• No results found

Inspectierapport Doomijn KDV Fresiastraat (KDV) Fresiastraat SM ZWOLLE Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport Doomijn KDV Fresiastraat (KDV) Fresiastraat SM ZWOLLE Registratienummer"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Doomijn KDV Fresiastraat (KDV) Fresiastraat 43 49

8013SM ZWOLLE

Registratienummer 353506643

Toezichthouder: GGD IJsselland

In opdracht van gemeente: ZWOLLE

Datum inspectie: 14-10-2014

Type onderzoek: Regulier onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 01-12-2014

(2)

Inhoudsopgave

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen... 4

Pedagogisch klimaat ... 4

Personeel en groepen... 6

Veiligheid en gezondheid ... 7

Ouderrecht ... 9

Inspectie-items ...10

Gegevens voorziening ...12

Gegevens toezicht ...12

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ...13

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd regulier onderzoek.

In dit onderzoek is op grond van de bevindingen bij voorgaande inspecties een beperkt aantal kwaliteitseisen onderzocht, op gebied van de eisen aan het personeel, de beroepskracht-kind-ratio en de pedagogische kwaliteit.

Op verzoek van de gemeente zijn de eisen aangaande de meldcode kindermishandeling en het vierogenprincipe toegevoegd.

Beschouwing

Deze beschouwing beschrijft de resultaten van de uitgevoerde inspectie.

Na de feiten over de opvang en de inspectie-geschiedenis volgen de belangrijkste bevindingen.

Deze worden elders in het rapport per domein uitgewerkt.

Feiten

Het Kinderdagverblijf (KDV) Doomijn Fresiastraat ligt in de wijk Assendorp te Zwolle. Het is gevestigd op de begane grond van een flatgebouw in een oud-winkelpand.

In de binnenspeelruimte zijn verschillende speelhoeken zoals een keukenhoek, poppenhoek, en hoek met een box en een hoek met 2 eettafels. Er is tevens een verschoonplek voor de kinderen.

Daarnaast is er een vide met balustrade, een keuken, toiletruimte en 2 slaapkamers.

Via een trap gaan de kinderen naar het buitenspeelplaats.. De kinderen kunnen tevens op het aangrenzende omheinde grasveld spelen.

Uit het interview met de beroepskracht blijkt dat het kinderdagverlijf gebruik maakt van de BSO gymzaal aan de overkant van de straat.

Het betreft een kleinschalig KDV waar een aantal vaste beroepskrachten al jarenlang het gezicht van de opvang vormt.

Er wordt gewerkt met de BOS-methode, dat staat voor Bewust Ontwikkelingsgebieden Stimuleren.

Inspectiegeschiedenis

De afgelopen jaren hebben de volgende inspecties plaatsgevonden:

 11 juli 2013:onaangekondigde reguliere inspectie. Er zijn geen overtredingen geconstateerd.

 2 juli 2012:een reguliere inspectie. Er zijn geen overtredingen geconstateerd.

 18 oktober 2010:nader onderzoek. Een jaarverslag klachten is nu aanwezig.

 29 maart 2010: onaangekondigde reguliere inspectie. Er zijn geen overtredingen.

 24 augustus 2009:reguliere inspectie. Er was nog geen jaarverslag klachten aanwezig.

Bevindingen op hoofdlijnen

Tijdens dit jaarlijks onderzoek zijn op de onderzochte items geen overtredingen geconstateerd.

Met de houder zijn er afspraken gemaakt omtrent kennis van de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (de meldcode). In een volgende inspectie zullen de beroepskrachten gevraagd worden over hun de kennis en uitvoering van de meldcode (juli 2013) en de meldplicht.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Tijdens het inspectiebezoek is de pedagogische praktijk getoetst in theorie en in de praktijk.

Bij de observatie van de pedagogische praktijk maakt de toezichthouder gebruik van het

Veldinstrument observatie Kindercentrum (januari 2014). Daarin staan specifieke aspecten waarop wordt geobserveerd.

Het observatie-instrument bevat voor elke voorwaarde indicatoren.

Pedagogisch beleid

De beoordeling van het domein pedagogisch beleid heeft alleen betrekking op het onderwerp

"vierogenprincipe" en de hieraan gekoppelde verplichtingen van de houder.

De invulling van het vierogenprincipe staat beschreven in een apart document dat een bijlage is van het pedagogisch werkplan.

Hiermee voldoet de houder aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Pedagogische praktijk Pedagogisch beleidsplan

De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.

Er wordt gewerkt met de BOS-methode, dat staat voor Bewust Ontwikkelingsgebieden Stimuleren.

Uit de observatie en het interview blijkt dat ze deze week zijn begonnen met de thema "Herfst".

Tijdens de observatie is gekeken naar verschillende aspecten van de pedagogische praktijk.

Hieronder worden enkele aspecten nader uitgewerkt.

Emotionele Veiligheid

Veldinstrument: De beroepskracht kennen de kinderen in de groep. Zij weten de individuele bijzonderheden.

Observatie:

De beroepskracht weet wat de kinderen eten en drinken, wanneer ze slapen, hoe lang en of ze wel/niet verschoond moeten worden of al zindelijk zijn. Ze kent ook de ophaaltijden van de kinderen. De kinderen slapen en eten volgens hun eigen ritme en tijden.

Dit blijkt uit de overdracht van één beroepskracht aan een andere beroepskracht. Zij licht voorgaande zaken toe tijdens deze overdracht.

Persoonlijke competentie

Veldinstrument: De meeste kinderen zijn vrijwel de gehele tijd intensief bezig. Ze laten zich niet makkelijk afleiden en zijn trots op wat ze gedaan hebben.

Observatie:

Een dreumes zit aan tafel zelf zijn boterham te eten met een vork. Vervolgens drinkt hij zelfstandig zijn fles op. Daarna gaat hij spelen met speelgoed op de grond. Een meisje speelt met een auto en vervolgens met een pop in de poppenhoek.

Een baby ligt in de box en speelt met box speelgoed zoals een muziek kubus. Daarna legt de beroepskracht haar op een speelmat waar zij zelfstandig speelt met een balletje. De beroepskracht legt het balletje steeds op een afstand van haar. Zij kruipt steeds naaar de bal om de bal te pakken. Hierdoor wordt zij gestimuleerd om te kruipen.

Sociale competentie

Veldinstrument: De beroepskrachten ondersteunen de interactie tussen kinderen onderling. De beroepskrachten helpen de kinderen actief mee om sociale vaardigheden met leeftijdsgenoten te ontwikkelen.

Observatie:

(5)

De beroepskracht legt een baby op de grond zodat zij meer ruimte heeft om te spelen en kruipen.

Vervolgens zet zij een dreumes op de grond naast de baby. De twee kinderen kruipen naar elkaar toe en proberen elkaar aan te raken.

Vierogenprincipe

De aanwezige beroepskracht is op de hoogte van het pedagogisch werkplan. Zij vertelt dat het vierogenprincipe is beschreven. De beroepskrachten hebben hier zelf aan mee gewerkt. De beroepskracht kan de invulling van de vierogenprincipe goed verwoorden.

De houder heeft het vierogenprincipe overeenkomstig zijn pedagogisch beleidsplan ingevoerd.

Conclusie:

De pedagogisch praktijk voldoet aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Voorschoolse educatie

Het item voorschoolse educatie is niet beoordeeld aangezien er op deze locatie geen gesubsidieerde voorschoolse educatie wordt aangeboden.

Gebruikte bronnen:

 Vragenlijst houder en/of locatieverantwoordelijke (juli 2014)

 Vragenlijst oudercommissie (9 juli 2014)

 Interview anderen (Beroepskrachten)

 Observaties (Begin van de middag)

 Pedagogisch beleidsplan

 Pedagogisch werkplan

 Document vierogenprincipe

 E-mail vestigingsmanager 14 oktober 2014

 Document vergadering ouderwerkgroep 25 maart 2013.

(6)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

De verklaringen omtrent het gedrag (VOG's) zijn tijdens de inspectie steekproefsgewijs gecontroleerd door de toezichthouder. Deze beroepskrachten hebben een geldige verklaring omtrent het gedrag en zijn opgenomen in de continue screening.

Deze verklaringen voldoen aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Passende beroepskwalificatie

De beroepskwalificaties zijn tijdens de inspectie steekproefsgewijs gecontroleerd door de toezichthouder.

Uit de steekproef blijkt dat alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.

Hiermee voldoet de houder aan de voorwaarden van de Wet Kinderopvang.

Opvang in groepen

Het KDV heeft één verticale stamgroep waar maximaal 12 kinderen van 0-4 jaar worden opgevangen.

Er is één stamgroepruimte.

Hiermee voldoet de houder aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Beroepskracht-kindratio

De personeelsroosters en de aanwezigheidslijsten (oktober 2014) zijn steekproefsgewijs gecontroleerd door de toezichthouder.

Uit deze steekproef blijkt dat er wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio.

Hiermee voldoet de houder aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Gebruikte bronnen:

 Vragenlijst houder en/of locatieverantwoordelijke (juli 2014)

 Interview anderen (Beroepskrachten)

 Observaties (Begin van de middag)

 Presentielijsten (oktober 2014)

 Personeelsrooster (oktober 2014)

(7)

Veiligheid en gezondheid

De beoordeling van het domein veiligheid en gezondheid heeft alleen betrekking op:

- de meldcode kindermishandeling;

- het vierogenprincipe.

Meldcode kindermishandeling

Vanaf 1 juli 2013 zijn de eisen aan de meldcode gewijzigd. Dit komt door de Wet verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Doomijn hanteert de

meest recente versie van de meldcode (juli 2013) van de Brancheorganisatie Kinderopvang.

Daarnaast is er een ingevulde sociale kaart aanwezig. Hierin staan de gegevens van de lokale hulporganisaties beschreven.

De beroepskracht vertelt dat zij onlangs overleg heeft gehad met collega's over de meldcode. Ze hebben voornemens de meldcode binnenkort samen te bespreken.

Tijdens het interview bleek dat de beroepskracht niet in voldoende mate op de hoogte was van de wettelijk meldplicht en het gebruik van de meldcode.

De houder is verantwoordelijk voor het bevorderen van de kennis en het gebruik van de meldcode en de wettelijke meldplicht.

Uit een e-mail d.d. 14 oktober 2014 van de vestigingsmanager blijkt dat:

 binnen Doomijn gewerkt wordt met de Meldcode Kindermishandeling;

 deze bekend is gemaakt aan de medewerkers;

 met de bovenstaande beroepskracht is afgesproken dat zij het document bespreekt en een kort verslag van maakt;

 de meldcode besproken is in een overleg op 06-02-2014 (een kopie van de notulen is per e- mail verzonden aan de GGD);

 één van de vaste beroepskrachten van de locatie op 29-08-2014 heeft deelgenomen aan de interne cursus ‘ Werken met de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld’;

 alle medewerkers van KDV Fresiastraat deze interne cursus zullen volgen.

Overleg en Overreding:

Voordat het rapport definitief is, heeft de houder de meldcode en de meldplicht in het team besproken en een bewijs hiervan aan de GGD gemaild.

Uit bovenstaande blijkt dat de houder de kennis en het gebruik van de meldcode en de wettelijke meldplicht bevordert.

Hiermee voldoet de houder aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Vierogenprincipe

In 2013 is het vierogenprincipe in de dagopvang geïntroduceerd, waarbij de inspectiecriteria sinds 2014 zijn geconcretiseerd.

Bij Doomijn KDV Fresiastraat wordt het vierogenprincipe onder andere op de volgende manieren vormgegeven:

 er is een document vierogenprincipe (maart 2013) aanwezig op de locatie;

 de groepsruimte grenst aan de straat kant en heeft grote ramen waardoor er zicht is vanaf de straat;

 als een beroepskracht alleen op de groep staat is er een babyfoon met camera en geluid aan bij de BSO aan de overkant, waardoor collega's kunnen meeluisteren en meekijken;

 als een medewerker alleen is in de slaapkamer staat de deur open;

 de deuren van de slaapkamers zijn voorzien van kleine ronde raampje;

 ouders kunnen onverwachts binnenkomen tijdens breng-en haal momenten;

 de voordeur is buiten de breng-en haaltijden op slot;

 vanuit de hal is er zicht op de leefruimte,

 het KDV is gehuisvest in een flatgebouw op de begane grond naast andere organisaties.

(8)

De houder organiseert de opvang hiermee op zodanige wijze, dat de beroepskracht de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl zij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

Hiermee voldoet de houder aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Gebruikte bronnen:

 Vragenlijst houder en/of locatieverantwoordelijke (juli 2014)

 Vragenlijst oudercommissie (9 juli 2014)

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (e-mail 14-10-2014)

 Interview anderen (Beroepskrachten)

 Observaties (Begin van de middag)

 Notulen oudercommissie (25 maart 2014)

 Meldcode kindermishandeling (juli 2013)

 Notulen teamoverleg (06-02-2014)

 Sociale kaart

 Document vierogenprincipe maart 2013.

(9)

Ouderrecht

Oudercommissie Vierogenprincipe

Uit een vragenlijst van de oudercommissie d.d. 9 juli 2014 blijkt dat de oudercommissie in staat wordt gesteld haar advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 1.60 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen

peuterspeelzalen waaronder het vierogenprincipe.

Dit blijkt tevens uit de notulen van de oudercommissie d.d. 25 maart 2014 en het document vierogenprincipe maart 2013.

Hiermee voldoet de houder aan de eisen van de Wet Kinderopvang.

Gebruikte bronnen:

 Vragenlijst houder en/of locatieverantwoordelijke (juli 2014)

 Vragenlijst oudercommissie (9 juli 2014)

 Interview anderen (Beroepskrachten)

 Notulen oudercommissie (25 maart 2014)

 Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector

 Jaarverslag klachtenregeling oudercommissie

 E- mail 14-10-2014 van de vestigingsmanager

 Document vierogenprincipe maart 2013.

(10)

Inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het vierogenprincipe is vormgegeven.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Pedagogische praktijk

De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.

(art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen.

(art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen.

(art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden.

(art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder heeft het vierogenprincipe overeenkomstig zijn pedagogisch beleidsplan ingevoerd.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit

kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a en 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag

Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd.

(art 1.50 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden.

(art 1.50 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De verklaringen omtrent het gedrag die zijn afgegeven vóór 1 maart 2013 zijn niet ouder dan twee jaar.

(art 1.50 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie

Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

(11)

Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in stamgroepen.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF

De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste:

- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar;

- 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;

- 1 beroepskracht per 6 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar;

- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.

Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio.

(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Veiligheid en gezondheid

Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

(art 1.51b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Vierogenprincipe

De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

Ouderrecht

Oudercommissie

De houder stelt de oudercommissie in staat haar advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 1.60 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

(art 1.60 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)

(12)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Doomijn KDV Fresiastraat

Vestigingsnummer KvK : 000022487573

Aantal kindplaatsen : 16

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee Gegevens houder

Naam houder : Travers Kinderopvang

Adres houder : Koestraat 6

Postcode en plaats : 8011NK ZWOLLE

Website : www.doomijn.nl

KvK nummer : 05027189

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD IJsselland

Adres : Postbus 1453

Postcode en plaats : 8001BL ZWOLLE

Telefoonnummer : 038-4 281 686

Onderzoek uitgevoerd door : Nicole Mellor Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : ZWOLLE

Adres : Postbus 10007

Postcode en plaats : 8000GA ZWOLLE

Planning

Datum inspectie : 14-10-2014

Opstellen concept inspectierapport : 17-11-2014

Zienswijze houder : Niet van toepassing

Vaststelling inspectierapport : 01-12-2014 Verzenden inspectierapport naar houder

en oudercommissie : 11-12-2014

Verzenden inspectierapport naar

gemeente : 11-12-2014

Openbaar maken inspectierapport : 25-12-2014

(13)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3

De houder draagt er zorg voor dat op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang) Aan een kind in de leeftijd tot één jaar worden ten hoogste twee vaste

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin