Roosendaal
Auteur:Plangebied Onyxdijk 185 (terrein woongemeenschap Sterrebos)
drs. C.C. Kalisvaart
Archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (karterende fase)
Status:
definitief
BAAC Rapport V-11.0350 december 2011
Colofon Colofon Colofon
Colofon
ISSN 1873-9350
Auteur(s): drs. C.C. Kalisvaart
Cartografie drs. C.C. Kalisvaart
Redactie dhr. W.A. Bergman
Copyright BAS Architectuur te Veghel / BAAC bv te Deventer
Eindcontrole (afdelingshoofd) dhr. W.A. Bergman 26-10-2011 Autorisatie
(senior archeoloog) drs. R.G. van Mousch 25-10-2011
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BAS Architectuur te Veghel en/of BAAC bv.
BAAC bv BAAC bv BAAC bv BAAC bv
Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie
Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (073) 61 49 877 E-mail: denbosch@baac.nl
Postbus 2015 7420 AA Deventer Tel.: (0570) 67 00 55 Fax: (0570) 61 84 30 E-mail: deventer@baac.nl
Inhoud
Samenvatting 7777
1 1 1
1 Inleiding 9999
1.1 Onderzoekskader 9
1.2 Ligging van het gebied 10
1.3 Administratieve gegevens 12
2 2 2
2 Bureauonderzoek 13131313
2.1 Werkwijze 13
2.2 Landschappelijke ontwikkeling 13
2.3 Bewoningsgeschiedenis 17
2.3.1 Inleiding 17
2.3.2 Historie 18
2.3.3 Archeologie 19
2.4 Archeologische verwachting 21
3 3 3
3 Inventariserend veldonderzoek 23232323
3.1 Werkwijze 23
3.2 Veldwaarnemingen 24
3.3 Karterend veldonderzoek 25
3.3.1 Lithologie 25
3.3.2 Bodemverstoringen 25
3.3.3 Archeologische indicatoren 26
3.4 Archeologische interpretatie 26
4 4 4
4 Conclusie en aanbevelingen 27272727
4.1 Conclusie 27
4.2 Aanbevelingen 28
5 5 5
5 Geraadpleegde bronnen 29292929
B B B
Bijlagenijlagenijlagenijlagen
Bijlage 1 Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2 Nieuwe situatie, dd. 14-04-2011
Bijlage 3 Boorbeschrijvingen Bijlage 4 Begrippenlijst
Samenvatting
BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd voor het plangebied Onyxdijk 185 (terrein woongemeenschap Sterrebos) te Roosendaal. Aanleiding voor het onderzoek zijn nieuwbouw- en renovatieplannen op het terrein van woongemeenschap Sterrebos.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat voor de onbebouwde delen van het
plangebied een middelhoge verwachting op het aantreffen archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd A geldt. Ter plekke van de huidige bebouwing geldt in verband met op een foto zichtbare verstoringen tot circa 1 m -mv een lage verwachting op het aantreffen van nog intact aanwezige archeologische resten.
Uit het daaropvolgende inventariserende veldonderzoek blijkt dat het plangebied op een (lage) afgegraven dekzandrug ligt. De oorspronkelijke podzolbodem is vanwege het graven van een circa 60 tot 105 cm diepe bouwput afgetopt tot in de C-horizont. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen als gevolg van deze bodemverstoringen niet meer “in situ” worden aangetroffen. Naast de grootschalige verstoringen zijn er in het opgeboorde materiaal geen archeologische indicatoren en/of vondstmateriaal aangetroffen, die kunnen duiden op menselijke activiteit.
Op basis van bovenstaande gegevens is de kans op het aantreffen van archeologische resten laag. Een vervolgonderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. Voor een uitleg van de geologische en archeologische tijdsperioden wordt verwezen naar bijlage 1.
1 Inleiding
1.1 Onderzoekskader
In opdracht van BAS Architectuur heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd voor het plangebied Onyxdijk 185 (terrein woongemeenschap Sterrebos) te Roosendaal.
Aanleiding voor het onderzoek is een bouwplan dat voorziet in een gefaseerde, gedeeltelijke renovatie en nieuwbouw op het terrein van woongemeenschap Sterrebos. De minimale bodemverstoring bij de realisatie van de renovatie is vooralsnog onbekend, maar wordt verwacht tot in de C-horizont van de bodem.
Hierbij bestaat een gerede kans dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden.
Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel opgesteld.
Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het verwachtingsmodel. Het inventariserend veldonderzoek gebeurt middels waarnemingen in het veld. Tevens worden grondboringen uitgevoerd om de intactheid en de opbouw van het bodemprofiel te beoordelen en (extra) informatie te verkrijgen over bekende dan wel nieuw te ontdekken archeologische waarden binnen het plangebied.
Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak1 te worden beantwoord:
▪ Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
▪ Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
▪ Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied?
▪ Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
▪ Zijn in het plangebied archeologische resten aanwezig? Zo ja, wat is de aard en datering van de ze resten en wat is de verspreiding hiervan?
▪ In hoeverre worden archeologische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig en zo ja, in welke vorm?
1 De Boer en Merlidis 2011.
Het onderzoek is uitgevoerd conform het vigerende gemeentelijke beleid2, het onderzoeksspecifieke Plan van Aanpak3 en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.24.
1.2 Ligging van het gebied
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Roosendaal. Het plangebied wordt aan de west- en oostzijde begrensd door bebouwde kavels, aan de zuidzijde door de Taconietdijk en aan de noordzijde door de Onyxdijk. De oppervlakte bedraagt circa 2300 m2. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied.5
2 Koopmanschap en Visser-Poldervaart 2011.
3De Boer en Merlidis 2011.
4 SIKB 2010.
5 ANWB 2004.
Het zuidelijke deel van het plangebied is momenteel bebouwd (drie gebouwen) en de noordzijde is in gebruik als straat en plantsoen (fig. 1.2). Men is
voornemens de bebouwing aan de zuidzijde te gaan slopen. Er zal een centraal gebouw worden gerealiseerd met daaromheen twee zijgebouwen (bijlage 2). Alle gebouwen zullen worden ingericht met appartementen voor SGLVG-bewoners (sterk gedragsgestoorde licht verstandelijke gehandicapten). De nieuwbouw zal zowel ter plekke van de huidige bebouwing als op het onbebouwde deel van het plangebied plaats gaan vinden.
Figuur 1.2 Satellietbeeld van het plangebied en omgeving.6
6 Bing Maps 2010.
1.3 Administratieve gegevens
Provincie: Noord-Brabant
Gemeente: Roosendaal
Plaats: Roosendaal
Toponiem: Onyxdijk 185 (terrein woongemeenschap Sterrebos)
Datum opdracht: 7 oktober 2011 Datum rapportage: 17 oktober 2011 BAAC-projectnummer: V-11.0350
Coördinaten: 92.824 / 392.454
92.814 / 392.511 92.873 / 392.524 92.886 / 392.469
Kaartblad: 49F
Oppervlakte: 2300 m2
Datering: PALEOL-ME
Onderzoeksmeldingsnummer: 48829
Onderzoeksnummer: 38420
AMK-terrein: N.v.t.
Waarnemingnummer(s): N.v.t Vondstmeldingsnummer(s): N.v.t
Type onderzoek: Archeologisch bureauonderzoek
Opdrachtgever: BAS Architectuur
B. Pullen Postbus 375 5460 AJ Veghel Bevoegde overheid: Gemeente Roosendaal
Beheer documentatie: Bibliotheek Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en archief BAAC
Uitvoerder: BAAC bv, vestiging Deventer Postbus 2015
7420 AA Deventer tel. 0570-670055 Projectleider: drs. C.C. Kalisvaart
c.kalisvaart@baac.nl
2 Bureauonderzoek
2.1 Werkwijze
Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Bij de inventarisatie van de archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), evenals de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) gebruikt. De provinciale cultuurhistorische waardenkaart is
geraadpleegd, evenals de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart.
Met name voor de recentere archeologische periodes zijn diverse historische bronnen geraadpleegd, daarnaast is contact opgenomen met de lokale heemkundekring De Vreijhijt van Rosendale. Er is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand Nederland, oude topografische kaarten bouwtechnische gegevens van de huidige bebouwing. Literatuur over de geologie, geomorfologie en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied is eveneens bestudeerd om op basis van locatiekeuze-theorieën een uitspraak te doen over de kans op aanwezigheid van archeologische resten.
In navolgende paragrafen worden de resultaten van het bureauonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een synthese in de vorm van een specifieke archeologische verwachting. Een opsomming van de
geraadpleegde literatuur en gebruikte kaarten is terug te vinden in de literatuurlijst.
2.2 Landschappelijke ontwikkeling
Algemeen
Het plangebied ligt in het Zuid-Nederlandse zandgebied, waartoe grote delen van Noord-Brabant en Limburg behoren.7 Het Zuid-Nederlandse zandgebied wordt qua geologische opbouw in grote mate beïnvloed door de in de
ondergrond aanwezige breuken. Het gebied behoort tot het Kempisch Hoog (ook wel Kempisch Plateau genoemd). Het betreft een opheffingsgebied met een zuidoost – noordwest georiënteerde hellingsrichting. Vanwege het feit dat het een opheffingsgebied betreft zijn de geologische formaties in de ondergrond in de Centrale Slenk relatief dun als gevolg van verregaande erosie. Geologisch gezien bestaat de ondiepe ondergrond van het onderzoeksgebied uit een dun pakket fijn dekzand behorende tot de Formatie van Boxtel8. Daaronder komen grofzandige en grindrijke rivierafzettingen uit het Vroeg-Pleistoceen (2,45
7 Berendsen 2008a.
8 De Mulder et al. 2003.
miljoen tot 475.000 BP9) van de voormalige Rijn voor afgewisseld met fijner zand, klei en veen dat is afgezet door lokale rivieren en wind.10 De fluviatiele
afzettingen van de Rijn behoren tot de Formatie van Waalre (rivierterras) en de eolische en lokaal terrestrische afzettingen tot de Formatie van Stamproy.11 De ligging op een opheffingsgebied heeft er toe geresulteerd dat deze relatief oude afzettingen nabij het oppervlak voorkomen.12
In de daaropvolgende koude periode, het Weichselien (117.000 tot 11.600 jaar BP), is in de omgeving van het plangebied een dun pakket (0,5 tot 4 m) fijne zanden afgewisseld met leemlagen (Formatie van Boxtel13) afgezet. Gedurende de koudste fases van het Weichselien zijn door de wind (eolisch) zanden verplaatst, het zogenaamde dekzand. Door sneeuwsmeltwater traden uitgebreide
verspoelingen op, waardoor zandlagen met ingesloten leemlagen ontstonden. In deze zogenaamde fluvioperiglaciale afzettingen bevindt zich op wisselende diepte een zware leemlaag met plaatselijk dunne veenlagen, de zogenaamde laag van Wouw.14 Door vorstwerking, de zogenaamde cryoturbate vervorming, zijn de leemlaag en de veenlaag sterk verwrongen en doorkneed met een deel van het onderliggende zand.
In het begin van het Weichselien was er nog vrij veel vegetatie, waardoor de zandverstuivingen slechts een lokaal karakter hadden. In het Midden-Weichselien (60.000 – 30.000 jaar BP) was de vegetatie vrijwel verdwenen, waardoor op grote schaal verstuiving van zand en löss kon optreden. Het dekzandreliëf bestaat voor het grootste gedeelte uit dekzandruggen en dekzandwelvingen. De ruggen zijn vaak duidelijk zichtbaar in het landschap en kunnen meer dan 1,5 meter boven hun omgeving uitsteken. De dekzandwelvingen zijn minder geaccidenteerd. De fluvioperiglaciale leemlagen komen voornamelijk voor in het zogenaamde Oude Dekzand dat is afgezet tijdens het Midden-Weichselien. Aan de bovenkant van de fluvioperiglaciale afzettingen komt plaatselijk een grindrijk zandlaagje voor, de laag van Beuningen, die is ontstaan door uitblazing van de fijnere delen.
Gedurende het Midden-Weichselien en het Laat-Pleniglaciaal (circa 60.000 – 14.500 jaar BP15) zijn daarnaast de voorlopers van de huidige beken gevormd. De bodem was tijdens deze zeer koude fase in het Weichselien vrijwel permanent bevroren. Slechts een dunne bovenlaag ontdooide in de zomer. Het vrijkomende (smelt)water werd samen met grote hoeveelheden sneeuwsmeltwater via een stelsel aan beekdalen in noord(west)elijke richting afgevoerd. Hierbij sneed het overtollige oppervlaktewater zich op sommige plekken relatief sterk in en konden ondiepe, brede dalen ontstaan. De dalen zijn vervolgens geleidelijk aan opgevuld met fluvioperiglaciale afzettingen.
Tijdens het Laat-Pleniglaciaal en de laatste fase van het Weichselien (Late Dryas;
Bijlage 1) was er een hernieuwde fase van verstuiving van het al aanwezige Oude Dekzand, waarbij minder leemrijk Jong Dekzand (Jong Dekzand I en II) werd afgezet. Tussen deze jonge dekzand pakketten komt vaak een dunne
begroeiinghorizont voor daterend uit de warmere Bølling-Allerød periode. Deze begroeiinghorizont wordt ook wel de Laag van Usselo genoemd.16 Deze
zogenaamde laag van Usselo is te herkennen als een grijswitte tot donkergrijze uitlogings- of begroeiingshorizont (A- of AE-horizont) met houtskoolresten of als een veenlaag.17
9 BP = aantal werkelijke jaren voor 1950 AD.
10 Berendsen 2008b.
11 De Mulder et al. 2003.
12 Stiboka 1982.
13 De Mulder et al. 2003.
14 Stiboka 1982.
15 Schokker 2003.
16 De Mulder et al. 2003.
17 Berendsen 2008b.
Aan het einde van het Weichselien en in het Holoceen werd het klimaat een stuk milder en vond op grote schaal bodemvorming plaats, waarop de mens door kappen, branden en ontginnen invloed heeft gehad. Tevens steeg door het geleidelijk vochtiger worden van het klimaat de grondwaterstand, waardoor op lage plekken (waaronder de uitgesleten periglaciale dalen) met stagnerende waterafvoer veenvorming plaatsvond (Nieuwkoop Formatie; Griendtsveen Laagpakket). Vanuit de lage delen kon het veen zich vanaf 3500 à 3700 BP18 over grote delen van het tegenwoordige zandgebied verspreiden. Het plangebied is zelf vermoedelijk gevrijwaard gebleven van wateroverlast vanwege de ligging op relatief hoog gelegen terrasafzettingswelvingen afgedekt met dekzand. Het gebied ten noordoosten van het plangebied is echter wel met veen bedekt geraakt. Door afgraving in de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is het meeste veen tegenwoordig verdwenen.
Gebiedsspecifiek
Op de geomorfologische kaart van Nederland (Fig. 2.119) is zichtbaar dat het plangebied op terrasafzettingswelvingen ligt. Deze vroegpleistocene afzettingen worden afgedekt door een pakket Jong Dekzand.20 Het betreft hier Jong Dekzand dat is afgezet gedurende het Laat Glaciaal.21 Lithologische gegevens uit het DINO- loket22 tonen aan dat het dekzandpakket circa 0,7 tot 1,8 meter dik is. Daaronder komt een circa 2 tot 3 meter dik leempakket met een dunne veenlaag voor. Dit sterk zandige leempakket kan worden geïnterpreteerd als fluvioperiglaciale afzettingen en niet als rivierterras zand.
Figuur 2.1 Uitsnede van de geomorfologische kaart van Nederland.23 Het plangebied bevindt zich volgens de geomorfologische kaart op een terraswelving dat is afgedekt door een pakket dekzand.
18 Berendsen 2008a.
19 Stiboka / RGD 1980.
20Stiboka / RGD 1980; Stiboka 1982.
21 Stiboka 1982.
22 TNO-NITG 2011.
23Stiboka / RGD 1980.
Op de hoogtekaart van het plangebied en haar omgeving is zichtbaar dat het plangebied relatief hoog in het landschap ligt. Het plangebied bevindt zich op een uitgestrekte plateauachtige hoogte te midden van twee laagtes. Het plangebied ligt op circa 8,5 m +NAP, terwijl de blauw gekleurde gebieden in figuur 2.2 circa 2 meter lager liggen. Een voormalig veenontginningskanaal, de Elderse turfvaart, markeert de grens tussen de hoger gelegen dekzandwelving en het lager gelegen veengebied “Het Laagveld”.
Figuur 2.2 Uitsnede van hoogtekaart van het plangebied en omgeving.24 De hoog gelegen gebieden zijn aangegeven met de roodgele kleuren en de lager gelegen gebieden met een blauwe kleur.
Op de bodemkaart van Nederland25 staat aangegeven dat ter plekke van het plangebied hoge zwarte enkeerdgronden voorkomen met een grondwatertrap VI. Enkeerdgronden zijn zandgronden met een niet-vergraven, dikke
humushoudende bovengrond (Aa-horizont van minimaal 50 cm dik). Deze dikke humushoudende bovengrond wordt ook wel een plaggendek of esdek genoemd.
Dit plaggendek is ontstaan door het eeuwenlang opbrengen van gemengde plaggen en potstalmest op de akkers. De plaggen werden gestoken op nabij gelegen gras-, bos- of heidepercelen en in de potstal gelegd om de uitwerpselen en urine van het vee op te vangen. Vaak werd ook het nederzettingsafval vermengd met de plaggen, waardoor in plaggendekken vaak zogenaamd mestaardewerk voorkomt. De plaggen werden met de uitwerpselen en het nederzettingsafval vervolgens als mest op de akkers gebracht. Op een
akkercomplex op arme zandgrond konden zo gedurende langere tijd gewassen worden verbouwd, zonder dat de bodemvruchtbaarheid daarbij uitgeput raakte.
De oogsten konden daardoor op peil blijven. De hoge zwarte enkeerdgronden hebben meestal een zandig tot zwak lemig plaggendek. De nabijheid van zwarte enkeerdgronden bij heideontginningen suggereert dat de zwarte kleur vooral het gevolg is van het gebruik van heideplaggen. Ter plaatse van de plaggendekken kan het originele maaiveld zijn opgehoogd met minimaal 0,5 m en lokaal zelfs meer dan 1 m, terwijl het maaiveld in de afgeplagde gebieden rondom het akkercomplex juist is verlaagd. Bij hele dikke plaggendekken (> 1 m) is soms sprake van een bruin plaggendek in de ondergrond en een donkerbruin tot zwart
24 AHN 2011.
25 Stiboka 1982.
plaggendek in de top van de bodem. Dit kan wijzen op een meerfasige opbouw van het plaggendek, waarbij verschillende brongebieden voor het strooisel zijn afgeplagd.
De grondwatertrap VI duidt op een matig diepe grondwaterstand. De gemiddeld hoogste grondwaterstanden komen voor tussen 40 en 80 cm –mv en de
gemiddeld laagste grondwaterstanden tussen 80 en 120 cm –mv. Het plangebied is relatief goed ontwaterd.
2.3 Bewoningsgeschiedenis
2.3.1 2.3.1 2.3.1
2.3.1 InleidingInleidingInleiding Inleiding
Het landschap was vroeger in veel grotere mate van invloed op het
bewoningspatroon van de mens dan tegenwoordig. Het vormde een belangrijke factor in de keuze voor een vestigingsplaats. De ligging van archeologische vindplaatsen is dan ook in hoge mate bepaald door het landschap. De eerste mensen vestigden zich op de hogere delen in het landschap in de buurt van beek- en rivierlopen. Hoger gelegen gebieden kenden een toenemende
bevolkingsdichtheid en zijn vaak voortdurend bewoond geweest tot in de Romeinse tijd. De bevolkingsdichtheid nam aan het einde van de Romeinse tijd sterk af, en nam in de middeleeuwen weer toe.26 Slecht ontwaterde gebieden werden zelden of nooit als woonplaats of begraafplaats gekozen, maar werden, zoals blijkt uit losse archeologische vondsten wel bezocht. Door de toenemende bevolking vanaf de middeleeuwen veranderde het landschap en werd het in cultuur gebracht. Bos werd gekapt en veen werd ontgonnen zoals het ten noordoosten van het plangebied gelegen “Laagveld”. Door begrazing met schapen kreeg het potentieel aan natuurlijke vegetatie geen groeikans meer en ontstonden heidevelden. Betere gronden werden gebruikt als landbouwgrond.
Verspreid in het landschap werden kleine boerenbedrijven gevestigd op verhogingen in het landschap waarop landbouw werd bedreven, zoals ook het huidige gehucht “Het Hoekske”. De grond op de dekzandruggen werd
vruchtbaar gemaakt met schapenmest en heideplaggen waardoor essen of enken zijn ontstaan. Roosendaal is in de late middeleeuwen als agrarisch (kerk)dorp ontstaan27 en wordt voor het eerst schriftelijk vermeld in 1268 als Rosendale. De naam Roosendaal is vermoedelijk een samenstelling van een dal waar rozen groeiden.28
Tot aan de oorlog ontwikkelt Roosendaal zich economisch zeer goed. Er wordt vooral boekweit en rogge verbouwd. Het grote geld werd echter verdiend met de gewonnen turf. Rond Roosendaal liggen grote veengebieden, waaronder het Laagveld, waar turf gestoken werd. Toen in 1568 de Tachtigjarige Oorlog uitbrak raakte het West-Brabantse platteland vrijwel geheel verlaten.29
Tijdens de oorlog namen de rondtrekkende soldaten ook besmettelijke ziekten mee. In 1622 en 1625 brak de pest uit in Roosendaal, waardoor een kwart van de inwoners dood ging. Hierdoor ging het steeds slechter met de landbouw, de turfwinning en de scheepsvaart. Op een kaart uit 1625 (fig. 2.3) staat aangegeven dat de Spaanse legers zich ten zuiden van Roosendaal bevonden. Mogelijk zijn nog resten van deze kampementen in de ondergrond aanwezig. Na het verdrijven van Napoleon ging het geleidelijk aan weer beter met Roosendaal.
26 De Bont 1993.
27 KICH 2011.
28 Van Berkel en Samplonius 2006.
29 Gemeentearchief Roosendaal 2011.
Figuur 2.3 Kaart uit 1625 waarop staat aangegeven dat het Spaanse leger zich ten zuiden van Roosendal bevond.30 Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de op de kaart ingetekende turfvaart.
2.3.2 2.3.22.3.2
2.3.2 HistorieHistorieHistorieHistorie
Op de eerste kadastrale kaart uit omstreeks 1830 was het plangebied onbebouwd en in gebruik als akker (fig. 2.4).31 De blokvormige percelering is kenmerkend voor de op relatief hoge zandgronden. Rond 1900 was het plangebied nog steeds onbebouwd en in gebruik als akkerland (fig.2.4).32 Ook de omgeving van het plangebied is nog steeds geheel onbebouwd. Het plangebied raakt pas in 1987 bebouwd als gevolg van de bouw van woongemeenschap Sterrebos. Op een luchtfoto uit 198933 is het gehele terrein van woongemeenschap Sterrebos goed zichtbaar (fig. 2.5a). Het bebouwde terrein was destijds nog geheel omringd door gras- en bouwlanden. Momenteel loopt de bebouwde kom tot aan de Hoge Langendijk, de voormalige begrenzing van het zuidwestelijk gelegen Landgoed Visdonk uit het einde van de negentiende/begin twintigste eeuw. Uit de voor handen zijnde bestektekeningen van de momenteel aanwezige gebouwen blijkt dat ter plekke van de huidige gebouwen geen kelders aanwezig zijn en dat deze op palen gefundeerd zijn. Verdere aanlegdiepten van de bestaande gebouwen zijn niet bekend. Op een foto uit het gemeentearchief van Roosendaal is wel een bouwput van circa 1 meter diepte zichtbaar ten tijde van het slaan van de eerste paal in de bodem (fig. 2.5b).
Op zowel de hoogtekaart34 als op het bodemloket35 zijn daarnaast geen aanwijzingen aangetroffen van mogelijke verstoringen ter plekke van het plangebied.
30Gemeentearchief Roosendaal 2011.
31 WatWasWaar 2011, Landgebruik verkregen via OAT = Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel.
32 Robas 1989.
33Gemeentearchief Roosendaal 2011.
34AHN 2011.
35Bodemloket 2011.
Figuur 2.4 Uitsnede van de eerste kadastrale kaart uit omstreeks 1830. Het plangebied was destijds in gebruik als akkerland en onbebouwd.
Figuur 2.5 Links (a) een luchtfoto uit 1989 na realisatie van het terrein van
woongemeenschap Sterrebos. Rechts (b) een foto met daarop aangegeven een bouwput ten tijde van het slaan van de eerste paal in de bodem.
2.3.2.3.
2.3.2.3.3333 ArcheologieArcheologieArcheologie Archeologie
De onderverdeling van de indicatieve waarden zoals weergegeven op de
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden36 is in het gebied gebaseerd op de statistische relatie tussen het bodemtype en archeologische vindplaatsen. Het plangebied is op de IKAW en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW37) geclassificeerd als een gebied met een hoge archeologische verwachting (fig. 2.6).
Deze hoge verwachting is gebaseerd op het feit dat er volgens de bodemkaart hoge zwarte enkeerdgronden voorkomen met een conserverend plaggendek op een hoog gelegen dekzandhoogte. Op de gemeentelijke verwachtingskaart38 heeft het plangebied een onbekende verwachting gekregen vanwege de ligging
36 IKAW, versie 3.0, RCE 2008.
37 Noord-Brabant 2011.
38 Koopmanschap & Visser-Poldervaart 2011.
binnen de bebouwde kom. Op de CHW en de nationale cultuurhistorische website39 staan verder geen noemenswaardige zaken vermeld.
Figuur 2.6 Uitsnede van de IKAW, AMK-terreinen en Archis-waarnemingen en vondstmeldingen.
Op de Archeologische Monumentenkaart40 staan terreinen vermeld die door de provincie en de RCE zijn geselecteerd vanwege hun archeologische waarde. Een aantal van deze terreinen heeft eveneens de status van beschermd archeologisch monument. Binnen het plangebied zijn geen AMK-terreinen bekend. Binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied zijn ook geen AMK-terrein bekend.
Uit het Centraal Archeologisch Archief41 blijkt dat er zowel binnen het plangebied als binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied geen waarnemingen en/of vondstmeldingen bekend zijn. Dit heeft voornamelijk te maken met het summiere aantal archeologische onderzoeken die hier in het verleden hebben plaatsgevonden. Binnen een straal van 1000 meter zijn enkele waarnemingen
39 KICH 2011.
40 RCE 2011.
41 CAA, RCE 2011.
bekend, die alle in het lager gelegen Laagveld zijn waargenomen (onderzoeksmelding 3503). Tijdens een booronderzoek inclusief
oppervlaktekartering zijn hier aan het oppervlak veelal roodbakkend en grijsbakkend gedraaide fragmenten aardewerk uit de late middeleeuwen en/of de nieuwe tijd (1050-1950 AD) aangetroffen (waarneming 50311). Dit aardewerk kan vermoedelijk worden gerelateerd aan de turfwinning ter plekke van het Laagveld gedurende de late middeleeuwen. Naast aardewerk zijn er ook diverse fragmenten bewerkt vuursteen tijdens de oppervlaktekartering en het
booronderzoek aangetroffen (waarneming 50313). Het betreft een vuurstenen kern, twee klingen en twee afslagen uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum (35.000 – 2000 v. Chr.). Ook is er een tondelflint42 uit de Tachtigjarige Oorlog aangetroffen.
Navraag bij de heemkundekring De Vreijheijt van Rosendale leverde geen aanvullende informatie op.
Op basis van de schaars aanwezige bekende archeologische resten worden er in het plangebied voornamelijk resten van jagers en verzamelaars uit de steentijd en oorlogsgerelateerde zaken uit de Tachtigjarige Oorlog verwacht.
2.4 Archeologische verwachting
Het plangebied ligt op een dekzandhoogte op fluvioperiglaciale afzettingen. Het dekzand wordt afgedekt door een plaggendek dat in de late
middeleeuwen/nieuwe tijd is opgebracht. De dekzandhoogte wordt aan beide zijden begrensd door nattere dekzandvlaktes/voormalige beekdalen, die in de bronstijd zijn bedekt door een pakket veen dat in de late middeleeuwen is gebruikt voor de turfwinning. Op basis van de ouderdom van het aanwezige dekzand kunnen er in principe archeologische resten voorkomen vanaf het laat- paleolithicum tot en met heden. De dekzandhoogte is vanwege de hoge en droge ligging en de goede bewerkbaarheid een uitermate gunstige vestigingsplek voor de sedentair levende mens. Ook voor jagers en verzamelaars uit de steentijd is de beboste dekzandrug omgeven door lagere en nattere gebieden vanwege de ligging in een zogenaamd landschappelijke gradiëntzone43 een gunstige plek om te jagen en te verzamelen. Vanwege de lage dekkingsgraad aan onderzoeken in de nabije omgeving van het plangebied zijn er binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied geen waarnemingen bekend. In een ruimere straal rondom het plangebied zijn aanwijzingen bekend voor de aanwezigheid van jagers en verzamelaars uit de steentijd (complextype: jagers- en/of
verzamelaarskampement). Op basis van historische gegevens en historisch kaartmateriaal bestaat er een kans op het aantreffen van oorlogsgerelateerde complextypen (forten, schansen, kampementen etc.) uit de Tachtigjarige Oorlog.
Ter plekke van het plangebied komen hoge zwarte enkeerdgronden voor. Omdat de enkeerdgronden zijn gevormd onder hoge en droge omstandigheden en vaak gelegen zijn nabij oude nederzettingen of hoeven is de kans op het aantreffen van vindplaatsen zeer hoog. De plaggenbemesting kwam vanaf ongeveer de vijftiende eeuw in zwang, zodat vooral vindplaatsen van vóór de middeleeuwen nog intact en goed geconserveerd zullen zijn. De grondwaterstand is meestal laag
42 Tondelflint = klein vuursteentje dat gebruikt werd voor het ontsteken van het buskruit in de musketten (oude vuurwapens).
43 = overgang van hoog en droog naar laag en nat, wat resulteert in een grote biodiversiteit.
en het profiel is dus goed ontwaterd. Hierdoor zullen vooral organische resten en botmateriaal minder goed geconserveerd zijn.
Het plangebied ligt buiten de historische kern van Roosendaal in een oud akkercomplex. Het plangebied was tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw onbebouwd. In 1987 is men begonnen met de bouw van woongemeenschap Sterrebos. Uit de voor hand zijnde bestektekeningen van de momenteel
aanwezige gebouwen blijkt dat de gebouwen op palen gefundeerd zijn er dat er geen kelders aanwezig zijn. Verdere aanlegdiepten van de bestaande gebouwen zijn niet bekend. Op een foto uit het gemeentearchief van Roosendaal is wel een bouwput van circa 1 meter diepte zichtbaar ten tijde van het slaan van de eerste paal in de bodem. Er zijn naast deze gegevens geen aanwijzingen bekend van mogelijke verstoringen van het oorspronkelijke bodemprofiel.
Op basis van bovenstaande gegevens geldt voor het onbebouwde deel van het plangebied vooralsnog een middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met de middeleeuwen (complextypen: nederzetting, jacht- en/of verzamelaarskampement). De kans op het aantreffen van aanwijzingen voor nederzettingen is daarbij in verband met de ruimtelijke spreiding van vondstmateriaal wel aanzienlijk groter dan op het aantreffen van jacht- en/of verzamelaarskampementen. Archeologische vondsten en bewoningssporen kunnen bij een intact bodemprofiel worden verwacht aan de basis van het plaggendek en in de top (Ah-, E-, Bh- en Bs-horizonten) van een eventueel daar onder begraven bodemprofiel (meestal een humuspodzol). Het is vooralsnog onduidelijk op welke diepte het oorspronkelijk aanwezige
archeologische niveau zich momenteel bevindt, maar in ieder geval dieper dan 0,5 m –mv.
Ter plekke van de huidige bebouwing geldt in verband met de op de foto zichtbare verstoringen tot circa 1 m -mv een lage verwachting op het aantreffen van nog intact aanwezige archeologische resten uit het laat- paleolithicum tot en met de nieuwe tijd.
Voor de nieuwe tijd geldt voor het onbebouwde deel van het plangebied een middelhoge verwachting op het aantreffen van oorlogsgerelateerde
complextypen (forten, schansen, kampementen etc.) uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen zich direct onder het plaggendek, maar ook in het plaggendek zelf, bevinden.
3 Inventariserend veldonderzoek
3.1 Werkwijze
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting in het veld getoetst. Bij het inventariserend veldonderzoek (karterende fase) is het plangebied Onyxdijk 185 gekarteerd op archeologische indicatoren en onderzocht op de geomorfologische, geologische en bodemkundige karakteristieken. Ook geeft het booronderzoek informatie over het intact zijn van de bodem en daarmee informatie over de gaafheid van een eventuele archeologische vindplaats. Aan het maaiveld zichtbare kansrijke locaties zijn in het veld bepaald.
Vanwege de middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd A is ter plekke van het niet bebouwde deel van het plangebied een karterend booronderzoek
uitgevoerd volgens standaardmethode E1.44 Hierbij wordt er van uitgegaan dat eventuele archeologische vindplaatsen zich kenmerken door de strooiing van vuursteen en aardewerk. Met deze methode worden gemiddeld 20 boringen per hectare verricht met een edelmanboor met diameter van 15 cm. De boringen zijn tot maximaal 130 cm –mv doorgezet. In het plangebied zijn zo het minimum aantal van 5 boringen geplaatst. De boringen zijn zo optimaal mogelijk verspreid over het plangebied rekening houdende met kabels en leidingen in de
ondergrond.
Gezien het feit dat het plangebied is begroeid, is de vondstzichtbaarheid ter plaatse zeer gering. Een oppervlaktekartering is derhalve niet uitgevoerd. De locaties van de boringen zijn ingemeten met GPS, waarbij de afwijking circa 2 meter bedraagt. De hoogteligging ten opzichte van NAP is uit het Actueel Hoogtebestand Nederland gehaald.45
De bodemmonsters zijn in het veld gezeefd over een zeef met maaswijdte van 4 mm. Het zeefresidu is met het oog gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren.
Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2011. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. Het
hoofdstuk wordt afgesloten met een archeologische interpretatie. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (figuur 3.1). De
boorbeschrijvingen bevinden zich in bijlage 3.
44 CCvD 2010.
45 AHN 2011.
Figuur 3.1 Boorpuntenkaart geprojecteerd op een satellietbeeld46.
3.2 Veldwaarnemingen
Door de aanwezige bebouwing en begroeiing waren aan het maaiveld geen aanwijzingen zichtbaar die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Het noordelijke deel van het plangebied bleek bebouwd te zijn geraakt met noodwoningen. Deze noodwoningen zijn aangelegd op een door de mens gerealiseerde ophoging (fig. 3.2). Het noodgebouw bevindt zich op circa 8,5 m +NAP, terwijl de verharde weg en omringende plantsoenen rond 8 m +NAP liggen.
46 Bing Maps 2010.
Figuur 3.2 Zicht op het oostelijke deel van het plangebied kijkende in zuidelijke richting.
Rechts op de foto is het hoger gelegen noodgebouw zichtbaar.
3.3 Karterend veldonderzoek
3.3.1 3.3.1 3.3.1
3.3.1 Lithologie Lithologie Lithologie Lithologie
Het originele niet verstoorde sediment (C-horizont) bestaat in de boringen 1 tot en met 4 uit (licht)bruingrijs tot (licht)oranjegrijs, zwak tot matig siltig, matig fijn, goed gesorteerd zand met enkele roestvlekken. Het sediment kan worden geïnterpreteerd als dekzand. In boring 5 bestaat het originele sediment uit (licht)bruingrijs, matig siltig, matig fijn, matig gesorteerd zand met enkele leem- en humuslagen. Dit zand kan worden geïnterpreteerd als fluvioperiglaciale afzetting. De top van de natuurlijke afzettingen bevindt zich tussen 60 en 105 cm –mv.
Scherp begrensd boven het natuurlijke zand bevindt zich een 40 tot 65 cm dik pakket matgrijs, matig fijn zand met enkele wortelresten. Het betreft een licht vlekkerig zandpakket zonder roestvlekken. Vermoedelijk is dit een voormalig dekzandpakket dat tijdens de aanleg van de bouw is verwijderd en na de bouw weer is teruggestort in de oorspronkelijke bouwput.
De bovenste 25 tot 60 cm bestaat uit sterk siltig, matig humeus,
(donker)bruingrijs, matig fijn zand. In dit pakket is in boring 3 recent puin aangetroffen. Het betreft hier een humeus zandpakket of teelaarde. In boring 3 is het pakket dikker vanwege de ligging op een door de mens opgehoogd terrein ter plekke van de huidige noodgebouwen.
3.3.2 3.3.2 3.3.2
3.3.2 BodemverstoringenBodemverstoringenBodemverstoringen Bodemverstoringen
De top van het natuurlijke sediment vormt de basis van de voormalige bouwput ten tijde van de aanleg van het Sterrebos in 1989. Deze ligt, afhankelijk van de boorlocatie, tussen 60 en 105 cm –mv. De bovenste 65 tot 105 cm bestaat uit een opgebracht of herwerkt zandpakket waarin bodemvormende processen nog niet hebben kunnen plaatsvinden. In het aanwezige dek- of fluvioperiglaciale zand
zijn geen bodemhorizonten behorende tot een podzolprofiel aangetroffen. Het oorspronkelijke bodemprofiel is dus als gevolg van de voormalige
bouwwerkzaamheden niet meer aanwezig. Ter plekke van boring 5 is het bodemprofiel zelfs dusdanig diep afgetopt dat het natuurlijk afgezette dekzand niet meer aanwezig is.
3.3.3 3.3.33.3.3
3.3.3 Archeologische indicatorenArcheologische indicatorenArcheologische indicatorenArcheologische indicatoren
Bij controle van het opgeboorde materiaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
3.4 Archeologische interpretatie
Het plangebied bevindt zich landschappelijk gezien op een (lage) dekzandrug dat is opgebouwd uit een dun pakket dekzand op fluvioperiglaciale afzettingen beide behorende tot de Formatie van Boxtel. Normaliter heeft zich in de top van het aanwezige dek- of fluvioperiglaciale zand een podzolbodem ontwikkeld. De bijbehorende bodemhorizonten zijn vanwege het graven van een 60 tot 105 cm diepe bouwput echter afgetopt tot in de C-horizont. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen als gevolg van deze bodemverstoringen niet meer
“in situ” worden aangetroffen. Naast de grootschalige verstoringen zijn er in het opgeboorde materiaal geen archeologische indicatoren en/of vondstmateriaal aangetroffen, die kunnen duiden op menselijke activiteit.
Op basis van bovenstaande gegevens kan de middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd A bijgesteld worden naar een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten voor alle perioden.
4 Conclusie en aanbevelingen
4.1 Conclusie
Hieronder volgt de beantwoording van de onderzoeksvragen zoals gesteld in het Plan van Aanpak47:
Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Uit het Centraal Archeologisch Archief blijkt dat zowel binnen het plangebied als binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied geen waarnemingen en/of vondstmeldingen bekend zijn. Binnen een straal van 1000 meter zijn er enkele waarnemingen bekend, die allen in het lager gelegen Laagveld zijn waargenomen (onderzoeksmelding 3503). Het aangetroffen aardewerk kan vermoedelijk worden gerelateerd aan de turfwinning ter plekke van het Laagveld gedurende de late middeleeuwen. Naast aardewerk zijn er ook diverse
fragmenten bewerkt vuursteen aangetroffen (waarneming 50313). Het betreft een vuurstenen kern, twee klingen en twee afslagen uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum (35.000 – 2000 v. Chr.). Ook is er een tondelflint uit de Tachtigjarige Oorlog aangetroffen.
Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
Volgens de bodemkaart komen in het plangebied zwarte hoge enkeerdgronden voormet grondwatertrap VI. De dekzandhoogte wordt afgedekt door minstens een 0,5 meter dik plaggendek en is relatief goed ontwaterd. Landschappelijk gezien een uitermate gunstige vestigingsplek. Op het bodemloket en de hoogtekaart zijn geen aanwijzingen aangetroffen, die kunnen duiden op
(sub)recente verstoringen van het bodemprofiel binnen het plangebied. Wel blijkt uit historisch fotomateriaal dat ter plekke van de huidige bebouwing de
oorspronkelijke bodemopbouw tot circa 1 m –mv verstoord is geraakt.
Wat is de specifie Wat is de specifie Wat is de specifie
Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied?ke archeologische verwachting voor het gebied?ke archeologische verwachting voor het gebied?ke archeologische verwachting voor het gebied?
Op basis van bovenstaande gegevens geldt voor de onbebouwde delen van het plangebied vooralsnog een middelhoge verwachting op het aantreffen
archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met de middeleeuwen (complextypen: nederzetting, jacht- en/of verzamelaarskampement) en uit de nieuwe tijd A (complextypen: forten, schansen, kampementen etc.). Ter plekke van de huidige bebouwing geldt in verband met de op de foto zichtbare verstoringen tot circa 1 m -mv een lage verwachting op het aantreffen van nog intact aanwezige archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd.
47 De Boer en Merlidis 2011.
Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
De top van het natuurlijke sediment vormt de basis van de voormalige bouwput ten tijde van de aanleg van het Sterrebos in 1989. Deze ligt, afhankelijk van de boorlocatie, tussen 60 en 105 cm –mv. De bovenste 65 tot 105 cm bestaat uit een opgebracht of herwerkt zandpakket waarin bodemvormende processen nog niet hebben kunnen plaatsvinden. In het aanwezige dek- of fluvioperiglaciale zand zijn geen bodemhorizonten behorende tot een podzolprofiel aangetroffen. Het oorspronkelijke bodemprofiel is dus als gevolg van de voormalige
bouwwerkzaamheden niet meer aanwezig.
Zijn i Zijn iZijn i
Zijn in het plangebied archeologische resten aanwezig? Zo ja, wat is de aard en n het plangebied archeologische resten aanwezig? Zo ja, wat is de aard en n het plangebied archeologische resten aanwezig? Zo ja, wat is de aard en n het plangebied archeologische resten aanwezig? Zo ja, wat is de aard en datering van de ze resten en wat is de verspreiding hiervan?
datering van de ze resten en wat is de verspreiding hiervan?datering van de ze resten en wat is de verspreiding hiervan?
datering van de ze resten en wat is de verspreiding hiervan?
Bij controle van het opgeboorde materiaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
In hoeverre worden archeol In hoeverre worden archeolIn hoeverre worden archeol
In hoeverre worden archeologische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig ogische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig ogische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig ogische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig en zo ja, in welke vorm?
en zo ja, in welke vorm?en zo ja, in welke vorm?
en zo ja, in welke vorm?
Vanwege de lage verwachting op het aantreffen van intact aanwezige
archeologische resten wordt er voor het plangebied geen aanvullend onderzoek noodzakelijk geacht.
4.2 Aanbevelingen
Op basis van de lage verwachting adviseert BAAC bv voor het plangebied geen verder vervolgonderzoek uit te voeren.
Bovenstaand advies dient beoordeeld te worden door de bevoegde overheid (gemeente Roosendaal) en leidt tot een selectiebesluit. Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten.
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister van OCW (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
5 Geraadpleegde bronnen
Geraadpleegde l Geraadpleegde l Geraadpleegde l
Geraadpleegde literatuuriteratuuriteratuuriteratuur
Bakker, H. de & J. Schelling Bakker, H. de & J. Schelling Bakker, H. de & J. Schelling
Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, Staring Centrum, Wageningen.
Berendsen, H.J.A.
Berendsen, H.J.A.
Berendsen, H.J.A.
Berendsen, H.J.A., 2008a. Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen.
Berendsen, H.J.A.
Berendsen, H.J.A.
Berendsen, H.J.A.
Berendsen, H.J.A., 2008b. De vorming van het land. Van Gorcum, Assen.
Berkel Berkel Berkel
Berkel G. van &G. van &G. van &G. van & K. Samplonius K. Samplonius K. Samplonius K. Samplonius, 2006. Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie. Prisma, Utrecht.
Boer, Boer, Boer,
Boer, E. de &E. de &E. de &E. de & T. MerlidisT. MerlidisT. MerlidisT. Merlidis,,,,2011. Onderzoeksvoorstel – Plan van Aanpak.
Archeologisch onderzoek plangebied Onyxdijk 185 (terrein woongemeenschap Sterrebos) te Roosendaal. BAAC bv, ’s-Hertogenbosch.
Bont, C. de Bont, C. de Bont, C. de
Bont, C. de, 1993. Al het merkwaardige in bonte afwisseling. Een historische geografie van Midden- en Oost-Brabant. Stichting Brabants Heem, Waalre.
Koopmanschap, H.J.L.C. en M. Visser Koopmanschap, H.J.L.C. en M. Visser Koopmanschap, H.J.L.C. en M. Visser
Koopmanschap, H.J.L.C. en M. Visser----Poldervaart,Poldervaart,Poldervaart,Poldervaart, 2011. Een erfgoedkaart voor de gemeente Roosendaal. Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/78,
Heerenveen.
Mulder, Mulder, Mulder,
Mulder, E.F.J., E.F.J., E.F.J., de,E.F.J., de,de,de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff bv, Groningen/Houten.
Nederlands Centrum van Normalisatie, Nederlands Centrum van Normalisatie, Nederlands Centrum van Normalisatie,
Nederlands Centrum van Normalisatie, 1989. Classificatie van onverharde grondmonsters. NEN 5104. Delft.
Schokker, J., Schokker, J., Schokker, J.,
Schokker, J., 2003. Patterns and processes in a Pleistocene fluvio-aeolian environment. Roer Valley Graben, south-eastern Netherlands. Netherlands Geographical Studies 314, 142 p.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2010.
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. SIKB, Gouda.
Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), Stichting voor Bodemkartering (Stiboka),
Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), 1982. Bodemkaart van Nederland 1:50.000, toelichting bij kaartblad 49 Oost Bergen op Zoom. Stiboka, Wageningen.
Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) / Rijks Geologische Dienst (RGD), Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) / Rijks Geologische Dienst (RGD), Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) / Rijks Geologische Dienst (RGD), Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) / Rijks Geologische Dienst (RGD), 1980.
Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000. toelichting bij kaartblad 49 Bergen op Zoom. Wageningen/Haarlem.
Geraadpleegde kaarten en websites Geraadpleegde kaarten en websitesGeraadpleegde kaarten en websites Geraadpleegde kaarten en websites
AHN, AHN, AHN,
AHN, 2011. Actueel Hoogtebestand Nederland. Verkregen via www.ahn.nl.
ANWB, ANWB, ANWB,
ANWB, 2004. Topografische atlas Noord-Brabant (1:25.000), ANWB, Den Haag.
Bing Maps, Bing Maps,Bing Maps,
Bing Maps, 2010. Satellietbeelden van de wereld. Verkregen via www.bing.com/maps.
Bodemloket, Bodemloket,Bodemloket,
Bodemloket, 2011. Bodemloket. Verkregen via ww.bodemloket.nl.
Gemeentearchief Roosendaal, Gemeentearchief Roosendaal,Gemeentearchief Roosendaal,
Gemeentearchief Roosendaal, 2011. Historische informatie aangaande
Roosendaal en omgeving. Verkregen via www.gemeentearchiefroosendaal.nl.
Heemkundekring De Vreijheijt Heemkundekring De Vreijheijt Heemkundekring De Vreijheijt
Heemkundekring De Vreijheijt van Rosendalevan Rosendalevan Rosendalevan Rosendale, , , , 2011. Aanvullende historische informatie. Verkregen viahttp://www.heemkundekringroosendaal.nl.
Kich, Kich,Kich,
Kich, 2011. Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie. Verkregen via www.kich.nl.
Noord NoordNoord
Noord----Brabant, Brabant, Brabant, Brabant, 2011. Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant.
Online geraadpleegd via http://brabant.esrinl.com/chw/.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2011. Archeologische Monumentenkaart (AMK) en Centraal Archeologisch Archief (CAA), geraadpleegd via Archis.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoe Rijksdienst voor het Cultureel ErfgoeRijksdienst voor het Cultureel Erfgoe
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoedddd, 2008. De Indicatieve Kaart van
Archeologische Waarden, derde generatie. RAM rapportage 155, Amersfoort.
Robas Producties Robas ProductiesRobas Producties
Robas Producties, 1989. Historische Atlas Noord-Brabant. Deventer.
Stichting voor Bodemkartering, Stichting voor Bodemkartering, Stichting voor Bodemkartering,
Stichting voor Bodemkartering, 1982. Bodemkaart van Nederland, 1:50.000 Blad 49 Oost Bergen op Zoom. Stiboka, Wageningen.
Stiboka / Rijks Geologische Dienst, Stiboka / Rijks Geologische Dienst, Stiboka / Rijks Geologische Dienst,
Stiboka / Rijks Geologische Dienst, 1980. Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000. Kaartblad 49 Bergen op Zoom. Stiboka/RGD, Wageningen.
TNO TNOTNO
TNO----NITG,NITG,NITG,NITG, 2011. Nationale database boorgegevens. Verkregen via www.dinoloket.nl.
WatWasWaar WatWasWaarWatWasWaar
WatWasWaar, 2011. . . . Historisch kaartmateriaal. Verkregen via www.watwaswaar.nl.
Email contact Email contactEmail contact Email contact
Heemkundekring Heemkundekring Heemkundekring
Heemkundekring De Vreijheijt van RosendaleDe Vreijheijt van RosendaleDe Vreijheijt van RosendaleDe Vreijheijt van Rosendale, , , , 2011. Email contact met secretaris van de heemkundekring De Vreijheijt van Rosendale.
Geraadpleegde bo Geraadpleegde boGeraadpleegde bo
Geraadpleegde bouwdossiersuwdossiersuwdossiersuwdossiers
Onyxdijk 185 Onyxdijk 185Onyxdijk 185
Onyxdijk 185, , , 2011. , . . . Verkregen via opdrachtgever.
Bijlage 1
Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom
in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie
Holoceen 1
Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas
(koud) Allerød (warm) Vroege Dryas
(koud) Laat-
Weichselien (Laat- Glaciaal)
Bølling (warm)
2
Laat- Pleniglaciaal
Midden- Pleniglaciaal Midden- 3
Weichselien (Pleniglaciaal)
Vroeg-
Pleniglaciaal 4 5a 5b 5c Vroeg-
Weichselien (Vroeg- Glaciaal)
5d Eemien
(warme periode) 5e Eem
Formatie Formatie
van Kreftenheye
Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6
Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd)
Formatie van
Urk Formatie
van Peelo
Formatie van Boxtel
Cromerien (warme periode)
Pre-Cromerien
Formatie van Sterksel
Formatie van Beegden
11.755 12.745 13.675 14.025 15.700
29.000
50.000
75.000
115.000 130.000
370.000 410.000
475.000
850.000
2.600.000
Bijlage 1: Ov erz icht geo log isc he e n a rch eo logis che tij dv akke n
Cal. jaren v/n Chr.
14C jaren Chronostratigrafie Pollen
zones Vegetatie Archeologische perioden Nieuwe tijd Vb2
Middeleeuwen
Vb1 Romeinse tijd
IJzertijd Subatlanticum
koeler vochtiger
Va
Loofbos eik en hazelaar
overheersen haagbeuk veel cultuurplanten
rogge, boekweit, korenbloem
IVb Bronstijd
Subboreaal koeler
droger IVa
Loofbos eik en hazelaar
overheersen beuk>1% invloed
landbouw
(granen) Neolithicum
Atlanticum warm vochtig
III
Loofbos eik, els en hazelaar
overheersen in zuiden speelt linde een grote rol
Boreaal
warmer II
den overheerst hazelaar, eik, iep,
linde, es
Mesolithicum
Preboreaal
warmer I
eerst berk en later den overheersend
Late Dryas LW III parklandschap
Allerød LW II dennen- en
berkenbossen
Vroege Dryas open
parklandschap Laat-
Weichselien (Laat- Glaciaal)
Bølling
LW I open vegetatie met kruiden en berkenbomen
Laat-Paleolithicum
Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een
toendra
Vroeg- Weichselien
(Vroeg- Glaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap Eemien
(warme periode) loofbos
Midden-Paleolithicum
Saalien (ijstijd)
Vroeg-Paleolithicum
2650
5000
8000
9000
10.150 10.800 11.800 12.000
13.000 0
815
3755
7020
8240
11.755 12.745 13.675 14.025
15.700 1950
75.000
115.000 130.000
300.000 35.000 8800 5300 4900 2000 800 12 0 450 1500
Bijlage 2
Toekomstig bouwplan, dd. 14-04-2011
Bijlage 3
Boorbeschrijvingen
Boorbeschrijvingen. Onyxdijk 185
boring: 11350-1
beschrijver: CK, datum: 24-10-2011, X: 92.839, Y: 392.499, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 49F, hoogte: 7,90, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: plantsoen, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Roosendaal, plaatsnaam: Roosendaal, opdrachtgever: BAS Architectuur, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 7,90 m +NAP
Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont
25 cm -Mv / 7,65 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, grijs, veel dunne leemlagen, matig fijn, weinig wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Opmerking: verrommeld, matgrijs
70 cm -Mv / 7,20 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtoranjegrijs, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 120 cm -Mv / 6,70 m +NAP
boring: 11350-2
beschrijver: CK, datum: 24-10-2011, X: 92.825, Y: 392.504, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 49F, hoogte: 8,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: plantsoen, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Roosendaal, plaatsnaam: Roosendaal, opdrachtgever: BAS Architectuur, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 8,10 m +NAP
Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont
30 cm -Mv / 7,80 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Opmerking: verrommeld, matgrijs opgevuld zand
95 cm -Mv / 7,15 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtoranjegrijs, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 120 cm -Mv / 6,90 m +NAP
boring: 11350-3
beschrijver: CK, datum: 24-10-2011, X: 92.850, Y: 392.519, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 49F, hoogte: 8,50, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: plantsoen, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Roosendaal, plaatsnaam: Roosendaal, opdrachtgever: BAS Architectuur, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 8,50 m +NAP
Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, donkerbruingrijs, matig fijn, veel wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: puin recent
60 cm -Mv / 7,90 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Opmerking: verrommeld, matgrijs opgevuld zand
105 cm -Mv / 7,45 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, lichtoranjegrijs, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 130 cm -Mv / 7,20 m +NAP
boring: 11350-4
beschrijver: CK, datum: 24-10-2011, X: 92.874, Y: 392.501, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 49F, hoogte: 7,90, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: plantsoen, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Roosendaal, plaatsnaam: Roosendaal, opdrachtgever: BAS Architectuur, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 7,90 m +NAP
Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont
30 cm -Mv / 7,60 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Opmerking: verrommeld, matgrijs opgevuld zand
75 cm -Mv / 7,15 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Boorbeschrijvingen. Onyxdijk 185
boring: 11350-5
beschrijver: CK, datum: 24-10-2011, X: 92.864, Y: 392.512, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 49F, hoogte: 8,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: plantsoen, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Roosendaal, plaatsnaam: Roosendaal, opdrachtgever: BAS Architectuur, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 8,10 m +NAP
Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont
55 cm -Mv / 7,55 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Opmerking: verrommeld, matgrijs opgevuld zand
95 cm -Mv / 7,15 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, lichtbruingrijs, enkele humuslagen, matig fijn, kalkloos, interpretatie: fluvioperiglaciale afzettingen (zand en grind [leem, gyttja, veen])
Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 120 cm -Mv / 6,90 m +NAP
Bijlage 4
Begrippenlijst
Begrippenlijst
Afkortingen
AHN Actueel hoogtebestand Nederland
AMK archeologische monumentenkaart
ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem
CAA Centraal Archeologisch Archief
CMA Centraal Monumentenarchief
IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
IVO Inventariserend veldonderzoek
KNA Kwaliteitsnorm Nederlands Archeologie
NAP Normaal Amsterdams Peil
NEN Nederlandse Norm 5104: classificatie van onverharde grondmonsters
PvE Programma van Eisen
RCE Rijksdienst voor Cultuurhistorisch Erfgoed
-mv beneden maaiveld
Verklarende woordenlijst
A-horizont Donkergekleurde bodemhorizont waarin humus door bodemdieren, planten,schimmels en bacteriën is omgezet en gemengd met de eventuele minerale delen
AC profiel Bodemprofiel waarin een humusrijke A-horizont direct gelegen is op het ongeroerde moedermateriaal (C-horizont).
Afzetting Neerslag of bezinking van materiaal.
Antropogeen Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen gemaakt/veroorzaakt).
Archeologie Wetenschap die zich ten doel stelt om door middel van studie van de materiële nalatenschap inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden.
archeologisch monument Aard, omvang en kwaliteit van deze vindplaatsen
rechtvaardigen blijvend behoud uit wetenschappelijke en/of cultuurhistorische overwegingen. Al naar gelang de betekenis die aan deze aspecten wordt toegekend, verdienen deze
vindplaatsen te worden geplaatst op het beschermingsprogramma van Rijk, provincie of gemeente. Uit dien hoofde
dient daarom te worden gestreefd naar een ongestoord behoud van de daarin aanwezige archeologische sporen.
Werkzaamheden gericht op het behoud zijn uiteraard toegestaan.
B-horizont Een minerale (soms moerige) horizont in een bodem, waarin een of meer van de volgende kenmerken voorkomen:
- Inspoeling van kleimineralen, aluminium, ijzer of humus uit hoger liggende horizonten, al dan niet in combinatie - (bijna) volledige homogenisatie met bovendien zodanige
veranderingen dat:
o Nieuwvorming van kleimineralen is opgetreden en/of o Aluminium en ijzer(hydro)oxiden zijn vrijgekomen, of o Een blokkige of prismatische structuur is ontstaan.
Booronderzoek karteringsmethode bij veldinventarisatie, gebaseerd op het verrichten van grondboringen, waarbij vooral gelet wordt op het voorkomen van archeologische indicaties zoals aardewerkfragmenten, houtskool en fosfaatconcentraties
BP Before Present, gebruikt voor ouderdomsbepalingen op grond van het meten van de hoeveelheid radio-actieve koolstof in organisch