• No results found

um i ii i iiriiiiiiÉimiiKiiiiiiiiiiiniilimiiiMiim

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "um i ii i iiriiiiiiÉimiiKiiiiiiiiiiiniilimiiiMiim"

Copied!
194
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

B'BUOTHEEK KITLV

0093 0865

(3)
(4)

(5)

T O T

REGELING VAN HET REGTSWEZEN

GOUVERNEMENT SUMATRAS WESTKUST.

(6)

f-

(7)

ALGEMEENE VERORDENINGEN

T O T

REGELING VAN HET REGTSWEZEN

IN HET

GOUVERNEMENT SUMATRA'S WESTKUST,

TOEGELICHT UIT

OFFICIEELE BESCHEIDEN,

DOOR

M . Ï \ T. fi. D E R K I N D E R E N ,

L i d i n d e n B a a d v a n 3 V e d e r l a n d s e h - I ndië.

Uitgegeven ingevolge magtiging van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Hederlandsch-Indië.

E E E S T E D E E L .

ALGEMEENE VERORDENINGEN.

B A T A V I A ,

O G I L V I E & C o y ^ ^ V 0 ( ) R ' & £ £

1875. tTAAKLAND-aVOlKENKUNfi V^>/» VAN

I0SCH *

(8)
(9)

Voor een juist begrip en eene juiste toepassing der u>et is liet niet vol- doende hare woorden, haren inhoud te hennen, men moet ook doordringen in haren geest, men moet ook weten wat de bedoeling van den wetgever is geweest.

Geen beter middel daartoe dan de hennis van de geschiedenis der wet, dan de wetenschap hoe de wetgever aan de door hem vastgestelde bepalingen is gekomen, welke motieven hij voor haar heeft gehad, waarom hij de door hem gebezigde redactie heeft gevolgd, aan de door hem gebruikte woorden de voorkeur gegeven.

Daar, waar de 'wetten tot stand komen na openbare beraadslaging, kan men die kennis en die wetenschap putten uit de gewisselde stukken, uit het verslag der gevoerde debatten.

Maar waar de wet wordt vastgesteld, zonder dat zij een, onderwerp van openbare bespreking heeft uitgemaakt, daar zijn die kennis en die wetenschap alleen te verkrijgen uit de officieele bescheiden, wier inhoud de Regering er toe heeft geleid de wet in het leven te roepen en haar zoo te doen luid°n, als zij is vastgesteld.

Zoo is het in Nederlandsch-Indië gesteld met alle algemeene verorde- ningen, die niet zijn gewrocht door de wetgevende magt in Nederland.

Un zoo zal men dan ooi- den waren geest en de juiste bedoeling der veror- deningen, die op den aanstaanden eersten November het regtswezen binnen het Gouvernement Sumalr 's Westkust zidlen gaan beheerschen, alleen kunnen leeren kennen uit de offi ieele toelichtingen van den ontwerper, de door verschillende autoriteiten over de ontworpen regelingen uitgebragte adviezen en de naar aanleiding van dezen schriftelijk, zoo met den ontwerper, als met anderen, gevoerde gedachtenwisselingen.

Zeer zeker zijn die kennis en die wetenschap noodig en nuttig voor elke

(10)

wet, maar als de toet <£*pa jggMCTf7/? fifffflBff*"'*"'1** maakt in sedert lang bestaande toestanden, dan mogen zij wel onmisbaar worden geacht.

En dat is het geval met de nieuwe regeling van het regiswezen in het Gouvernement Sumatra's Westkust.

Die regeling toch maakt er een einde aan. de eigen regtspleging der inheemsche bevolking, doet er de eigen reglspraak vervangen, door eene rerjtspraak, in naam des Konings, -uitgeoefend door regtbankeu, ingesteld door de Regering, door regters, die hun mandaat uitsluitend hebben van de Rege- ring, en naar wettelijke voorschriften, gegeven door de Regering.

Hierdoor wordt eene groole weldaad aan de inheemsche bevolking bewezen, want regtsonzekerheid, onbeschreven, onbestemde, aan de meestal, onbekende adats zullen plaats maken voor regtszekerheid, voor duidelijke, door het hoogste gezag vastgestelde, voor „Uen gelijkelijk verbindende voorschriften, die alle justieiabelen kunnen leeren kennen, voor orde en regelmaat.

Maar deze weldaad zal eerst dat merkelijk gevoeld kunnen worden, ais die voorschriften worden toegepast en nageleefd in den geest en naar de bedoe- lingen van den wetgever.

Daarom heb ik vermeend een nuttig werk te verriglen, door, na daartoe, in opvolging der wettelijke bepalingen (*), van de Regering vergunning te hebben verkregen, eene uitgave te bewerken van de nieuwe verordeningen, voorzien van al de toelichting, die de oßcieele bescheiden, wier inhoud lot hare vaststelling heeft geleid, kunnen verschaffen.

De vrucht van dezen arbeid is het boekwerk, dat ik door deze voorrede lij het, in de regtsbedeeling binnen het Gouvernement Sumatra's Westkust belangstellend publiek wensch in te leiden.

Het werk is gesplitst in twee deelen; het eerste bevat de V e r o r d e n i n g e n , het tweede de T o e l i c h t i n g .

In het bij eene dier Verordeningen vastgesteld Reglement tot regeling van het regtswezen in het Gouvernement Sumatra's Westkust is bij elk artikel, dat niet geheel nieuw is, aanteekening gehouden van het artikel der op Java vigerende regelingen, waarbij hetzelfde onderwerp is geregeld of dat er wede overeenstemt. Dit is geschied ter vergemakkelijking van eene vergelijking met de Javasche bepalingen.

De in het tweede deel gegeven Toelichting bevat de geschiedenis der codi- ficatie, voornamelijk met betrekking tot de inheemsche bevolking, leert van

welke beginselen bij de nieuwe regeling is uitgegaan en doet ten slotte de motieven kennen van de verschillende bepalingen, voor zoo verre zij namelijk, nieuw zijn of niet geheel in overeenstemming met de voorschriften, die op Java het regtswezen regelen.

(*) Staatsblad 1851, no. 18.

(11)

Van toelichting der geheel met de Javasche overeenstemmende artikelen, kon, behalve ingeval het al of niet overnemen twijfelachtig was, natuurlijk geen sprake zijn, omdat zij anders zon gaan luiten de grenzen, welke haar zijn gesteld door den inhoud der officieele bescheiden, die uit den aard der zaak geen toelichting behelzen van voorschriften, die reeds sedert lang op Java in werking zijn, en ten aanzien van welken dus alleen de vraag be- hoefde te worden gesteld, of zij al dan niet, en, zoo ja, of zij onveranderd zouden moeten worden overgenomen.

liene toelichting van de onveranderd overgenomen bepalingen uit hare geschiedenis en uit den inhoud der 'haar betreffende officieele bescheiden moet men dus hier niet verwachten.

Evenmin een volledige commentaar op de nieuwe verordeningen, want, hoezeer de inhoud van dit boekwerk bestemd is om over de geheele regeling en over vele harer voorschriften lieht te verspreiden, onder de eigenlijke commentaren kan het niet worden gerangschikt.

Daartoe zal men zich elders moeten wenden en dan kan, 'oor zoo verre de reglsbedeeling bij de inlandsche regtbanken en de residentiegeregten betreft, behalve op menige verhandeling, menig opstel en menig regterlijk gewijsde in het Tijdschrift het Regt in Nederlandsch-Indië en liet Indisch Weekblad yan het liegt, in het bijzonder de aandacht worden gevestigd op de navolgende boekwerken :

l o . H e t civiel proces voor de Iandraden eu Rapats op Java en Madura en ter Sumatra's Westkust, beschreven ten dienste van administratieve a m b t e - naren, door M r . J . W. S. van der Aa, president van den Raad van Justitie te Padang;

2o. Do leer van het bewijs in strafzaken volgens het Nederlandsch-lndisch Strafregt, toegelicht ten dienste der administratieve ambtenaren, voornamelijk van Sumatra's Westkust, door denzelfden;

3o. Handboek teu dienste der Residenten, Assistent-Residenten, Secreta- rissen der Rcsidentiën en andere administratieve ambtenaren, die, als zoodanig en uit kracht van hunne administratieve bediening, op Java en Madura het voorzitterschap van eenige regtbank bekleeden, of als griffier bij eenig regter- lijk collegie werkzaam zijn of wel eenige andere regterlijke function uitoefenen, zamengesteld door M r . G. J . Keiser; en

4 o . De Landraden op Java en Madura, rechtsprekende in zaken van misdrijf, door M r . J . J . C. Gaymaus, raadsheer in het Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-Indië.

Ten slotte acht ik het, ter voorkoming van misverstand, wensehelijk hier nog melding te meken van de verkortingen, die zijn gebezigd bij de aanhaling van sommige wettelijke bepalingen.

(12)

7Àj zijn:

Reg. Reg], voor Reglement op het beleid der Regering in Nederlsnäseh- I n d i ë ;

R. O. of Reel. R. O. voor Reglement op de Regterlijke Organisatie en het Beleid der Justitie in Nederlandsch-lndië ;

Alg. Rep. v. Wetg. voor Algeineène Bepalingen van Wetgeving voor N e d e r - landsch-lndië;

B . W . »oor Burgerlijk Wetboek voor Nederlaudsch-Indië;

W. K. of W . v . K . voor Wetboek van Koophaudel voor Nederlandsch- lndië ;

B . R . of Regl. B . R . voor Reglement op de Burgerlijke Regtsvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog-Geregtshof van Nederlandsch- l n d i ë ;

Sv. of Regl. Sv. voor Reglement op de Strafvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog-Geregtshof van Nederlaudsch-Indië, mitsgaders voor de Residenten op Java en Madura, regtsprekeude in de zaken van over- treding tegen Europeanen en de daarmede gelijkgestelde personen;

I . R . of I n l . Regl. voor Reglement op de uitoefening der policie, de burgerlijke regtspleging en de strafvordering ouder de Inlanders en daarmede gelijkgestelde personen op Java en M a d u r a :

Bep. Strafw. voor Bepaliugen ten regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischsn;

O. voor Bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving;

N . O. voor Nedcrlandsche Wet op den overgang van de vroegere tot de nieuwe wetgeving; en

R e g l . S. W. voor Reglement tot regeling van het regtsvvezen in het Gou- vernement Sumatra's Westkust.

B A T A V I A , 24 Augustus 1 8 7 5 .

T. H . D E R K I N D E B E N .

(13)

BLM)Z.

1. KONINKLIJK BESLUIT, houdende magtiging tot vaststelling van een Reglement op het Regtswezen in het Gouvernement Sumatra's W e s t k u s t en gelijk- stelling als justiciabelen van de bezoldigde gezag- voerende Inlandsche hoofden aldaar met de Regen-

ten op Java 1 II. ORDONNANTIE, waarbij wordt vastgesteld een

Reglement tot regeling van het Regtswezen in het

Gouvernement Sumatra's W e s t k u s t 2 R E G L E M E N T tot regeling van het regtswezen in

het Gouvernement Sumatra's W e s t k u s t 6

HOOFDSTUK L VAN DE REGTERLIJKE ORGANISATIE EN H E I B E L E I D D E R J U S T I T I E .

TITEL I . Algemeene bepalingen. 6 u I I . Van de distriklsgeregten 7 ii 11 1 . Van de magistraten 8

;/ IV. Van de inlandse//e regtbanken „ n V. Van de resideniiegeregten 11 n VI. Van den raad Van justitie 13

Slolbepilingen van d't hoofdstuk 18

HOOFDSTUK I I . VAN DE REGTSPLEGING IN BURGERLIJKE ZAKEN.

TITEL I . Van de regtspleging. in burgerlijke naken voor

de dislriktsgereo/eu 19 n I I . Van de regtspleging in burgerlijke zaken, bij

de inlandsen e regtbanken 22 Afdeeling I. Van de behandeling der zaken op de teregl-

zitting „ H II. Van de beraadslaging en hel vonnis 33

n 111. Van het hooger beroep en hel beroep in

eassatie 35

„ IV. Van de tenuitvoerlegging der vonnissen.. 38

„ V. Van eenige bijzondere regtsplegingeu 47

„ VI. Van de toelating orn kosteloos te procederen 51

TITEL 111. Van het bewijs in burgerlijke zaken 52

„ IV. Van de regtspleging in burgerlijke zaken voor de

resideniiegeregten 58 ,, V. Van de regtspleging in burgerlijke zaken bij den

raad van justitie o 60

(14)

HOOFDSTUK III. VAN DE UITOEFENING DER POLICIE EN BE orsroiuNG VAN MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN.

T I T E L I . Van de taf oefening der policie en de opsporing van misdrijven en overtredingen onder de inlan-

ders en met deze gelijkstelde personen 64 Afdecling I . Algemeene bepalingen n

„ I I . Van de soekoehoofdeu, de ripélioofden en alle mindere hoofden en ondergeschikte

beambten van policie 65

„ I I I . Van de negorijhoofden (paiighoeloe's kapalaj en de hoofden der gemeenten. 71

M IV. Van de distriktshoofden 75

„ V. Van de inlatdsche officieren van justitie. 77

„ V I . Van de residenten en de magistraten... 79 T I T E L I I . Van de uitoefening der policie en de opsporing

can misdrijven en overtredingen onder Europeanen

en met deze gelijkgeslelden 85 H O O F D S T U K I V . VAN D E H E G T S P L E G I N G I N S T R A F Z A K E N .

T I T E L I. Van de nglsp/egiug in strafzaken voor de distrikts-

geregten 86

„ 11. Van de reglspleging in strafzaken, welke lol de

kennisneming behooren van den magistraat 87

„ III. Van de reglspleging in zaken van misdrijf, welke behooren lot de kennisneming der inlandsche regl-

hanken 90 Afdetling I . Van de verwijzing naar de te r e gl zitting. „

„ I I . Van hel onderzoek op de teregtzitting.. 9;}

H I I I . Van de beraadslaging en hel vonnis.. .. 105

„ I V . Van de revisie der vonnissen 108

„ V. Van de tenuitvoerlegging der vonnissen. 109 T I T E L I V . Van de reglspleging in zaken van overtreding,

welke behoi ren tol de kennisneming ran de landra-

den en rapats 112 Afdecling 1 . Van hel onderzoek op de teregtzitting,

de beraadslaging en liet vonnis w

„ I I . Van het hooger beroep 115

„ I I I . Van het beroep in cassatie 117

„ I V . Van de tenuitvoerlegging der vonnissen. 119 T I T E L V. Van de. reglspleging in zaken van overtreding,

welke behooren tot de kennisneming der residentie—

geregten 120

„ V I . Van de regtsjileging in strafzaken, welke behoo- ren lol de kennisneming van den raad van

justitie 1*°

„ V I I . Van het bewijs in slraj'zaken 129

„ V I I I . Van het vervallen, ophouden en te niet gaan

van vervolgingen en straffen 132

(15)

HOOFDSTUK V. GEMENGDE BEPALINGEN BETREFFENDE DE REGTSPLEGING ONDER DE INLANDERS EN MET DEZE GELIJK- GESTELDE PERSONEN , VOOR ZOOVERRE DEZE LAATSTEN ONDERWOR- PEN ZIJN AAN DE REGTSERAAK DER INLANDSCHE REGTBANKEN. 130 HOOFDSTUK V I . BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOERING

VAN- EN DEN OVERGANG TOT DE VOORSCHRIFTEN VAN DIT

REGLEMENT 140 III. ORDONNANTIE, -waarbij worden gegeven de voor-

schriften, bedoeld bij Art. 4, al. 2, Art. 9, 13, 16, al. 2 en A r t . 28 van het Reglement tot regeling van het regtswezen in het Gouvernement Suma-

tra's Westkust 143 IV. ORDONNANTIE, waarbij de voor Europeanen vast-

gestelde burgerlijke wetgeving ten deele toepasselijk wordt verklaard op de Vreemde Oosterlingen in hel

Gouvernement Sumatra's Westkust 156 V. ORDONNANTIE, waarbij worden afgeschaft alle

heffingen, door regtsprekende Hoofden binnen het Gouvernement Sumatra's Westkust tot nog toe ge- daan, en tevens in dat gewest wordt ingevoerd eene procentsgewijze belatting op de civiele processen. . 158 VI. ORDONNANTIE, bij welke de justitiekostea en

. salarissen bij de Inlandsche, door een Europeschen regter of ambtenaar in het Gouvernement Sumatra's Westkust voorgezeten regtbanken worden bepaald. 161

Tarief van justitiekosten en salarissen bij de Inlandsche, door een Europeschen ambtenaar of regter voorgezeten regtbanken in de bezittingen buiten

Java en Madura 164 Afdeeling I . Griffieregten „

„ IE. Zoon van deurwaarders 166

Slotbepalingen 167 VIL GOUVERNEMENTS-BESLÜIT, regelende het kos-

t u u m der regterlijke ambtenaren en praktizijns in

het Gouvernement Sumatra's W e s t k u s t 169 VIII. GOÜVERNEMENTS-BESLUIT, regelende het be-

heer der opbrengst van de procentsgewijze belasting op de burgerlijke gedingen in het Gouvernement

Sumatra's Westkust 171 IX. ORDONNANTIE, houdende bepaling van het tijd-

stip, waarop het Reglement tot regeling van het regtswezen in het Gouvernement Sumatra's W e s t - kust (Stbl. 1874 N o . 94ä) in werking t r e e d t . . . . 173

(16)

m

(17)

KONINKLIJK BESLUIT,

HOUDENDE

MMTOII TOT VASTSTEL«

VAN EEN

REGLEMENT OP HET REGTSWEZEN

IN HET

GOUVERNEMENT SUMATRA'S WESTKUST

EN

gelijkstelling als justiciabelen van de bezoldigde, gezagvoerende Inlandsche hoofden aldaar

met de Eegenten op Java.

No. 23. W I J WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Or an j e-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Op de voordragt van Onzen Minister van Koloniën, van den 6den January 1872, Litt AAZ. , no. 16 a;

Den Raad van State gehoord (advies van den 9den April 1872, no. 9);

Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister, van den 24sten Aoril 1872, Litt AAZ., no. 1 9 ;

Lettende op de artt. 20, 74, 75 en 84 van het regle- ment op het beleid der Regering in Nederlandsch-Indië, en op de a r i . 6 en 9 van het Koninklijk besluit van 16 Mei 1846, no. 1 (Indisch staatsblad 1847, no. 2 3 ) ;

Hebben besloten en besluiten :

Art. 1. Onze Gouverneur-Generaal van Nederlandsch- Indië wordt bevoegd verklaard, met wijziging in zoo

1

(18)

verre van de betrekkelijke artikelen van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 16 Mei 1846 , no.1 (Indisch staatsblad 1847, no. 23), en van de bijzondere bepalingen ter verzekering der regelmatige werking van de nieuwe wetgeving in de bezittingen buiten Java en Madura, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 29sten September 1849, no.

93 (Indisch staatsblad no. 63), vast te stellen een regle- ment op het regtswezen in het Gouvernement van Sumatra's Westkust, met inachtneming der deswege door Ons gegeven voorschriften en bevelen.

Art. 2. Met het tijdstip der invoering van het in art.

1 bedoelde reglement worden, met uitbreiding van Ons besluit van 3 November 1866, no. 73 (Indisch staatsblad 1867, no. 10), de larashoofden, de koeriahoofden en alle andere bezoldigde inlandsche hoofden binnen het Gouvernement Sumatra's Westkust, die, onder welken titel ook, gezag over de eigenlijk gezegde inlandsche bevolking uitoefenen en aan geen ander inlandsch hoofd dadelijk ondergeschikt zijn, gerekend begrepen te zijn onder de personen, genoemd in art. 1 van Ons gezegd besluit. (1)

(1) Dit Koninklijk Besluit luidt als volgt:

No 73. "WIJ WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Neder- landen , Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Willende overgaan tot eene aanwijzing der inlandsche vorsten en hoofden, tegen welke geene burgerlijke regtsvordering of vervol- ging tot straf mag worden ingesteld, dan na te hebben verkregen het verlof, vereischt bij artikel 84 van het Reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië;

Lettende op art. 84 en op art. 27, 2de alinea, der wet van 2 September 1854 (Staatsblad No. 129) houdende vaststelling van het Reglement op het beleid clpr Regering van Nedorlandsch-Indië;

Op het rapport van Onzen Minister van Koloniën dd. 16 Februari) 1866, Lt. AAZ., No. 5; , .

Den Raad van State gehoord (advies van den 27sten Maart

1866, No. 7); n , „ . . ,

Gezien de nadere rapporten van Onzen voornoemden Minister van den 25sten Mei en 31 October 1866, Lt. AAZ., NO. 17/20;

Hebben besloten en besluiten: . Met wiiziging van de artt. 4 en 131 en van alle daarmede m

verband staande artikelen van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië en van alle andere omtrent dit onderwerp bestaande verordeningen, te bepalen: , , .

Art. 1. Geene burgerlijke regtsvordering, noch vervolging tot straf kan worden ingesteld tegen inlandsche vorsten, rijksbestier-

(19)

_ Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoa- nng- van dit besluit, waarvan afschrift wordt gezonden aan den Raad van State.

Het Loo, den 29sten April 1872.

W I L L E M . De Minister van Kolonien,

V A N B O S S E .

Akkordeert met deszelfs origineel:

De Sekretarïs-Generaal hij het Ministerie van Koloniën,

FEITH .

ders, regenten en onderregenten, zoolang zij niet als zoodanig afge- treden of uit hun ambt ontslagen zijn, zonder daartoe verlof te hebben verkregen mdien het geding gevoerd moet worden op Java en Madura, van den Gouverneur-Generaal; indien het gevoerd moet worden m een gewest buiten Java en Madura, van den hoogsten

gewestelijken gezaghebber. ë

Indien de laatstgemelde het verlof weigert, geeft hij van ziin besluit onmiddelijk kennis aan den G-ouverneur-Generaal, ten einde hetzelve bekrachtigd of het verlof alsnog verleend worde

Art. 2 De burgerlijke regtsvorderingen en de strafvervolgingen van welken aard ook, tegen de in art. 1.genoemde inlandsché vorsten en hoofden, worden in eersten aanleg aangebragt bii de Kaden van Justitie en op de gewone wijze bereit

De teregtzittingen voor de zaken, waarin die vorsten en hoofden hetzij alleen, hetzij met anderen betrokken zijn, worden met ee-

sloten deuren gehouden. 8

Alvorens in deze zaken uitspraak te doen, wint de Raad van Justitie niet slechts het advies in van den hoofdpriester, maar raadpleegt ook twee inlandsché hoofden, welke daartoe in élk bij- zonder geval door den Gouverneur-Generaal, of buiten Java en Madura door den hoogsten gewestelijken gezaghebber worden aan- gewezen.

Art. 3. De voor Europeanen en met hen gelijkgestelde personen aangewezen regtbanken of regters oordeelen in eersten aanleg over alle strafvervolgingen, ingesteld tegen:

a. inlandsché vorsten, rijksbestierders, regenten en onderregenten nadat deze als zoodanig afgetreden of uit hun ambt ontslagen

zijn; s

b. vrouwen, bloedverwanten en aangehuwden, tot den vierden graad ingesloten, zoo wettige als onwettige van de in art 1 en U. A. van dit artikel genoemde inlandsché vorsten en hoofden ;

c. pitihs, distriktshoofden en andere inlandsché hoofden, welke onder welken titel ook, over de eigenlijke inlandsché bevol- king een gelijk of een hooger gezag dan de distriktshoofden uitoefenen onderkollekteurs, hoofddjaksa's, djaksa's en leden der inlandsché regtbanken, allen zoolang zij in werkelijke De zaken worden op de gewone, bij algemeene verordeningen

voorgeschreven wijze beregt. .

(20)

En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, beveelt de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, dat deze m het staatsblad van Nederlandsch-Indië worde geplaatst en dat daarvan, voor zooveel noodig, vertalingen m de Inlandsche en Chinesche talen worden aangeplakt.

Gelast verder alle hooge en lage kollegiën en ambte- naren , officieren en justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving van het bovenstaand Koninklijk besluit de hand te houden, zonder ooglui- king of'aanzien des persoons.

Gedaan te Bidtenzorg, den 26sten Maart 1874.

LOUDON.

De Algemeene Sekretaris, LEVYSSOHN NORMAN.

Uitgegeven den vier-en-twintigsten April 1874.

De Algemeene Sekretaris,

LEVYSSOHN NORMAN. (Ind. Stbld. No. 94a.)

Art. 4. Artikel 27 van de bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischen, is van toepassing met opzigt tot de in artt. 1 en 3 genoemde aanzienlijke inlanders.

Onze Minister van Koloniën ia belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

Het L o o , den 3den November 1860.

W I L L E M . De Minister van Koloniën,

TKAKANEK.

Bij Koninklijk Besluit van 13 Januarij 1869 No. 28 (Indisch Stbld.

No. 27) is dit besluit ook toepasselijk verklaard op inlanders, die regt hebben t o t het voeren van den vorstcntitel, ofschoon nimmer geregeerd hebbende; terwijl bij Koninklijk Besluit van 25 Augustus Î869, No. 26 (Indisch Stbld. No. 101) is bepaald, d a t tot de personen genoemd in art. 3, Litt. C. van het besluit van 3 November 1866 ook behooren »de adjuncten der hoofddjaksa's en der djaksa's,

»alsmede de p r i e s t e r s , ' d i e als permanente adviseurs zitting hebben

»in de inlandsche r e g t b a n k e n , door een Europeschen ambtenaar

»voorgezeten, allen zoolang zij in werkelijke dienst zijn."

Het in artikel 4 van het besluit van 3 November 1866 vermeld artikel 27 der bepalingen t o t regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving is vervangen door artikel 8 van het wetboek van strafregt voor inlanders.

(21)

O R D O N N A N T I E ,

"VÏAAKBIJ WORDT VASTGESTELD EEN

REGLEMENT

TOT

REGELING VAN HET REGTSWEZEN

IN HET

GOUVERNEMENT SUMATRA'S WESTKUST.

O O O ^ O O «

IN N A A M DES KONINGS!

DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË, Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut!

doet te weten :

Dat Hij, wenscliende gebruik te maken van de magti- ging, Hem verleend bij het Koninklijk besluit van 29 April 1872, no. 23 (Indisch staatsblad 1874 no. 94a);

Lettende op de artt. 20, 29, 31 en 33 van het regle- ment op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië;

Heeft goedgevonden en verstaan:

I. Het reglement tot regeling van het regtswezen in het Gouvernement Sumatra's Westkust wordt vast- gesteld, zoodanig als het bij deze ordonnancie is gevoegd.

II. Het tijdstip der inwerkingtreding van het regle- ment zal nader worden vastgesteld.

(22)

BEGLEMENT t i t regeling van het regtswezen in bet Gouvernement Sumatra's Westkust.

HOOFDSTUK I.

VAN" DE REGTERLIJKE ORGANISATIE EN HET BELEID DER JUSTITIE.

TITEL I.

Algemeene bepalingen.

Artikel 1. De uitoefening- der regterlijke magt in het Gouvernement Sumatra's Westkust is, onverminderd de regtsmagt van den militairen regter en die bij het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië aan het Hoog-Ge- regtshof van Nederlandsch-Indië toegekend, opgedragen a a n :

de distriktsgeregten;

de magistraten;

de inlandsche regtbanken;

de residentie-geregten ;

.. den raad van justitie. (R. O . 1.)

Artikel 2. Het 1ste, het 5de, het 6de en het 7de hoofdstuk van het reglement op de regterlijke organi- satie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië zijn toepasselijk, met dien verstande :

1. dat onder de arbitrale vonnissen, vermeld in arti- kel 163 no. 2 van dat reglement, ook begrepen zijn die, gewezen in het Gouvernement Sumatra's Westkust.

2. dat onder de in art. 169 van dat reglement bedoelde vonnissen mede worden gerangschikt die, genoemd in art. 43 van dit reglement.

3. dat ook de in het 5de hoofdstuk van dat reg-lement vermelde voorschriften aangaande het middel van cassatie toepasselijk zijn op de in het eerste en tevens in het hoogste ressort door de inlandsche regtbanken (landraden en rapats) en in het hoog-ste ressort door den raad van justitie gewezen vonnis- sen in burgerlijke zaken en in zaken van over- treding1.

(23)

TITEL II.

Van de distriktsgeregten.

Artikel 3. In elk distrikt is een distriktsgeregt. (R.

0 . 77.)

Artikel 4 . Het distriktsgeregt bestaat uit het dis- triktshoofd, bijgestaan door zoodanige en zoovele hem tot raadslieden dienende mindere hoofden, als daartoe door het hoofd van gewestelijk bestuur, met inachtne- ming der onder de inlanders bestaande gewoonten, zullen zijn aangewezen. (R. O. 78.)

De Gouverneur-Generaal wijst bij ordonnancie aan, welke der inlandsche hoofden als distriktshoofden wor- den aangemerkt.

Artikel 5 . De distriktsgeregten oordeelen in eersten aanleg: (R. O . 79.)

1. over alle door inlanders of met deze gelijkgestelde personen tegen eigenlijk gezegde inlanders inge- stelde burgerlijke regtsvorderingen, wanneer de waarde in geschil niet meer beloopt dan ƒ 50.

2 . over alle klagten tegen eigenlijk gezegde inlanders ter zake van overtredingen van wettelijke bepalin- g e n , op welke is gesteld eene geldboete, niet te bovengaande de som van ƒ 10 of eene gevan- genisstraf voor den tijd van een tot zes dagen.

(R. O . 80.)

Onder eigenlijk gezegde inlanders worden in dit artikel en elders in dit reglement verstaan allen, die behooren tot de inheemsche bevolking van Sumatra en de daaronder behoorende eilanden of zich met haar hebben vermengd.

Artikel 6. De vonnissen der distriktsgeregten zijn vatbaar voor hooger beroep aan de inlandsche regtbank van de afdeeling, waarin het distrikt gelegen i s : 1°. in burg-erlijke zaken, wanneer de waarde in geschil

meer bedraagt dan ƒ 20. (R. O. 79.)

2°. in zaken van overtreding, wanneer op de overtre- ding eene geldboete is gesteld van een hooger be- drag dan ƒ 3 of gevangenisstraf. (R. O. 80.) Artikel 7. De distriktsgeregten zijn onbevoegd om kennis te nemen van eenige overtreding in zaken van pachten en belastingen. (R. O . 85.)

Artikel 8. Het regtsgebied der distriktsgeregten strekt zich: niet verder uit dan de grenzen van het distrikt of het grondgebied, waarover het hoofd is gesteld.

(24)

TITEL III.

Van de magistraten.

Art. 9. De Gouverneur-Generaal bepaalt bij ordon- nancée, welke ambtenaren de magistratuur vervullen en hoever h u n ressort zich uitstrekt.

Art. 10. De magistraten nemen kennis van alle binnen hun ressort ingebragte klagten tegen inlanders en met deze gelijkgestelde personen ter zake van overtreding-en, waarop geen zwaardere straf is gesteld dan eene geld- boete van ƒ 100, ten arbeidstelling aan d« publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden of gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen, met of zonder verbeurdverklaring, wat de inlanders betreft voor zoover de zaak niet behoort tot de be- voegdheid van het distriktsgeregt. (R. O. 110, Stbd.

1870, no. 152.)

De uitspraken in deze zaken zijn aan geenerhande voorziening onderhevig.

Art. 1 1 . Bij de uitoefening van de regtsmagt van den magistraat is de inlandsche officier van justitie tegenwoordig, als vervullende de funktiën van het open- baar ministerie.

A r t . 12. De Gouverneur-Generaal wijst de ambte- naren aan, die bij afwezigheid, belet of ontstentenis van de magistraten bevoegd zijn de aan deze toege- kende regtsmagt uit te oefenen. (R. O. 112.)

TILEL IV.

Van de inlandsche regtbanken.

A r t . 1 3 . Inlandsche regtbanken zijn gevestigd op de hoofdplaatsen der residentiën, op die der assistent- risidentiën en voorts op zoodanige andere plaatsen, als de Gouverneur-Generaal daartoe aanwijst. (R. O. 89.) Die te Padang en te Priaman dragen den naam van landraad, elders dragen zij dien van rapat.

Art. 14. De resident is bevoegd om, wanneer daar- voor gewigtige redenen bestaan, de regtbank te doen vergaderen buiten de plaats, waar zij gevestigd is. (R.

O. 90.)

Art. 15. De inlandsche regtbanken houden, ter plaatse waar een resident of assistent-resident gevestigd is, ten minste eens in de veertien dagen, en elders ten

(25)

minste eenmaal 's maands, zitting- op eenen bepaalden dag-, doch moeten buitendien zoo dikwijls belegd wor- den als de dienst der justitie vereischt. (R. O. 91.)

A r t . 16. De inlandsche regtbanken bestaan uit mlandsche hoofden als leden, voorgezeten door eenen Europeschen ambtenaar en bijgestaan door eenen grif- fier. (R. O. 92.)

Door den Gouverneur-Generaal wordt bij ordonnancie aangewezen, welke inlandsche hoofden zitting hebben, welke ambtenaren het voorzitterschap der rapats ver- vullen en bij welke rapats de funktiën van griffier worden opgedragen aan bepaaldelijk daartoe benoemde personen, bij welke aan reeds met een ander ambt belaste ambtenaren.

De voorzitter der landraden moet den onderdom van 25, de griffier dien van 23 jaren hebben bereikt; zij moeten zijn Nederlanders en den graad van doktor of licentiaat in de regten bezitten; de Gouverneur-Generaal is bevoegd om met opzigt tot den griffier van dit laatste vereischte dispensatie te verleenen. (R. O. 102.)

De residenten zijn bevoegd om alle rapats binnen hunne residentie voor te zitten; de Gouverneur van Sumatra's Westkust heeft deze bevoegdheid ten aan- zien van alle rapats in het onder zijn bestuur staand gewest.

Art. 17. Tot het wettiglijk houden der regtbank wordt vereischt de tegenwoordigheid van den president en ten minste twee leden, van den inlandschen officier van justitie en van den griffier, zoomede, wanneer de be-

klaagde of gedaagde de mahomedaansche godsdienst belijdt, van een mahomedaanschen priester en anders van een tot den landaard van den beklaagde of gedaagde behoorend hoofd (wanneer namelijk zoodanig hoofd geene zitting in de regtbank heeft), of bij ontstentenis van een zoodanig, van een ander tot dien landaard behoorend, daartoe door den president aan te wijzen geschikt persoon, als adviserend lid. (R. O. 92, a l o.) Wanneer zich binnen het ressort der regtbank een zoodanig persoon niet bevindt, wordt er door de zorg- van den president een ontboden van de naastbij gcleg-en plaats, alwaar er een woonachtig is.

Art. 18. Ingeval van afwezig-heid, belet of ontsten- tenis van den voorzitter eener rapat, wordt door liet hoofd van gewestelijk bestuur tijdelijk in de waarne- ming van diens funktiën voorzien. (R. O. 93.)

(26)

Ingeval van afwezigheid, belet of ontstentenis van den Voorzitter der landraden, worden diens funktien tijdelijk vervuld door een lid van den raad van jus- titie, daartoe door den voorzitter van dat kollegie aan

i n g e v a l van afwezigheid, belet of ontstentenis van den griffier bij de inlandsche regtbanken, wordt door den resident een ander ambtenaar, die met behoeft te voldoen aan de eischen voor den griffier gesteld bij art.

16 met de tijdelijke waarneming der betrekking be- last, en zulks op schriftelijk verzoek van den voorzitter der betrokken regtbank, ingeval hij met zelf als zoo-

danig optreedt. - f , Art 19 Met uitzondering der zaken, waarvan de

bereo-tino- bij dit reglement aan andere regtbanken, ge- regten en regters is opgedragen, en met inachtneming van het voorschift van art. 6 van het reglement op de regterlijke organisatie en het bedeid der justitie m Nederlandsch-Indië, nemen de landraden en rapats in

eersten aanleg kennis: . 1°. van alle burgerlijke regtsvordermgen, ingesteld

tegen eigenlijk gezegde inlanders; _

2°. van alle misdrijven, begaan door inlanders ol met deze gelijkgestelde personen;

3o van alle overtredingen van reglementen van policie en van plaatselijke keuren, alsmede van wettelijke bepalingen van algemeenen aard, begaan door inlan-

ders of met deze gelijkgestelde personen. (R. O. J5.) Art 20 Van de uitspraken der inlandsche regtban- ken wordt hooger beroep aan den raad van justitie toegelaten :

1» in de zaken, vermeld bij het eerste nummer van het voorgaand artikel, wanneer de vordering loopt over eene som of waarde van meer dan ƒ 500;

2° in de zaken. vermeld bij het derde nummer van het voorgaand artikel, wanneer het hoogste bedrag der op de overtreding gestelde boete meer dan ƒ 500 beloopt, of indien, hetzij gelijktijdig met, hetzij zonder eenige geldboete, eene andere zwaardere straf of wel verbeurdverklaring van bijzondere voor- werpen op de overtreding is gesteld. (R. O. 96.) Art 21 Alle vonnissen in zaken van misdrijf, door de inlandsche regtbanken gewezen, zijn, wanneer zij geene vrijspraak inhouden, onderworpen aan de revisie van den raad van justitie. (R. O. 97.)

(27)

Ar. 22. De inlandsche regtbanken nemen in het hoogste ressort kennis van de aan hoog-er beroep on- derworpen vonnissen der distriktsgereg-ten (R. O. 98.)

Art. 23. Het reg-tsgebied van elke regtbank wordt door den Gouverneur-Generaal bij ordonnancie aan- gewezen.

TITEL V.

Van de residentiegeregten.

Art. 24. In elke residentie bestaat een residentiege- regt. (R. O. 108.)

Art. 25. In de residentie Padangsche benedenlanden wordt het residentiegereg't gehouden door den regter- lijken ambtenaar, die de landraden voorzit; in de resi- den tien Padangsche bovenlanden en Tapanoli door de residenten. (R. O. 108.)

De eerstgenoemde wordt bijgestaan door den griffier der landraden; de beide anderen door den sekretaris der residentie of een door hen aan te wijzen ambtenaar als griffier.

Het openbaar ministerie wordt waargenomen door een Europeschen ambtenaar, daartoe aan te wijzen, — voor het residentiegeregt in de residentie Padangsche benedenlanden, door den ambtenaar, die aldaar het hoogste burgerlijk g'ezag voert, — voor de residentie- geregten in de Padangsche bovenlanden en in Tapanoli, door den plaatselijken resident.

Art. 26. Het residentiegeregt oordeelt, behoudens de voorschriften van het Koninklijk besluit van 3 No- vember 1866, no. 73 (Ind. staatsblad 1867, no. 10) (2) in eersten aanleg: (R. O. 108.)

1°. over alle burg-erlijke regtsvorderingen, welke de som of waarde van ƒ 500 niet te boven gaan, ingesteld :

a. tegen Europeanen en met deze g-elijkgestelden;

b. tegen oosterlingen, niet behoorende tot de eigenlijk gezegde inlandsche bevolking van Sumatra ;

c. tegen leden der eigenlijk gezegde inlandsche bevolking van Sumatra in zaken, waarin deze (2) Zie dit Koninklp; Besluit in de noot opbladz. 2.

(28)

krachtens wettelijke bepalingen of tengevolge van vrijwillige overeenkomst aan de Euro- pesclie wettelijke voorschriften zijn onder- worpen.

2°. over alle klagten, ingebragt tegen Europeanen en met deze gelijkgestelde personen, betrekkelijk over- tredingen van reglementen en keuren van policie, gelijk mede van de wettelijke verordeningen op het stuk van 's lands middelen en pachten en alle andere algemeene verordeningen, wanneer op de overtreding geen zwaardere straf is gesteld dan gevangenisstraf van drie maanden en eene geld- boete van ƒ 500, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, daarvan uitgezonderil overtredingen van ambtenaren van den burgelijken stand, notarissen en andere ambtenaren, in de uitoefening van hunne funktiën begaan.

Art. 27. De zaken, in het voorgaande artikel be- doeld, worden afgedaan op in de hoofdplaatsen der residentiën te houden zittingen, tenzij de Gouverneur- Generaal er in toestemt, dat daartoe op meerdere door Hem aan te wijzen plaatsen zittingen worden gehouden.

(R. O. 108, al." 3.)

Art. 28. Het residentiegeregt houdt op ecnen be- paalden dag zitting, ten minste eenmaal om de veer- tien dagen op de hoofdplaats der residentie Padaiigsche benedenlanden, ten minste eenmaal 's maands op de hoofdplaatsen der beide overige residentiën, en ten minste eens in elk kwartaal op alle andere door den Gouverneur-Generaal voor het houden van het geregt aangewezen plaatsen. Het heft in deze plaatsen zijne zittingen niet op, voordat alle voor afdoening vatbare zaken zijn afgedaan.

Art 29. \ an de vonnissen, gewezen in de zaken, bedoeld in artikel 26 van dit reglement, \ a l t hooger beroep aan den raad van justitie:

in die, vermeld ' onder no. 1, wanneer de gedane vordering meer bedraagt dan ƒ 7 5 ;

in die, vermeld onder no. 2 , wanneer het hoogste bedrag der tegen de overtreding bedreigde geldboete meer dan ƒ 50 beloopt, of indien, hetzij met, hetzij zonder eenige geldboete, eene zwaardere straf of wel verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen op de overtreding is gesteld. (R. O. 109.)

(29)

TITEL VI.

Van den Raad van Justitie.

Art. 30. Te Padang- is een raad van justitie geves- tigd. (R. O. 117.)

Art. 31. De raad van justitie is zamengesteld uit:

een president, drie leden,

een officier van justitie,

een substituut-officier van justitie, een griffier,

een substituut-griffier. (R. O. 119.)

Art. 32. De president en de officier moeten den vollen ouderdom van 2 8 , de leden, de substituut-officier en de griffier dien van 25 en de substituut-griffier dien van 23 jaren bereikt hebben. (R. O. 120.)

Zij moeten allen zijn Nederlanders en den graad van doctor of licentiaat in de regten bezitten.

Art. 33. De raad van justitie kan geene teregtzit- ting kouden, nock eenigerkande beslissing nemen, dan met minstens drie leden. (R. O. 121.)

Art. 34. De griffier neemt, wanneer er geen genoeg- zaam getal leden tot ket verrigten van de dienst aan- wezig- is, als regter zitting. (R. O. 122.)

Art. 35. De raad \?m justitie koudt wekelijks ten minste twee teregtzittingen, of zooveel meer als de dienst der justitie en eene spoedige en geregelde afdoening van zaken vorderen. (R. O. 123.)

Art. 36. Bekoudens de voorschriften van ket Ko- ninklijk besluit van 3 November 1866, no. 73 (Ind.

staatsblad 1867, no. 10) en met uitzondering der zaken, bij art. 26 no. 1 aan de kennisneming der residentie- geregten opgedrag-en en der g-evallen, voorzien in art.

159 van ket reglement op de regterlijke organisatie en ket beleid der justitie in Nederlandsck-Indië, neemt de raad van justitie in eersten aanleg- kennis van alle burgerlijke regtsvorderingen, ingesteld:

a. tegen Europeanen en met deze gelijkg-estelde personen ;

b. tegen Oosterlingen, niet bekoorende tot de eigen- lijk gezegde inlandscke bevolking van Sumatra;

c. tegen leden der eigenlijk gezegde inlandscke be- volking van Sumatra in zaken, waarin deze kracktens wettelijke bepalingen of tengevolge van

(30)

vrijwillige overeenkomst aan de Europesche wet- telijke bepalingen zijn onderworpen. (R O. 124.) Art. 37. De raad van justitie neemt, onverschillig tot welken landaard partijen behooren, in eersten aan- leg kennis:

1°. van alle geschillen in zaken van prijzen en buit, die door schepen van oorlog van den staat of door schepen, bij partikulieren uhgerust en van kom- missiën of lettres de marque voorzien, worden achterhaald en opgebragt, zoomede van alle g e - schillen , welke tasschen de nemers onderling des- wege ontstaan;

2°. van alle zee- en strandvonden. (R. O. 125.) Art. 38. Van de uitspraken van den raad van j u s - titie, in de twee voorg-aande artikelen begrepen, valt hooger beroep aan het Hoog-Geregtshof van Neder- landsch-Indië, wanneer de waarde in geschil meer dan ƒ 1000 beloopt.

Beneden dat bedrag- vonnissen zij in het hoogste ressort. (R. O. 126.)

Art. 39. De raad van justitie neemt in het hoogste ressort kennis:

1°. van alle jurisdictie-geschillen tusschen mindere reg- terlijke autoriteiten in zijn regtsgebied;

2°. van alle vonnissen, waarin hooger beroep aan den raad is toegelaten;

3°. van alle persoonlijke, zakelijke of gemengde regts- vorderingen, aan hooger beroep onderworpen, wan- neer partijen verklaard hebben van dat beroep af te zien.

Deze laatste bepaling is niet toepasselijk in zaken, die niet vatbaar zijn voor dading of compromis. (R. 0.127.) Art. 40. De partijen, in eersten aanleg aan de regts- magt der inlandsche regtbanken onderworpen, kunnen, wanneer zij daaromtrent overeenkomen, hare voor hooger beroep vatbare geschillen dadelijk onderwerpen aan den raad van justitie, die alsdan in die zaken in het hoogste ressort uitspraak doet. (R. O. 128.)

Art. 41. Behoudens de voorschriften van het Konink- lijk besluit van 3 November 1866, no. 73 (Indisch staatsblad 1867, no. 10), neemt in strafzaken de raad van justitie in eersten aanleg kennis:

1°. met uitzondering der zaken, bij art. 26 no. 2 aan de kennisneming der residentiegeregten opgedragen, en der gevallen, voorzien bij art. 165 van het

(31)

reglement op de regterlijke organisatie en het "be- leid der justitie in Nederlandsch-Indië :

a. van alle overtredingen van politie en van plaatselijke keuren, alsmede van wettelijke be- palingen van algemeenen aard, begaan door Europeanen of met deze gelijkgestelde per- sonen ;

b. van alle misdrijven, gepleegd door E u r o - peanen of met deze gelijkgestelde personen;

c. van de misdrijven, ter gelegenheid van fail- lissement en bij kennelijk onvermogen of bij surséance van betaling begaan door vreemde Oosterlingen en inlanders, op wie de wette- lijke bepalingen betreffende die onderwerpen toepasselijk zijn verklaard.

2°. zonder onderscheid' van den landaard der be- klaagden :

a. van het misdrijf van zeerooverij;

b. van alle misdrijven, gepleegd aangaande prij- zen en buiten, vermeld in artikel 37;

c. van alle overtredingen der wettelijke bepa- lingen op het stuk van den slavenhandel.

(R. O. 129).

Art. 42. De vonnissen, door den raad van justitie in eersten aanleg in zaken van overtreding gewezen, zijn vatbaar voor hooger beroep aan het Hoog-Geregts- hof, wanneer het hoogste bedrag der geldboete op de overtreding gesteld meer dan f 500 beloopt, of in- dien, hetzij gelijktijdig met, hetzij zonder eenige geld- boete , eene zwaardere straf of wel verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen op de overtreding is gesteld.

(R. O. 130.)

Art. 43. Alle eindvonnissen in zaken van misdrijf, in eersten aanleg door den raad van justitie gewezen, zijn, wanneer zij geene vrijspraak inhouden, onder- worpen aan de revisie van 'het Hoog-Geregtshof van Nederlandsch-Indië, indien de beklaagde of het open- baar ministerie of beiden zulks verlangen.

De vonnissen, waarvan geene revisie verlangd wordt, worden niettemin, evenals de overige, ingezonden aan het Hoog-Geregtshof, hetwelk, indien daartoe gronden zijn, na den Prokureur-Generaal te hebben geraad- pleegd, aan het betrokken collegie zijne aanmerkingen op de behandeling der zaak kan mededeelen. (R. O.

129, al. uit., Stbd. 1872 no. 130.)

(32)

Art. 44. Overeenkomstig- het voorschrift van art. 21 oordeelt de raad van justitie in revisie over de in dat artikel vermelde vonnissen. (R. O. 169.)

Art. 45. De raad van justitie heeft het oppertoezigt over de binnen zijn ressort g-evestig-de weeskamer en de voogdijen, over welke aan deze bij de wet het toezigt is opgedragen. (R. O. 132.)

Art. 46. P e raad van justitie is bevoegd, om op verzoek van bloed- of aanverwanten, na het openbaar ministerie te hebben gehoord, of wel op de vordering van den officiel' van justitie ambtshalve, tot behoud van goede orde en rust of tot voorkoming van onge- lukken, Europeanen, met deze gelijkgestelden of niet tot de eigenlijk gezegde inlandsche bevolking" behoo- rende Oosterlingen, die wegens zinneloosheid of een doorgaand slecht en buitensporig gedrag- ongeschikt zijn om aan zich zelve overgelaten te blijven of wel voor de veiligheid van anderen g-e vaarlijk zijn, na be- hoorlijk onderzoek, doch buiten vorm van proces, in daartoe bestemde gestichten, ziekenhuizen of andere geschikte plaatsen in verzekerde bewaring te doen stellen en hen daarin te doen houden, zoolang de toestand van zinneloosheid duurt of door die personen geene merk- bare teekenen van beterschap worden gegeven.

Zoodanige verzoeken en vorderingen zijn onafhanke- lijk van de kuratele, welke, indien zij niet reeds is verleend en wanneer daarvoor overigens genoegzame g-ronden aanwezig zijn, gelijktijdig of later kan worden gevraagd overeenkomstig- de bestaande wettelijke be- palingen. (R. O. 134.)

Art. 47. De beschikkingen, in het vorige artikel vermeld, kunnen voor geen längeren termijn dan één jaar genomen worden.

Deze termijn kan echter telkens, op verzoek of vordering als voren en na een nieuw onderzoek, doch voor niet langer dan één jaar, verlengd worden. (R.

O. 135.)

Art. 48. De vonnissen van den raad van j-istitie, in de gevallen bij de twee voorgaande artikelen voorzien, zijn bij voorraad uitvoerbaar.

Van die vonnissen valt hooger beroep aan het Hoog- Geregtshof van Nederiandsch-Indië, dat mede zonder vorm van proces beslist. (R. O. 136.)

Art. 49. Wanneer een persoon, die ingevolge de voorschriften der artt. 46 en 47 in verzekerde bewaring

(33)

is gesteld, in zoover is hersteld of zoodanige merkbare teekenen van beterschap geeft, dat eene langere afzon- dering- niet meer noodzakelijk is, beveelt de raad van justitie het ontslag, na behoorlijk onderzoek en nadat bet openbaar ministerie is gehoord, doch overigens bui- ten vorm van proces, op verzoek van den in bewaring gestelden persoon, of van diens bloed- of aanverwan-

» ten.

Het openbaar ministerie is bevoegd het ontslag ambts- halve te vorderen.

De vonnissen, waarbij het ontslag is geweigerd, zijn vatbaar voor hooger beroep. (R. O. 137.)

Art. 50. De wettelijke bepalingen betreffende het burgerlijk reg-t regelen de bemoeijenissen van den raad van justitie ten aanzien van het vestigen van hypothe- caire verbanden of andere zakelijke reg'ten en met opzigt tot overdragten van eigendom. (R. O. 139.)

Art. 51. Het toezigt, door den raad van justitie uit te oefenen op de notarissen, wordt bij bijzondere bepalingen geregeld.

Zoo ook het toezigt van den raad van justitie op de gevangenis ter plaatse, waar de raad gevestigd is, bestemd tot het opnemen der beklaagden, die voor den raad moeten teregtstaan. (R. O. 140.)

Art. 52. Bij overlijden, ontslag- of afzetting-van eenen notaris, gevestig'd in de residentie Padangsche bene- denlanden, worden diens Protokollen, repertoires en registers ter griffie van den raad overgebragt.

Bij overlijden, ontslag of afzetting van elders geves- tigde notarissen, geschiedt de overbrenging- naar het residentie-kantoor.

De Gouverneur-Generaal bepaalt, na welk tijdsver- loop de aldus op de residentie-kantoren nedergeleg'de stukken naar de griffie van den raad van justitie zullen worden overgebragt. (R. O. 141.)

Art. 53. De griffier van den raad van justitie en de sekretarissen der residentiën zijn respektivelijk belast met de bewaring der bij het voorg-aand artikel bedoelde Protokollen en andere stukken.

Zij zijn bevoegd en verplig-t om daarvan inzage te verleenen, mitsgaders grossen, afschriften en uittreksels af te geven op den voet en de wijze, zooals dit voor de notarissen is bepaald. (R. O. 142.)

Art. 54. De dubbelen der registers van den burger- lijken stand worden ter griffie van den raad van justitie

3

(34)

overgebragt en, onder toezigt der regtbarik, bewaard door den griffier, die bevoegd is om daarvan uittrek- sels te geven op gelijken voet en gelijke wijze, als de met de opmaking der akten van den burgerlijken stand belaste ambtenaren. (R. O. 143.)

Art. 55. De officier van justitie is verpligt, om naauw- keurige registers te kouden:

1°. van alle door hem behandeld wordende zaken, geene uitgezonderd, met duidelijke vermelding van haren aard en de daarin betrokken personen, van hetgeen daarin is geschied of verrigt en wanneer, door wien en op welke wijze zij zijn afgedaan;

2°. van al de, in de gevangenis van den raad van j u s - titie , in verzekerde bewaring gestelde personen, met vermelding- om welke oorzaak en op wiens last de gevangenneming heeft plaats gehad.

Van deze registers moeten driemaandelijks of binnen zooveel korteren tijd, als de Prokureur-Generaal dien- stig zal oordeelen, volledige afschriften aan dezen worden ingezonden. (R. O. 144.)

Art. 56. Het regtsgebied van den raad van justitie strekt zich uit over het geheele Gouvernement Suma- tra's Westkust. (R. O. 118.)

Slotbepalingen van dit hoofdstuk.

Art. 57. De leden der inlandsche regtbanken en de inlandsche officieren van justitie leggen, alvorens hunne bediening te aanvaarden, in handen van den resident af den volgenden eed:

De leden:

»Ik beloof en zweer geene giften of geschenken te

» zullen aannemen van eenig persoon, die voor de regt-

»bank in eenige zaak is betrokken, of daarbij eenige

»zaak uitstaande heeft; dat ik als lid der r e g t b a n k , m e t

»ijver, naar mijn beste kennis en geweten, zal werkzaam

» zijn, zonder 'van mijne verpligtingen om lief of leed,

»vriendschap of vijandschap, gunst of ongunst af te

»wijken, en dat ik steeds, gelijk een vroom en eerlijk

»regter bestaamt, zal regtspreken." (R. O. 113.) De inlandsche officieren van justitie en hunne adjunk- ten:

»Ik beloof en zweer, dat ik de mij opgedragen be-

» diening met ijver, eerlijkheid en onzijdigheid, zonder

»aanzien van persoon, zal waarnemen; dat ik nimmer

(35)

»eenige giften of geschenken zal aannemen van eenig

» persoon, van wien ik weet of vermoed, dat hij eenige

»zaak heeft of zal krijgen, in welke mijne ambtsver-

» rigtingen zouden te pas komen, en dat ik mij bij de

» uitoefening mijner bediening in alles zal gedragen over-

»eenkomstig de wettelijke bepalingen en de krachtens

» deze aan mij gegeven instruktiën en bevelen." (R.O.114.) Art. 58. De personen, welke krachtens art. 17 van dit reglement geroepen worden de zittingen van de regtbank als adviseurs bij te wonen, leggen in handen van den president af den eed, voorgeschreven bij art.

8 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië. (R. O. 114.)

Art. 59. Alle verdere verpligtingen der in dit hoofd- stuk vermelde regterlijke autoriteiten en van de aan deze toegevoegde of ondergeschikte ambtenaren worden vastgesteld bij de volgende hoofdstukken van dit re- glement. (R. O. 115.)

Art. 60. Ce voorschriften van dit hoofdstuk brengen geene verandering te weeg in de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal, om aan de hoofden der Mooren, Arabieren, Chinezen en andere soortgelijke in het gewest Sumatra's Westkust gevestigde of toegelaten vreemde volken, de magt te doen behouden of nader toe te kennen tot het opleggen van geldboeten en andere geringe politiestraffen. (R. O. 116.)

HOOFDSTUK II.

VAN DE BEGTSPLEGmG IN BTTBGEBLIJKE ZAKEN.

TITEL I.

Van de regtspleging in burgerlijke zaken voor de distriktsgeregten.

Art. 61. De distriktsgeregten houden ten minste een- maal 's weeks op eenen vastgestelden dag ter hoofd- plaats van het distrikt zitting, tot afdoening der bur- gerlijke zaken, waarvan de kennisname hun bij het vorig hoofdstuk is opgedragen. (I. R. 93, 109.)

Art. 62. De eischer doet zijne vordering mondeling of schriftelijk ter teregtzitting.

Hij legt daarbij over alle zoodanige bescheiden, als hij dienstig acht.

(36)

Wanneer de verweerder niet tegenwoordig" i s , g e - last het distriktshoofd partijen, voor zooveel den ver- weerder betreft door middel van een minder hoofd, om met hare getuig-en op eenen bepaalden dag- voor het geregt te verschijnen.

Wanneer alsdan de eischer niet verschijnt, wordt de zaak gehouden voor vervallen, behoudens het regt van den eischer, om zijne vordering op nieuw voor te brengen.

Wanneer de verweerder, behoorlijk opgeroepen zijn- de, ten bepaalden dage afwezig blijft, en er van geene wettige reden van verhindering blijkt, wordt de vor- dering aan den eischer toegewezen, ten ware zij be- vonden wordt ongegrond te zijn, in welk geval zij wordt ontzegd.

Indien beide partijen verschenen zijn, worden zij, benevens de getuigen, indien zij die hebben voor- g e b r a g t , gehoord en wordt vervolgens door het dis- triktshoofd uitspraak gedaan.

Bij de uitspraak wordt het bedrag bepaald der ver- goeding, volgens door het Gouvernement vastgesteld tarief, door den succumbant verschuldigd aan de voor- gebragte getuigen. (I. R. 94, 95, 110, 111, 112.)

~ Art. 63. De artikelen 100, 1 0 1 , 102, 1 0 3 , 1 0 4 , 1 0 5 en het laatste lid van artikel 107 zijn op het getuigen- verhoor toepasselijk. (I. R. 97, 118 al. 2.)

Art. 64. Alvorens eene beslissing te nemen, zijn de distriktshoofden verpligt om de in het distriktsgeregt als raadslieden zitting hebbende hoofden te raadplegen.

(I. R. 98, 118 al. 1.)

Art. 65. Van al het verhandelde bij de in dit hoofd- stuk vermelde gereg-ten, bepaaldelijk ook van de door de raadslieden geuite gevoelens en van de gedane uit- spraken, wordt door de distriktshoofden aanteekening gehouden in een register, waarvan maandelijks, voor zoover de in dat tijdsverloop behandelde zaken betreft, een afschrift word gezonden aan den president van de inlandsche regtbank, binnen wier ressort het geregt gevestigd is.

Deze is bevoegd om op de behandeling der zaken, voor zoovere niet in hooger beroep is g e g a a n , zooda- nige bermerkingen aan het betrokken distriktshoofd te maken, als hij nuttig en noodig oordeelt.

Hij houdt van zijne bemerkingen aanteekening op het hem toegezonden afschrift van het register.

(37)

Het hoog-geregtshof is bevoegd om zich dit afschrift ten allen tijde te doen voorleggen. (I. R. 99, 119.)

Art. 66. Het voornemen om van eene uitspraak in hooger beroep te komen, moet binnen tien dagen na de uitspraak aan het betrokken distriktshoofd worden bekend gemaakt.

Deze houdt daarvan aanteekening op het in art. 65 bedoeld register en doet daarvan, onder toezending van een uittreksel uit zijn register voor zoover de zaak betreft, uitdrukkelijk mededeeling aan den president van de inlandsche regtbank, binnen wier regtsgebied het geregt zitting houdt. (I. R. 100, 120.)

Art. 67. De vonnissen in zaken, welke niet voor hooger beroep vatbaar zijn, zijn dadelijk uitvoerbaar ; de anderen, zoo geen hoog-er 'beroep is aangeteekend, zoodra de termijn van appel verstreken is, en anders zoodra het in hooger beroep gewezen vonnis door het betrokken distriktshoofd is ontvangen. (I. R. 100 al.

2, 121 al. 2.)

Art. 68. De distriktshoofden dragen de uitvoering op aan de soekoe- of dorpshoofden of andere hun on- dergeschikte beambten. (I. R. 102, 122.)

Art. 69. H i j , die, ingevolge het voorgaand artikel, met de tenuitvoerlegging is belast, maant den veroor- deelde vooraf aan, om binnen de eerstvolgende acht dagen aan de tegen hem uitg-esproken veroordeeling te voldoen.

Indien hij na verloop van dien termijn niet heeft voldaan, brengt de met de tenuitvoerlegging_ belaste persoon zulks ter kennisse van het betrokken distrikts- hoofd, dat, ten ware het redenen vindt om nog eenig uitstel te verleenen, gelast dat zooveel roerende goe- deren van den veroordeelde worden in beslag genomen, als vermoedelijk noodig is om de uitvoering van het vonnis te verzekeren. (I. R. 103, 122.)

Art. 70. De inbeslagneming geschiedt in tegenwoor- digheid van twee g-etuigen, en, zoo mogelijk, in het bijzijn van den veroordeelde, door den met de tenuit- voerlegging belasten beambte. (I. R. 104, 122.)

Art. 71. Indien binnen twee dagen na de inbeslag- neming nog niet aan het vonnis is voldaan, worden de in beslag genomen goederen, tot het beloop van dé uitgesproken veroordeeling, in tegenwoordigheid van twee getuigen, in het openbaar, om gereed geld, aan den meestbiedende verkocht.

(38)

De veroordeelde is bevoegd om de orde aan te wij- zen , naar welke de in beslag genomen goederen zullen worden verkocht.

Zoodra de opbrengst der verkochte goederen zooveel bedraagt als de som, waarvoor de tenuitvoerlegging geschiedt, en de op den verkoop vallende kosten, wordt niet met den verkoop der overige in beslag genomen goederen voortgegaan.

Deze worden onmiddellijk aan den veroordeelde te- ruggegeven. (I. R. 105, 122.)

A r t . 72. De inbeslagneming mag zich niet uitstrek- ken tot het vee, dat en de gereedschappen, welke volstrekt benoodigd zijn tot de uitoefening van het per- soonlijk bedrijf van den veroordeelde. (LR. 106, 122.)

Art. 73 De met de tenuitvoerlegging belaste persoon geeft onmiddellijk na den afloop daarvan kennis aan het distriktshoofd, op welks last hij heeft gehandeld.

Art. 74. Behoudens de in art. 62 bedoelde vergoe- ding aan de getuigen, geschiedt de regtsbedeeling, in dezen titel bedoeld, kosteloos. (I. R. 108, 122.)

TITEL II.

Van de regtspleging in burgerlijke zaken bij de inlandsche regtbanken.

AFDEELING I.

Van de behandeling der zaken op de teregtzitting.

Art. 75. In burgerlijke zaken, waarvan de regtbank in hooger beroep kennis neemt, doet de president, naar aanleiding van de hem, in opvolging van het voorschrift van art. 66 al. 2, gedane mededeeling, aan partijen den dag aanzeggen, waarop de zaak voor de regtbank zal dienen, met last om de getuigen, die zij alsnog zouden willen doen hooren, op dien dag voor te brengen. (I.

R. 123.)

Art. 76. Op den bepaalden dag onderzoekt de regt- bank de zaak op nieuw.

Tot dat einde worden de uitspraak van den eersten regter en de stukken van het eerste geding gelezen, de getuigen overeenkomstig het bepaalde bij art. 95 en volgende gehoord, en zoowel de reeds vroeger voorge- bragte als de nieuwe bewijzen in overweging genomen.

(39)

Hierop doet de regtbank uitspraak, met inachtne- ming- van het bepaalde bij de artikelen 116 en 118 eerste lid, en worden verder opgevolgd de voorschriften, vervat in de artikelen 123 en 125.

Het hoofd, dat in eersten aanleg heeft regt gespro- ken mag geen deel nemen aan de regtspraak in hooger beroep. (I. R. 124.)

Art. 77. De president doet den eersten regter, door toezending van afschrift, kennis dragen van de in hoo- ger beroep gewezen vonnissen, binnen acht dagen na de uitspraak.

De uitvoering dier vonnissen geschiedt overeenkomstig heto-een in den voorgaanden titel ten aanzien van de tenuitvoerlegging der in eersten aanleg gewezen von- nissen is vastgesteld. (I. R. 125.)

Art. 78. Burgerlijke vorderingen, in eersten aanleg behoorende tot de bevoegdheid der inlandsche regtban- ken, worden bij verzoekschrift, door den eischer of door diens overeenkomstig het voorschrift van art. 82 ge- magtigde onderteekend, ingediend aan den president der regtbank, onder wier regtsgebied de verweerder zijne woonplaats heeft; of bij gebreke van eene bekende woonplaats zijn werkelijk verblijf houdt.

Bijaldien er meerdere verweerders zijn, die met bin- nen het ressort van dezelfde regtbank wonen, wordt de vordering ingediend aan den president der regtbank der woonplaats van een hunner, ter keuze van den

GlSCllGr.

Indien bij schriftelijke akte woonplaats is gekozen, kan de eischer, des verkiezende, zijne vordering indie- nen aan den president der regtbank, binnen wier regtsgebied de gekozen woonplaats gelegen is. (I. R. 126.)

Art. 79. Wanneer de eischer niet kan schrijven, noch zijnen naam teekenen, kan hij zijne vordering mon- deling voordragen aan den president der regtbank, die daarvan aanteekening houdt of doet houden. (LR. 127.)

Wanneer de eischer woonachtig is of verblijf houdt in eene andere afdeeling dan die, waarbinnen de president der regtbank is gevestigd, kan de mondelinge voordragt ook geschieden bij den ambtenaar, die met het dagelijksch beheer der afdeeling is belast, die zijne van de voordragt gedane aanteekening binnen 24 uren, nadat de vordering bij hem is gedaan, opzendt aan den president van de regtbank, die daarmede verder handelt, alsof de vordering bij hem ware ingebragt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit berekeningen blijkt dat een bekleding van gekantelde betonblokken voor het overgrote deel van het traject kan worden toegepast tot bermniveau; Bekledingen van basaltzuilen

In de volgende tabel wordt per bijlage een omschrijving gegeven. In de kolom &#34;type&#34; wordt aangegeven of de bijlage algemeen, voor een bepaald gebied of voor een

Voor traject Schelphoek Oost worden bij zowel de knooppunten 90 (nuttig vanaf 1 juli 2008) en 91 borden geplaatst dat 81 niet bereikbaar is en wordt 81 bewegwijzerd middels

Als op basis van de geavanceer- de toetsing of na openbreken een opsplitsing moet worden gemaakt, wordt bij de actualisatie de oorspronkelijke vlakcode vervangen door een code die

In deze bijlage wordt beschreven op welke wijze de gegevens van de inventarisatie worden omgezet in een vorm die geschikt is voor Algemeen STEENTOETS.. Het betreft alleen

In de volgende tabel wordt per bijlage een omschrijving gegeven. In de kolom &#34;type&#34; wordt aangegeven of de bijlage algemeen, voor een bepaald gebied of voor een

Vol-en-zat gepenetreerde breuksteen: Voor een bekleding bestaande uit vol-en-zat gepenetreerde breuksteen wordt de minimaal benodigde laagdikte in de golfklapzone bepaald op basis

Tijdelijk vrijkomende schorgrond zou bij voorkeur buiten de werkstrook in depot moeten worden gezet, en niet op het schor gedeponeerd. Na de werken dient het schor te worden