• No results found

Onderwijs- en Examenregeling Studiejaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onderwijs- en Examenregeling Studiejaar"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderwijs- en Examenregeling Studiejaar 2018-2019

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Bachelor Theologie

(2)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 2 van 31

(3)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 3 van 31

Inhoudsopgave

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen ... 4

Paragraaf 2. Toegang tot de opleiding ... 4

Paragraaf 3. Inrichting en vormgeving opleiding ... 4

Paragraaf 4. Inrichting en vormgeving onderwijseenheden ... 8

Paragraaf 5. Toetsing en examinering ... 11

Paragraaf 6. Studievoortgang, -begeleiding en –advies ... 13

Paragraaf 7. Evaluatie van het onderwijs ... 13

Paragraaf 8. Overgangsbepalingen ... 14

Paragraaf 9. Slotbepalingen ... 14

Bijlage .I Toelatingseisen en -procedures ... 15

Bijlage II Examenprogramma ... 16

Bijlage III Regeling Fraude RU ... 20

Bijlage IV Regeling Tentamenruimten RU ... 24

Bijlage V Richtlijn Judicium RU ... 28

Bijlage VI Richtlijn BSA RU ... 29

   

(4)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 4 van 31

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Doel van de regeling

1. In deze onderwijs- en examenregeling (hierna verder: regeling) zijn de geldende procedures en rechten en plichten vastgelegd met betrekking tot het onderwijs en de examens van bacheloropleiding Theologie met crohonummer 56109 (hierna verder: de opleiding) die in de faculteit Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit (hierna verder: RU) is ingesteld.

Artikel 2. Reikwijdte van de regeling

Deze regeling geldt voor alle studenten die in het studiejaar 2018-2019 voor de opleiding zijn ingeschreven.

Artikel 3. Begripsbepalingen

1. De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna verder: de WHW) de betekenis die de WHW daaraan geeft.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt in deze regeling verstaan onder:

a. Contactuur: een onderwijs-uur waarbij een docent fysiek aanwezig is;

Paragraaf 2. Toegang tot de opleiding

Artikel 4. Toelatingseisen en -procedures

Voor toelating tot de opleiding dient de aspirant-student te voldoen aan de voor inschrijving bij of krachtens de WHW en/of het instellingsbestuur gestelde (nadere) vooropleidingseisen en/of toelatingseisen alsmede de procedures. Ten behoeve van een adequate en heldere informatieverstrekking aan de aspirant-student zijn deze eisen en procedures als bijlage I bij deze regeling aangehecht.

Artikel 5. Toelatingscommissie

Besluiten over toelating tot de opleiding worden namens de decaan genomen door een toelatingscommissie.

Paragraaf 3. Inrichting en vormgeving opleiding

Artikel 6. Eindtermen opleiding

1. Het doel van de opleiding is:

a. de student kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de theologie bij te brengen;

b. de student academisch te vormen;

c. de student voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan.

2. In aanvulling op de algemene eindtermen als omschreven in lid 1 beoogt de opleiding voorts:

(5)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 5 van 31

1. Kennis van en inzicht in:

a) de bronnen, geschiedenis, geloofsovertuigingen en praktijken van het christendom.

b) maatschappelijke, culturele en religieuze contexten van de christelijke traditie en hun wisselwerkingen.

c) elementaire taalvaardigheid Grieks en Hebreeuws.

d) de onderzoeksmethoden en -technieken van onderscheiden wetenschappelijke disciplines binnen de theologie (literaire, historische, hermeneutische en empirische methoden).

e) de voor de theologie belangrijkste aandachtsgebieden uit de filosofie, godsdienstwetenschap, geestes- en sociale wetenschappen.

2. Toepassen van kennis en inzicht

De afgestudeerde kan in de behandeling van theologische kwesties zijn kennis en inzicht toepassen. De afgestudeerde kan daartoe, mede met het oog op gestelde eisen op de arbeidsmarkt, op wetenschappelijk verantwoorde wijze theologische kwesties behandelen in een essay of presentatie.

3. Oordeelsvorming

De afgestudeerde kan zich een oordeel vormen aangaande maatschappelijke, kerkelijke en theologische vragen en ontwikkelingen op grond van beredeneerde overwegingen en argumenten die gebaseerd zijn op de onder 1a t/m 1d genoemde kennis en inzichten.

4. Communicatie

De afgestudeerde kan mondeling en schriftelijk rapporteren en communiceren over theologische thema's, problemen en oplossingen daarvoor. De afgestudeerde kan daarbij zowel een gespecialiseerd als een niet- gespecialiseerd publiek aanspreken.

5. Leervaardigheid m.b.t. generen van kennis en inzicht

De afgestudeerde beschikt over leervaardigheden om relatief zelfstandig informatie over de christelijke traditie en theologische reflecties te reproduceren, begrijpen, interpreteren, analyseren en evalueren. De afgestudeerde kan relatief zelfstandig nieuwe kennis genereren en informatie aangaande theologische kwesties vergaren.

Artikel 7. Studielast van de opleiding

De opleiding heeft een studielast van 180 EC. De studielast van de opleiding is, bij afzonderlijk besluit, door het college van bestuur vastgesteld.

(6)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 6 van 31

Artikel 8. Opleidingsvorm

De opleiding wordt voltijds verzorgd. De opleidingsvorm is, bij afzonderlijk besluit, door het college van bestuur vastgesteld.

1. De opleiding is ingericht volgens het major-minorstelsel.

2. De major omvat 135 EC met verplichte onderdelen op het eigen vakgebied van de opleiding.

3. De propedeuse bestaat voor 60 EC geheel uit verplichte major-onderdelen. De postpropedeutische fase bestaat voor 75 EC uit verplichte major-onderdelen en voor 30 EC uit ruimte voor minoren.

4. Een minor omvat 15 EC en kan bestaan uit onderdelen op het terrein van het eigen vakgebied (verdiepingsminoren, waarmee studenten hun kennis op het gebied van de major kunnen verdiepen) of uit onderdelen op het terrein van een ander vakgebied (verbredingsminoren, waarmee studenten hun kennis op andere terreinen binnen of buiten de geesteswetenschappen kunnen uitbreiden).

Gedurende het tweede en derde jaar van de bacheloropleiding volgt de student twee minoren naar keuze en een verplichte minor, namelijk het core curriculum geesteswetenschappen.

Artikel 8a. Minoren

1.

De toelatingseisen, werkvormen, studielast, toetsing en volgtijdelijkheid van het minoronderwijs zijn niet vastgelegd in deze Onderwijs- en Examenregeling, maar in de jaarlijks te verschijnen Minorgids van de faculteit. Het bepaalde in deze Onderwijs- en Examenregeling met betrekking tot de tijdvakken, frequentie en mogelijke vormen van tentaminering, de vaststelling en bekendmaking van de tentamenuitslag, de geldigheidsduur en het inzagerecht is onverkort van toepassing op het minoronderwijs. Voor cursussen die buiten de faculteit gevolgd worden geldt met betrekking tot de tentaminering etc. hetgeen bepaald is door de decaan en/of de examencommissie van de opleiding die het onderwijs verzorgt.

2.

Voor zover een minor wordt samengesteld uit onderdelen buiten het minoronderwijsaanbod van de opleiding, vereist deze minor de goedkeuring van de examencommissie. Een verzoek tot goedkeuring wordt door de student ten minste drie maanden voor het afleggen van het eerste tentamen bij de examencommissie ingediend.

3.

Ten aanzien van het in lid 2 bedoelde verzoek beslist de examencommissie binnen vier weken na ontvangst van het verzoek of, indien het verzoek is ingediend binnen een academische vakantie, binnen vier weken na afloop daarvan. De examencommissie kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in de eerste zin genoemde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de student.

4.

Een besluit om goedkeuring aan het in lid 2 bedoelde minorpakket te onthouden, wordt door de examencommissie gemotiveerd genomen, nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.

5. Indien een student in de in lid 2 bedoelde minor wijzigingen wenst aan te brengen in de keuze van de onderdelen waarover reeds goedkeuring is verkregen, kan hij een verzoek daartoe indienen bij de examencommissie. De criteria die in dit artikel worden genoemd, zijn ook van toepassing op de gewenste wijzigingen.

(7)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 7 van 31

Artikel 9. Voertaal van de opleiding

1. De opleiding wordt verzorgd in het Nederlands, zijnde de voertaal van de opleiding.

2. De opleidingsvorm is, bij afzonderlijk besluit, door het college van bestuur vastgesteld. Bij het vaststellen van de voertaal geldt de Gedragscode Vreemde Taal van de RU.

Artikel 10. Examenprogramma

De opleiding kent een examenprogramma dat is gericht op de verwezenlijking van de in deze regeling omschreven eindtermen. Het examenprogramma bestaat uit het samenhangende geheel van onderwijseenheden. zoals nader beschreven in bijlage II.

Artikel 11. Inpassen van onderwijseenheden (vrije ruimte)

1. Gezien het in bijlage II beschreven examenprogramma, biedt de opleiding voor de inpassing van onderwijseenheden van buiten de opleiding een vrije ruimte van 30 EC.

2. De examencommissie past de onderwijseenheden van buiten de opleiding op verzoek van de student in.

3. Bij het inpassen van onderwijseenheden in de vrije ruimte, gelden de volgende voorwaarden:

a. In beginsel mogen alleen vakken op bachelor niveau ingepast worden. Het inpassen van mastervakken in het bachelorexamenprogramma is niet toegestaan.

b. Getoetst zal worden of er sprake is van een inhoudelijke dubbeling met verplichte of eerder ingepaste onderdelen in het examenprogramma.

4. Het inpassen van de onderwijseenheden is slechts toegestaan vóór aanvang van de onderwijseenheid.

5. Indien de eenheden van studiebelasting en studieresultaten van de in te passen onderwijseenheden afwijken van het in deze regeling bepaalde, vindt conversie plaats. De examencommissie beslist, met inachtneming van de nota ‘Conversie van studiebelasting en studieresultaten’ over de conversie.

Artikel 12. Niet van toepassing

Artikel 13. Vrijstelling van onderwijseenheden

1. Het vrijstellen van onderwijseenheden is toegestaan. Het totaal aantal vrijstellingen is niet hoger dan 90 EC.

2. Op verzoek van de student kan de examencommissie een student vrijstelling verlenen van een tentamen indien de student:

a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstige onderwijseenheid van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid,

b. hetzij aantoont door relevante werk- of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken ten aanzien van de desbetreffende onderwijseenheid.

(8)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 8 van 31

3. Bij de beoordeling als bedoeld in lid 1 toetst de examencommissie de actualiteitswaarde van de reeds getentamineerde kennis, inzicht of vaardigheden.

4. Het eindwerk (zijnde het bachelorwerkstuk) is van de in lid 1 bedoelde vrijstellingsmogelijkheid uitgezonderd.

5. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van resultaten behaald in de periode waarvoor de student is uitgesloten van deelname aan tentamens vanwege door een examencommissie vastgestelde tentamenfraude als bedoeld in de Regeling Fraude van de RU. Ten behoeve van een adequate en heldere informatievertrekking aan de student is de Regeling Fraude als bijlage III bij deze regeling aangehecht.

Artikel 14. Vervangen van onderwijseenheden

1. Op verzoek van de student kan de examencommissie in bijzondere gevallen een onderwijseenheid uit het examenprogramma vervangen door een onderwijseenheid van buiten de opleiding.

2. Het vervangen van onderwijseenheden als bedoeld in lid 1 is slechts toegestaan vóór aanvang van de betreffende onderwijseenheden.

3. Het eindwerk (zijnde het bachelorwerkstuk) kan niet worden vervangen, behoudens in die gevallen waarin de examencommissie besluit dat deze verplichting kan worden vervangen door deelname aan een onderzoeksproject dan wel een stage waar op wetenschappelijke wijze verslag van wordt gedaan.

Artikel 15. Vrij onderwijsprogramma

1. De examencommissie van de opleiding beslist over een verzoek tot toestemming voor het volgen van een vrij onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 7.3d WHW. De examencommissie toetst daarbij of het programma past binnen het domein van de opleiding waar de examencommissie onder ressorteert, of het voldoende samenhangend is en of het voldoende niveau heeft gelet op de eindtermen van het programma.

2. Het desbetreffende verzoek dient ten minste twee maanden voor aanvang van het programma ingediend te zijn.

Paragraaf 4. Inrichting en vormgeving onderwijseenheden

Artikel 16. Inschrijving onderwijs en aanmelding tentamens

1. De student schrijft zich via Osiris in voor onderwijseenheden behorende bij de opleiding waarvoor hij of zij is ingeschreven. De student die zich heeft ingeschreven voor het onderwijs is tevens aangemeld voor de eerstvolgende tentamengelegenheid in het desbetreffende studiejaar. Indien een student niet wenst deel te nemen aan dat eerstvolgende tentamen dient hij zich uiterlijk zeven dagen voor de tentamendatum af te melden via Osiris.

2. De student dient zich, indien van toepassing, uiterlijk zeven dagen voor de tentamendatum conform de daarvoor door of namens de desbetreffende examencommissie vastgestelde richtlijnen en aanwijzingen aan te melden voor een herkansing.

(9)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 9 van 31

3. Wanneer een student zich niet tijdig afmeldt voor een tentamen of de herkansing, wordt het niet verschijnen als een gebruikte tentamenpoging aangemerkt, tenzij de examencommissie in bijzondere gevallen anders beslist.

Artikel 17. Toegang tot het onderwijs en de tentamens

1. Het is de student toegestaan alle onderwijseenheden van de opleiding te volgen en de desbetreffende tentamens en herkansingen af te leggen.

2. Indien er in afwijking van het bepaalde in lid 1 sprake is van ingangseisen bij een onderwijseenheid wordt dit in de studiegids aangegeven. Als sprake is van ingangseisen kan niet eerder tot het onderwijs en/of het tentamen worden toegelaten dan nadat aan die eisen is voldaan.

3. De toegang tot het onderwijs en de tentamens wordt niet afhankelijk gesteld van andere geldelijke bijdragen dan het collegegeld, tenzij sprake is van kosten die verband houden met het onderwijs (buitenlandminor).

Als sprake is van de hier bedoelde kosten, dan zijn die kosten opgenomen in de studiegids.

4. Een met goed gevolg afgelegd tentamen mag zonder schriftelijke toestemming van de examencommissie niet nogmaals worden afgelegd.

5. Aanwezigheid bij het onderwijs is een verplichting voor toegang tot het tentamen in het geval van een practicum en/of een werkcollege. De aanwezigheidsplicht bij een practicum en/of werkcollege is 80%. is.

De examencommissie kan de student van deze verplichting vrijstellen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen.

Artikel 18. Aantal tentamens per studiejaar

Per onderwijseenheid wordt per studiejaar gelegenheid gegeven tot het afleggen van één tentamen en één herkansing. Indien de eerste tentamengelegenheid niet wordt benut, rest de student in dat studiejaar enkel de herkansingsgelegenheid.

Artikel 19. Onderwijs- en tentamenrooster

De opleiding wordt verzorgd in een door het college van bestuur vastgestelde jaarindeling met twee semesters.

In bijlage II is tenminste vastgelegd in welk semester gelegenheid wordt geboden tot het volgen van het onderwijs en het afleggen van de tentamens.

Artikel 20. Taal van het onderwijs en de tentamens

Het onderwijs en de tentamens van de onderwijseenheden worden verzorgd in de voertaal van de opleiding.

Bij een tentamen met open vragen of een paper in een andere taal dan het Nederlands mag de student in het Nederlands antwoorden. Als het onderwijs en/of de tentamens in afwijking van deze voertaal in een andere taal worden verzorgd, wordt dat uitdrukkelijk vermeld in de studiegids en de cursushandleiding.

Het onderwijs en de tentamens van een beperkt aantal onderwijseenheden wordt verzorgd in het Engels, mede met het oog op voldoende aanbod voor uitwisselingsstudenten.

(10)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 10 van 31

Artikel 21. Leerdoelen

Elke onderwijseenheid is gericht op de verwezenlijking van de in deze regeling omschreven leerdoelen. De leerdoelen zijn per onderwijseenheid nader uitgewerkt in de studiegids en in de cursushandleiding.

Artikel 22. Onderwijsvorm

In het overzicht in bijlage II bij deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd.

Artikel 23. Aantal contacturen

Het aantal contacturen per onderwijseenheid is vastgelegd in bijlage II.

Artikel 24. Tentamenvorm

1. In bijlage II is per onderwijseenheid de vorm van het tentamen vastgelegd. De opleiding kent de volgende tentamenvormen:

a. het schriftelijk tentamen (ST): schriftelijke toets die door de student gemaakt wordt op een geroosterd tijdstip, veelal bestaand uit open en/of gesloten vragen. De schriftelijke toets kan ook digitaal worden afgenomen;

b. het mondelinge tentamen (MT): individuele toets;

c. de schriftelijke opdracht (SO): studenten werken zelfstandig aan een geschreven product op basis van vooraf gegeven criteria. Zo’n schriftelijke opdracht omvat doorgaans max. 1.500 woorden;

d. de mondelinge presentatie (MP): studenten presenteren een zelfstandig gemaakt betoog, dat aangepast is aan het beoogde publiek;

e. het paper (PA): studenten maken een schriftelijke rapportage van zelfstandig uitgevoerd onderzoek en beantwoorden een vraagstelling. Daarbij verwerken en analyseren zij relevante literatuur in relatie tot de vraagstelling. Een paper omvat 1.500-6.000 woorden;

f. het werkstuk (WS): studenten maken een schriftelijke rapportage van zelfstandig uitgevoerd onderzoek en beantwoorden een vraagstelling. Daarbij verwerken en analyseren zij relevante literatuur in relatie tot de vraagstelling. Een werkstuk omvat meer dan 6.000 woorden. De term ‘werkstuk’ heeft uitsluitend betrekking op: het bachelorwerkstuk.

2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen bepalen dat van de in bijlage II omschreven tentamenvorm zal worden afgeweken.

3. Schriftelijke tentamens worden afgenomen in de tentamenruimten van de RU.

4. Mondelinge tentamens zijn openbaar tenzij de examencommissie anders beslist. Een mondeling tentamen bestaat uit een individuele toets, waarbij in beginsel niet meer dan één persoon tegelijk wordt getentamineerd. Het mondeling afnemen van een tentamen geschiedt in aanwezigheid van een tweede examinator of een door de examencommissie aangewezen waarnemer. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat een opname wordt gemaakt van het tentamen.

(11)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 11 van 31

5. Aan de student met een functiebeperking kan de examencommissie, bij wijze van bijzondere tentamenvoorziening, de mogelijkheid bieden om tentamens af te leggen op een wijze die aan die functiebeperking is aangepast. Alvorens hierover te beslissen kan de examencommissie deskundig advies inwinnen. Voor zover het een voorziening bij een ‘digitale toets’ betreft, wint de examencommissie bij het vormgeven van de voorziening zo nodig advies in bij de facultaire coördinator digitaal toetsen.

Paragraaf 5. Toetsing en examinering

Artikel 25. Regels bij het afnemen tentamens

Ten behoeve van de goede gang van zaken tijdens het afnemen van een tentamen in de tentamenruimten van de RU zijn door het college van bestuur Huisregels vastgesteld. Ten behoeve van een adequate en heldere informatievertrekking zijn deze regels als bijlage IV bij deze regeling aangehecht.

Artikel 26. Vaststelling uitslag tentamens

1. De examinator stelt de uitslag van een tentamen schriftelijk vast.

2. De uitslag van een tentamen wordt vastgesteld in hele of halve punten. Als de uitslag van een tentamen op een andere wijze wordt vastgesteld, is dat nader omschreven in het overzicht in de studiegids.

3. De uitslag van een tentamen wordt vastgesteld in hele of halve punten. Hiertoe wordt het cijfer tot ,25 naar beneden op ,0 afgerond, vanaf ,25 tot ,75 op ,5, en vanaf ,75 naar boven op .0.

4. In afwijking hiervan wordt de uitslag van een tentamen niet vastgesteld op 5,5 punten. Een rekenkundige score kleiner dan 5,50 wordt in dat geval afgerond naar een 5, een score van 5,50 en groter wordt

afgerond naar 6.

5. Resultaten van deeltentamens kunnen worden uitgedrukt in cijfers met 1 decimaal. Bij afronding van een deeltentamen worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd.

6. Wanneer de uitslag van een tentamen hoger of gelijk is aan 6,0 wordt het tentamen geacht te zijn behaald.

Wanneer de uitslag van het tentamen lager of gelijk is aan 5,0 wordt het tentamen geacht niet te zijn behaald.

7. Wanneer een reeds afgelegd tentamen opnieuw wordt afgelegd, is in alle gevallen de laatst behaalde uitslag bepalend voor het behaalde resultaat.

Artikel 27. Bekendmaking uitslag tentamens

1. Onmiddellijk na het vaststellen van de uitslag van het tentamen verschaft de examinator de administratie de benodigde gegevens ten behoeve van de bekendmaking daarvan.

2. De examinator maakt de uitslag van alle tentamenvormen bekend binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het tentamen is afgelegd. De examinator maakt terstond, doch uiterlijk vijf werkdagen na afloop van een mondeling tentamen, de uitslag bekend en reikt de student een schriftelijke verklaring dienaangaande uit.

3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie de termijnen bedoeld in het tweede lid desgevraagd verlengen dan wel bekorten. In dat geval worden de studenten tijdig op de hoogte gesteld

(12)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 12 van 31

4. Bij de bekendmaking van een tentamenuitslag wordt de student gewezen op het inzagerecht zoals bedoeld in deze regeling en op de mogelijkheid van beroep bij het college van beroep voor de examens binnen de daarvoor geldende beroepstermijn.

Artikel 28. Inzage- en kennisnamerecht

1. Gedurende ten minste twintig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student desgevraagd inzage in het beoordeelde werk.

2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende tijdens de inzage tevens kennisnemen van vragen en opdrachten, gesteld of gegeven in het kader van een schriftelijk afgenomen tentamen en van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de examinator bepalen dat de inzage collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde datum, tijdstip en plaats. Indien een student aantoonbaar door overmacht verhinderd is de collectieve inzage bij te wonen kan desgevraagd afzonderlijk inzage worden verleend op een ander tijdstip, bij voorkeur binnen de termijn genoemd in het eerste lid.

4. In alle gevallen vindt de inzagemogelijkheid plaats uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan de herkansingsmogelijkheid van een tentamen.

Artikel 29. Geldigheidsduur tentamens

1. Door het college van bestuur zijn, gezien het bepaalde in artikel 7.10 lid 4 WHW, de navolgende regels vastgesteld:

a. De geldigheidsduur van eenmaal behaalde onderwijseenheden is onbeperkt;

b. van het doen vervallen van de geldigheidsduur van een reeds behaald tentamen ontvangt de student een tijdige kennisgeving. In deze kennisgeving wordt door of namens de decaan tenminste gemotiveerd beschreven dat, en waarom, sprake is van verouderde kennis, inzicht en/of vaardigheden;

c. als sprake is van bijzondere omstandigheden kan de examencommissie onder a genoemde periode in individuele gevallen verlengen. Als een student financiële ondersteuning heeft gekregen op grond van het profileringsfonds als bedoeld in de WHW vanwege handicap of chronische ziekte, verlengt de examencommissie de periode te allen tijde en ten minste met het aantal maanden dat financiële ondersteuning door het college van bestuur is toegekend.

2. Het in lid 1 bepaalde is niet van toepassing op deeltentamens. De geldigheidsduur van deeltentamens is altijd beperkt tot het einde van de betreffende onderwijseenheid.

(13)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 13 van 31

Artikel 30. Examen

1. De opleiding wordt afgesloten met het bachelorexamen.

2. De examencommissie stelt de uitslag van het examen schriftelijk vast zodra de student alle tentamens van de onderwijseenheden uit het examenprogramma behorende bij de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. De examendatum is in dat geval de datum waarop het laatste tentamen is afgelegd.

3. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderwijseenheden of aspecten van de opleiding.

Artikel 31. Graad en judicium

1. Aan degene die het examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad Bachelor of Arts verleend.

2. Aan diegene kan door de examencommissie een judicium worden toegekend. De regels voor de toekenning van het judicium zijn vastgelegd in de universitaire richtlijn Judicium 2015. Ten behoeve van een adequate en heldere informatievertrekking aan de student is deze richtlijn als bijlage V aan deze regeling aangehecht.

Paragraaf 6. Studievoortgang, -begeleiding en –advies

Artikel 32. Studievoortgang en studiebegeleiding

1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat de examencommissie aan elke student desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan verschaffen van de op dat moment behaalde resultaten.

2. De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding.

Artikel 33. BSA-regeling

De nadere regels betreffende het bindende studieadvies (BSA) zijn in een richtlijn vastgelegd. Ten behoeve van een adequate en heldere informatievertrekking aan de student is deze richtlijn als bijlage VI aan deze regeling aangehecht.

Paragraaf 7. Evaluatie van het onderwijs

Artikel 34. Wijze van onderwijsevaluatie

Met inachtneming van het kwaliteitzorgstelsel van de instelling, zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitszorg Onderwijs Radboud Universiteit, draagt de decaan ervoor zorg dat het onderwijs van de opleiding op systematische wijze wordt geëvalueerd.

(14)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 14 van 31

Paragraaf 8. Overgangsbepalingen

1. Studenten die de opleiding zijn gestart vóór september 2017, kunnen aanspraak maken op de in het desbetreffende OER vastgelegde omvang van de minorruimte (te weten: drie minoren van 15 EC en de minor core curriculum geesteswetenschappen van 15 EC), óf kiezen voor de omvang van de minorruimte zoals die in het OER 2017- 2018 is opgenomen (te weten: twee minoren van 15 EC en de minor core curriculum geesteswetenschappen van 15 EC).

Paragraaf 9. Slotbepalingen

Artikel 35. Vangnetregeling en hardheidsclausule

In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, of niet duidelijk voorziet, beslist de decaan.

Artikel 36. Vaststelling, medezeggenschap en wijziging

1. Deze regeling wordt vastgesteld of gewijzigd door de decaan nadat de opleidingscommissie daarover heeft geadviseerd en de facultaire gemeenschappelijke vergadering daarmee heeft ingestemd.

2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de student daardoor niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 37. Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2018

2. De eerder voor de opleiding vastgestelde onderwijs- en examenregeling komt per die datum te vervallen.

Artikel 38. Bekendmaking

1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van eventuele wijzigingen.

2. Elke belanghebbende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van deze regeling ter inzage krijgen.

Artikel 39. Evaluatie

De decaan draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van deze regeling.

Aldus vastgesteld door de decaan op 6 juli 2018.

(15)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 15 van 31

Bijlage .I Toelatingseisen en -procedures

1. Vrijstelling op grond van hbo-propedeuse diploma

Bezitters van een hbo-propedeuse diploma worden desgevraagd vrijgesteld van de vooropleidingseis bedoeld in artikel 7.24 WHW, mits zij beschikken over een toelatingsverklaring van de examencommissie.

2. Colloquium Doctum

Het toelatingsonderzoek, bedoeld in artikel 7.29 WHW, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau:

a) Verplichte vakken (niveau vwo-eindexamen): Nederlands en Engels

b) Twee vakken (niveau vwo-eindexamen) te kiezen uit: Frans, Duits, geschiedenis, maatschappijleer, wiskunde.

3. Toelatingseisen verkorte bachelor Theologie

Degene die in het bezit is van een niet-theologische universitaire propedeuse of een hbo bachelordiploma wordt toegelaten tot het verkorte bachelorprogramma voor zij-instromers.

(16)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 16 van 31

Bijlage II Examenprogramma

Het aantal contacturen in de propedeutische fase bedraagt minimaal vijftien uren per week.

Het aantal contacturen in de postpropedeutische fase bedraagt minimaal vijftien uren per week.

Legenda:

- het hoorcollege (HC): studenten verwerven reproduceerbare kennis die door de docent wordt aangereikt, ter ondersteuning van zelfstudie. Daarbij worden studenten gestimuleerd om vragen te stellen;

- het werkcollege (WC) (verplichte aanwezigheid): studenten maken opdrachten die door de docent voorgeschreven worden en die tijdens het college in een interactieve setting worden besproken. De interactie tijdens het werkcollege ondersteunt het proces van zelfstandig leren, deze colleges kennen daarom verplichte aanwezigheid;

- het practicum (PR) (verplichte aanwezigheid): studenten leren bepaalde vaardigheden aan de hand van door de docent vastgestelde opdrachten. Het beheersen van deze vaardigheden vormt een leerdoel op zich.

De interactie en het wederzijds geven van feedback door studenten, is een integraal onderdeel van het leerproces, deze colleges kennen daarom verplichte aanwezigheid.

SO: schriftelijke opdracht MP: mondelinge presentatie ST: schriftelijk tentamen PA: paper

WS: werkstuk

(17)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 17 van 31

Onderwijsprogramma bachelor Theologie 2018-2019

B1, eerste semester

Onderwijseenheid Studielast Werkvorm Tentamenvorm Contact

Academische vaardigheden 5 EC WC SO+MP+PA 24

Geschiedenis van kerk en theologie I

5 EC HC+WC ST 24

Fundamental Theology 5 EC HC+WC ST 24

Exegese Oude en Nieuwe Testament

5 EC HC+WC SO+ST 24

Hebreeuws 5 EC WC SO+ST 48

Pastoraaltheologie I 5 EC HC + WC ST

B1, tweede semester

Onderwijseenheid Studielast Werkvorm Tentamenvorm Contact Hedendaags christendom 5 EC HC+WC SO+MP+PA+ST 24

Dogmatic Theology I 5 EC HC+WC ST 24

Theologische ethiek I 5 EC WC ST 24

Exegese Oude Testament 5 EC WC SO+PA 24

Methoden en technieken I 5 EC HC SO+ST 24

Patristiek 5 EC HC SO+PA 24

B2, eerste semester

Onderwijseenheid Studielast Werkvorm Tentamenvorm Contact

Grieks 5 EC WC ST 30

Dogmatic Theology II 5 EC HC+WC PA 30

Geschiedenis van kerk en theologie II

5 EC HC+WC SO + PA 30

Core Curriculum vak 1 Godsdienstfilosofie

5 EC HC ST 30

Core Curriculum vak 2 5 EC 30

Liturgiewetenschap 5 EC HC+WC ST 30

B2, tweede semester

Onderwijseenheid Studielast Werkvorm Tentamenvorm Contact Inleiding Spiritualiteit 5 EC HC+WC MP+SO+ST 30

Missiologie 5 EC HC MP+SO+ST 30

Exegesis of the New Testament 5 EC HC PA 30

History of Philosophy 5 EC HC ST 30

Publieke Theologie 5 EC HC+WC ST 30

Wereldgodsdiensten 5 EC HC ST 30

(18)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 18 van 31

B3, eerste en tweede semester

Onderwijseenheid Studielast Werkvorm Tentamenvorm Contact

Theologische ethiek II 5 EC HC+WC PA 36

Pastoraaltheologie II 5 EC HC+WC PA 36

Kerkelijk recht 5 EC HC ST 36

Werkplaats eindwerkstuk + Bachelor eindwerkstuk

10 EC WC SO +WS 14

Core Curriculum vak 3 5 EC

Minor 15 EC

Minor 15 EC

(19)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 19 van 31

Onderwijsprogramma verkorte bachelor

Eerste jaar verkorte bachelor

Onderwijseenheid Studielast Werkvorm Tentamenvorm Semester Contact Geschiedenis van kerk en

theologie I

5 EC HC+WC ST 1 24

Hebreeuws 5 EC WC SO+ST 1 48

Exegese Oude en Nieuwe Testament

5 EC HC+WC SO+ST 1 24

Fundamental Theology 5 EC HC+WC ST 1 24

Liturgiewetenschap 5 EC HC+WC ST 1 30

History of Philosophy 5 EC HC ST 2 30

Theologische ethiek I 5 EC HC+WC ST 2 30

Pastoraaltheologie I 5 EC HC+WC ST 1 24

Exegese Oude Testament 5 EC WC SO+PA 2 24

Dogmatic Theology I 5 EC HC+WC ST 2 30

Pastoraaltheologie II 5 EC HC+WC PA 2 36

Kerkelijk recht 5 EC HC ST 2 36

Tweede jaar verkorte bachelor

Onderwijseenheid Studielast Werkvorm Tentamenvorm Senmester Contact

Exegesis of the New Testament 5 EC HC PA 2 30

Geschiedenis van kerk en theologie II

5 EC HC+WC PA + SO 1 30

Dogmatic Theology II 5 EC HC+WC PA 1 30

Grieks 5 EC WC ST 1 30

Werkplaats eindwerkstuk + Bachelor eindwerkstuk

10 EC WC SO + WS 2 14

Minor 15 EC

Minor 15 EC

(20)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 20 van 31

Bijlage III Regeling Fraude RU

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Doel regeling

Ter voorkoming van fraude bij tentamens en examens als bedoeld in artikel 7.12b WHW stelt het college van bestuur van de Radboud Universiteit (hierna verder: RU) de navolgende regeling vast.

2. Ten behoeve van de harmonisatie van de bepalingen in deze regeling tussen faculteiten is de regeling door het college van bestuur opgesteld als pas-toe-leg-uit-regeling.

Artikel 2. Reikwijdte regeling

Behoudens het bepaalde in bijlage I is deze regeling van toepassing op (de studenten van) de initiële opleidingen van de RU.

2. Bij afzonderlijke beslissing van het college van bestuur kunnen onderdelen van deze regeling mutatis mutandis van toepassing worden verklaard op overig onderwijsaanbod van de RU.

Artikel 3. Begripsbepalingen

De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna verder. de WHW) de betekenis die de WHW daaraan geeft.

Paragraaf 2 Definitie fraude, procedure en sancties

Artikel 4. Definitie van fraude

Onder fraude wordt bij de RU verstaan elk handelen of nalaten van een student dat naar zijn aard is gericht op het geheel of gedeeltelijk onmogelijk maken van een juist oordeel over kennis, inzicht en vaardigheden van de student, of van een andere student.

2.

Onder fraude wordt in ieder geval verstaan:

a)

fraude bij het afleggen van schriftelijke tentamens, waaronder

i.

het tot zijn beschikking hebben van niet toegestane hulpmiddelen als bedoeld in de Regeling Huisregels Tentamenruimten RU;

ii.

afkijken of uitwisselen van informatie;

(21)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 21 van 31

iii.

zich uitgeven voor iemand anders, of zich door iemand anders laten vertegenwoordigen tijdens het tentamen;

b)

fraude bij het maken van scripties en andere werkstukken, waaronder

i. plagiaat in de zin van het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding, plagiaat in de zin van het overnemen van werk van een andere student en dit presenteren als eigen werk en overige wetenschapspecifieke vormen van plagiaat;

ii. het fabriceren (verzinnen) en/of falsificeren (verdraaien) van onderzoeksgegevens;

iii. het indienen van een scriptie of een ander werkstuk die/dat door een ander is geschreven.

c) overige fraude bij toetsing en examinering, waaronder

i. zich in het bezit stellen van de opgaven, antwoordmodellen en dergelijke voorafgaande aan het tijdstip van het tentamen of examen;

ii. het veranderen van antwoorden bij de opgaven in een tentamen of examen nadat het is ingeleverd voor beoordeling;

iii. het verstrekken van onjuiste informatie bij verzoeken tot vrijstelling, verlenging geldigheidsduur, en dergelijke, van een tentamen of examen.

3.

Een poging tot fraude wordt eveneens aangemerkt als fraude in de zin van deze regeling.

Artikel 5. Procedure vermoeden fraude

Bij een vermoeden van fraude doet de examencommissie of de examinator hiervan terstond mededeling aan de student. Wordt het vermoeden van fraude tijdens het afnemen van een tentamen Of examen vastgesteld, dan wordt de student door de examencommissie of de examinator in de gelegenheid gesteld het tentamen of examen afte maken.

2.

De examencommissie of de examinator kan de student gelasten om materiaal betreffende het vermoeden van fraude ter beschikking te stellen.

3.

De examencommissie of de examinator maakt een verslag op van het vermoeden van fraude.

Indien de examinator verslag opmaakt, stuurt hij dit verslag onverwijld door naar de examencommissie.

4.

Voor de toepassing van het bepaalde in lid I en 2 wordt onder examinator mede begrepen de surveillant of een andere medewerker van de RU.

(22)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 22 van 31

Artikel 6. Procedure onderzoek en vaststellen fraude

De examencommissie stelt het verslag als bedoeld artikel 5 onverwijld ter beschikking van de student en stelt hierop een onderzoek in. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid schriftelijk te reageren op het verslag. De examencommissie hoort de examinator en de student.

2. Binnen vier weken na het ter beschikking van de student stellen van het verslag, beslist de examencommissie of sprake is van fraude. De examencommissie stelt de student en de examinator schriftelijk op de hoogte van haar beslissing. De termijn van vier weken kan met twee weken worden verlengd.

3. De examencommissie verklaart, indien fraude is vastgesteld, het desbetreffende tentamen of examen ongeldig.

4. De examencommissie vermeldt, indien fraude is vastgesteld, de vaststelling van fraude en de opgelegde sancties in het studentendossier van de student.

Artikel 7. Sancties

Indien door de examencommissie fraude is vastgesteld, kan de examencommissie:

a)

bepalen dat de student een of meer tentamens of examens niet mag afleggen gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar;

b)

bepalen dat op het getuigschrift geen judicium wordt toegekend;

c)

aan de Dean van de Honours Academy voorstellen te bepalen dat de student niet tot het honoursprogramma van de universiteit of de faculteit zal worden toegelaten dan wel voorstellen dat de deelname van de student aan het honoursprogramma van de universiteit of de faculteit wordt beëindigd.

Indien door de examencommissie ernstige fraude is vastgesteld, kan de examencommissie tevens

d)

aan het college van bestuur voorstellen om de inschrijving van de student voor een opleiding definitief te beëindigen.

2.

Na door de examencommissie vastgestelde ernstige fraude, kan het college van bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de student voor een opleiding definitief beëindigen.

3.

De sancties als bedoeld in deze bepaling worden opgelegd met ingang van de dag volgend op de datum waarop de beslissing tot het opleggen van de sancties aan de student is bekendgemaakt.

(23)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 23 van 31

Paragraaf 3. Overgangsbepalingen [geen overgangsrecht]

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 8. Beslissingen en rechtsbescherming

Beslissingen op grond van deze regeling kunnen digitaal en/of per e-mail aan de student worden verzonden.

2. Tegen beslissingen op grond van deze regeling kan door de student binnen zes weken na dagtekening van de desbetreffende beslissing beroep worden aangetekend bij het college voor beroep van de examens (CBE).

Artikel 9. Vaststelling en wijziging

Deze regeling is vastgesteld door het college van bestuur volgens het pas-toe-leg-uit principe.

2. Voor zover de inhoud van deze regeling betreft de taken en bevoegdheden van de decaan van de faculteit of de taken en bevoegdheden van de examencommissie van de opleiding. behoeft die inhoud tevens de bekrachtiging van die decaan of die

examencommissie. Zonder uitleg van de decaan of de examencommissie als bedoeld in lid I vindt bekrachtiging plaats vijf maanden na vaststelling van de regeling.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, treedt deze regeling in werking op 1 september 2018. Deze regeling treedt dan in de plaats van voorgaande regelingen.

Artikel 11. Bekendmaking

1. Het college van bestuur zorgt voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van eventuele wijzigingen.

2. Ten behoeve van een adequate en heldere informatievertrekking aan de

(aspirant-)student nemen de decaan en de examencommissie deze regeling jaarlijks op als bijlage bij de onderwijs- en examenregeling (OER) én als bijlage bij de Regels en Richtlijnen (RR) van de opleiding.

(24)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 24 van 31

Bijlage IV Regeling Tentamenruimten RU

Artikel 1. Doel regeling

Ten behoeve van de goede gang van zaken tijdens het afnemen van tentamens in de tentamenruimten van de Radboud Universiteit (hierna verder: RU) stelt het college van bestuur van de RU de navolgende regeling vast.

2. Ten behoeve van de harmonisatie van de bepalingen in deze regeling tussen faculteiten is de regeling door het college van bestuur opgesteld als pas-toe-leg-uit-regeling.

 

Artikel 2. Reikwijdte

Behoudens het bepaalde in bijlage I is deze regeling van toepassing op (de studenten van) de initiële opleidingen van de RU.

2. Bij afzonderlijke beslissing van het college van bestuur kan deze regeling mutatis mutandis van toepassing worden verklaard op overig onderwijsaanbod van de RU,

 

Artikel 3. Begripsbepalingen

De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna verder: de WHW) de betekenis die de WHW daaraan geeft.

Artikel 4. Examinatoren en surveillanten

Voor het toezicht op en de uitvoering van het bepaalde in deze regeling wijst de

betreffende examencommissie tenminste één examinator aan. Namens die aangewezen examinator(en) kunnen in de tentamenruimten ook één of meer door of namens het college van bestuur ingezette surveillanten aanwezig Zijn.

2. Bij de inzet van surveillanten als bedoeld in lid I is de betreffende examinator tevens in de examenruimte aanwezig dan wel, in voorkomende gevallen, op afroep beschikbaar.

Artikel 5. Richtlijnen en voorschriften

Deze regeling bevat richtlijnen in de zin van artikel 7.12b WHW. Op de examinator rust de plicht om de in deze regeling neergelegde richtlijnen na te leven.

(25)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 25 van 31

Artikel 6. Voorschriften en aanwijzingen

Deze regeling bevat voorschriften in de zin van artikel 7.57h WHW. Ook kan de examinator de student aanwijzingen geven. Op de student rust de plicht om de in deze regeling neergelegde voorschriften en aanwijzingen na te leven.

2. De student die de uit deze regeling voortvloeiende voorschriften niet naleeft of de aanwijzingen niet opvolgt kan tevens door of namens de examinator de toegang tot de tentamenruimte worden ontzegd. Het niet naleven van de voorschriften of het niet

opvolgen van de aanwijzingen, kan ook leiden tot een vermoeden van fraude in de zin van de Regeling Fraude.

Paragraaf 2. Huisregels

Artikel 7. Toegang en verlaten tentamenruimte

De tentamenruimte is tenminste 15 minuten voor aanvang van het tentamen toegankelijk voor de student.

2.

Behoudens de gevallen zoals omschreven in lid 3 en lid 4 wordt de student na aanvang van het tentamen niet meer toegelaten tot de tentamenruimte.

3.

De student die te Iaat arriveert bij de tentamenruimte krijgt 15 minuten na aanvang van het tentamen de gelegenheid om alsnog te worden toegelaten tot de tentamenruimte.

4.

Toiletbezoek tijdens het tentamen is toegestaan.

5.

De eerste en de laatste 30 minuten van het tentamen is het de student niet toegestaan de tentamenruimte te verlaten.

Artikel 8. Identificatie student

1. In de tentamenruimte kan de student zich te allen tijde legitimeren met behulp van een collegekaart van de RU of met behulp van een geldig identiteitsbewijs.

2. De student die zich niet als bovenomschreven kan legitimeren wordt niet toegelaten tot de tentamenruimte dan wel wordt alsnog de toegang tot die ruimte ontzegd.

Artikel 9. Aanvang tentamen

De examinator start het tentamen tijdig en ziet erop toe dat de beschikbare tentamenduur door de student volledig kan worden benut.

(26)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 26 van 31

Artikel 10. (Niet) toegestane hulpmiddelen

Tijdens het afleggen van het tentamen heeft de student geen zaken tot zijn beschikking die als hulpmiddel (kunnen) dienen bij het tentamenwerk, tenzij het hulpmiddel door de examinator uitdrukkelijk. en vóór aanvang van het tentamen, als toegestaan is

aangemerkt.

2. Hulpmiddelen in de zin van deze regeling zijn onder andere: (woorden)boeken. dictaten en aantekeningen alsmede horloges, laptops, tablets, telefoons, en (andere) (smart)devices en/of wearables.

Artikel 11. Inleveren tentamenmateriaal

Na afloop van het tentamen is de student verplicht het tentamenwerk bij de examinator in te leveren. In voorkomende gevallen kan de student ook verzocht worden overig tentamenmateriaal, zoals tentamenopgaven en/of bij het tentamen gebruikt kladpapier, in te leveren.

Artikel 12. Orde en rust in en inrichting van tentamenruimte

1. De examinator treft voor, tijdens en na afloop van het tentamen, de maatregelen die nodig zijn voor een behoorlijk toezicht en voor het handhaven van de noodzakelijke orde en rust in de tentamenruimte. Eten en drinken tijdens het tentamen is, met inachtneming van het hier bepaalde, toegestaan.

2. In iedere tentamenruimte is ten tijde van het afnemen van het tentamen tenminste één voor iedere student goed zichtbare klok aanwezig.

Paragraaf 3. Overgangsbepalingen [geen overgangsrecht)

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 13. Afwijking van (huis)regels

In bijzondere gevallen kan door de examinator van het bepaalde in deze regeling worden afgeweken.

Artikel 14. Vaststelling en wijziging

Deze regeling is vastgesteld door het college van bestuur volgens het pas-toe-leg-uit principe.

2. Voor zover de inhoud van deze regeling betreft de taken en bevoegdheden van de decaan van de faculteit of de taken en bevoegdheden van de examencommissie van de opleiding,

(27)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 27 van 31

behoeft die inhoud tevens de bekrachtiging van die decaan of die examencommissie.

Zonder uitleg van de decaan of de examencommissie als bedoeld in lid I vindt bekrachtiging plaats 5 maanden na vaststelling van de regeling.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, treedt deze regeling in werking op 1 september 2018. Deze regeling treedt dan in de plaats van voorgaande regelingen.

Artikel 16. Bekendmaking

Het college van bestuur zorgt voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van eventuele wijzigingen.

2. Ten behoeve van een adequate en heldere informatievertrekking aan de

(aspirant-)student nemen de decaan en de examencommissie deze regeling jaarlijks op als bijlage bij de onderwijs- en examenregeling (OER) én als bijlage bij de Regels en Richtlijnen (RR) van de opleiding.

(28)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 28 van 31

Bijlage V Richtlijn Judicium RU

Artikel [1] Toekenning judicium

1. Met inachtneming van het in dit artikel bepaalde is de examencommissie het orgaan dat vaststelt of een, en zo ja welk, judicium wordt toegekend.

2. Het judicium

a. “cum laude” wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 8,0, óf

b. “summa cum laude” wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 9,0.

3. Het judicium wordt berekend over alle onderdelen van het examenprogramma waarvoor een cijfer is toegekend op een schaal van 1 tot en met 10, met uitzondering van de extracurriculaire onderdelen.

4. Als weegfactor bij de berekening van de gewogen gemiddelde uitslag, geldt het aantal EC’s van het onderdeel als bedoeld in lid 3, tenzij in het opleidingsspecifieke deel anders is bepaald.

5. Het judicium wordt niet toegekend indien meer dan 10 procent van de totale studielast van het examenprogramma (zijnde een of meer onderdelen) is herkanst én als tentamens meer dan éénmaal zijn herkanst, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om gemotiveerd anders te beslissen.

6. Het judicium wordt niet toegekend indien bij een van de onderdelen van het gehele examenprogramma fraude is geconstateerd.

(29)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 29 van 31

Bijlage VI Richtlijn BSA RU

Artikel [1] Studieadvies Eerste Jaar (BSA)

1. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerstestudiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van de voltijdsebacheloropleidingen, uiterlijk op 31 augustus, een advies uit over de voortzetting van deopleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b WHW.

2. De propedeutische fase van de bacheloropleidingen omvat het programma van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding met een studielast van 60 EC.

3. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een positief studieadvies uit aan de student dieten minste 44 EC van dein het tweede lid bedoelde propedeutische fase heeft behaald.

4. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt aan de student die niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in het derde lid een negatief studieadvies uit, tenzij sprake is van een ofmeer van de bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel [3] van deze regeling. Aan het negatieve studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden.

5. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een voornemen betreffende een bindend afwijzend studieadvies ter kennis van de student en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het bindend afwijzende studieadvies wordt uitgebracht.

6. Om te bepalen of het aantal vereiste EC's bedoeld in het derde lid is behaald, worden EC's toegekend voor vrijstellingen, niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrijstellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen.

7. Het horen van studenten geschiedt door de commissie Studieadvies Eerste Jaar.

8. De commissie Studieadvies Eerste Jaar verstrekt aan studenten die zijn ingeschreven voor eendeeltijdse opleiding dan wel aan studenten die zich na 31 januari inschrijven voor een voltijdseopleiding het bindend studieadvies aan het eind van het tweede studiejaar. De commissieStudieadvies Eerste Jaar brengt dan een positief advies uit indien de propedeuse is behaald.

9. Het in deze paragraaf ten aanzien van het bindende studieadvies bepaalde is opstudenten die zijn ingeschreven voor de deeltijdopleidingen niet van toepassing.

10. De decaan is ten aanzien van het in deze regeling bedoelde studieadvies bevoegd nadere regels vast te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze regelingerkende dubbelstudie.

11. Studenten die de inschrijving beëindigen vóór 1 maart ontvangen dat studiejaar geen studieadvies. Indien zij zich het daarop volgende studiejaar opnieuw inschrijven voor deze opleiding ontvangen zij het bindend studieadvies aan het einde van dat tweede studiejaar.

Hetbepaalde in de laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

(30)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 30 van 31

12. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het college van beroep voor de examens. Het beroep heeft geen schorsende werking.

Artikel [2] Voorlopig advies

1. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt na afloop van het eerste semester aan de student vooruitlopend op het advies bedoeld in artikel [1] van deze regeling, een voorlopig studieadvies uit op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten.

2. Het voorlopige studieadvies is vooral als waarschuwing bedoeld voor studenten die onvoldoende studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn.

3. Indien de commissie Studieadvies Eerste Jaar geen bindend negatief advies heeft gegeven op basis van lid 1, zal zij een bindend advies geven voor het einde van het tweede studiejaar, zoals aangegeven in de laatste zin van artikel 1, lid 8.

Artikel [3] Persoonlijke omstandigheden

1. Bij het besluit betreffende de bindende afwijzing betrekt de commissie Studieadvies Eerste Jaar in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW, voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan de studieadviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aannemelijk te maken.

2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd.

Artikel [4] Duur afwijzing

1. Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door de decaan aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben.

2. Indien een student zich na de periode genoemd in het eerste lid opnieuw inschrijft voor de opleiding geldt dat voor toepassing van deze paragraaf als een eerste inschrijving en zijn de desbetreffende bepalingen onverkort van toepassing

(31)

OER bachelor Theologie studiejaar 2018-2019 pagina 31 van 31

Artikel [5] Geen bindende afwijzing of aanhouding beslissing

1. Op grond van de omstandigheden genoemd in artikel [3] van deze regeling kan de decaan, gehoord de commissie Studieadvies Eerste Jaar, besluiten aan een negatief advies geen bindende afwijzing te verbinden.

2. Indien aan het negatief studieadvies vooralsnog geen bindende afwijzing als bedoeld in lid 1 is verbonden, brengt de commissie Studieadvies Eerste Jaar voor het einde van het tweede studiejaar alsnog een studieadvies zoals bedoeld in artikel [1] van deze regeling uit indien op dat moment niet alle 60 EC van de propedeutische fase zijn behaald.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de expertmeeting kwam naar voren dat er een onderscheid te maken is tussen interne fraude (fraude door ambtenaren/bestuurders binnen de overheid) en externe fraude

De maatregelen 1 tot en met 4 zijn essentieel voor vrijwel elke vereniging en zij verminderen de kans op fraude enorm4. Elk bestuur zal een eigen afweging moeten maken

Wanneer tijdens het afleggen van een tentamen fraude wordt geconstateerd of vermoed, wordt dit door de examinator of surveillant terstond aan de student meegedeeld en wordt dit

INSTRUCTIES GEBRUIK STAPPENPLAN HUISARTS. STAPPENPLAN

In veel allochtone gezinnen is het onbeleefd om tegen een autoriteit (leerkracht, arts, et cetera) nee te zeggen. Dat wil zeggen, dat niet altijd uitgevoerd wordt

In dit onderzoek wordt dus, met als basis de vigerende wet- en regelgeving, gekeken naar de consequenties van de invoering van de herziene en nieuwe wet- en regelgeving op het

In veel allochtone gezinnen is het onbeleefd om tegen een autoriteit (leerkracht, arts, et cetera) nee te zeggen. Dat wil zeggen, dat niet altijd uitgevoerd wordt wat afgesproken

De opleiding biedt de student voor elk tentamen twee kansen per studiejaar. Als een student door overmacht verhinderd is deel te nemen aan de eerste kans van een tentamen, dan