• No results found

PROEFSLEUVENONDERZOEK OTTERWEG (ONG.) TE BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PROEFSLEUVENONDERZOEK OTTERWEG (ONG.) TE BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSLEUVENONDERZOEK OTTERWEG (ONG.)

TE BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK

(2)
(3)

© Econsultancy bv, Swalmen

Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van

Archeologisch proefsleuvenonderzoek

Otterweg (ong.) te Beek en Donk in de gemeente Laarbeek

Opdrachtgever BRO Tegelen Industriestraat 94 5931 PK Tegelen Aanvrager Dhr. B. Zonnenberg

Project LAA.BRO.APE

Rapportnummer 11030284

Status Definitief

Datum 01-12-2011

Vestiging Swalmen

Auteur(s) Drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog)

Paraaf

Autorisatie Ing. G.J. Boots BA Paraaf

(4)

Administratieve gegevens plangebied Rapportnummer en projectnaam 11030284 LAA.BRO.APE

Toponiem Otterweg (ong.)

Opdrachtgever BRO Tegelen

Gemeente Laarbeek

Plaats Beek en Donk

Provincie Noord-Brabant

Omvang plangebied Plangebied De Hees heeft een oppervlak van ca. 5,2 ha. Hiervan wordt een gebied van circa 1 ha in twee fases onderzocht.

Kaartblad 51F (1:25.000)

Coördinaten plangebied NW: 171.562/394.256

NO: 171.642/394.242 ZO: 171.661/394.123 ZW: 171.572/394.123

Bevoegd gezag Gemeente Laarbeek

H. van Doorn Postbus 190 5740 AD Beek en Donk

Deskundige namens het bevoegd gezag SRE Milieudienst Mw. drs. R. Berkvens 040-2594780

r.berkvens@milieudienst.sre.nl

ARCHIS2

Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer

Onderzoeksnummer

47763 418181 39069

Archeoregio NOaA Brabants zandgebied

Beheer en plaats documentatie Econsultancy, Swalmen/ Provinciaal Archeologisch Depot Noord-Brabant

Uitvoerders Econsultancy, Drs. A.H. Schutte en ing. G.J. Boots BAC

Kwaliteitszorg

Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen.

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een

(5)

SAMENVATTING

Econsultancy heeft in opdracht van BRO Tegelen op 8 augustus 2011 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen herinrichting van Plangebied De Hees. Het plangebied is gelegen aan de Otterweg (ong.) te Beek en Donk in de gemeente Laarbeek. Het archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3).

Doel van het proefsleuvenonderzoek is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting, zoals geformuleerd in het bureauonderzoek. Het gaat om gebieds- of vindplaatsgericht onderzoek. Het proefsleuvenonderzoek gebeurt door middel van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende en/of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden.

Het resultaat van een proefsleuvenonderzoek is een rapport met een waardering en een inhoudelijk (selectie-)advies (buiten normen van tijd en geld), aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden. Dit betekent dat de veldactiviteiten uitgevoerd worden tot het niveau waarop deze beslissing gefundeerd genomen kan worden, dat wil zeggen dat de archeologische waarden van het terrein/vindplaats in voldoende mate zijn vastgesteld.

Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Volgens het opgestelde gespecificeerde archeologisch verwachtingsmodel valt het plangebied Lage Heesweg/Otterweg op grond van de landschappelijke kenmerken in twee delen uiteen. De zuidelijke en westelijke helft bestaat uit een laaggelegen terrein dat in het verleden ongeschikt was om te wonen en te akkeren. De noordoostelijke hoek van het plangebied ligt op de flank van een dekzandrug met een plaggendek. Een dergelijke locatie bood in het verleden gunstige voorwaarden voor bewoning en er zijn daadwerkelijk enkele vondsten gedaan die er op wijzen dat hier of in de directe omgeving sprake is van bewoning uit de IJzertijd en/of de Romeinse tijd. Dien ten gevolgen dit de noordoostelijke hoek van het plangebied verder onderzocht te worden.

Gevolgde onderzoeksmethode

Het onderzoek is uitgevoerd conform het door het ARC voor dit onderzoek opgestelde Programma van Eisen. Niet de gehele noordoostelijke hoek van het plangebied is onderzocht. Alleen het zuidelijke deel van de noordoost hoek. Het noordelijke deel was nog begroeid met bomen en kon dien ten gevolgen niet onderzocht worden. In het noordelijke deel zijn twee sleuven aangelegd die door de aanwezigheid van bomen, een container en bebouwing niet volgens de in het Programma van Eisen voorgeschreven lengte konden worden aangelegd. Sleuf 1 is dien ten gevolge zo’n 44 meter lang geworden en sleuf 2 is zo’n 35 meter lang.

Resultaten proefsleuvenonderzoek

Uit de resultaten van het proefsleuvenonderzoek (karterende/waarderende fase) blijkt dat in het plangebied geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. De bodemopbouw in het plangebied bestond uit een verhardingslaag van grind met daaronder een laag bouwzand.

Daaronder zat een opgebracht pakket humeuze grond met daarin bouwpuin en plastic. Onder dit pakket zat gereduceerd leemig zand tot zandige leem (de C-horizont). Doordat de C-horizont zeer vochtig was had de C-horizont een blauwe kleur in de plaats van geel wat je zou verwachtten op de Brabantse dekzandgronden. In beide sleuven is één spoor vastgesteld, het betreft hier een sloot die

(6)

dwars door het plangebied loopt en dien ten gevolge in beide sleuven is aangesneden. In beide sleuven is het spoor gecoupeerd. De vulling van het spoor bestond uit humeuze grond met daarin bouwpuin, dezelfde grond waarmee het gehele plangebied is opgehoogd, waardoor gesteld kan worden dat de sloot recent is gedicht. Er is in het spoor en in de proefsleuven aardewerk aangetroffen waardoor er niets valt te zeggen over de begindatering van het spoor.

Conclusie

In het onderzochte deel van het plangebied zijn geen behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen. De aangetroffen bodemopbouw geeft aan dat het gebied in een recent verleden is vergraven.

Selectieadvies

Econsultancy adviseert om geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren binnen het met proefsleuven onderzochte deel van het plangebied.

Bovenstaand betreft het selectieadvies van Econsultancy. Dit is ter goedkeuring voorgelegd aan de adviseur van het bevoegd gezag, mevrouw drs. R. Berkvens (SRE Milieudienst), en deze heeft het rapport en advies beoordeelt en stemt in met het selectieadvies van Econsultancy.

Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Melding van archeologische waarden kan plaatsvinden bij het Ministerie van OCW (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682), de gemeente Laarbeek of de provincie Noord-Brabant.

(7)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING ... 1

1.1 Ligging en huidige situatie plangebied ... 1

1.1 Doel van het onderzoek ... 1

2. ARCHEOLOGISCHE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ... 3

2.1 Inleiding ... 3

2.2 Geomorfologie en bodem ... 3

2.3. Archeologische gegevens ... 3

2.4 Historische gegevens ... 3

2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting en selectieadvies vooronderzoek ... 4

3. METHODIEK VELDONDERZOEK ... 5

3.1 Inleiding ... 5

3.2 Methodiek proefsleuven ... 5

3.3 Onderzoeksvragen ... 5

4. RESULTATEN VELDONDERZOEK ... 10

4.1 Inleiding ... 10

4.2 Fysische geografie... 10

Grindpakket ... 11

Bouwzand ... 11

Opgebracht zand pakket met bouwpuin ... 11

C-Horizont, leemig zand. ... 11

4.3 Sporen en structuren ... 11

4.3.1 Proefsleuf 1 ... 11

4.3.2 Proefsleuf 2 ... 12

4.3.3 Structuren ... 13

5. CONCLUSIES EN BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ... 18

5.1 Conclusies ... 18

5.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen ... 18

6. WAARDERING EN SELECTIEADVIES ... 20

6.1 Waardering ... 20

6.2 Selectieadvies ... 21

LITERATUUR ... 22

BRONNEN ... 22

(8)

LIJST VAN AFBEELDINGEN

Afbeelding 1 - Situering van het plangebied binnen Nederland Afbeelding 2 - Detailkaart van het plangebied

Afbeelding 3 - Overzicht plangebied met proefsleuven Afbeelding 4 - Proefsleuvenoverzicht

Afbeelding 5 - Profielfoto sleuf 1 Afbeelding 6 - Vlakfoto proefsleuf 1 Afbeelding 7 - Vlakfoto proefsleuf 2 Afbeelding 8 - Vlaktekening proefsleuf 1 Afbeelding 9 - Vlaktekening proefsleuf 2

LIJST VAN TABELLEN

Tabel I. - Scoretabel waardestelling van het plangebied

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: Sporenlijst

BIJLAGE 2: Overzicht geologische en archeologische tijdvakken BIJLAGE 3: Bewoningsgeschiedenis van Nederland

BIJLAGE 4: AMZ-cyclus

(9)

1. INLEIDING

Econsultancy heeft in opdracht van BRO Tegelen een proefsleuvenonderzoek (karterende/waarderende fase) uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Otterweg (ong.) te Beek en Donk in de gemeente Laarbeek. Dit in verband met de voorgenomen herinrichting van Plangebied De Hees. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast/verloren kunnen gaan.

Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4).

1.1 Ligging en huidige situatie plangebied

Het plangebied De Hees bestaat uit een circa 5,2 ha groot terrein. Het deel dat met proefsleuven onderzocht dient te worden beslaat een oppervlak van circa 1 ha. Dit proefsleuvenonderzoek gebeurt in twee fases. In deze fase is het zuidelijke deel onderzocht (zie afbeelding 1 en 2). Het veldwerk vond plaats op 8 augustus 2011. Hierbij zijn twee proefsleuven gegraven.

1.1 Doel van het onderzoek

Doel van het onderzoek is vast te stellen welke archeologische waarden in de ondergrond van het plangebied aanwezig zijn en wat hun fysieke en inhoudelijke kwaliteit is. De waardering van het terrein dient volgens de richtlijnen van de KNA 3.2 te gebeuren.

Dit zodat een gefundeerde onderbouwing van verder beleid met betrekking tot de archeologische waarden binnen het terrein mogelijk is.

Indien binnen het plangebied archeologische waarden voorkomen, kan één van de volgende aanvullende voorschriften worden opgelegd:

• de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

• de verplichting tot het doen van opgravingen;

AARLE RIXT EL AARLE RIXT EL AARLE RIXT ELAARLE RIXT ELAARLE RIXT ELAARLE RIXT ELAARLE RIXT ELAARLE RIXT ELAARLE RIXT EL

AST EN AST EN AST ENAST ENAST ENAST ENAST ENAST ENAST EN BAKEL BAKEL BAKEL BAKEL BAKELBAKELBAKELBAKEL BAKEL BEEK EN DONK BEEK EN DONK BEEK EN DONKBEEK EN DONKBEEK EN DONKBEEK EN DONKBEEK EN DONKBEEK EN DONKBEEK EN DONK BERLICUM NB

BERLICUM NB BERLICUM NB BERLICUM NB BERLICUM NBBERLICUM NBBERLICUM NBBERLICUM NB BERLICUM NB

BESTBEST BESTBESTBESTBESTBESTBESTBEST

BEUGEN BEUGEN BEUGEN BEUGEN BEUGENBEUGENBEUGENBEUGEN BEUGEN

BOEKEL BOEKEL BOEKEL BOEKEL BOEKELBOEKELBOEKELBOEKEL BOEKEL

BOXMEER BOXMEER BOXMEER BOXMEER BOXMEERBOXMEERBOXMEERBOXMEER BOXMEER

BOXT EL BOXT EL BOXT EL BOXT EL BOXT ELBOXT ELBOXT ELBOXT EL BOXT EL

BREUGEL BREUGEL BREUGELBREUGELBREUGELBREUGELBREUGELBREUGELBREUGEL

DE MORT EL DE MORT EL DE MORT EL DE MORTEL DE MORTELDE MORT ELDE MORT ELDE MORT EL DE MORTEL

DE RIPS DE RIPS DE RIPSDE RIPSDE RIPSDE RIPSDE RIPSDE RIPSDE RIPS DEN DUNGEN

DEN DUNGEN DEN DUNGEN DEN DUNGEN DEN DUNGENDEN DUNGENDEN DUNGENDEN DUNGEN DEN DUNGEN

DEURNE DEURNE DEURNEDEURNEDEURNEDEURNEDEURNEDEURNEDEURNE

DUIZEL DUIZEL DUIZELDUIZELDUIZELDUIZELDUIZELDUIZELDUIZEL EERSEL EERSEL EERSELEERSELEERSELEERSELEERSELEERSELEERSEL

EINDHOVEN EINDHOVEN EINDHOVENEINDHOVENEINDHOVENEINDHOVENEINDHOVENEINDHOVENEINDHOVEN

ELSENDORP ELSENDORP ELSENDORPELSENDORPELSENDORPELSENDORPELSENDORPELSENDORPELSENDORP ERPERP

ERPERP ERPERPERPERP ERP ESCHESCH

ESCHESCHESCHESCHESCHESCHESCH

EVERT SOORD EVERT SOORD EVERT SOORD EVERT SOORD EVERT SOORDEVERT SOORDEVERT SOORDEVERT SOORD EVERT SOORD GELDROP

GELDROP GELDROP GELDROP GELDROPGELDROPGELDROPGELDROP GELDROP

GEMERT GEMERT GEMERTGEMERTGEMERTGEMERTGEMERTGEMERTGEMERT GEMONDE

GEMONDE GEMONDE GEMONDE GEMONDEGEMONDEGEMONDEGEMONDE GEMONDE

GRASHOEK GRASHOEK GRASHOEKGRASHOEKGRASHOEKGRASHOEKGRASHOEKGRASHOEKGRASHOEK GRIENDT SVEEN GRIENDT SVEEN GRIENDT SVEENGRIENDT SVEENGRIENDT SVEENGRIENDT SVEENGRIENDT SVEENGRIENDT SVEENGRIENDT SVEEN HANDEL

HANDEL HANDEL HANDEL HANDELHANDELHANDELHANDEL HANDEL

HAPSHAPS HAPSHAPS HAPSHAPSHAPSHAPS HAPS

HEESWIJK DINT HER HEESWIJK DINT HER HEESWIJK DINT HERHEESWIJK DINT HERHEESWIJK DINT HERHEESWIJK DINT HERHEESWIJK DINT HERHEESWIJK DINT HERHEESWIJK DINT HER

HEEZE HEEZE HEEZEHEEZEHEEZEHEEZEHEEZEHEEZEHEEZE

HEIDE HEIDE HEIDEHEIDEHEIDEHEIDEHEIDEHEIDEHEIDE

HELMOND HELMOND HELMONDHELMONDHELMONDHELMONDHELMONDHELMONDHELMOND

HEUSDEN GEM AST EN HEUSDEN GEM AST EN HEUSDEN GEM AST ENHEUSDEN GEM AST ENHEUSDEN GEM AST ENHEUSDEN GEM AST ENHEUSDEN GEM AST ENHEUSDEN GEM AST ENHEUSDEN GEM AST EN KNEGSEL

KNEGSEL KNEGSELKNEGSELKNEGSELKNEGSELKNEGSELKNEGSELKNEGSEL

LANDHORST LANDHORST LANDHORSTLANDHORSTLANDHORSTLANDHORSTLANDHORSTLANDHORSTLANDHORST LANGENBOOM LANGENBOOM LANGENBOOM LANGENBOOM LANGENBOOMLANGENBOOMLANGENBOOMLANGENBOOM LANGENBOOM

LEDEACKER LEDEACKER LEDEACKER LEDEACKER LEDEACKERLEDEACKERLEDEACKERLEDEACKER LEDEACKER

LEENDE LEENDE LEENDELEENDELEENDELEENDELEENDELEENDELEENDE LIEMPDE

LIEMPDE LIEMPDELIEMPDELIEMPDELIEMPDELIEMPDELIEMPDELIEMPDE

LIEROP LIEROP LIEROP LIEROP LIEROPLIEROPLIEROPLIEROP LIEROP LIESHOUT LIESHOUT LIESHOUT LIESHOUT LIESHOUTLIESHOUTLIESHOUTLIESHOUT LIESHOUT

LIESSEL LIESSEL LIESSELLIESSELLIESSELLIESSELLIESSELLIESSELLIESSEL LOOSBROEK

LOOSBROEK LOOSBROEKLOOSBROEKLOOSBROEKLOOSBROEKLOOSBROEKLOOSBROEKLOOSBROEK

MARIAHOUT MARIAHOUT MARIAHOUTMARIAHOUTMARIAHOUTMARIAHOUTMARIAHOUTMARIAHOUTMARIAHOUT

MERSELO MERSELO MERSELOMERSELOMERSELOMERSELOMERSELOMERSELOMERSELO

MIERLO MIERLO MIERLOMIERLOMIERLOMIERLOMIERLOMIERLOMIERLO

MILHEEZE MILHEEZE MILHEEZEMILHEEZEMILHEEZEMILHEEZEMILHEEZEMILHEEZEMILHEEZE MILLMILL MILLMILLMILLMILLMILLMILLMILL NIST ELRODE

NIST ELRODE NIST ELRODE NIST ELRODE NIST ELRODENIST ELRODENIST ELRODENIST ELRODE NIST ELRODE

NUENEN NUENEN NUENENNUENENNUENENNUENENNUENENNUENENNUENEN

ODILIAPEEL ODILIAPEEL ODILIAPEELODILIAPEELODILIAPEELODILIAPEELODILIAPEELODILIAPEELODILIAPEEL

OIRSCHOT OIRSCHOT OIRSCHOTOIRSCHOTOIRSCHOTOIRSCHOTOIRSCHOTOIRSCHOTOIRSCHOT

OMMEL OMMEL OMMELOMMELOMMELOMMELOMMELOMMELOMMEL

OPLOO OPLOO OPLOOOPLOOOPLOOOPLOOOPLOOOPLOOOPLOO

OVERLOON OVERLOON OVERLOON OVERLOON OVERLOONOVERLOONOVERLOONOVERLOON OVERLOON

RIET HOVEN RIET HOVEN RIET HOVENRIET HOVENRIET HOVENRIET HOVENRIET HOVENRIET HOVENRIET HOVEN ROSMALEN ROSMALEN ROSMALENROSMALENROSMALENROSMALENROSMALENROSMALENROSMALEN

RIJKEVOORT RIJKEVOORT RIJKEVOORTRIJKEVOORTRIJKEVOORTRIJKEVOORTRIJKEVOORTRIJKEVOORTRIJKEVOORT 'S-HERT OGENBOSCH

'S-HERT OGENBOSCH 'S-HERT OGENBOSCH 'S-HERT OGENBOSCH 'S-HERT OGENBOSCH'S-HERT OGENBOSCH'S-HERT OGENBOSCH'S-HERT OGENBOSCH 'S-HERT OGENBOSCH

SCHIJ NDEL SCHIJ NDEL SCHIJ NDELSCHIJNDELSCHIJNDELSCHIJNDELSCHIJNDELSCHIJNDELSCHIJNDEL

SOMEREN SOMEREN SOMEREN SOMEREN SOMERENSOMERENSOMERENSOMEREN SOMEREN

SINT AGAT HA SINT AGAT HA SINT AGAT HASINT AGAT HASINT AGAT HASINT AGAT HASINT AGAT HASINT AGAT HASINT AGAT HA

SINT ANT HONIS SINT ANT HONIS SINT ANT HONISSINT ANT HONISSINT ANT HONISSINT ANT HONISSINT ANT HONISSINT ANT HONISSINT ANT HONIS SINT HUBERT SINT HUBERT SINT HUBERTSINT HUBERTSINT HUBERTSINT HUBERTSINT HUBERTSINT HUBERTSINT HUBERT

SINT MICHIELSGEST EL SINT MICHIELSGEST EL SINT MICHIELSGEST ELSINT MICHIELSGEST ELSINT MICHIELSGEST ELSINT MICHIELSGEST ELSINT MICHIELSGEST ELSINT MICHIELSGEST ELSINT MICHIELSGEST EL

SINT OEDENRODE SINT OEDENRODE SINT OEDENRODESINT OEDENRODESINT OEDENRODESINT OEDENRODESINT OEDENRODESINT OEDENRODESINT OEDENRODE

ST EENSEL ST EENSEL ST EENSELST EENSELST EENSELST EENSELST EENSELST EENSELST EENSEL

ST ERKSEL ST ERKSEL ST ERKSELST ERKSELST ERKSELST ERKSELST ERKSELST ERKSELST ERKSEL

ST EVENSBEEK ST EVENSBEEK ST EVENSBEEKST EVENSBEEKST EVENSBEEKST EVENSBEEKST EVENSBEEKST EVENSBEEKST EVENSBEEK UDENUDEN

UDENUDEN UDENUDENUDENUDEN UDEN

VALKENSWAARD VALKENSWAARD VALKENSWAARDVALKENSWAARDVALKENSWAARDVALKENSWAARDVALKENSWAARDVALKENSWAARDVALKENSWAARD

VEGHEL VEGHEL VEGHELVEGHELVEGHELVEGHELVEGHELVEGHELVEGHEL

VELDHOVEN VELDHOVEN VELDHOVENVELDHOVENVELDHOVENVELDHOVENVELDHOVENVELDHOVENVELDHOVEN

VENHORST VENHORST VENHORST VENHORST VENHORSTVENHORSTVENHORSTVENHORST VENHORST

VESSEM VESSEM VESSEM VESSEM VESSEMVESSEMVESSEMVESSEM VESSEM

VEULEN VEULEN VEULEN VEULEN VEULEN VEULEN VINKEL

VINKEL VINKELVINKELVINKELVINKELVINKELVINKELVINKEL

VLIERDEN VLIERDEN VLIERDENVLIERDENVLIERDENVLIERDENVLIERDENVLIERDENVLIERDEN VOLKEL

VOLKEL VOLKELVOLKELVOLKELVOLKELVOLKELVOLKELVOLKEL

VREDEPEEL VREDEPEEL VREDEPEEL VREDEPEEL VREDEPEELVREDEPEELVREDEPEELVREDEPEEL VREDEPEEL VUGHT

VUGHT VUGHT VUGHT VUGHTVUGHTVUGHTVUGHT VUGHT

WAALRE WAALRE WAALREWAALREWAALREWAALREWAALREWAALREWAALRE

WANROIJ WANROIJ WANROIJWANROIJWANROIJWANROIJWANROIJWANROIJWANROIJ

WEST ERBEEK WEST ERBEEK WEST ERBEEKWEST ERBEEKWEST ERBEEKWEST ERBEEKWEST ERBEEKWEST ERBEEKWEST ERBEEK

WINT ELRE WINT ELRE WINT ELREWINT ELREWINT ELREWINT ELREWINT ELREWINT ELREWINT ELRE

IJSSELST EIJN LB IJSSELST EIJN LB IJSSELST EIJN LBIJSSELST EIJN LBIJSSELST EIJN LBIJSSELST EIJ N LBIJSSELST EIJ N LBIJSSELST EIJ N LBIJSSELST EIJN LB ZEELAND

ZEELAND ZEELANDZEELANDZEELANDZEELANDZEELANDZEELANDZEELAND

Beek en Donk - Otterweg (ong.) - Gemeente Laarbeek Situering van het plangebied binnen Nederland

bron: Geodan

190000 200000

380000390000

N NN NNNNN N

10000m 0

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Lage Heesweg

Otterweg

IJsw eg

Beek en Donk - Otterweg (ong.) Detailkaart van het plangebied Legenda

Plangebied De Hees

Nu onderzochtte deel van het plangebied

(10)

• de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Deze deskundige moet voldoen aan, door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen, kwalificaties.

(11)

2. ARCHEOLOGISCHE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED 2.1 Inleiding

Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting heeft in 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd voor het gehele plangebied Hees, ter bepaling van de noodzaak van aanvullend onderzoek. In dit hoofdstuk zijn delen van dit onderzoek samengevat evenals delen uit het Programma van Eisen dat voor het proefsleuvenonderzoek is geschreven.1

2.2 Geomorfologie en bodem

Het plangebied ligt op de zuidflank van een betrekkelijk klein 'dekzandeiland'. Dit eiland, waarop Donk is gesticht, wordt in het zuiden door een oost-west georiënteerde laagte gescheiden van een grotere dekzandkop waarop de kern van Beek ligt. In het plangebied is sprake van een hoogte van 13.8 m NAP in het noordoosten en van 13 m in de westelijke helft en langs de Trekgraaf in het zuiden. Op de bodemkaart zijn de noord- en oostrand van het plangebied niet gekarteerd, omdat deze zones reeds bebouwd waren toen de kaart werd vervaardigd. Op basis van de hoogteligging en vergelijking met gebieden rondom de bebouwde kom van Donk kan er van worden uitgegaan dat hier oorspronkelijk een hoge zwarte enkeerdgrond (zEZ21) met grondwatertrap VI aanwezig was. Het deel van het plangebied dat wél is gekarteerd, kent een moerige eerdgrond met een moerige bovengrond op zand (vWz) met grondwatertrap II. Hier is derhalve sprake van zeer natte omstandigheden die bewoning in het verleden niet hebben toegelaten.2

2.3. Archeologische gegevens

De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geeft voor de noord- en oostrand van het plangebied geen informatie, omdat hier het niet gekarteerde gebied van de bodemkaart ligt. Voor de rest van het plangebied wordt een middelhoge kans op archeologische waarden gegeven, hetgeen zeer verwonderlijk is in het licht van de natte omstandigheden ter plaatse.

Het archeologisch informatiesysteem geeft weinig waarnemingen voor de omgeving van het plangebied en er kan beter worden uitgegaan van het uitgebreidere gegevensbestand dat door lokale amateurarcheologen is verzameld. In 1991 is bij het uitgraven van een bouwput in de noordoostelijke hoek van het plangebied materiaal verzameld uit de IJzertijd (1 scherf), Romeinse tijd (1 scherf), de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd (4 vondsten). Het aantal vondsten is beperkt en het jongste materiaal kan er op allerlei manieren terecht zijn gekomen. De aanwezigheid van bewoningssporen uit de IJzertijd en Romeinse tijd is, ook al is sprake van weinig vondsten, zeer wel mogelijk. Hierop wijzen twee vondsten van Romeinse scherven, één elders in Donk en meer naar het westen langs de Goorloop. Een interessante vondst in de omgeving van het plangebied is verder een Neolithische bijl van kwartsiet.

Hoewel het laaggelegen gebied aan de zuidzijde van het plangebied in het verleden niet gebruikt is voor bewoning, kunnen hier zeker archeologische vondsten worden aangetroffen. Lager gelegen zones in het landschap werden in het verleden soms gebruikt voor rituele deposities. Een bronzen bijl die aan de noordzijde van Donk is gevonden, illustreert dit. De vondstdichtheid in laaggelegen zones is over het algemeen echter zeer laag.3

2.4 Historische gegevens

De oude topografische kaart en van 1897/1900 toont dat het grootste deel van het plangebied behoort tot een laaggelegen zone met weiden waar de Trekgraaf doorheen loopt. Alleen de noordoostelijke hoek van het gebied lijkt te behoren tot het akkerareaal van Donk. Halverwege de 20e

1 N. van Malssen, 2011.

2 H. Hiddink, 2007.

3 Idem.

(12)

eeuw is het plangebied opnieuw verkaveld, maar nog geheel open en er is slechts sprake van één klein gebouwtje.4

2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting en selectieadvies vooronderzoek

Het plangebied Lage Heesweg/Otterweg valt op grond van de landschappelijke kenmerken in twee delen uiteen. Het grootste deel, dat de zuidelijke en westelijke helft omvat, bestaat uit een laaggelegen terrein dat in het verleden ongeschikt was om te wonen en te akkeren. Deze zone kan vanuit een archeologische optiek zonder meer verder ontwikkeld worden. Een kleiner deel, de noordoostelijke hoek van het plangebied ligt op de flank van een dekzandrug met een plaggendek.

Een dergelijke locatie bood in het verleden gunstige voorwaarden voor bewoning en er zijn daadwerkelijk enkele vondsten gedaan die er op wijzen dat hier of in de directe omgeving sprake is van bewoning uit de IJzertijd en/of de Romeinse tijd. Dit deel van het plangebied heeft hierdoor een hoge archeologische verwachting.5

Door deze hoge archeologische verwachting is een waarderend archeologisch vooronderzoek in de vorm van proefsleuven (conform protocol proefsleuven KNA 3.2, de SI KB Leidraad proefsleuven en de richtlijnen van de provincie Noord-Brabant) noodzakelijk indien in het behoudenswaardige deel van het plangebied bodemingrepen plaatsvinden met een oppervlak van meer dan 500 m² en dieper dan 30 cm.6

4 Idem.

5 Idem.

6 N. van Malssen, 2011.

(13)

3. METHODIEK VELDONDERZOEK

3.1 Inleiding

Voor het inventariserend veldonderzoek, proefsleuven, is door het ARC een Programma van Eisen opgesteld.7 In dit document zijn de eisen vastgelegd waaraan het archeologisch onderzoek dient te voldoen. De methodiek en onderzoeksvragen zoals die in het PvE is opgenomen, worden in dit hoofdstuk verwoord.

3.2 Methodiek proefsleuven

Voor het plangebied is in het PvE een onderzoeksmethode opgesteld. Het veldwerk heeft plaatsgevonden conform het PvE en KNA versie 3.2.

Een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd om inzicht te krijgen in de verspreiding van de archeologische waarden in een gebied zonder dat daarbij direct grote vlakken worden uitgegraven.

Een belangrijk kenmerk is dat bij deze vorm van onderzoek het bodemarchief wel wordt blootgelegd, maar niet wordt opgegraven. Het kan daarom in zekere zin ook worden beschouwd als een zo min mogelijk destructief onderzoek. Slechts een selectie van de sporen wordt via couperen nader onderzocht om uitspraken te kunnen doen over conservering en datering van de vindplaats.

De locatie van de proefsleuven is gebaseerd op het PvE.8 Er zijn twee sleuven aangelegd van 5 x 44 en 5 x 35 meter met een tussenafstand van 14 m (zie afbeeldingen 3 en 4). De oriëntatie van de sleuven is noord-zuid. In het Programma van Eisen staat voorgeschreven dat de proefsleuven beide 50 meter lang moeten zijn. Echter door de aanwezigheid van bomen, een container en bebouwing kon deze lengte niet gerealiseerd worden. Bij het veldonderzoek is bijna 400 m² onderzocht wat overeenkomt met iets meer dan 8% van het nu onderzochte deel van het onderzoeksgebied.

Het vlak is direct onder de opgebrachte grond aangelegd op een dergelijke wijze dat sporen in de C- horizont leesbaar zijn. Sporen laten zich over het algemeen herkennen als verkleuringen in de natuurlijke ondergrond. De sleuven zijn machinaal met een vlakke bak schavenderwijs verdiept. Het aanleggen van het vlak is met een metaaldetector begeleid. Het vlak is daar waar nodig handmatig opgeschaafd. Met een Robotic Total Station is het vlak ingetekend. Alle vlakken zijn gefotografeerd.

In de sleuven is naast de sporen het bodemprofiel gedocumenteerd. In beide proefsleuven is het aangetroffen spoor (zie § 4.3) gecoupeerd om het karakter te kunnen vaststellen of om daterend materiaal te verzamelen. De coupes van de sporen zijn gefotografeerd met een digitale camera en vervolgens getekend op een schaal van 1:20.

Om de bodemopbouw van het plangebied te documenteren, zijn er om de 10 m profielkolommen aangelegd. Deze één meter brede kolommen zijn gefotografeerd en getekend op een schaal van 1:20.

3.3 Onderzoeksvragen

In het Programma van Eisen is een aantal onderzoeksvragen opgenomen.9 Het veldonderzoek dient antwoord te geven op deze vragen.

• In welke mate is het gebied verstoord?

• Wat is de geologische/bodemkundige opbouw?

• Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?

• Uit welke periode(n) dateren de sporen?

7 N. van Malssen, 2011.

8 Idem.

9 Idem.

(14)

• Uit welke periode(n) dateert het esdek?

Afbeelding 3

SL1 SL2

Overzicht plangebied met proefsleuven

Beek en Donk - Otterweg (ong.) - Gemeente Laarbeek Onderzoeksmeldingsnummer : 47763

LAAK-01

171400 171500 171600

393900394000394100394200

NN NNNNNNN

50m 0

Plangebied Onderzoeksgebied

Nog te onderzoeken deel onderzoeksgebied

(15)

Afbeelding 4

SL1 SL2

Proefsleuvenoverzicht

Beek en Donk - Otterweg (ong.) - Gemeente Laarbeek Onderzoeksmeldingsnummer : 47763

LAAK-01

171520 171540 171560 171580 171600 171620 171640

394060394080394100394120394140394160394180394200394220

NN NNNNNNN

25m 0

(16)

• Zijn er aan de onderkant van het esdek ontginningssporen, zoals spitsporen of esgreppels, aanwezig?

• Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

• Is er een relatie te leggen tussen de archeologische vondsten en sporen?

• Hoe verhoudt de site zich ten opzichte van vergelijkbare vindplaatsen uit dezelfde periode in de regio?

• Hebben de archeologische resten een relatie met uit de omgeving bekende archeologische of historische locaties en welke is dat?

• Is er sprake van verschillende bewoningsfasen?

• In hoeverre zijn binnen de site(s) op grond van de verspreiding van vondsten en/of grondsporen voormalige activiteitengebieden te onderscheiden en hoe moeten die geduid worden?

• Is er op basis van aard en vondstsamenstelling sprake van bijzondere contexten, zoals bouw- verlatingsoffers, voorraad/afvalkuilen en wat is de betekenis hiervan geweest binnen de nederzetting?

• Zijn er aanwijzingen voor landgebruik (off-site-patronen) in de zin van wegen, percelering, akkers, grondstofwinning, vennen, etc?

• Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de sites (geologie, bodemkunde, geomorfologie, afstand tot water, reliëf)?

• Welke vindplaatstypen zijn er aangetroffen?

• Zijn de aangetroffen vindplaatsen behoudenswaardig?

• Indien het onderzoek geen archeologische resten of categoriaal beperkte archeologische fenomenen (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) oplevert, welke verklaring is hiervoor dan te geven? Is er (bijvoorbeeld) sprake van: aantoonbare afwezigheid van bewoning en/of actief landgebruik, verstoring van antropogene aard, beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door bodemprocessen, beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden doorwerk- of weersomstandigheden?

• Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect daarvan?

• Wat is de invloed van het gevormde esdek?

(17)
(18)

4. RESULTATEN VELDONDERZOEK 4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zullen eerst de resultaten van het proefsleuvenonderzoek worden besproken, waarbij de aangetroffen sporen centraal zullen staan. Vervolgens wordt een analyse gegeven van het vondstmateriaal.

Het veldonderzoek is uitgevoerd door drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog) en Ing. G.J. Boots BA (Archeoloog). Het fysisch geografisch onderzoek is uitgevoerd door drs. A.H. Schutte.

4.2 Fysische geografie

Uit de bestudeerde profielkolommen bleek dat de bodemopbouw in het gehele plangebied ongeveer hetzelfde is (zie afbeelding 5). De bovenlaag bestaat uit een opgebracht grindpakket van zo’n 20 tot 30 centimeter dik. Dit grindpakket betreft de verharding van het parkeerterrein. Onder het grindpakket zat een laag bouwzand van gemiddeld 30 centimter dik. Daaronder zat een 35 tot 60 centimeter dik opgebracht pakket grond met daarin verschillende onregelmatige lagen met een losse structuur. In het gehele pakket is bouwpuin en plastic waargenomen. Onder dit pakket zat gereduceerd leemig zand tot zandige leem (de C-horizont) van de formatie van Boxtel, laagpakket van Singraven. De C- horizont was zeer vochtig en daardoor gereduceerd waardoor de kleur van het vlak blauw was in de plaats van geel, de kleur die gebruikelijk is bij dekzand. De overgang van het opgebrachte pakket na de natuurlijke C-horizont was over het algemeen abrupt. Plaatselijk is een verommelde laag aangetroffen tussen het opgebrachte pakket en de C-horizont. Bij het eerste profiel in sleuf 1 is nog een boring gezet en hieruit bleek dat het zand een dikte heeft van zo’n 65 centimeter. Eronder zit een humus rijke kleilaag van ongeveer 30 centimeter met daaronder zand met grind. De klei en zand met grind afzettingen behoren tot de formatie van Boxtel, laagpakket van Liempde.

(19)

Grindpakket

Bouwzand

Opgebracht zand pakket met bouwpuin

C-Horizont, leemig zand.

4.3 Sporen en structuren

Voor het hele plangebied kan gesteld worden dat de aangetroffen archeologische sporen waarschijnlijk uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd dateren (bijlage 1). De antropogene sporen zijn onder te verdelen in recente sporen ontstaan door agrarisch gebruik (drainage sleuven) en een sloot die waarschijnlijk uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd dateert.

4.3.1 Proefsleuf 1

Proefsleuf 1 is aangelegd aan de westzijde van het nu onderzochte deel van het plangebied. Het vlak is in de top van de C-Horizont aangelegd waarbij een pakket geroerde grond, die het gehele

Afbeelding 5 Profielfoto sleuf 1

(20)

plangebied afdekte, is verwijdert. In deze sleuf is één spoor aangetroffen (spoor 1) bestaande uit een sloot (zie afbeelding 6 en 8). Het spoor lijkt op basis van kleur en textuur in de in de tweede helft van de 20e eeuw te dateren. De vulling van het spoor komt overeen met het pakket humeuze grond met daarin bouwpuin dat in het profiel is waargenomen. Bij de aanleg van het vlak was het door de overeenkomende spoorvulling met het pakket geroerde grond niet gelijk duidelijk dat we hier met een spoor te maken hadden waardoor het vlak hier dieper is aangelegd. Spoor 1 is gecoupeerd en bleek in de coupe een breedte van 245 cm te hebben en een diepte van maximaal 52 cm te hebben. De conservering is goed te noemen. Boven in de C-horizont zijn drainagebuizen vastgesteld maar deze zijn bij de aanleg van het vlak verwijderd. In proefsleuf 1 is geen vondstmateriaal aangetroffen.

Afbeelding 6 Vlakfoto sleuf 1 met spoor 1

4.3.2 Proefsleuf 2

Proefsleuf 2 is aangelegd aan de oostzijde van het nu onderzochte deel van het plangebied. In deze sleuf is ook één spoor aangetroffen (spoor 2) bestaande uit eveneens sloot (zie afbeelding 7 en 9).

Het spoor lijkt op basis van kleur en textuur in de in de tweede helft van de 20e eeuw te dateren. De vulling van het spoor komt net als bij spoor 1 in sleuf 1 overeen met het pakket humeuze grond met daarin bouwpuin dat in het profiel is waargenomen. Spoor 2 is gecoupeerd en bleek een in de coupe een breedte van ongeveer 300 cm te hebben en een diepte van maximaal 68 cm te hebben. De conservering is ook hier goed te noemen. Bovenin de C-horizont zijn drainagebuizen vastgesteld maar deze zijn bij de aanleg van het vlak deels verwijderd. Één buis was dieper ingegraven (spoor

(21)

999). In de noordwesthoek van de sleuf is in het vlak nog een restant zichtbaar van het pakket humeuze grond met daarin bouwpuin (spoor 1). In proefsleuf 2 is ook geen vondstmateriaal aangetroffen.

Afbeelding 7 Vlakfoto sleuf 2 met spoor 2

4.3.3 Structuren

Spoor 1 in sleuf 1 en spoor 2 in sleuf 2 vormen een structuur (zie afbeelding 4). Het betreft hier een sloot die door het plangebied loopt. De vulling van het spoor geeft aan dat het spoor recent gedempt is, waarschijnlijk bij de aanleg van de huidige parkeerplaats. Wanneer de sloot is gegraven is tijdens het veldwerk niet vast komen te staan. In de sloot en in de proefsleuven is geen vondstmateriaal aangetroffen. De vulling van het spoor doet vermoeden dat de sloot eerst is leeg gegraven voordat deze is opgevuld, waarschijnlijk om de stabiliteit van de bodem te bevorderen.

Historisch kaartmateriaal geeft ook geen duidelijkheid over de mogelijke ouderdom van het spoor. Op de kadasterkaart uit 1812-1832 staan wel perceelsgrenzen aangegeven die door het plangebied heen lopen en die dezelfde oriëntatie hebben als de nu aangetroffen sloot. Deze perceelsgrenzen vinden we ook terug op latere kaarten tot in de jaren zestig.10 Of deze perceelsgrenzen uit sloten bestonden is echter niet uit de kaarten te halen.

10 www.watwaswaar.nl, internetsite oktober 2011.

(22)

In het bureauonderzoek dat voorafging aan het proefsleuvenonderzoek is een deel van het plangebied De Hees afgeschreven vanwege de hoge grondwaterstand in dat deel. De gereduceerde C-horizont die bij het proefsleuvenonderzoek is aangetroffen, de forse sloot en de drainage sleuven die het plangebied doorsnijden doen vermoeden dat het nu onderzochte deel van het plangebied ook een hoge grondwaterstand heeft.

(23)

Afbeelding 8 Vlaktekening proefsleuf 1

P5

lgrbl P4

P3

S1 dgrbr (REC) lgrbl

P2 P1

Proefsleuf 1 Legenda

Natuurlijke laag

Beek en Donk - Otterweg (ong.) - Gemeente Laarbeek Onderzoeksmeldingsnummer : 47763

LAAK-01

Recente verstoring Natuurlijke verstoring

S1 Spoor P1 Profielopname

171560 171570 171580

394120394130394140394150394160

NN NNNNNNN

5m 0

(24)

Afbeelding 9 Vlaktekening proefsleuf 2

S999 dbr t.b.v. een drainagebuis P8

P9

S1 dgrbr (REC)

lgrbr

S2 dgrbr (REC) P6

P7

S1 dgrbr (REC)

Proefsleuf 2 Legenda

Natuurlijke laag

Beek en Donk - Otterweg (ong.) - Gemeente Laarbeek Onderzoeksmeldingsnummer : 47763

LAAK-01

Recente verstoring Natuurlijke verstoring

S1 Spoor P1 Profielopname

171590 171600 171610

394120394130394140394150394160

NN NNNNNNN

5m 0

(25)
(26)

5. CONCLUSIES EN BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN 5.1 Conclusies

Tijdens het proefsleuvenonderzoek in plangebied De Hees zijn twee proefsleuven aangelegd met een gezamenlijk oppervlak van 395 m². De bodemopbouw van het terrein is sterk verstoord. Onder het verstoorde pakket is een gereduceerde grijs blauwe C-horizont aangetroffen. Hierin zijn in beide proefsleuven sporen vastgesteld. De sporen bestaan uit sloten, waarschijnlijk uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd en recente drainagebuizen. Er is geen vondstmateriaal in de proefsleuven aangetroffen.

In de sloten is een structuur te herkennen. De sporen vormen samen één sloot die het plangebied doorsnijdt.

5.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen

In § 3.3 zijn de onderzoeksvragen gesteld waarop het proefsleuvenonderzoek antwoord zou moeten geven. In dit hoofdstuk zal getracht worden dit te realiseren. De resultaten van het onderzoek kunnen echter niet op alle vragen een antwoord geven.

• In welke mate is het gebied verstoord?

De bodemopbouw is in het gehele nu onderzochte deel van het plangebied verstoord tot in de top van de C-horizont. Het is niet uit het onderzoek af te leiden hoeveel van de top van de C- horizont is verstoord.

• Wat is de geologische/bodemkundige opbouw?

Onder een recent opgebracht pakket ligt (gereduceerd) dekzand met leem van de formatie van Boxtel, laagpakket van Singraven, met daaronder klei en zand met grindafzettingen van de formatie van Boxtel, laagpakket van Liempde.

• Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?

In het plangebied is één sloot vastgesteld die door het plangebied loopt. Het spoor is van goede kwaliteit.

• Uit welke periode(n) dateren de sporen?

Het meest waarschijnlijk is dat de sloot uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd dateert.

• Uit welke periode(n) dateert het esdek?

Er is in de proefsleuven geen esdek aangetroffen, waarschijnlijk is dit verwijderd toen het plangebied opnieuw werd ingericht in de tweede helft van de twintigste eeuw.

• Zijn er in de onderkant van het esdek ontginningssporen, zoals spitsporen of esgreppels, aanwezig?

Deze vraag is niet van toepassing, zie boven.

• Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

Er zijn in het plangebied geen vondsten gedaan.

• Is er een relatie te leggen tussen de archeologische vondsten en sporen?

Deze vraag is niet van toepassing, zie boven.

• Hoe verhoudt de site zich ten opzichte van vergelijkbare vindplaatsen uit dezelfde periode in de regio?

In de regio zullen meer sloten hebben gelegen die uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd dateren.

(27)

• Hebben de archeologische resten een relatie met uit de omgeving bekende archeologische of historische locaties en welke is dat?

De sloot is het resultaat van het agrarisch in gebruik nemen van het plangebied. Dit soort fenomenen zullen in de omgeving ook hebben plaats gevonden.

• Is er sprake van verschillende bewoningsfasen?

Er is in het plangebied geen sprake van bewoning.

• In hoeverre zijn binnen de site(s) op grond van de verspreiding van vondsten en/of grondsporen voormalige activiteitengebieden te onderscheiden en hoe moeten die geduid worden?

Deze vraag is niet van toepassing gezien de resultaten van het onderzoek.

• Is er op basis van aard en vondstsamenstelling sprake van bijzondere contexten, zoals bouw- verlatingsoffers, voorraad/afvalkuilen en wat is de betekenis hiervan geweest binnen de nederzetting?

Deze vraag is niet van toepassing gezien de resultaten van het onderzoek.

• Zijn er aanwijzingen voor landgebruik (off-site-patronen) in de zin van wegen, percelering, akkers, grondstofwinning, vennen, etc?

De sloot is een aanwijzing voor agrarisch gebruik van het plangebied.

• Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de sites (geologie, bodemkunde, geomorfologie, afstand tot water, reliëf)?

Het plangebied ligt op dekzand met leem van de formatie van Boxtel, laagpakket van Singraven, met daaronder klei en grindafzettingen van de formatie van Boxtel, laagpakket van Liempde. Er zat een licht reliëf in het terrein, naar het zuiden toe lag het dekzand dieper onder het maaiveld dan in het noordelijke deel van de sleuven. Het plangebied was zeer vochtig.

• Welke vindplaatstypen zijn er aangetroffen?

Er is een off-site vindplaats aangetroffen die is ontstaan bij het agrarisch gebruik van het nu onderzochte deel van het plangebied.

• Zijn de aangetroffen vindplaatsen behoudenswaardig?

De vindplaats is niet behoudenswaardig.

• Indien het onderzoek geen archeologische resten of categoriaal beperkte archeologische fenomenen (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) oplevert, welke verklaring is hiervoor dan te geven? Is er (bijvoorbeeld) sprake van: aantoonbare afwezigheid van bewoning en/of actief landgebruik, verstoring van antropogene aard, beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door bodemprocessen, beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden doorwerk- of weersomstandigheden?

Het is mogelijk dat het nu onderzochte deel van het plangebied te nat is geweest voor landbouwers en dus een minder gunstige vestigingsplaats is geweest.

• Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect daarvan?

Het plangebied is afgegraven en daarna weer aangevuld. Hoe diep er is gegraven en of daarmee een eventuele vindplaats is verwijderd is uit de resultaten van het proefsleuvenonderzoek niet af te leiden.

• Wat is de invloed van het gevormde esdek?

Aangezien er geen esdek is aangetroffen bij het onderzoek kan op deze vraag geen antwoord gegeven worden.

(28)

6. WAARDERING EN SELECTIEADVIES 6.1 Waardering

De resultaten van het veldwerk vormen de basis voor de waardering van de vindplaats. De waardering moet vervolgens leiden tot een aanbeveling ten aanzien van het vervolgtraject. De waardering geschiedt volgens de door de KNA voorgeschreven wijze aan de hand van de volgende aspecten: beleving, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit.

Beleving

De beleving van de vindplaats valt uiteen in twee criteria “schoonheid” en “belevingswaarde”. Bij beide gaat het vooral om zichtbare monumenten. Schoonheid is de esthetische-landschappe-lijke waarde van een archeologisch monument, die in de zichtbaarheid van het monument tot uiting komt.

Deze waarde is gebaseerd op de zichtbaarheid vanaf het maaiveld als landschapselement, vorm en structuur en relatie met omgeving. Herinneringswaarde is de herinnering die het archeologisch monument oproept over het verleden. Deze waarde is gebaseerd op verbondenheid met feitelijke historische gebeurtenis en associatie met toegeschreven kwaliteit of betekenis.

Fysieke kwaliteit

De fysieke kwaliteit van de vindplaats is gebaseerd op de criteria gaafheid en conservering. De gaafheid is de mate van niet-verstoord zijn en stabiliteit van de fysieke omgeving. De conservering geeft de mate waarin archeologisch vondstmateriaal bewaard is gebleven aan. Bij 5 of meer punten is een vindplaats behoudenswaardig.

Inhoudelijke kwaliteit

De inhoudelijke kwaliteit wordt uitgedrukt in waarden voor zeldzaamheid, informatie, ensemble en representativiteit. Zeldzaamheid is de mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied. Informatiewaarde is de betekenis van een monument als bron van kennis over het verleden. De ensemblewaarde (of contextwaarde) is de meerwaarde die aan een monument wordt toegekend, op grond van de mate waarin sprake is van een archeologische context en van een landschappelijke context. De representativiteit tenslotte is de mate waarin een bepaald type monument karakteristiek is voor een periode danwel een gebied.

De beoordeling is: drie punten voor hoge, twee punten voor middelhoge en één punt voor lage kwaliteit.

Tabel I. Scoretabel waardestelling van het plangebied

Waarden Criteria Scores

Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid 1

Herinneringswaarde 1

Fysieke kwaliteit Gaafheid 1

Conservering 3

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1

Informatiewaarde 1

Ensemblewaarde 2

Representativiteit n.v.t.

Parameter Beleving:

Doordat het aangetroffen spoor niet zichtbaar is in het landschap en het geen herinnering oproept aan een historische gebeurtenis scoort de site laag voor beleving.

(29)

Parameter Fysieke kwaliteit:

Gaafheid: Het spoor is eerst uitgegraven en vervolgens dicht gegooid.

Conservering: Het spoor is goed bewaard gebleven.

De totale score voor de fysieke kwaliteit is dus 4 en de waardering van de vindplaats op basis van deze criteria is dan ook middelhoog.

Parameter Inhoudelijke kwaliteit:

Zeldzaamheid: Ontginningssloten en sloten in het algemeen uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd komen veel voor bij archeologisch onderzoek en zijn dientengevolge niet zeldzaam.

Informatiewaarde: De informatiewaarde van de sloot is laag te noemen. Veel meer informatie dan er uit het proefsleuvenonderzoek is voortgekomen zal het spoor niet opleveren.

Ensemblewaarde: Het spoor kan niet direct in een archeologische context geplaatst worden.

Waarschijnlijk heeft het spoor te maken met de ontginningsgeschiedenis van het plangebied en kunnen rond de vindplaats sporen verwacht worden die in dezelfde context vallen als de sloot. Het heeft een landschappelijke context doordat het iets zegt over het landgebruik in de regio vanaf waarschijnlijk de Late Middeleeuwen.

De totale score voor de inhoudelijke kwaliteit is dus 4 en de waardering van de vindplaats op basis van deze criteria is dan ook laag.

Representativiteit: dit criterium is alleen relevant als bij het uitvoeren van de waardering het vermoeden bestaat dat duurzaam behoud van het monument gerealiseerd kan worden. Dit is bij dit onderzoek niet het geval, waardoor er over representativiteit geen uitspraken worden gedaan.

Er wordt gesproken van een behoudenswaardige vindplaats indien de gezamenlijke score van de inhoudelijke kwaliteit 7 punten of meer bedraagt. In bovenstaande tabel bedraagt het totaal aantal punten 4. Hierdoor is er géén sprake van een behoudenswaardige vindplaats.

6.2 Selectieadvies

De lage waardering volgens de normering van de KNA leidt tot het selectieadvies dat de vindplaats niet als behoudenswaardig moeten worden gezien. Het advies is dientengevolge dan ook geen vervolgonderzoek uit te voeren in het nu met proefsleuven onderzochtte deel van het plangebied en dit deel vrij te geven voor verdere ontwikkeling.

Bovenstaand betreft een selectieadvies van Econsultancy. Dit dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het bevoegd gezag, in deze de gemeente Laarbeek. Deze beoordeelt de conceptrapportage en het selectieadvies, waarna een selectiebesluit wordt genomen.

Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Melding van archeologische waarden kan plaatsvinden bij het Ministerie van OCW (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682), de gemeente Laarbeek of de Provincie Noord-Brabant.

(30)

LITERATUUR

Hiddink, H., 2007: Een bureaustudie naar het plangebied Lage Heesweg/Otterweg (De Hees) te Beek en Donk, gemeente Laarbeek. Zuidnederlandse Archeologische Notities 93, Amsterdam.

Malssen, M. van 20011: PvE Otterweg, ARC, Groningen.

BRONNEN

Wat Was Waar; internetsite, oktober 2011.

http://www.watwaswaar.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De strekking van de uitspraak in deze zaak luidt dat indien het voorgaande plan, dat is vast- gesteld voor inwerkingtreding van de Ladder, bebouwing onder het overgangsrecht brengt,

In de directe omgeving van het plangebied liggen gebieden die zijn aangewezen als ‘Natuur Netwerk Brabant’, deze lopen echter niet over het perceel.. Daarnaast ligt

Het archeologisch proefsleuvenonderzoek wordt noodzakelijk geacht om te bepalen of er een gerede kans is dat archeologische waarden wel of niet aanwezig (kunnen) zijn in de

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze

- Als kinderen ervoor kiezen om naar buiten te gaan, gaat er altijd een pedagogisch medewerker mee om toezicht te houden en samen te spelen.. Op deze manier voelen kinderen

Een verbijzondering voor stedelijke ontwikkeling is dat er toepassing gegeven moet zijn aan de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen