerde ik drie nieuwe varianten van het US. In het geef-US lag de pot met geld bij de verdeler. Verdelers moesten dus een beslissing maken hoeveel geld zij aan de ontvanger wilden geven. In het neem- US lag de pot met geld bij de ontvanger. Verdelers moesten een beslissing

(4)

maken over hoeveel geld ze wilden afnemen van de ontvanger. In het splits-US lag de pot in het midden en hadden nog de verdeler nog de ontvanger het geld aanvankelijk in bezit. Deze laatste variant leek het meest op de traditionele US.

Op basis van het “do-no-harm” principe verwachtte en vond ik dat het voorstel aan de ontvanger in het neem-US hoger was dan in het geef-US. In het neem- US gaat een laag voorstel namelijk ten koste van het aanvankelijke bezit van de ontvanger, terwijl in het geef-US een laag voorstel enkel betekent dat de ontvanger gewoon wat minder ontvangt. Het effect van aanvankelijk bezit werd verklaard door gevoelens van “entitlement”: verdelers in het geef-US hadden het gevoel dat zij het meeste recht hadden op het geld, terwijl verdelers in het neem-US het gevoel hadden dat de ontvanger het meeste recht had op het geld. Verdelers wilden dit recht van de ontvangers niet schaden. Daarbij werd op twee andere manieren bewijs gevonden voor het “do-no-harm” principe. Het effect van wie het geld aanvankelijk had, werd namelijk niet beïnvloed door strategische mogelijkheden, zoals de mogelijkheid tot liegen of een situatie waarin de ontvanger veel minder invloed had op de uiteindelijke verdeling van het geld. Ongeacht de strategische mogelijkheden bleef het voorstel hoger in het neem-US dan in het geef-US.

In Hoofdstuk 3 heb ik me gericht op de invloed van valentie van de te onderhandelen goederen op het onderhandelingsgedrag en onderliggende motivaties. Hiertoe introduceerde ik het negatieve US waarin moest worden onderhandeld over een verlies, in plaats van over een winst zoals dat gedaan wordt in het traditionele US. De invloed van valentie heb ik bestudeerd op drie gebieden: toegankelijkheid van het rechtvaardigheidsconstruct, normen en gedrag. Allereerst liet ik zien dat na het zien van een ongelijk voordeel ten gunste van de verdeler het rechtvaardigheidsconstruct meer toegankelijk was wanneer dit voorstel gemaakt werd in een negatief US dan wanneer het voorstel werd gemaakt in een positief (traditioneel) US. Vervolgens toonde ik aan dat dit ongelijke voorstel ook als minder ethisch en gepast werd beschouwd in het negatieve US dan in het positieve US. Uiteindelijk liet ik zien dat verdelers in het negatieve US minder egoïstisch waren dan in het positieve US:

zelfs wanneer de ontvanger nauwelijks invloed had op de uiteindelijke verdeling stelden verdelers in het negatieve US een gelijke verdeling voor terwijl verdelers in het positieve US dan juist wel een ongelijke verdeling voorstelden ten gunste van zichzelf. Verdelers gaven ook aan minder door eigenbelang gemotiveerd te zijn en juist meer met eerlijkheid wanneer ze in een negatief US zaten. Deze resultaten sluiten wederom aan bij het “do-no-harm” principe.

(5)

Immers, in het negatieve US moeten verdelers de ander een verlies toebrengen om zichzelf minder te laten betalen, terwijl verdelers in het positieve US de ontvanger minder moeten toebedelen om zichzelf meer te laten krijgen. In het negatieve US hebben mensen dus een sterkere afkeer tegen dergelijk egoïstische gedrag.

Zoals ik eerder al aangaf, ging dit proefschrift niet alleen over welke factoren invloed hebben op ethisch gedrag, maar ook over hoe mensen reageren wanneer iemand de norm schendt. Over het algemeen zijn er twee reacties denkbaar wanneer men onethisch of onrechtvaardig gedrag observeert:

men kan de persoon die de onrechtvaardigheid veroorzaakte straffen of men kan de persoon die eronder lijdt compenseren (vgl., Darley & Pittman, 2003).

Eerder onderzoek richtte zich vooral op het straffen (bijv. Carlsmith, 2006; Fehr

& Gächter, 2002; Fehr & Fischbacher, 2004) en veel minder op compensatie van het slachtoffer (bijv. Gromet & Darley, 2006). Om beter inzicht te krijgen in hoe mensen reageren op onrechtvaardigheid, heb ik in Hoofdstuk 4 straf- en compensatiegedrag in combinatie met elkaar bestudeerd. Hiertoe ontwikkelde ik het altruïstisch straffen spel. Hierin zijn drie personen betrokken, A, B, en C.

Persoon A doet B een voorstel hoe 100 fiches te verdelen en B geen invloed heeft op A’s beslissing. Persoon C heeft vervolgens de mogelijkheid om eigen fiches in te zetten om B te compenseren. Voor ieder fiche dat C inzet, ontvangt B er drie. Door middel van dit spel was het mogelijk om compensatiegedrag direct te vergelijken met strafgedrag. In het altruïstisch straffen spel (Fehr &

Fischbacher, 2004) kan C namelijk fiches inzetten om A te straffen.

De eerste resultaten lieten zien dat hoe meer het voorstel van A aan B afweek van een gelijke verdeling ten gunste van A, hoe meer fiches C bereid was om op te geven ter compensatie. Verder liet ik zien dat mensen zelfs bereid zijn geld op te geven ter compensatie van B wanneer zij ook A kunnen straffen.

De voorkeur van compensatie en straffen werd daarbij beïnvloed door de mate van empathie. Mensen met veel empathie verkozen compensatie boven straffen, terwijl mensen met weinig empathie straffen juist verkozen boven compensatie. Deze resultaten dragen niet alleen bij aan de literatuur over empathie, maar kunnen ook helpen bij de vraag waarom mensen bereid zijn om iemand altruïstisch te straffen. Om dit fenomeen te verklaren richtten onderzoekers zich vooral op de redenen om iemand te straffen, zoals het ontmoedigen van dit gedrag (of het bekrachtigen van de regel of norm) of vergelding (bijv. Fehr & Gächter, 2002; Fehr & Fischbacher, 2003; 2004).

Compensatiegedrag kan echter moeilijk verklaard worden in deze termen. Een

(6)

alternatieve, en meer spaarzame verklaring voor altruïstisch straffen en compenseren is dan ook dat mensen een sterke voorkeur hebben voor gelijkheid en daarom ongelijkheid willen herstellen (zie bijv. Messick, 1995).

Samenvattend geven de negen experimenten die beschreven staan in dit proefschrift steun aan de conclusie dat het niet zozeer de vraag is of ethische overwegingen danwel eigenbelang aan de basis ligt van ons gedrag in economische situaties, maar dat beide motieven tegelijkertijd ons gedrag kunnen beïnvloeden. Daarbij laten de resultaten zien dat wanneer het voor mensen duidelijk is wat de consequenties zullen zijn van hun gedrag voor iemand anders, mensen minder bereid zijn zichzelf te bevoordelen wanneer de ander daardoor verliest. Wanneer de regels der ethiek worden overschreden, zijn omstanders bereid om zowel de dader te straffen als het slachtoffer te compenseren. Deze conclusies en de theoretische implicaties voor de huidige literatuur over eigenbelang en eerlijkheid, altruïsme en empathie worden in Hoofdstuk 5 beschreven.

Dit proefschrift had zeker niet tot doel de gebruikte paradigma’s, zoals bijvoorbeeld het US, te bestuderen. Door gebruik te maken van economische speltheorie, laat ik wel zien dat dergelijke paradigma’s uitgelezen gereedschap vormen om ethiek binnen economische beslissingen te bestuderen. De belangrijkste conclusie die uit dit proefschrift volgt is dat hoewel het duidelijk is dat eigenbelang gedrag motiveert, ethische overwegingen ook een sterke invloed hebben op economische beslissingen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

However, in the negative valence UBG allocators made (almost) equal offers to the recipient, irrespective of their dependency situation. Results on the fairness and self-

& Fischbacher study, the end results of the dictator varied between 58.04 and 49.58 points). Put differently, although people are willing to altruistically compensate and

The results presented in the current dissertation showed that ethical standards like the equal division rule and do-no-harm principle are important standards to which people

Separate analysis within the low dependency condition yielded a (marginally) significant full mediation of the valence effect by fairness, Sobel z = 1.79, p = .074, suggesting

Het altruïstische aspect aan altruïstisch straffen kan beter (en spaarzamer) verklaard worden door een zeer sterke voorkeur naar gelijkheid dan door de motieven om te straffen.

Van eigenlijk zijn er best wel veel mensen oudere mensen aan het vervoeren van hot naar her omdat ze gewon ja omdat ze dat ja minder makkelijk zelf kunnen terwijl heel

Maar tegelijkertijd dreunden haar woorden in mijn hoofd: 'omdat er in deze maatschappij toch geen plek is voor mij'.. En toen wist ik

Het probleem is dat de hogeropgeleiden hun levenswijze tot norm hebben verheven voor iedereen – er moet en er zal een ge- neratie mensen worden gekweekt die volledig de regie