• No results found

Vrije Universiteit Brussel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vrije Universiteit Brussel"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De nieuwe bevoegdheid van de burgemeester tot het opleggen van een tijdelijk plaatsverbod.

Artikel 134sexies Nieuwe Gemeentewet ingevoegd door de Wet van 24 juni 2013: context, samenspel en eerste rechtspraak

De Hert, Paul; De Schepper, Tom

Published in:

Publiekrechtelijke Kronieken

Publication date:

2016

License:

Other

Document Version:

Proof

Link to publication

Citation for published version (APA):

De Hert, P., & De Schepper, T. (2016). De nieuwe bevoegdheid van de burgemeester tot het opleggen van een tijdelijk plaatsverbod. Artikel 134sexies Nieuwe Gemeentewet ingevoegd door de Wet van 24 juni 2013: context, samenspel en eerste rechtspraak. Publiekrechtelijke Kronieken, 20(2), 189-218.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.

• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

(2)

De nieuwe bevoegdheid van de

burgemeester tot het opleggen van een tijdelijk plaatsverbod.

Artikel 134sexies Nieuwe

Gemeentewet ingevoegd door de Wet van 24 juni 2013: context, samenspel en eerste rechtspraak

Paul DE HERT – Prof.dr., Vrije Universiteit Brussel (VUB)

Tom DE SCHEPPER – Geaffilieerd medewerker, Vrije Universiteit Brussel (VUB)1

SAMENVATTING

Deze bijdrage bekijkt de positie van het gemeentelijk administratief plaatsverbod in het Belgische rechts- bestel. Eerst wordt een overzicht gegeven van di- verse verschijningsvormen van het plaatsverbod om vervolgens over te gaan naar de situering van het plaatsverbod binnen de gemeentelijke politie- bevoegdheden.

De auteurs bespreken de toepassing van en de rechtsbescherming bij het plaatsverbod oude stijl, op basis van het artikel 133 en 135 van de Nieuwe Ge- meentewet, dat als een administratieve maatregel wordt gekwalificeerd, en het plaatsverbod nieuwe stijl op basis van het artikel 134sexies van de Nieuwe Gemeentewet, ingevoegd door de Wet van 24 juni 2013 op de gemeentelijke administratieve sancties.

De verschillende onderdelen van het plaatsverbod nieuwe stijl worden ontleed en getoetst aan de bestuursrechtspraak van de Raad van State en re- cente rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Het plaatsverbod nieuwe stijl kan zowel bij een verstoring van de openbare orde als bij een herhaaldelijke over- last die aanleiding kan geven tot een verstoring van de openbare orde toegepast worden.

RÉSUMÉ

Cette contribution analyse l’interdiction de lieu en tant que sanction administrative communale, au sein du système légal belge. Les différentes formes de l’interdiction de lieu sont d’abord passées en revue.

Ensuite, cette interdiction est considérée dans le contexte des compétences de police au niveau com- munal.

Les auteurs examinent l’application de l’interdiction de lieu – qualifiée de mesure administrative – et la protection juridique qui y est associée, dans son an- cienne version, sur la base des articles 133 et 135 de la nouvelle loi communale, et dans sa nouvelle ver- sion, sur la base de l’article 134sexies de la nouvelle loi communale, inséré par la loi du 24 juin 2013 rela- tive aux sanctions administratives communales. Les différents éléments de l’interdiction de lieu dans sa nouvelle version sont analysés et confrontés à la ju- risprudence administrative du Conseil d’État ainsi qu’à la jurisprudence récente de la Cour constitution- nelle. L’interdiction de lieu dans sa nouvelle version peut être appliquée aussi bien en cas de trouble à l’ordre public que lors de nuisances répétées, qui peuvent entraîner un trouble à l’ordre public.

1 Paul de Hert is hoogleraar in de rechten aan de Faculteit Recht en Criminologie van de Vrije Universiteit Brussel. Tom De Schepper is als geaffilieerd medewerker verbonden aan de onderzoeksgroep Fundamental Rights & Constitutionalism (FRC) van de Vrije Universiteit Brussel (VUB).

RECHTSLEER

DOCTRINE

(3)

Vervolgens wordt nagegaan hoe dit plaatsverbod in de meest zuivere vorm, zich verhoudt tot soortgelijke gerechtelijke en bestuurlijke plaatsverboden in speci- fieke en doelgebonden regelgeving, in het bijzonder het stadionverbod, het voertuigverbod en het huis- verbod. De wetgever besloot om het plaatsverbod onder te brengen bij het bevoegdheidspakket van de burgemeester, zodat de samenhang met zijn be- staande algemene uitvoerende politiebevoegdheid behouden kan blijven. Het samenspel met andere vormen van het plaatsverbod geeft een batterij aan interventietechnieken zowel in de sfeer van de vrije tijd, van de verplaatsing met transportmiddelen en van de woning en vraagt volgens de auteurs een fijn- mazige coördinatie van alle betrokken actoren. Die coördinatie moet gebeuren tussen gerechtelijke overheden, ambtenaren op allerlei niveaus en burge- meesters, maar ook met de diverse actoren die be- trokken zijn bij de hulpverlening aan personen die gevat kunnen worden door het plaatsverbod. Daar- voor kan verwezen worden naar een herstelgerichte aanpak die in specifieke en doelgebonden regelge- ving voorzien is naar aanleiding van een bestuurlijke aanhouding.

De auteurs opteren voor een grondige aanpassing van het plaatsverbod nieuwe stijl, zoals het omschre- ven staat in de Nieuwe Gemeentewet.

Les auteurs examinent ensuite comment cette inter- diction de lieu – dans sa forme la plus pure – se situe par rapport à des interdictions de lieu judiciaires et administratives similaires dans une législation spéci- fique et ciblée, en particulier l’interdiction de stade, l’interdiction de conduire et l’interdiction de rési- dence. Le législateur a décidé que l’interdiction de lieu ferait partie des compétences du bourgmestre, afin de pouvoir assurer une cohérence avec ses ac- tuelles compétences générales d’exécution en ma- tière de police. L’interaction avec d’autres formes d’interdiction de lieu offre toute une série de techni- ques d’intervention, tant en ce qui concerne les loi- sirs, que les moyens de transport et l’habitation. Les auteurs estiment que cette interaction requiert une coordination étroite entre toutes les parties prenan- tes, à savoir les autorités judiciaires, les fonctionnai- res agissant à tous les niveaux et les bourgmestres, mais aussi les divers acteurs qui se chargent d’aider les personnes pouvant être soumises à l’interdiction de lieu. À cet effet, on peut se référer à une approche réparatrice, qui est prévue dans une législation spé- cifique et ciblée, dans le cadre d’une arrestation ad- ministrative.

Les auteurs optent pour une adaptation en profon- deur de l’interdiction de lieu dans sa nouvelle ver- sion, telle qu’elle est définie dans la nouvelle loi com- munale.

Inleiding en structuur

Deze bijdrage bekijkt het gemeentelijk administratief plaatsverbod in Belgie¨. Het bestaat naast diverse andere vormen van plaatsverboden, die we terugvinden in de strafwetgeving en andere specifieke wetgeving. Over deze plaatsverboden zijn tot op vandaag in de rechtsleer vooral fragmentarische bijdragen verschenen. Pas recent heeft de wetgever een eigen omschrijving en procedure uitgewerkt voor het plaatsverbod dat gemeenten kunnen toepassen en neemt de rechtspraak van de administra- tieve rechtbanken daaromtrent toe. In deze bijdrage ge- ven we een stand van zaken, gaan we in op vragen uit de bestuurspraktijk en vergelijken het gemeentelijk plaatsverbod met soortgelijke verboden in specifieke wetten.

In een eerste sectie bespreken we het gemeentelijk ad- ministratief plaatsverbod, zoals het tot 1 januari 2014 bestond (sectie 1). De mogelijkheid tot het opleggen van een gemeentelijk administratief plaatsverbod werd al voor de nieuwe wetgeving aanvaard en steunde op de alge- mene bestuurlijke politiebevoegdheid van de burgemees-

ter krachtens artikel 133 NGW juncto artikel 135 NGW.

Hoewel in deze bepalingen het plaatsverbod niet uitdruk- kelijk opgenomen was, werd aangenomen dat de burge- meester zo’n verbod kon opleggen mits aantal bijzon- dere voorwaarden inzake rechtsbescherming werden ge- respecteerd (bijvoorbeeld de eis van formele motivering).

We spreken daarom van het 133-135 NGW- plaatsverbod of plaatsverbod oude stijl. Dit artikel 133- 135 NGW-plaatsverbod werd door de Raad van State beschouwd als een administratieve maatregel en onder- scheiden van ‘het plaatsverbod als een administratieve sanctie’. Schending van bepaalde, door de rechtspraak ontwikkelde voorwaarden leidde in het verleden tot ver- nietiging van een aantal besluiten van burgemeesters en van bepalingen uit gemeentelijke politieverordeningen (sectie 2).

Deze situatie zette de wetgever er toe aan om het plaats- verbod (beter) wettelijk te verankeren. Dat gebeurde met het invoeren van een specifiek artikel 134sexies in de Nieuwe Gemeentewet door de Wet van 24 juni 2013 op de gemeentelijke administratieve sancties (plaatsverbod nieuwe stijl). Door de invoering van dit artikel kreeg de

(4)

burgemeester een specifieke bestuurlijke politie- bevoegdheid toegewezen en diende hij zich niet langer te baseren op het artikel 133-135 NGW-plaatsverbod (sec- tie 3 en sectie 4). De inhoud van het nieuwe artikel 134sexies NGW bleek toch niet zo duidelijk als de wet- gever beoogd had. Het gaf aanleiding tot vragen in de bestuurspraktijk e´n tot meerdere verzoeken bij het Grondwettelijk Hof tot (gedeeltelijke) nietigverklaring van het desbetreffende artikel (sectie 5).2

Naast dit plaatsverbod in de meest zuivere vorm, be- staan er ook administratieve plaatsverboden in specifieke regelgeving. We bekijken een aantal van deze specifieke plaatsverboden uitgebreider: het stadionverbod, het voertuigverbod en het huisverbod. We gaan op basis van recente bestuursrechtspraak van de Raad van State na hoe deze specifieke regelgeving zich verhoudt tegenover het plaatsverbod in algemene vorm (sectie 6 tot 9) en bekijken hoe de samenhang tussen de toepassing van deze verschillende verschijningsvormen bewaard kan worden (sectie 10).

Na een studie van de voorgaande secties proberen we af te leiden met welke specifieke voorwaarden de burge- meester rekening moet houden bij een toekomstige toe- passing van het plaatsverbod. We gaan in ons besluit ook in op de vraag of het (nieuwe) artikel 134sexies NGW-plaatsverbod wel of niet aangevuld kan worden met het (oude) artikel 133-135 NGW-plaatsverbod, of dient aangenomen te worden dat dit laatste helemaal verleden tijd is (sectie 11)?

1. Het plaatsverbod oude stijl: kader en voorwaarden

Algemeen

In sectorale wetgeving vinden we diverse vormen van plaatsverboden terug. Een uniforme definitie vinden we daarin evenwel niet terug en ook de toepassings- voorwaarden verschillen sterk. We geven hierna een kort overzicht van de voornaamste verschijningsvormen, die we telkens illustreren met een paar voorbeelden.

Vooreerst is er het onderscheid tussen plaatsverboden die door de (straf)rechter worden opgelegd en plaats- verboden die door een andere (bestuurlijke) overheid worden opgelegd.

De rechter kan binnen de grenzen van de wet een vrij- heidsberoving als straf (gevangenisstraf) of een vrijheids- beperking als maatregel opleggen. We verwijzen naar de mogelijkheid voor de strafrechter om een verbod om zich op bepaalde plaatsen te begeven als probatie- voorwaarde op te leggen3, de mogelijkheid voor de familierechter om dringende maatregelen te voorzien bij een echtelijk geschil4en de mogelijkheid voor de vrede- rechter om beschermingsmaatregelen ten aanzien van de geesteszieke op te leggen.5 Recenter van aard is de mogelijkheid voor de procureur des Konings om een huisverbod op te leggen.6

Vormen van het administratief plaatsverbod vinden we terug in andere regelgeving. Het Agentschap Natuur en Bos kan de toegang tot een bosgebied verbieden bij wijze van bestuurlijke maatregel of veiligheidsmaatregel.7 Een verbod op toegang tot openbare vervoersmiddelen vinden we terug in het – nog niet uitgevoerde – Decreet toegangsverbod voertuigen VVM – De Lijn en de wet op de politie der spoorwegen.8 Het toegangsverbod hoeft niet altijd opgelegd te worden op initiatief van een be- stuurlijke overheid. Een toegangsverbod tot kansspel- inrichtingen kan door de Kansspelcommissie uitgespro- ken worden op vraag van een belanghebbende derde, maar ook preventief.9

Het stationverbod omvat al deze verschijningsvormen (gerechtelijk en bestuurlijk, als straf en als maatregel).10 Verderop in deze bijdrage zullen we specifiek ingaan op een aantal van deze specifieke vormen van het plaats- verbod (infra, sectie 6-10).

In het licht van deze sectorale (en hogere) wetgeving, kunnen we het gemeentelijk administratief plaatsverbod voorlopig definie¨ren als een administratieve rechtshande- ling die e´e´n of meer personen verbiedt om zich binnen een welbepaalde periode op welbepaalde plaatsen in de gemeente te begeven. Dat verbod kan toegepast wor-

2 GwH, 23 april 2015, nr.2015-044.

3 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS, 17 juli 1964, err. BS, 24 juli 1964.

4 Art. 223 BW, BS, 3 september 1807; Art. 1253ter/4 tot 1253ter/6 Ger. W.

5 Wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, BS, 27 juli 1990.

6 Wet van 15 mei 2012, BS, 1 oktober 2012.

7 Art. 107bis Decreet van 13 juni 1990, BS, 28 september 1990.

8 Decreet van 8 mei 2009, BS, 6 juli 2009; Art. 15 Wet van 25 juli 1891, BS, 3 augustus 1891.

9 Art. 54 Wet van 7 mei 1999, BS, 30 december 1999.

10 Wet van 21 december 1998 (hierna: Voetbalwet), BS, 3 februari 1999.

RECHTSLEER

DOCTRINE

(5)

den om te vermijden dat deze personen een verstoring van de openbare orde kunnen veroorzaken, of wanneer daartoe een dringende noodzaak bestaat.

Het gemeentelijk administratief plaatsverbod zal aanvul- lend op dit kader besproken en gekwalificeerd worden.

Bevoegdheid gemeenten

Gemeenten zijn bevoegd om op grond van artikel 135 NGW de openbare rust, veiligheid, zindelijkheid en ge- zondheid op de openbare wegen en plaatsen en in open- bare gebouwen te waarborgen. Daartoe beschikken de drie gemeentelijke organen over een aantal verordenende en uitvoerende politiebevoegdheden.11

Primo, heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om ge- meentelijke politieverordeningen op te stellen.12Die kun- nen bepaalde activiteiten beperken, voor zover de nood- zaak en proportionaliteit van die bevoegdheid aange- toond wordt.

Secundo, heeft het college van burgemeester en sche- penen de bevoegdheid om aanvullende verkeersregle- menten op te stellen, de politie over de vertoningen te reguleren en het voorkomen en verhelpen van hinderlijke voorvallen waartoe in vrijheid gelaten zinnelozen en ra- zenden aanleiding zouden kunnen geven.13

Tertio, is er de burgemeester. Deze heeft op grond van artikel 133 NGW juncto artikel 135 NGW een algemene (en zelfstandige) verordenende en uitvoerende politie- bevoegdheid. Zo kan de burgemeester bij hoog- dringendheid een politieverordening opstellen, waarmee een straatverbod opgelegd kan worden (verordenend).14 In de voorbije jaren werd de politiebevoegdheid veelvul- dig uitgebreid met het oog op de creatie van een aantal specifieke uitvoerende politiebevoegdheden voor een aantal bijzondere situaties (infra, sectie 4).15Ook de wet- telijke verankering van het administratief plaatsverbod door artikel 134sexies NGW (het plaatsverbod nieuwe stijl) past in dit rijtje.16Voor de volledigheid kan verwezen worden naar het artikel 64 Vlaams Gemeentedecreet, waarin deze bevoegdheid van de burgemeester beves- tigd werd.17

We merken op dat ook na de verschillende fasen van de federale staatshervorming de federale regelgever be- voegd blijft voor de regelgeving betreffende de openbare veiligheid en politie, inclusief de bevoegdheden die daar- uit volgen voor de burgemeester.18

Bevoegdheid burgemeester

Het administratief plaatsverbod was tot voor kort niet bij wet geregeld. De burgemeester diende zich te baseren op zijn algemene uitvoerende politiebevoegdheid, die, zoals reeds aangestipt, een basis vond in de combinatie

11 S. LIERMAN, P.-J. VAN DE WEYER, J. GEENS, L. STORMS, K. GASTMANS en K. KEMPE, “Enkele recente ontwikkelingen in de rechtspraak en de regelgeving over algemene en bijzondere bestuurlijke politie”, in Themis 84 - Actualia Gemeenterecht, 2013, 69-140 (hierna: S. LIERMAN et al., Enkele recente ontwikkelingen).

12 Art. 119 NGW (Wet van 27 mei 1989, BS, 30 mei 1989).

13 Art. 129 en 130 NGW (Wet van 27 mei 1989, BS, 30 mei 1989); Art. 130bis NGW (Wet van 12 januari 2006, BS, 31 januari 2007).

14 Art. 134, par. 1 NGW (Wet van 27 mei 1989, BS, 30 mei 1989): “In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, kan de burgemeester politieverordeningen maken, onder verplichting om daarvan onverwijld aan de gemeenteraad kennis te geven, [(…) met opgave van de redenen waarom hij heeft gemeend zich niet tot de raad te moeten wenden (…) (Koninklijk Besluit van 30 mei 1989, BS 31 mei 1989)]. Die verordeningen vervallen dadelijk, indien zij door de raad in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.”

15 Art. 133 NGW (Wet van 27 mei 1989, BS, 30 mei 1989); Art. 133bis NGW (Wet van 7 december 1998, BS, 5 januari 1999); Art. 134bis NGW (Wet van 12 januari 1993, BS, 4 februari 1993); Art. 134ter en 134quater NGW (Wet van 13 mei 1999, BS, 10 juni 1999); Art.

134quinquies NGW (Wet van 1 juli 2011, BS, 28 december 2012).

16 Art. 134sexies NGW (Wet van 24 juni 2013, BS, 1 juli 2013).

17 Art. 64 par. 1 Gemeentedecreet (Gemeentedecreet van 15 juli 2005, BS, 31 augustus 2005): “Behoudens zijn [de burgemeester] bevoegdheden inzake de uitvoering van de politiewetten, politiedecreten, politieverordeningen, politiereglementen en politiebesluiten, inzake de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente en inzake dringende politieverordeningen, is de burgemeester bevoegd voor de uitvoering van de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten van de federale overheid, het gewest of de gemeenschap tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander orgaan van de gemeente is opgedragen.”

18 RvS, advies, nr. 52-585/2 van 28 januari 2013, Kamer-53, doc.nr. 2712/001, Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. Het artikel 6, VIII, 1°, vierde streepje Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen stelt immers dat als uitzondering op de gewestelijke bevoegdheid inzake de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werkwijze van de provinciale en gemeentelijke instellingen, de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel 135, § 2 Nieuwe Gemeentewet, een federale bevoegdheid blijft. In de memorie van toelichting bij het ontwerp van dit artikel uit de Bijzondere Wet werd dit als volgt verduidelijkt: “(…) Bijgevolg blijven, naast het uitdrukkelijk in de wettekst opgenomen artikel 135, §2, dat aan de gemeenten oplegt ten behoeve van de inwoners te voorzien in een goede politie over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen, (…) tot de federale bevoegdheid behoren: - de bevoegdheden die burgemeester ontleent aan de artikelen 133, tweede en derde lid, 133bis en 134 van de gemeentewet (uitvoering politiewetten, maken van politieverordeningen die geen uitstel verdragen …); (…).”

(6)

van artikel 133 NGW juncto artikel 135 NGW.19 Deze artikelen laten de burgemeester, als hoofd van de be- stuurlijke politie in zijn gemeente, toe om de nodige be- sluiten te nemen met het oog op de handhaving van de openbare veiligheid en orde, onder meer naar aanleiding van openbare manifestaties of bij vormen van openbare overlast. Aangenomen werd dat deze besluiten indien nodig de vrijheid van de burger kunnen beperken, zonder dat daarbij sprake mag zijn van vrijheidsberovende straf- fen.20Bijkomend werd aangenomen dat het plaatsverbod toch iets anders is dan een vrijheidsberovende straf en mogelijk was op basis van dit algemeen mandaat van de burgemeester. We spreken daarom over het Art. 133 NGW juncto Art. 135 NGW plaatsverbod of plaatsverbod oude stijl.

Hoe algemeen de rechtsgrond ook is, vast stond dat de burgemeester niet willekeurig mochten optreden en bij de aanwending van de algemene bestuurlijke politie- bevoegdheid op grond van de artikelen 133 NGW juncto artikel 135 NGW een aantal rechtsbeschermende voor- waarden na te leven. Deze werden afgeleid uit het sys- teem gevormd door de grondrechten21en de beginselen van behoorlijk bestuur, een reeks van vaak ongeschreven beginselen die uit de rechtspraak voortvloeien en die het bestuur dient na te leven alsof het geschreven regels zijn.22

Voorbeelden van deze voorwaarden en beginselen zijn de vereisten inzake legaliteit, nauwkeurigheid en propor- tionaliteit. Tevens diende de burgemeester de vereisten inzake formele motivering van de beslissing na te leven,

met inbegrip van de verplichting tot voorafgaande waar- schuwing aan de overtreder, het recht van de overtreder om voorafgaand aan de beslissing gehoord te worden en de mogelijkheid tot een jurisdictioneel beroep. In wat volgt bekijken we deze voorwaarden meer in detail.

De legaliteits-, de nauwkeurigheids- en de proportionaliteitsvereiste (eerste voorwaarde) Allereerst dient de burgemeester, voorafgaand aan het opleggen van een plaatsverbod, rekening te houden wor- den met de legaliteits-, de nauwkeurigheids- en de proportionaliteitsvereiste. De strafrechtelijke legaliteits- vereiste houdt in dat een straf slechts opgelegd kan wor- den op basis van een handeling die op het moment van de feiten strafbaar gesteld is. Artikel 7 EVRM combineert deze vereiste met een nauwkeurigheidsvereiste: elke straf moet nauwkeurig, duidelijk en voorspelbaar omschreven worden.23 Deze eisen gelden ook voor elke administra- tieve beslissing met een duidelijk bestraffend karakter, dus ook voor het administratief plaatsverbod bedoeld als sanctie.

Het is veel minder duidelijk of de eisen vervat in artikel 7 EVRM ook gelden voor administratieve plaatsverboden die louter bedoeld zijn als preventieve maatregel. Ethisch bestaat daarover niet de minste twijfel, maar juridisch blijkt dat een brug te ver (infra, sectie 5).

Aangenomen wordt dat de proportionaliteitsvereiste altijd geldt: het administratief plaatsverbod, weze het preven- tief of sanctionerend, moet steeds in verhouding staan

19 Nieuwe Gemeentewet, gecodificeerd door het K.B. van 24 juni 1988, BS, 3 september 1988, erratum, BS, 8 juni 1990. Art. 133, tweede lid NGW (K.B. van 30 mei 1989, BS, 31 mei 1989): “Hij [de burgemeester] is in het bijzonder belast met de uitvoering van de politiewetten, politiedecreten, de politieordonnanties, de politieverordeningen en de politiebesluiten. Hij kan echter onder zijn verantwoordelijkheid zijn bevoegdheid geheel of ten dele overdragen aan een van de schepenen.” Art. 135 par. 2 NGW (Wet van 27 mei 1989, BS, 30 mei 1989): “De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen.

Meer bepaald, en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd:

1° alles wat verband houdt met een veilig en vlot verkeer op openbare wegen, straten, kaden en pleinen, (…); voor zover de politie over het wegverkeer betrekking heeft op blijvende of periodieke toestanden, valt zij niet onder de toepassing van dit artikel;

2° het tegengaan van inbreuken op de openbare rust, zoals vechtpartijen en twisten met volksoploop op straat, tumult verwekt in plaatsen van openbare vergadering, nachtgerucht en nachtelijke samenscholingen die de rust van de inwoners verstoren;

3° het handhaven van de orde op plaatsen waar veel mensen samenkomen, zoals op jaarmarkten en markten, bij openbare vermakelijkheden en plechtigheden, vertoningen en spelen, in drankgelegenheden, kerken en andere openbare plaatsen;

(…)

7° het nemen van de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast ([ingevoegd door] Wet van 13 mei 1999, BS, 10 juni 1999).”

20 Worden als politiewetten, politiedecreten, politieordonnanties, politieverordeningen en politiebesluiten beschouwd, de wetten, decreten, ordonnanties, verordeningen en besluiten die, met het oog op het veilig stellen van de openbare orde – in het algemeen of in verband met een welbepaalde activiteit – de vrijheid van de burger kunnen beperken.

21 Zowel op nationaal, Europees en internationaal niveau is het recht op persoonlijke bewegingsvrijheid gewaarborgd. Cf. Art. 13 UVRM;

Art. 2 Vierde Protocol bij het EVRM; Art. 12 BUPO-Verdrag; Art. 12 Gw.

22 J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, J. GOOSSENS en G. GOEDERTIER, Basisbegrippen publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2014, 41-43.

23 EHRM, Baskaya en Okcuoglu t. Turkije, 8 juli 1999, § 48-50.

RECHTSLEER

DOCTRINE

(7)

tot het doel ervan, bijvoorbeeld voor wat de duurtijd er- van betreft.

Daarbij dient wel vermeld te worden dat de Raad van State bij administratieve sancties eerder toeziet op de verhouding van de feiten en de opgelegde sanctie, terwijl deze toetsing bij administratieve maatregelen eerder de vorm aanneemt van een doelmiddelafweging, waarbij de opgelegde maatregel in verhouding moet staan tot het nagestreefde doel van de handhaving van de openbare orde.24Gelet op de aard van het plaatsverbod zou deze onder welbepaalde omstandigheden een onevenredige aantasting kunnen meebrengen van de fundamentele rechten van een persoon, inzonderheid van het recht om te gaan en te staan waar men wil, zoals dat onder meer vervat zit in artikel 8 EVRM en artikel 2 Vierde Aanvullend Protocol bij het EVRM.25

Waarschuwing en hoorplicht (tweede voorwaarde) Alvorens een plaatsverbod opgelegd kan worden, dient de overtreder een waarschuwing te ontvangen. Deze eis houdt verband met het zorgvuldigheidsbeginsel, met praktische overwegingen (het waarschuwen van een (po- tentie¨le) overtreder kan helpen om een nakend gevaar te voorkomen),26 en met de reeds besproken eis van voor- zienbaarheid.27 Stippen we aan dat van een vooraf- gaande waarschuwing kan afgezien worden wanneer de noodzakelijkheid dit vereist.

Vervolgens dient de overtreder voorafgaand aan het be- sluit gehoord te worden. Pas na de naleving van de hoor- plicht zal de burgemeester ook daadwerkelijk een plaats- verbod kunnen opleggen.28

Motiveringsplicht en jurisdictioneel beroep (derde voorwaarde)

Het administratief plaatsverbod behoeft tevens een for- mele motivering waarbij de feitelijke en juridische redenen waarop de beslissing is gesteund veruitwendigd worden door ze uitdrukkelijk in de akte zelf op te nemen. Het besluit dat hiertoe genomen wordt, is immers een bestuurshandeling met een individuele strekking die ge- motiveerd moet worden met verwijzing naar de feiten die verband houden met verstoring van de openbare orde.29 Krachtens rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) en het Grondwet- telijk Hof moet bij elk systeem van administratieve sanc- ties, die een met strafrechtelijke sancties vergelijkbaar karakter hebben, een systeem van rechtsbescherming te worden opgezet dat voldoet aan een aantal waarborgen, waaronder de mogelijkheid tot beroep bij een rechter die oordeelt met volle rechtsmacht.30 Wanneer het bestuur de mogelijkheid heeft om een administratieve sanctie te moduleren, zal ook de beroepsrechter over dezelfde be- voegdheid moeten beschikken.31 Het beroep tegen de administratieve maatregel die de burgemeester kan op- leggen, verloopt steeds via een procedure tot schorsing of nietigverklaring bij de Raad van State.

2. De Raad van State over het plaatsverbod oude stijl

Omwille van de onzekere wettelijke basis en de toepas- sing van een groot aantal rechtswaarborgen bij het op- leggen van een administratief plaatsverbod, maakte slechts een beperkt aantal burgemeesters in het verleden gebruik van de mogelijkheid om dit plaatsverbod op te

24 L. TODTS, “Het evenredigheidsbeginsel bij administratieve sancties en politiemaatregelen: de ene evenredigheid is de andere niet?” (noot onder RvS 8 mei 2014), T. Gem. 2015-4, 263-267.

25 RvS, advies, nr. 52-585/2 van 28 januari 2013, Kamer-53, doc.nr. 2712/001, Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties; Kamer-53, doc.nr. 2131/002, Wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid van een plaatsverbod als gemeentelijke administra- tieve sanctie.

26 E. VAN GOOL, De GAS-procedure. Rechtsbescherming bij gemeentelijke administratieve sancties, Gent, Larcier, 2015, 117-118.

27 Deze laatste is onder meer verankerd in artikel 2 Vierde Aanvullend Protocol bij het EVRM, waardoor de burger kan weten welke gedraging strafbaar is en zijn gedrag daaraan kan aanpassen. Cf. L. TODTS, “Het gemeentelijk plaatsverbod: een eerste verkenning en toetsing aan het fundamentele recht op persoonlijke bewegingsvrijheid”, in TBP, 2015, 8, 432-448.

28 Zie ook I. OPDEBEEK, “De hoorplicht”, in I. OPDEBEEK en M. VAN DAMME (eds.), Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Brugge, Die Keure, 2006, p. 235-278; K. MAN, “De hoorplicht als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur”, Jura Falconis, 2005-2006, 103.

29 Zie ook D. MAREEN, “De materie¨le motiveringsplicht of de motieven van de handeling”, in L. VENY en N. DE VOS (eds.), Gemeentelijke Administratieve Sancties, Brugge, Vanden Broele, 2005, 165-181; D. MAREEN, “Het motiveringsbeginsel”, in I. OPDEBEEK en M. VAN DAMME (eds.), Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Brugge, Die Keure, 2006, 131-173.

30 EHRM, 4 maart 2004, Silverster’s Horeca Service t. Belgie¨; GwH, 7 december 1999, nr. 128/99, B.15; GwH, 12 juni 2002, nr. 96/2002, B.4.1 tot B.4.3; GwH, 6 november 2002, nr. 157/2002, B.13; GwH, 16 juni 2004, nr. 105/2004, B.7.3; GwH, 15 mei 2008, nr. 79/2008, B.6.2.

31 De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Grondwettelijk Hof is hierover evenwel niet altijd eenduidig.

Zie onder meer EHRM, 23 juli 2002, Janosevic t. Zweden, nr. 34619/97 en Va¨steberga Taxi Aktiebolag and Vuli t. Zweden, nr. 36985/

97. Zie ook GwH, 7 december 1999, nr. 128/99, B.15 en GwH, 6 december 2000, nr. 127/2000, B.14.3.

(8)

leggen.32 Er was geen sprake van een duidelijk wettelijk kader met vermelding van specifieke procedurestappen voor het opleggen van dit plaatsverbod.

De – ons inziens terechte – vraag kon worden gesteld of er u¨berhaupt een voldoende wettelijke basis was voor zo’n vergaande maatregel. Daarnaast speelde nog een belangrijke juridische vraag, met name of een plaats- verbod een preventief dan wel een sanctionerend karak- ter heeft en dus als een maatregel of een straf be- schouwd moet worden.

Zoals eerder aangehaald, is de bestuurlijke politie- bevoegdheid van de gemeenten gericht op de handha- ving van de openbare orde en veiligheid. De besluiten en reglementen die de gemeentelijke organen in uitvoering hiervan kunnen nemen, lijken in beginsel eerder een pre- ventief en geen sanctionerend karakter te hebben.33 Bovendien kan men, in het licht van de Grondwet, aan deze besluiten en reglementen geen vrijheidsbenemend karakter geven. Iedere vorm van vrijheidsbeneming kan, aldus artikel 12, derde lid GW immers enkel door de rechter opgelegd worden.34 Door het benadrukken van het preventieve karakter van het straatverbod hoopte men uit het vaarwater van deze grondwetsbepaling te kunnen blijven.

Daarbij speelde ook de vaststelling dat de gemeenteraad slechts beperkte bevoegdheden, opgesomd in de

Nieuwe Gemeentewet, heeft om sancties op te leggen voor overtredingen van haar besluiten en reglementen en dat het plaatsverbod in die lijst ontbreekt. Die situatie verklaarde waarom volgens sommigen enkel plaats was voor een preventief verbod en niet voor een sanctione- rend administratief verbod.

Een concrete illustratie van deze complexe juridische si- tuatie, kon men vinden in de bestuurspraktijk. De stad Antwerpen nam in 2005 een straatverbod op in de ste- delijke politiecodex.35Door de gekozen bewoordingen in artikel 291 van deze politiecodex kwam het plaatsverbod duidelijk naar voor als een echte sanctie, en niet zozeer als een louter preventieve maatregel. De Code maakte het straatverbod afhankelijk van het plegen van inbreu- kenop artikelen uit dezelfde Code. Problematisch hierbij is evenwel dat de gemeenteraad bij de keuze van admi- nistratieve sancties enkel beschikt over de administra- tieve sancties voorzien zijn in het artikel 119bis NGW en dat artikel voorzag niet in de mogelijkheid tot het opleg- gen van het straatverbod.36De gemeenteraad heeft geen algemene bevoegdheid om los van deze bepaling zelf administratieve sancties op te leggen voor inbreuken op haar reglementen. De Antwerpse Code van gemeente- lijke politiereglementen werd om die reden aangevochten bij de Raad van State.

De Raad van State stelde in het arrest 197.212 van 23 oktober 2009 dat het opleggen van het administratief straatverbod in de Code van gemeentelijke politieregle-

32 Zie ook Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, “Evaluatie nieuwe GAS-wet”, www.vvsg.be/veiligheid (geraadpleegd op 20 november 2015).

33 S. LIERMAN et al., Enkele recente ontwikkelingen, 72.

34 “Behalve bij ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uren”; Zie ook L. VENY, B. WARNEZ en P. GOES, “De nieuwe lokale bestuurlijke politie: meer recht(vaardigheid)?”, in CDPK, 2013, 434-464 (hierna: L. VENY et al., De nieuwe lokale bestuurlijke politie).

35 Art. 291 van de Code van gemeentelijke politiereglementen van de stad Antwerpen, gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 17 mei 2005, stelde: “§1.- Onverminderd zijn prerogatieven kan de burgemeester bij gemotiveerd besluit aan die personen die herhaaldelijk de openbare orde ernstig verstoren of zware overlast veroorzaken in dezelfde omgeving, verbieden e´e´n of verscheidene straten te betreden of er te vertoeven gedurende een door hem te bepalen termijn die 8 dagen niet mag overschrijden.

§2.- Dit verbod kan slechts opgelegd worden na herhaaldelijke vaststellingen en een mondelinge en een schriftelijke verwittiging dat inbreuken zoals in paragraaf 1 vermeld, begaan werden en een straatverbod overwogen wordt. Het straatverbod kan slechts opgelegd worden hetzij bij aangetekend schrijven, hetzij door overhandiging tegen ontvangstbewijs, hetzij bij deurwaarders- exploot. De betrokkene wordt de mogelijkheid geboden om vooraf gehoord te worden in zijn middelen van verdediging.

§3.- In geval van herhaling, zoals omschreven in artikel 332 § 1 van dit reglement, bedraagt de maximumtermijn 14 dagen.

§4.- In geval van nieuwe herhaling, zoals omschreven in artikel 332 § 2, bedraagt de maximumtermijn 1 maand.

§5.- Indien de persoon aan wie de burgemeester dergelijk verbod heeft opgelegd, in de aangewezen straat een aantoonbaar belang heeft om ze te betreden of er te vertoeven, dan kan deze de burgemeester bij gemotiveerde vraag verzoeken het verbod in tijd en plaats te beperken.

§6.- De burgemeester kan dergelijk verbod niet opleggen aan personen die, blijkens het bevolkings- of vreemdelingenregister, in de aangewezen straat zijn ingeschreven. §7.- Personen die zich niet houden aan het door de burgemeester opgelegde straatverbod, worden gestraft met een administratieve geldboete zoals in artikel 331 e.v. van dit reglement voorzien.”

36 De gemeenteraad wist dit maar was van oordeel dat het straatverbod, zoals dat in de Code van gemeentelijke politiereglementen was opgenomen, een administratieve maatregel vormde die door de burgemeester opgelegd kon worden op basis van zijn algemene politie- bevoegdheid uit artikel 133 NGW juncto artikel 135 NGW.

RECHTSLEER

DOCTRINE

(9)

menten afhankelijk werd gesteld van de vaststelling van een overtreding op die Code.37 Het straatverbod was ingebed in een context van bestraffende maatregelen als alternatief voor een strafrechtelijke aanpak. Bovendien zag de Raad ook problemen met de voormelde waarbor- gen inzake rechtsbescherming (onder meer inzake de duur van het plaatsverbod), waarop ook vernietiging van dit deel van het reglement volgde.38

Het belang van dit arrest van oktober 2009 is drievoudig.

Primo, is er de verduidelijking van het onderscheid tus- sen administratieve maatregelen en administratieve sanc- ties en de mogelijke samenloop van beiden. Volgens de Raad van State heeft het plaatsverbod een hybride ka- rakter: “het feit dat een maatregel een belastend karakter heeft en alzo ‘een zeker leedtoevoegend resultaat heeft’

niet belet dat hij nochtans geen straf is[,dat] evengoed echter (…) het feit dat een maatregel een preventief ka- rakter heeft niet uit(sluit) dat hij toch als een sanctie wordt gekwalificeerd (en dat) een sanctie (…) nu eenmaal ook een preventieve doelstelling[heeft].”

Secundo, identificeert de Raad van State een aantal cri- teria die relevant zijn bij de beoordeling van de kwalifica- tie van een plaatsverbod. Een administratieve sanctie, aldus de Raad, reageert tegen wat als een overtreding wordt gezien.39 Specifiek eigen aan de administratieve sanctie is dat ze wordt opgelegd wegens een overtre- ding, aan de overtreder.40Een administratieve of bestuur- lijke maatregel beoogt dan weer de orde en rust te hand- haven. Een overtreding is niet vereist, het volstaat dat er sprake is van een risico of een gevaar, aldus de Raad van State.41Het beveiligend en preventieve aspect moet van doorslaggevend belang zijn. De preventieve maatre- gel die erin bestaat om de individuele vrijheid te beknot-

ten, dient wel te voldoen aan de proportionaliteitsvereiste, inzonderheid wat de tijdsduur ervan betreft, en moet in verhouding staan tot de sociale verstoring die de maatre- gel beoogt te verhelpen.42

Tertio, is er de overweging over de legaliteitseis. Zoals reeds kort aangestipt waren sommige auteurs in het ver- leden reeds van oordeel dat een administratief plaats- verbod als sanctie uitdrukkelijk voorzien moet worden in de gemeentelijke politiereglementen en niet kan gesteund worden op een algemene wettelijke taakomschrijving.43 De Raad van State volgt deze analyse en stelt dat “[het]

straatverbod dat artikel 291 van de Code van gemeente- lijke politiereglementen invoert, beschouwd als een admi- nistratieve sanctie (…) die niet voorkomt in de opsom- ming van artikel 119bis, § 2, tweede lid, van de Nieuwe Gemeentewet en dan ook onwettig is”.44

3. Het plaatsverbod nieuwe stijl: artikel 134sexies NGW: bevoegdheid van de burgemeester e´n administratieve maatregel

Het hoger besproken arrest van de Raad van State van oktober 2009 lag, samen met enkele maatschappelijke incidenten (de verstoring van de openbare orde rondom een aantal recreatiedomeinen in 2011) aan de basis een artikel 134sexies in de Nieuwe Gemeentewet (ingevoegd via de Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeente- lijke administratieve sancties).45

Aanvankelijk werd daarvoor een aanknopingspunt ge- zocht met de regeling van het administratief stadion- verbod uit de Voetbalwet,46 maar uiteindelijk werden de voorstellen geı¨ntegreerd in een wetsontwerp betreffende

37 RvS, 23 oktober 2009, nr. 197.212; S. BRABANTS, “Het straatverbod in de Stad Antwerpen: (g)een doodlopende straat?”, in T. Gem., 2010/2, 136; G. GEUDENS, “Raad van State vernietigt Antwerps straatverbod”, in De Juristenkrant, 2010, afl. 202, 1.

38 Zie S. LIERMAN et al., Enkele recente ontwikkelingen, 73.

39 RvS, 23 oktober 2009, nr. 197.212: “[e]en cruciaal verschil tussen administratieve sancties en bestuurlijke maatregelen die zuiver beogen de orde en rust te handhaven is dat een administratieve sanctie reageert tegen wat als een overtreding wordt gezien, in tegenstelling tot de voormelde bestuurlijke maatregelen, waarvoor geen overtreding vereist is maar een risico of een gevaar volstaat.”

40 Zoals eerder gesteld, zal aan de nauwkeurigheidsvereiste voldaan moeten zijn wanneer het plaatsverbod het karakter krijgt van een administratieve sanctie. Zie ook F. SCHRAM en J. LIEVENS, Gemeentelijke administratieve sancties. Een antwoord op overlast?, Vanden Broele, 2013, 184 (hierna: F. SCHRAM en J. LIEVENS, Gemeentelijke administratieve sancties).

41 In navolging van de bestuursrechtspraak van de Raad van State kan aangenomen worden dat hier louter naar de materie¨le en niet naar de morele openbare orde verwezen wordt. Zie ook E. WILLEMART, “De bestuurlijke sanctie in Belgie¨”, in X, Administratieve sancties in Belgie¨, Luxemburg en Nederland. Een vergelijkende studie, Brussel, Benelux, 2011; M. VOLS, “Gebiedsontzeggingen en het begrip openbare orde”; P.

DE HERT en K. MEERSSCHAUT, “De Belgische morele openbare orde beschermd. Vroeger was het vrijer”, R&R, 2007/3, 95-103.

42 Zie meer in detail F. SCHRAM en J. LIEVENS, Gemeentelijke administratieve sancties, 184.

43 L. VENY et al., De nieuwe lokale bestuurlijke politie, 434-464.

44 RvS, 23 oktober 2009, nr. 197.212, randnummer 14.

45 Merken we op dat de nieuwe wetgeving het resultaat was van een parlementair initiatief. De bevoegde minister was in 2011 zelf niet in de mogelijkheid om een initiatief te nemen en daarom berustte het initiatiefrecht bij het parlement dat daartoe een aantal wetsvoorstellen uitbracht.

46 Art. 13 Wet van 21 december 1998, ingevoegd door de Wet van 25 april 2007, BS, 8 mei 2007 (infra, sectie 7). Dit administratief

(10)

de gemeentelijke administratieve sancties, waarin dus ook een luik plaatsverbod werd opgenomen dat voorzag in een aanvulling van de Nieuwe Gemeentewet.47 Artikel 134sexies NGW laat de burgemeester toe om een tijdelijk plaatsverbodop te leggen van e´e´n maand, twee- maal hernieuwbaar, bij een verstoring van de openbare orde door individueel of collectief gedrag, of bij herhaalde overtredingen van de regelgeving en ordonnanties van de gemeenteraad, en dit op eenzelfde plek of bij soortge- lijke gebeurtenissen in de gemeente die een verstoring van de openbare orde met zich meebrengen (Art.

134sexies par. 1 NGW). De bepaling luidt als volgt:

Ҥ1. De burgemeester kan, in geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of col- lectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke in- breuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter ge- legenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, beslissen over te gaan tot een tijde- lijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuw- baar, jegens de dader of de daders van deze gedra- gingen.

§2. Onder « tijdelijk plaatsverbod » wordt verstaan het verbod binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een ge- meente, zonder evenwel het geheel van het grondge- bied te beslaan. Worden beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstel- ling van de overtreder.

§3. De in § 1 bedoelde beslissing moet aan de vol- gende voorwaarden voldoen :

1° met redenen omkleed zijn op basis van de hinder die verband houdt met de openbare orde;

2° bevestigd worden door het college van burgemees- ter en schepenen of het gemeentecollege, bij de eerst- volgende vergadering, na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadsman te hebben gehoord en nadat hij de mogelijkheid heeft gehad ter gelegen- heid hiervan zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk of mondeling te doen gelden, behalve indien hij, na te zijn uitgenodigd via een aangetekende brief, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren gebracht heeft voor zijn afwezigheid of zijn verhindering.

§4. De beslissing kan worden genomen, ofwel na een door de burgemeester betekende schriftelijke verwitti- ging die de dader of de daders van die gedragingen op de hoogte brengt van het feit dat een nieuwe in- breuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen aanleiding zal kunnen ge- ven tot een plaatsverbod, ofwel, met het oog op de ordehandhaving, zonder verwittiging.

§5. In geval van niet-naleving van het tijdelijk plaats- verbod, kan de dader of kunnen de daders van die gedragingen gestraft worden met een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties”

(Art. 134sexies NGW (nieuw)).

Met deze bepaling wordt gekozen voor de uitbreiding van het bevoegdheidspakket van de burgemeester (cf.

onze opmerking hoger over de stelselmatige uitbreiding van algemene bestuurlijke politiebevoegdheid van de bur- gemeester). Het had ook anders gekund. Zo werd in het parlement voorgesteld om de beslissing tot het opleggen van het plaatsverbod uit handen te nemen van de burge- meester en in handen te geven van een gemeentelijk sanctionerend ambtenaar of het college van burgemees- ter en schepenen.48

Bij de uiteindelijke redactie van het artikel 134sexies

stadionverbod uit de Voetbalwet kan bestaan uit het verbod om het stadion en, eventueel aanvullend, een perimeter rond dit stadion te betreden. Een ambtenaar kan een administratief stadionverbod opleggen wanneer de weigering om het stadion te betreden overtreden wordt of wanneer de betrokkene de veiligheid van toeschouwers of met voorwerpen kan bedreigen.

47 Zie Kamer-53, doc.nr. 2131/001, Wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid van een plaatsverbod als gemeentelijke administratieve sanctie; Kamer-53, doc.nr. 2210/001, Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, wat de administratieve sancties betreft; Senaat-53, doc.nr. 5-900/1, Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, inzake straffen en administratieve sancties.

48 In de wetsvoorstellen van 29 maart 2012 en 24 mei 2012 beoogden een aantal parlementsleden een vijfde puntje toe te voegen aan het toen nog bestaande artikel 119bis par. 2, tweede lid Nieuwe Gemeentewet (Kamer-53, doc.nr. 2131/001, Wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid van een plaatsverbod als gemeentelijke administratieve sanctie; Kamer-53, doc.nr. 2210/001, Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, wat de administratieve sancties betreft). Dat artikel gaf een opsomming van de administra- tieve sancties die de sanctionerend ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen kan opleggen bij een overtreding van de

RECHTSLEER

DOCTRINE

(11)

NGW oordeelde de wetgever dat dit administratief plaatsverbod een bevoegdheid van de burgemeester zou worden e´n het karakter van een administratieve maatre- gel zou krijgen. Het ging volgens de minister niet om een sanctie, omdat het een maatregel betreft die moet strij- den tegen de verstoring van de openbare orde.49Om de preventieve aard van de maatregel te benadrukken, moet de dader van de maatregel het voorwerp uitmaken van een voorafgaande verwittiging – tenzij dat niet mogelijk is met het oog op de ordehandhaving – en moet de burge- meester zich in elk individueel geval ervan vergewissen of het gedrag van betrokkene zodanig is dat het opleggen van een tijdelijk plaatsverbod zich opdringt omwille van redenen van openbare ordehandhaving.50

Helemaal overtuigend is de redenering niet. Artikel 134sexies par. 1 NGW laat het plaatsverbod toe bij een verstoring van de openbare orde of bij herhaalde overtre- dingen van de regelgeving en ordonnanties van de ge- meenteraad. Dit laatste leidde tot bedenkingen van de Raad van State bij de kwalificatie als een administratieve maatregel.51

4. Het artikel 134sexies

NGW-plaatsverbod: toepassingsgebied en procedure

Algemeen

De burgemeester blijft, zoals reeds aangestipt, de spil- figuur in de nieuwe procedure. Hij neemt de beslissing om over te gaan tot een tijdelijk plaatsverbod nieuwe stijl.

In die zin vult het artikel 134sexies NGW het rijtje met specifieke politiebevoegdheden van de burgemeester in de NGW aan, een opsomming die de voorbije jaren steeds langer werd. Alvorens de burgemeester zijn be- slissing neemt, moet hij zich ervan vergewissen dat de voorwaarden van dit artikel vervuld zijn. Het artikel ver- meldt wie de beslissing tot een plaatsverbod kan nemen, welke duurtijd het plaatsverbod kan krijgen en aan wie het opgelegd kan worden (Art. 134sexies par. 1 NGW), wat eronder verstaan moet worden (Art. 134sexies par. 2 NGW), welke voorwaarden en procedure gerespecteerd worden bij het nemen van de beslissing (Art. 134sexies par. 3 en 4 NGW) en wat de sanctie is bij niet-naleving ervan (Art. 134sexies par. 5 NGW).

Materieel toepassingsgebied (eerste voorwaarde) Het plaatsverbod kan, aldus art. 134sexies par. 1 NGW, toegepast worden bij ordeverstoringen veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen e´n bij herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen.

Anders gesteld, mag het plaatsverbod toegepast worden bij een enkele verstoring van de openbare orde versto- ringof bij herhaaldelijke inbreuken op een politieverorde- ning die tot een verstoring van de openbare orde kunnen leiden.52

Op het eerste gezicht lijkt de sterke link tussen plaats- verboden en ordeverstoringen aanvaardbaar. Toch is het maar de vraag of een plaatsverbod de beste oplossing

gemeentelijke politieverordening. De parlementsleden kozen er in beide voorstellen uitdrukkelijk voor om het plaatsverbod het karakter van een administratieve sanctie te geven en gaven de bevoegdheid tot het opleggen daarvan in handen van een door de gemeenteraad aangewezen sanctionerend ambtenaar. In het wetsvoorstel van 25 maart 2011 werd dezelfde redenering gevolgd, met dat verschil dat de bevoegdheid voor het opleggen daarvan in handen werd gegeven van het college van burgemeester en schepenen, omdat dit tot een optimalisering van de democratische controle zou leiden (Senaat-53, doc.nr. 5-900/1, Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, inzake straffen en administratieve sancties). Het plaatsverbod zou in de drie wetsvoorstellen ook een beperking in de tijd krijgen en beperkt blijven tot maximum 3 maanden. In een eerste versie van het wetsontwerp dat moest leiden tot de Wet van 24 juni 2013 volgde de minister de filosofie uit de eerste twee wetsvoorstellen en werd het plaatsverbod nog als een administratieve sanctie aanzien, die door de sanctionerend ambtenaar opgelegd zou worden en dus niet toegevoegd aan de bestuurlijke politiebevoegdheid van de burgemeester. Omdat gevreesd werd dat deze procedure de mogelijkheid zou ontnemen van de burgemeester om het plaatsverbod alsnog bij wijze van administratieve maatregel op te leggen, besloot de minister in een latere fase dan toch om de bevoegdheid tot het opleggen in handen te laten van de burgemeester, maar nog steeds onder de vorm van een administratieve sanctie. Omdat het wetsontwerp daardoor aan samenhang zou verliezen, werd er voor gekozen om de procedure voor het opleggen van het plaatsverbod in een apart artikel te vermelden.

49 Kamer-53, doc.nr. 2712/001, Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.

50 F. SCHRAM en J. LIEVENS, Gemeentelijke administratieve sancties, 184.

51 RvS, advies 28 januari 2013, Kamer-53, doc.nr. 2712/001, Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. Daarbij verwees men naar de gemaakte onderscheiden in het reeds besproken arrest 197.212 van 23 oktober 2009 van de Raad van State.

52 Het administratief plaatsverbod krijgt geen bewarend of beveiligend karakter in afwachting van een bestuurlijke of gerechtelijke beslis- sing, maar wordt toegepast als een administratieve maatregel bij een verstoring van de openbare orde. Zie ook RvS, advies 28 januari 2013, Kamer-53, doc.nr. 2712/001, Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. De Raad van State merkt op dat: “Het louter beveiligende aspect van het ‘tijdelijk plaatsverbod’ ontbreekt weliswaar niet in de voorliggende bepaling, maar is niet van doorslaggevend belang omdat het preventief aspect ervan niet duidelijk blijkt.”

(12)

kan bieden wanneer een verstoring van de openbare orde een dringende maatregel vereist. Wellicht kan in dat geval meer heil gevonden worden in andere – en moge- lijks meer effectieve – maatregelen. De politiediensten kunnen immers overgaan tot het uiteendrijven van sa- menscholingen die de uitvoering van de wet, van een politieverordening of een politiemaatregel verhinderen, onder voorwaarde om daarvan zo spoedig mogelijk ken- nis te geven aan de burgemeester en de korpschef van de lokale politie (Art. 22, tweede lid, 4° Wet op het Politie- ambt). De politiediensten kunnen daarnaast in geval van volstrekte noodzaak overgaan tot de bestuurlijke aan- houding van personen die de openbare rust verstoren, al dan niet in het kader van een samenscholing (Art. 31 Wet op het Politieambt).53

Art. 134sexies par. 1 NGW spreekt van ordeverstoringen en herhaaldelijke inbreuken op een politieverordening die overlast met zich mee kunnen brengen. Deze tweede hypothese is niet helemaal duidelijk. Het begrip (open- bare) overlast maakt immers inherent deel uit van het begrip openbare orde en werd door de wetgever gedefi- nieerd als “voornamelijk individuele, materiele gedragin- gen die het harmonieuze verloop van de menselijke acti- viteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kun- nen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt. Openbare overlast kan dan ook beschouwd worden als lichte vormen van verstoring van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijk- heid”.54 Men zou bijgevolg kunnen stellen dat een in- breuk op de politieverordening die op zichzelf als overlast beschouwd kan worden, maar door het herhaaldelijke voorkomen ervan dermate storend is dat ze neigt tot een verstoring van de openbare orde eveneens aanleiding kan geven tot het opleggen van een plaatsverbod.

Als voorbeeld kan men verwijzen naar het herhaaldelijk veroorzaken van (nacht)lawaai. Het plaatsverbod wordt

ook zinvol geacht als reactie op fenomenen als in het openbaar (herhaaldelijk) bedelen, tippelen of prostitueren of het gebruik van alcoholhoudende of verdovende mid- delen. Op zichzelf kunnen deze fenomenen – indien ze geen directe aanleiding geven tot een openbare orde verstoring – moeilijk aanleiding tot een plaatsverbod, door hun herhaaldelijk karakter kan dat wel het geval zijn.55 We betwijfelen of hiermee ook de wortels van de achter- liggende problematiek worden aangepakt, een plaats- verbod lijkt het probleem enkel te verschuiven naar een andere plaats. Andere middelen, zoals een bestuurlijke inbeslagname van voorwerpen en een onmiddellijke be- taling ten aanzien van een meerderjarige buitenlandse overtreder die een inbreuk pleegt op de politieverorde- ning, kunnen effectiever zijn.56

Het Grondwettelijk Hof volgt deze ruime interpretatie. Het plaatsverbod krijgt de kwalificatie van een maatregel. Het doel ervan is niet om de dader(s) van een overtreding te sanctioneren, maar wel om op te treden bij een open- bare orde verstoring.57 Dat sluit niet uit dat het plaats- verbod toegepast kan worden wanneer bepaalde vor- men van overlast door hun herhaaldelijk karakter neigen tot een verstoring van de openbare orde. Ze hebben in dat geval tot doel om de gemeente te beveiligen tegen toekomstige ordeverstoringen. De toetsing in de praktijk wordt overgelaten aan de Raad van State (infra, sectie 5), behoudens de toepassing van artikel 159 GW.

Toepassing in de tijd (tweede voorwaarde)

Het plaatsverbod kan opgelegd worden aan de dader(s) van de ordeverstoringen voor een periode van e´e´n maand en is tweemaal hernieuwbaar (Art. 134sexies par.

1 NGW).

Het is niet duidelijk hoe we deze tijdsbepaling dienen te interpreteren.58 Meer bepaald stelt zich de vraag of er controle mogelijk is op de specifieke periode die door de

53 Zie ook P. DE HERT en G. PYL, “De wet op het politieambt en de grondrechtelijke legaliteitseis. Is er sprake van veroudering, onvolledigheid of onnauwkeurigheid?”, in Vigiles, 2013/5 en 2014/1-2, 67-69.

54 Ministerie¨le Omzendbrief van 22 juli 2014 waarbij uitleg verschaft wordt bij de nieuwe regelgeving aangaande de gemeentelijke administratieve sancties, randnummer 3, BS, 8 augustus 2014. Ministerie¨le Omzendbrief OOP-bis van 3 januari 2005, BS, 20 januari 2005.

55 Zie het standpunt van N. JAMAR en P. HERBOTS, “Bedelarij en exploitatie”, in NJW, 2006/136, 98-109. Deze auteurs gaan ook in op het historisch kader en stellen vast dat de territoriale beperking van bedelarij al in de 16eeeuw werd voorzien. Een ordonnantie van de stad Gent van 14 februari 1540 verbood het bedelen voor de huizen, kerken, kloosters of godsdiensthuizen; M. NIHOUL en F.-X. BARCENA,

“Le re`glement communal de la mendicite´ incivile”, in Rev.D.Comm., 2015/1, 2-9.

56 M. NIHOUL en F.-X. BARCENA, “Le re`glement communal de la mendicite´ incivile”, in Rev.D.Comm., 2015/1, 2-9; De strikte toepassingsvoorwaarden van de procedure onmiddellijke betaling bemoeilijken evenwel de toepassing van deze procedure. Bovendien zijn geen (dwang)middelen mogelijk wanneer betrokkene niet wenst in te gaan op het voorstel tot onmiddellijke betaling. Zie hiertoe artikel 34-42 GAS-wet (Wet van 24 juni 2013, BS, 1 juli 2013).

57 GwH, 23 april 2015, nr.2015-044, B.57.5.

58 Zie ook R. ANDERSEN, “La loi du 24 juin 2013 relative aux sanctions administratives communales”, in Rev.Dr.Comm., 2014/22, p. 2-9.

RECHTSLEER

DOCTRINE

(13)

burgemeester wordt opgelegd. Uit eerdere rechtspraak van de Raad van State kunnen we afleiden dat het op- leggen van een sluitingsmaatregel die de maximaal toe- gelaten periode benadert kennelijk onevenredig kan voor- komen, wat aanleiding kan geven tot de onregelmatig- heid van het besluit burgemeester.59 De discretionaire bevoegdheid van de burgemeester kan bovendien be- perkt worden op het vlak van de sluitingstermijn, wan- neer de specifieke voorwaarden van een artikel daarin voorzien.60

Naar onze mening dient deze interpretatie ook in het geval van het plaatsverbod gevolgd te worden. Het plaatsverbod mag niet langer duren dan hetgeen nood- zakelijk is om de verstoring van de openbare orde tegen te gaan.61

Wanneer het plaatsverbod wordt opgelegd naar aanlei- ding van een openbare orde verstoring, lijkt het niet de bedoeling te zijn van de wetgever om het plaatsverbod steeds te hernieuwen. Dat zou immers aan het plaats- verbod een (quasi-)permanent karakter kunnen geven en de dringende noodzaak ervan niet langer kunnen verant- woorden. De termijn van het plaatsverbod dient evenre- dig te zijn met de verstoring van de openbare orde en kan dus niet langer duren dan strikt noodzakelijk is. Het nemen van een politiemaatregel door de burgemeester doet geen recht ontstaan op het behoud ervan. Bevolen maatregelen kunnen altijd ingetrokken of gewijzigd wor- den in functie van veranderende omstandigheden.62 Bij- gevolg zou de burgemeester kunnen besluiten om een opgelegd plaatsverbod van e´e´n maand aan te passen in functie van de concrete dreiging voor de openbare orde.

Deze termijn is immers een maximumtermijn.63Ook een hernieuwing van het plaatsverbod zal slechts uitzonderlijk kunnen voorkomen. Het lijkt ons in dat geval noodzakelijk dat de datum van de hernieuwing onmiddellijk aansluit op de datum van het aflopen van een eerder verbod.

Wanneer het plaatsverbod wordt opgelegd naar aanlei- ding van een herhaaldelijke inbreuk op de politieverorde- ning, die op zichzelf overlast vormt maar door het her-

haaldelijke karakter neigt tot een (quasi-)permanente ver- storing van de openbare orde, lijkt het ons niet noodzakelijk dat de datum van de hernieuwing onmiddel- lijk aansluit op de datum van het aflopen van een eerder verbod. Het betreft immers een plaatsverbod als reactie op een inbreuk. Daardoor wordt het karakter van maatre- gel deels ontnomen aan het plaatsverbod en verdwijnt ook de vereiste van de dringende noodzaak. Er kan dus enige tijd zitten tussen het aflopen van een eerder verbod en het aanvangen van een nieuw verbod. De vraag is maar hoe lang die termijn mag zijn. Een termijn van 24 maanden lijkt ons in ieder geval te lang voor een hernieu- wing van het plaatsverbod en zal weinig kans hebben om een toetsing door de Raad van State te doorstaan.64 Toepassing op de persoon (derde voorwaarde) Het plaatsverbod kan toegepast worden op elk individu of elke groep die de openbare orde verstoort op een publiek toegankelijke plaatsin de gemeente of herhaalde- lijke inbreuken pleegt op de gemeentelijke reglementen en verordeningen (Art. 134sexies par. 1 NGW).

De toepassing van deze bepaling is niet beperkt tot een meerderjarige dader(s). De nood aan rechtsbescherming bij een maatregel van bestuurlijke politie moet immers onderscheiden worden van het bijzondere beschermingsregime dat een minderjarige dader(s) vol- gens de strafwetgeving geniet.65 Hiermee bouwen we verder op de redenering dat het plaatsverbod als vrijheidsbeperkende maatregel moet onderscheiden wor- den een vrijheidsberovende straf (supra, sectie 1). Moeilij- ker wordt het wanneer de burgemeester overweegt om de dader(s) van een ordeverstoring een plaatsverbod op te leggen, wanneer hij op dat moment reeds het voor- werp uitmaakt van een voorlopige maatregel door de onderzoeksrechter. We gaan verder in deze bijdrage die- per in op dit specifieke geval (infra, sectie 6).

De toepassing kan betrekking hebben op e´e´n of meer daders van een openbare orde verstoring. Een beperking van de grootte van deze groep geeft de wetgever niet.

“(…) que le texte tel qu’il est re´dige´, contient un certain nombre d’impre´cisions. Ainsi, l’interdiction temporaire de lieu est susceptible d’eˆtre renouvele´e, mais sans que soient pre´cise´es les circonstances dans lesquelles ce renouvellement peut avoir lieu et pour quelles raisons il est limite´ a` deux fois”.

59 RvS, 16 september 1999, nr. 82.276.

60 Zie hiertoe het arrest bvba HOREX, RvS, 6 september 1999, nr. 82.188; RvS, 19 juli 2004, nr. 134.006..

61 GwH, 23 april 2015, nr.2015-044, B.57.6.

62 A. VANDENDRIESSCHE, “De algemene administratieve politie op gemeentelijk vlak in de rechtspraak van de Raad van State”, in T.Gem.,2001/14, 165-188.

63 GwH, 23 april 2015, nr. 2015-044, B.57.6.

64 Merk op dat artikel 7 van de GAS-wet (Wet van 24 juni 2013, BS, 1 juli 2013) het begrip herhaling definieert als de situatie waarin “de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk”.

65 Het Grondwettelijk Hof stelde in haar arrest nr.2015-044 van 23 april 2015 dat deze mogelijkheid bestaat onverminderd de eventuele toepassing van art. 37 par. 2bis, 7° Wet betreffende de jeugdbescherming (infra, sectie 5).

(14)

We menen evenwel dat een plaatsverbod niet het meest geschikte – en wellicht ook niet het meest efficie¨nte – middel is om een samenscholing of manifestatie te regu- leren. Preventief kan de gemeenteraad daartoe voor- waarden opnemen in een politieverordening, waaronder een voorafgaande melding- of vergunningplicht (Art.

119bis NGW), voor zover deze niet onevenredig zijn met het nagestreefde doel.66Bij een verstoring van de open- bare orde, kan de burgemeester bij hoogdringendheid zelf een straatverbod voorzien met een politieverordening (Art. 134, par. 1 NGW). De burgemeester zal in het be- sluit zeer duidelijk de gronden moeten uiteenzetten en verantwoorden waarom hij een samenscholing ver- biedt.67In het geval van strikte noodzaak kunnen de poli- tiediensten overgaan tot het uiteendrijven van samen- scholingen die de uitvoering van de wet, van een politie- verordening of een politiemaatregel verhinderen (Art. 22, tweede lid, 4° Wet op het Politieambt). De politiediensten kunnen daarnaast in geval van volstrekte noodzaak over- gaan tot de bestuurlijke aanhouding van personen die de openbare rust verstoren, al dan niet in het kader van een samenscholing (Art. 31 Wet op het Politieambt).68 Territoriaal toepassingsgebied (vierde voorwaarde) Het plaatsverbod beperkt zich tot het grondgebied van e´e´n gemeente, zonder het geheel van het grondgebied te beslaan. Het betreft het verbod om binnen te treden in e´e´n of meer duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald (Art.

134sexies par. 2 NGW).

Dat het plaatsverbod zich moet beperken tot het grond- gebied van e´e´n gemeente, sluit aan bij de territoriaal be- perkte beslissingsbevoegdheid van de gemeentelijke or- ganen. We herinneren er aan dat gemeenten op grond van artikel 135 NGW de openbare rust, veiligheid, zinde- lijkheid en gezondheid op de openbare wegen en open- bare plaatsen en in openbare gebouwen in de eigen ge-

meente waarborgen.

Bovenstaande houdt in dat aan het plaatsverbod princi- pieel geen ruchtbaarheid gegeven mag worden. Hoewel de wetgever het niet uitdrukkelijk in de wet heeft voor- zien, lijkt het niet nodig om het plaatsverbod in het regis- ter van administratieve sancties te vermelden (Art. 44 Wet van 24 juni 2013).69 Dit register kan nochtans een hulpmiddel vormen voor ieder bestuur of iedere beheer- der van een bepaalde plaats om na te gaan of een nieuwe maatregel of sanctie aangewezen is indien zich een nieuwe inbreuk gesteld heeft en kan een rol spelen bij het vaststellen van een eventuele herhaling.70 In dat geval kan een eerder opgelegd plaatsverbod immers her- nieuwd worden. Het plaatsverbod mag evenwel niet met- een in een register opgenomen worden, wanneer daarte- gen ratione temporis nog jurisdictioneel beroep open zou staan.71 Pas nadat de beslissing kracht van gewijsde kreeg, kan dit geregistreerd worden in het register. De oorspronkelijke idee van de wetgever om een nationaal register inzake het plaatsverbod op te stellen, kon niet op de goedkeuring rekenen van de Commissie ter Bescher- ming van de Persoonlijke Levenssfeer, omdat die be- ducht was voor een wilde onderlinge uitwisseling van gegevens over plaatsverboden door de gemeenten.72 Het register is enkel toegankelijk voor de sanctionerend ambtenaar van het desbetreffende bestuur, de politie- diensten in het kader van hun opdrachten en het open- baar ministerie in het kader van zijn opdrachten, voor zover die een kennisname van die informatie vereisen.73 De wetgever heeft de territoriale bevoegdheid op grond van artikel 135 NGW in het kader van het opleggen van het administratief plaatsverbod nog verder beperkt tot de plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn (Art.

134sexies par. 2 NGW). Dat zijn plaatsen die niet enkel toegankelijk zijn voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woon-

66 RvS, 18 mei 1999, nr. 80.282.

67 RvS, 3 april 2014, nr. 227.046.

68 Zie ook P. DE HERT en G. PYL, “De wet op het politieambt en de grondrechtelijke legaliteitseis. Is er sprake van veroudering, onvolledigheid of onnauwkeurigheid?”, in Vigiles, 2013/5 en 2014/1-2, 67-69.

69 GwH, 23 april 2015, nr.2015-044, B.57.3.

70 RvS, advies 28 januari 2013, Kamer-53, doc. nr. 53-2712/001, Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties stelt:

“(…) daar het desbetreffende bestand volgens (…) ‘bedoeld is om het beheer van de administratieve sancties te verzekeren’ en daar geen andere sanctie in het voorontwerp de vorm van een ‘verbodsbepaling’ aanneemt, kan daar alleen dit ‘tijdelijk plaatsverbod’ worden vermeld.”

71 RvS, advies 21 mei 2012, Kamer-53, doc.nr. 2131/002, Wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid van een plaatsverbod als gemeentelijke administratieve sanctie; RvS, advies 28 januari 2013, nr. 53-2712/001, Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke admini- stratieve sancties.

72 Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, advies nr. 04/2013; L. VENY et al., De nieuwe lokale bestuurlijke politie,

73 460.Zie ook art. 1 en art. 2 van het K.B. van 21 december 2013 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden betreffende het register van de gemeentelijke administratieve sancties (…), BS, 27 december 2013.

RECHTSLEER

DOCTRINE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Procesgericht werken met groepen betekent dat naast de taak, de agenda, waarrond de groep samen is, expliciet aandacht wordt besteed aan de individuele deelnemer, de interactie tussen

vergoeding van de verzekeraar te vragen, ook als het zeker was dat deze schade was veroorzaakt door bederf, wat normaal gezien niet verzekerd werd. 33 De betekenis van die

Aangezien Sp.a – Spirit enorm hoog scoorde is een terugval logisch, maar het is wel opvallend dat Patrick Janssens in 2006 het gros van de linkse kiezers achter zich

 Online Buurten verwijst naar geïntegreerde zorg waarbij organisaties over hun grenzen heen werken zodat ouderen kwalitatief langer thuis kunnen wonen in

Het ACP+ Project: Implementatie van het ACP+ programma ter ondersteuning van implementatie van vroegtijdige zorgplanning in woonzorgcentra.. Gilissen, Joni; Van den Block,

grafisch instrument leek het ons nuttig breder te verzamelen. Zo werden titels verzameld voor de hele Zuidelij ke Nederlanden. Uiteraard zijn de grenzen vaak

11.1 De Atlas Copco Belgium NV kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade bij gebruik van Materialen in omstandigheden die niet in overeenstemming zijn met de aanwijzingen

Recent onderzoek door Justin Colson naar de sociale topografie van laatmiddeleeuws Londen toont na- melijk aan dat economische infrastructuur en clustering van