Leven en wonen op de Bovenste Beversluisplaat
in de wildernis van de Biesbosch
~
Albert Megchelsen
~
Verhalen uit de Biesbosch
Deel 4: Leven en wonen op de Bovenste Beversluisplaat in de wildernis van de Biesbosch
Colofon
Auteursrecht: © 2022 Albert Megchelsen Voor deze uitgave: © 2022 Strix uitgeverij Tekst: Albert Megchelsen
Inleiding: Rob Haan
Redactie: Rob Haan, Reinier Jaquet Fotoredactie: Ronald van Jeveren Vormgeving: Alexandra Haan
Advisering: Alexandra Haan, Sander Terlouw
ISBN/EAN: 978-90-78869-66-5
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, hetzij door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever.
Uitgeverij Strix van de Natuur- en Vogelwacht Biesbosch heeft alle moeite gedaan de auteurswet niet te schenden en eventuele recht- hebbenden te achterhalen. Mocht er onverhoopt toch sprake zijn van personen of instanties die zich door deze publicatie in hun belan- gen geschaad achten, dan worden deze verzocht contact op te nemen met de Stichting Natuur- en Vogelwacht Biesbosch.
Inhoud
Ter ingeleide 9
Het begin 10
De “Rot Hurk” 12
Achter het hek blijven 14
Hoogwater 16
De griendwerkers 17
De eendenkooi 20
Wouter Pieter Schram 23
De naaste buren 25
Markante figuren 28
Schooltijd 31
Vervoer 33
Warmte en verlichting 36
De winter van 1963 40
Broodnijd 42
De telefoon 44
De bloeitijd 46
Spreeuwen jagen 49
Ratten 50
Kinderboerderij 52
Bijzondere eendensoorten 55
De kooi in onderhoud 57
Dreiging 59
De adel jaagt 62
Stemmen 64
De fazantenjacht 64
De strijd tegen de aalscholvers 67 Nog even terug bij de griendwerkers 68
Medische bijstand 70
Zomaar nog wat bezoekers 73
Alles naar de zolder 75
De toegang tot de Bovenste Beversluisplaat 79
Een ongeluk met volle rugzak 81
De visserij 83
Dat gebeurde er als je de klep openliet! 86 Religie op de Beversluisplaat 88
Het begin van het einde 91
De uittocht 96
De laatste bewoners 100
De Lusthof 104
Nawoord 108
~ 7
~
Verhalen uit de Biesbosch Deel 4: Leven en wonen op de Beversluisplaat
~ 8
~
Eendenkooi Bovenste Beversluisplaat vanuit de lucht in 1926 Foto: coll. Schram
~Ter ingeleide ~
Op 17 december 1838 kochten vier Sliedrechtse aan- nemers, te weten: Jan van Haaften, Adrianus van Haaften, IJsbrand van Wijngaarden en Pieter Wou- terszn. Schram gezamenlijk zo’n 130 hectare water, slik en grond van de Staat der Nederlanden op de Beversluisplaat. Deze opkomende zandplaat in het Gat van Kielen bevond zich in het gebied dat we nu de Dordtse Biesbosch noemen, maar dat toen als het Bergsche Veld werd aangeduid en ressorteerde on- der de Brabantse gemeente Hooge en Lage Zwa- luwe. Naamgever van de Beversluisplaat is een schipper met de achternaam Beversluis die op deze locatie schipbreuk leed. Aanvankelijk werd de plaat al opgedeeld in een Bovenste en een Benedenste Be- versluisplaat. Door verdere verlanding ontstonden er in het westen en noorden van de Beversluisplaat nieuwe op- en aanwassen. Deze nieuwe plaat was staatseigendom en kreeg de naam Benedenste Be- versluisplaat, waarna de oude plaat (zowel het bo- venste als het onderste deel) voortaan alleen als Bo- venste Beversluisplaat door het leven ging.
De Sliedrechtse aannemers hadden een vooruitzien- de blik, bestond hun bezit aanvankelijk nog voor een deel uit water en slik, dankzij de voortschrijdende
verlanding en de toen nog heersende eb en vloed, met een getijslag van circa twee meter, vielen grote delen steeds vaker droog en kon het gebied voor de biezen-, riet- en griendteelt benut worden en nog ver- der aanwassen.
In 1864 werd er op de Bovenste Beversluisplaat ook een eendenkooi gebouwd en geregistreerd.
In de loop der tijd kwam het eigendom door vererving en koop in zijn geheel in het bezit van de familie Schram.
Voor de eendenkooi die de eigenaar, dankzij het van-
~ 9
~
Verbodsbord van de Bovenkooi met vermelding van het
“Afpalingsrecht” Foto: Rob Haan
gen en verhandelen van eenden en talingen, veel geld opleverde, werd een kooiker aangesteld. Deze kooiman was aanvankelijk in loondienst en kreeg, bovenop zijn loon, voor elke gevangen eend of taling een bonus van enkele stuivers; het zogenaamde kop- geld. In latere tijden werd de eendenkooi voor een vast bedrag aan de kooiker verpacht.
In de eendenkooi op de Bovenste Beversluisplaat werkten achtereenvolgens de volgende kooimannen:
Cornelis Verburgt 1884 – 1896 Peter Verburgt 1896 – 1905 N.N. van Spanje 1905 – 1907 Gerard Reuser sr 1907 – 1942 Gerard Reuser jr 1943 – 1947 N.N. de Waal 1948 – 1949 Arie van Herk 1949 – 1953 Jan Megchelsen 1953 – 1976 Aart Duhen 1976 – 1981
In 1894 werd er op een heuvel aan het Diepgat een stenen kooikerswoning met rieten dak gebouwd. Dit was de opvolger van een klein stenen huisje met bouthok dat al rond 1883 was gebouwd. Voorheen bracht de kooiker de dag meestal door in een hutje van rietmatten nabij de eendenkooi en keerde hij ’s
middags per roeiboot terug naar de vaste wal. Dit was, in een tijd met een getijslag van ongeveer twee meter, regelmatig een hachelijke en altijd een zware onderneming.
Dankzij de bouw van een ruime kooikerswoning kon de kooiman zich met zijn gezin permanent op de Bo- venste Beversluisplaat vestigen. Sommigen woonden en werkten er maar kort, maar anderen leefden meer dan 20 of zelfs 35 jaar in de wildernis van de Bies- bosch.
In dit “verhaal uit de Biesbosch“ vertrouwt Albert Megchelsen, de oudste zoon van kooiman Jan Meg- chelsen, zijn herinneringen aan het leven van een kooikersgezin op de Bovenste Beversluisplaat aan het papier toe.
R.H.
~ Het begin ~
De golven spatten uiteen op de kop van het kleine binnenvaartschip.
Er stond een stevige bries en het Hollandsch Diep is dan breed genoeg voor een behoorlijke deining.
“Kijk we gaan onder de Moerdijkbruggen door” zei Jan Megchelsen tegen zijn vrouw Heintje. “En daar Verhalen uit de Biesbosch Deel 4: Leven en wonen op de Beversluisplaat
~ 10
~
links in de verte moet het liggen”, “Daar waar de houtbegroeiing hoger is”.
Het schip vervolgde zijn weg door de golven.
Deze morgen was het met de huisraad van de familie Megchelsen uit de haven van Stellendam op Flakkee vertrokken en was het op weg naar de Dordtse Bies- bosch, naar de Bovenste Beversluisplaat om precies te zijn.
Ze hadden er mooi weer voor die zaterdag in mei 1952.
Voor op het dek stond een kinderwagen met daarin een kind van nog geen twee jaar en ervoor lag een bruinharige hond die elke beweging van de schip- persknecht met argusogen gadesloeg en wanneer deze te dicht in de buurt van de kinderwagen kwam een afkeurend gegrom liet horen.
“Ouwe Beer”, zo heette de hond, was bij de geboorte van kleine Albert niet jaloers geworden omdat hij wat minder aandacht kreeg.
Hij had zich opgeworpen tot de beschermheer van de kleine en was niet bij de kinderwagen weg te slaan.
Heintje Megchelsen streek soms liefdevol over haar buik, want nog een paar maanden en dan zou het gezin verblijd worden met nog een koter.
“Het is daar toch geen al te grote gribus hè?” vroeg
ze argwanend.
Ze had er geen flauwe notie van waar ze in terecht ging komen.
Haar man Jan was er een paar keer geweest en met dolenthousiaste verhalen teruggekomen.
De eendenkooi in Stellendam waarop ze zaten was soms een complete ramp.
Deze lag zo slecht beschut dat, als er een boer met zijn kop boven de kooidijk uitstak, de eendenkooi al leeg vloog.
Nee, daar zat geen dik belegde boterham in.
Maar over de Beversluisplaat was Jan heel enthou- siast.
Prima ligging, daar kwam geen mens de boel versto- ren.
En het huis? Ja, de kooikerswoning lag wel wat meer afgelegen dan het vorige in de Halspolder in Stellen- dam, maar ja, je kon niet alles hebben.
Dat het wat meer afgelegen lag, zou Heintje zo’n 23 jaar lang aan den lijve ondervinden.
Het schip voer een kreek in die aan beide zijden be- groeid was met riet.
“Aan het einde linksaf”, zei Jan.
De schipper gehoorzaamde zwijgend.
Soms gooide de schroef van het schip wat modder omhoog, want het water werd snel lager.
~ 11
~
Ze waren maar net op tijd, want bij eb liep de hele kreek droog.
Het zou dan een halve dag wachten zijn, tot het wa- ter opnieuw steeg.
“Is dat het huis?”, vroeg Heintje wijzend op een hou- ten villa met het opschrift “de Kooi” in witte letters er op geschilderd.
“Nee het ligt er vlak achter”, antwoordde Jan.
De boot kwam met een lichte schok tegen de kant tot stilstand en een avontuur van meer van 20 jaar was begonnen.
~ De “Rot Hurk” ~
Het duurde nog wel even voor de familie Megchelsen was gesetteld, zoals dat heet.
Het huis lag wat “meer afgelegen” had vader gezegd.
Ja, dat kon je wel zeggen. De naaste buren woonden op meer dan een halfuur lopen.
Fietsen was niet mogelijk over de smalle hobbelige griendkaai.
En met hoog water viel er niks te lopen, dan moest er gebruikgemaakt worden van een roeiboot, totdat pol- der de Tongplaat was bereikt.
Verhalen uit de Biesbosch Deel 4: Leven en wonen op de Beversluisplaat
~ 12
~
Kooiman Jan Megchelsen, moeder Heintje, kleine Albert en “Teddy” in 1951 Foto: coll. Megchelsen
schaving mochten zij te allen tijde passeren.
In het najaar bij zware regenval verbood hij de boe- ren met de tractor de polder in te gaan omdat zij met hun grote wielen schade in het drassige land van Ha- re Majesteit zouden aanrichten.
Toen Heintje Megchelsen echter een keer in dit jaar- getijde naar het ziekenhuis moest, haalde hij haar persoonlijk met de tractor op bij de plaats waar ze met de roeiboot aankwam.
Het had toen zo geregend dat hij bijna tot aan zijn Verhalen uit de Biesbosch Deel 4: Leven en wonen op de Beversluisplaat
~ 26
~
Zicht op de kooiplas van de Bovenkooi met eendenkorven op ruiters in 1959 Foto: Arij de Groot
Verhalen uit de Biesbosch Deel 4: Leven en wonen op de Beversluisplaat
~ 48
~
Het gezin Megchelsen in 1970 met staand vlnr Henk, Gerard, Albert en zittend moeder Heintje, oma Van Veldhuizen en
vader Jan Megchelsen Foto: Gijs Gerritsen
Verhalen uit de Biesbosch Deel 4: Leven en wonen op de Beversluisplaat
~ 56
~
Kooihuis en huis “de Kooi” in 1977. Naast het kooihuis de twee aangeplante zomereiken Foto: Jan de Bruijn
den in de wei. Nadat hij in huize Van Chastelet het verplichte telefoontje naar huis had gepleegd dat hij er aan kwam werd de voettocht aanvaard. Zo’n belle- tje behoorde altijd tot het vaste ritueel, dan wist het thuisfront waar je uithing.
Deze keer was Albert van plan om een kortere weg over de Tongplaat te nemen, maar dan moesten er wel een paar hindernissen worden genomen, dat wil zeggen over twee sloten gesprongen worden. Na de eerste sloot volgde de tweede en hier moest hij een wat langere aanloop nemen, want deze sloot was iets breder. Op een draf met z’n volle rugzak bereikte hij weliswaar de overkant, maar meteen schoot er een felle pijnscheut door zijn linkerenkel. Bij het bereiken van de overkant was door het gewicht van de zware rugzak de enkel dubbel geklapt. Met een beteuterd gezicht krabbelde hij overeind, nauwelijks in staat om er ook maar enigszins op te staan. Al strompelend vervolgde hij zijn weg. Af en toe nam hij even rust, om dan vervolgens half lopend en half hinkend voor- uit te komen. In de tijd dat de Dam van Engeland werd bereikt had hij allang thuis moeten zijn. Vader Megchelsen vond inmiddels ook dat het wel lang be- gon te duren eer zijn zoon thuis kwam en besloot maar eens poolshoogte te gaan nemen. Halverwege het pad kwamen zij elkaar tenslotte tegen. Thuisge-
komen vormde het uittrekken van de linkerlaars een geducht probleem, want de gekwetste enkel was on- geveer driemaal zo dik geworden. Dat werd voorlopig niet naar school. Niet dat hij dat zo verschrikkelijk vond, maar je kon geen kant op. Ondanks dat de en- kel zorgvuldig werd ingezwachteld met rekverband en regelmatig een bad met sodawater kreeg, schoot de genezing geen pest op. Nu was het Jan Megchelsen
Verhalen uit de Biesbosch Deel 4: Leven en wonen op de Beversluisplaat
~ 82
~
Aan het eind van de rit; kooiker Jan Megchelsen in 1975 Foto: Arij de Groot
~ 107
~
Gat van Kielen vóór de afsluiting van het Haringvliet in 1955. Bij eb vallen de meeste kreken grotendeels droog
Foto: Arij de Groot