examenvragen-bio

Bio – Wetenschappen

Beschrijf chromosale beweging die problemen verklaart.

2.Hoe komt het dat een permutatie (substitutie van 1 nucleotide in het nucleotide) niet altijd leidt tot een defect eiwit ? (meerdere antwoorden mogelijk)

Pg 39 verschillende tripletten kunnen dezelfde aminozuurbetekenis hebben en dus geen defect eiwit vormen

3. Bij hoge populatiedensiteiten leggen volgers (vogels) minder eieren dan bij lage. Verklaring?

Pg 126 de beschikbaarheid van voedsel bepaald de reproductieve output . als de densiteit stijgt gaan de vrouwtjes minder eieren leggen omdat ze door zelf voedseltekort een slechtere conditie hebben. Het aantal veilige nestplaatsen is ook een belangrijke factor. 4. Welke celorganellen spelen een rol in de endosymbiose theorie over de evolutie van de eurkaryote cellen. Wat hebben ze gemeen dat de theorie ondersteunt?

Mitochondriën en chloroplasten

 Dubbele membraan  Eigen DNA

 DNA komt overeen met bacteriën  Eigen machinerie voor eiwitsynthese  Eiwitsynthese komt overeen met bacteriën  Autonomie in de cel

5. In bijna alle sporten liggen wereldrecords van mannen (verder,lager in de tijd,scherper) dan bij vrouwen. A) Verklaring, zowel proximale als utimale hypothesen ? B) Hoe

onderzoeken welke van de bovenstaande verklaringen de juiste is ? Pg 114 intraseksuele selectie en dominantiehierarchie

6.Lange staart 30 Korte staart 6 F1: middellange staart: 18

256: F2: 6 10 14 18 22 26 30 cm

4 staart 6 cm 4 staart 30 cm Welke staartlengte meest bij F2 ?

Hoeveel genen beïnvloeden de lengte ? Genotype van de ouders ?