• No results found

University of Groningen Gene-environment interactions on the course of Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) symptoms Brinksma, Djûke Maaike

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Gene-environment interactions on the course of Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) symptoms Brinksma, Djûke Maaike"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Gene-environment interactions on the course of Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder

(ADHD) symptoms

Brinksma, Djûke Maaike

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2018

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Brinksma, D. M. (2018). Gene-environment interactions on the course of Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) symptoms: From early into late adolescence. Rijksuniversiteit Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)
(3)
(4)

139

Achtergrond

Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD), in de volksmond ook wel ‘Alle Da-gen Heel Druk’ Da-genoemd. ADHD wordt gekenmerkt door een langdurig patroon van aandachtsproblemen en/of hyperactiviteit en impulsiviteit waarbij het individu in het dagelijks functioneren wordt belemmerd. Rusteloosheid, impulsiviteit, ongeconcen-treerd gedrag en bijbehorende problemen komen bij individuen in een continuüm van gradaties voor waarbij de diagnose ADHD is op te vatten als het uiterste eind van een continuüm.

Erfelijke aanleg en omgevingsfactoren spelen een rol bij het ontstaan van ADHD symptomen. De tegenstelling ‘aanleg versus omgeving’ is achterhaald en heeft plaats-gemaakt voor het denken in termen van samenhang en interacties tussen aanleg en omgeving. Genen en omgeving beïnvloeden elkaar: soms heeft een bepaalde omge-vingsfactor alleen invloed wanneer men een bepaald gen heeft. Dit staat bekend als gen-omgevingsinteracties (G×E). Als er geen rekening wordt gehouden met deze gene-tische verschillen tussen mensen kan dit een vertekend beeld geven van bijvoorbeeld de risicofactoren op ADHD symptomen. G×E kunnen een genuanceerder beeld geven van de rol van zowel genen als de omgevingsfactoren voor ADHD symptomen.

Hoewel het duidelijk is dat genen, omgeving en G×E oorzaken zijn van ADHD, is het ook belangrijk om te kijken of genen, omgevingsfactoren en G×E effecten onderscheid kunnen maken in het beloop van ADHD symptomen gedurende de adolescentie. Bij het merendeel van de individuen met ADHD symptomen af met de tijd, toch ervaart een deel nog steeds ADHD symptomen in de adolescentie en zelfs de volwassenheid. Het is belangrijk om te onderzoeken waarom ADHD symptomen persisteren bij sommige maar niet bij iedereen. Met name omdat ADHD in de volwassenheid is gerelateerd aan ernstige functionele beperkingen zoals werkeloosheid, psychiatrische comorbiditeit en interpersoonlijke problemen.

Onderzoek

Het doel van dit proefschrift is om meer inzicht te krijgen of genen, omgevingsfactoren en diens interacties een rol spelen bij het ontstaan en de ontwikkeling van ADHD-symptomen. Hoewel wetenschappelijk bewijs beschikbaar is dat deze bovengenoemde factoren mogelijk een rol spelen bij het ontstaan van ADHD, is tot op heden summier onderzoek gedaan naar de invloed op het lange termijn beloop van ADHD symptomen in de adolescentie. De nadruk ligt niet zozeer op verschillen tussen individuen met en zonder ADHD; in plaats daarvan onderzoeken we een bredere groep adolescenten die weinig of veel ADHD symptomen hebben. Uiteindelijk willen we weten waarom ADHD symptomen wel afnemen bij sommige individuen maar niet bij anderen en de rol van genen, omgevingsfactoren en diens (G×E’s). Dit kan belangrijke implicaties hebben voor de prognose en eventuele interventies voor individuen met ADHD.

(5)

140

Aan het onderzoek namen adolescenten en hun ouders van het TRAILS-onderzoek deel. TRAILS staat voor ‘Tracking Adolescents’ Individual Lives Survey’ en is een grootscha-lig nog lopend onderzoek waarin ruim 2700 adolescenten uit Noord-Nederland worden gevolgd vanaf hun 10e tot aan volwassenheid. Het doel van het TRAILS-onderzoek is het in kaart brengen van de geestelijke gezondheid vanaf het begin van de adolescentie tot aan de volwassenheid, van zowel psychopathologie als onderliggende kwetsbaarheden en omgevingsrisico’s. De deelnemers worden twee- tot driejaarlijks onderzocht. De onder-zoeken in dit proefschrift hebben voornamelijk betrekking op de eerste drie metingen (T1 t/m T3) van TRAILS. De leeftijd van de adolescenten loopt van gemiddeld 10 tot 18 jaar.

TRAILS bestaat uit twee parallel lopende cohorten: het populatie en het klinisch-verwezen cohort. Het eerste cohort is ruim vier keer zo groot en bestaat uit jonge adolescenten van vijf gemeenten in Noord-Nederland. Hoewel adolescenten in het klinisch verwezen cohort uit hetzelfde geografische gebied komen, bestaat dit cohort uit kinderen die ten minste één keer in hun leven doorverwezen zijn naar de kind- en jeugdpsychiatrie in Groningen. Op deze manier omvat de onderzoeksgroep het gehele spectrum van ADHD symptomen en is de statistische power groot genoeg om mogelijke G×E effecten waar te nemen.

Tijdens alle metingen zijn verschillende vragenlijsten afgenomen de en diens ouders/ verzorgers. Op basis van de vragenlijsten zijn onder andere de volgende variabelen gemeten die voor het proefschrift van belang zijn: ADHD symptomen en internaliserend en internaliserend probleemgedrag (adolescent vragenlijst, oudervragenlijst), pre- en perinatale factoren (oudervragenlijst), stressvolle gebeurtenissen (oudervragenlijst), perceptie van opvoeding en familie klimaat (adolescent vragenlijst), en schoolklimaat (adolescent vragenlijst). Daarnaast is er DNA geïsoleerd uit het bloed of wangslijmvlies van de adolescenten. In de hoofdstukken van dit proefschrift komen verschillende genetische risico’s (DRD4, DRD2, 5-HTTLPR, MAOA en COMT) aan bod waarvan bekend is dat ze een verhoogd risico op ADHD geven.

Resultaten per hoofdstuk

In Hoofdstuk 2 werd onderzocht of kandidaat genen van ADHD (DRD4, DRD2, 5-HTTLPR, MAOA en COMT), pre- en perinatale factoren (laag geboortegewicht, index van zwan-gerschaps- en bevallingsproblemen, en alcohol en roken tijdens de zwangerschap) en diens interacties gerelateerd waren aan het lange termijn beloop van ADHD symptomen tijdens de adolescentie. Hoewel geen hoofdeffect voor één van de kandidaat genen is vastgesteld, wel een hoofdeffect van een index van zwangerschaps- en bevallings-problemen op het beloop van ADHD symptomen werd gevonden: als de moeder van het kind veel zwangerschaps- en bevallingsproblemen had, was het gerelateerd aan hogere ADHD symptomen van het kind over de 3 tijdpunten. Tevens vonden we drie G×E interacties: adolescenten met de lange variant (LL-allel) van het polymorfisme in

(6)

141

het serotonine transporter gen, beter bekend als de 5-HTTLPR genotype, van wie de moeder rookte tijdens de zwangerschap of een hoge mate van zwangerschaps- en be-vallingsproblemen had, verhoogde ADHD symptomen, met name in de vroege adoles-centie. Dezelfde tendens was gevonden voor de interactie tussen het hebben van lage activiteit van MAOA gen en laag geboortegewicht. Deze bevindingen suggereren een leeftijdsafhankelijke rol van G×E op het lange termijn beloop van ADHD symptomen tijdens de adolescentie.

In Hoofdstuk 3 werd de interactie tussen drie kandidaat genen van ADHD (DRD4, 5-HT-TLPR en MAOA) en de perceptie van adolescenten over opvoeding (ouderlijke warmte, afwijzing en bescherming) onderzocht in relatie tot verschillende ADHD symptoom trajecten. Op basis van de data waren vier ADHD symptoom trajecten van elkaar te onderscheiden: laag stabiel, gematigd stabiel, hoog afnemend en persistent hoog. We vonden geen G×E effecten die de verschillende trajecten kon onderscheiden. Wel is er één effect gevonden van de perceptie van opvoeding, dus onafhankelijk van genetica. De perceptie van adolescenten over de ouderlijke afwijzing in de vroege adolescentie voorspelde tot welk ADHD symptoom traject een individu behoort: adolescenten met persistent hoge ADHD symptomen ervaren de meeste ouderlijke afwijzing. Desalniette-min laat dit onderzoek zien dat het belangrijk is voor preventie om aandacht te hebben voor het effect van ouderlijke afwijzing op ADHD symptoom trajecten.

In Hoofdstuk 4 stond de vraag centraal of bidirectionele associaties tussen ADHD symptomen en stressoren verschilden tussen deelnemers met de korte, middellange of lange variant van het 5-HTTLPR genotype. In deze associatie is gekeken naar verschil-lende types van stressoren: persoonlijke (afhankelijk van gedrag van de persoon) en om-gevingsstressoren (onafhankelijk van de persoon). Persoonlijke stressoren zouden meer onder invloed zijn van genetica in vergelijking met omgevingsgerelateerde stressoren. Wij vonden in onze studie dat de G×E tussen 5-HTTLPR en ADHD symptomen afhankelijk van zowel tijd als context: alleen voor individuen met de LL-allel in de latere fase van de adolescentie voorspelt ADHD symptomen meer persoonlijk-gerelateerde stressoren. Dit geeft aan dat het ervaren van persoonlijk gerelateerde stressoren niet alleen een kwestie van ‘bad luck’ is, maar wordt beïnvloed door een genetische kwetsbaarheid dat verschilt over de tijd.

In Hoofdstuk 5 is gebruik gemaakt van een geavanceerde statistische methode die ‘state’ (veranderlijk component) en ‘trait’ (stabiel kenmerk) van elkaar onderscheid. Via die weg vonden we dat stabiele associaties tussen ADHD symptomen en zowel het fami-lie als school klimaat: veel ADHD symptomen gaan gepaard met een mindere positieve familie en school klimaat. Verder vonden we causale effecten op het state niveau: ADHD symptomen van 11-jarigen voorspellen een minder positief familie klimaat op 13-jarige leeftijd terwijl een tegenovergesteld effect (ADHD symptomen leeftijd voorspellen

(7)

142

positief familie klimaat drie jaar later). We vonden geen G×E interacties op zowel het ‘state’ als het ‘trait’ niveau.

Algemene discussie

Dit proefschrift laat zien dat het lange termijn beloop van ADHD zeer complex is. Aange-toond is dat er geen één-op-één relatie tussen risicofactoren en het lange termijn beloop van ADHD tijdens de adolescentie lijkt te bestaan. De G×E resultaten zijn specifiek en hier kunnen lessen uit worden getrokken voor volgend onderzoek, waarbij de waarde van G×E onderzoek beter tot uiting komt dan in hedendaags onderzoek.

G×E in ontwikkeling

Het is belangrijk dat adolescenten worden onderzocht in de veranderlijke wereld waarin ze leven. Het is daarom nodig om het tijdsaspect te integreren binnen G×E onderzoek naar ADHD symptomen. Ten eerste is dit belangrijk omdat ADHD een ontwikkelings-stoornis is waarbij hetzelfde aantal symptomen van iemand van acht anders zijn dan bij iemand van vijftien jaar oud. Ten tweede, het belang van de omgeving verandert tijdens de adolescentie waarbij leeftijdsgenoten steeds belangrijker worden en ouders juist minder belangrijk. Deze ontwikkeling hebben we geïntegreerd in Hoofdstuk 5 hoewel we daar geen G×E effecten vonden, dit kan te maken hebben met de lange tijdsinter-vallen. Desalniettemin zou de erkenning van de ontwikkeling van de adolescenten en die toepassen op G×E onderzoek kunnen leiden tot hypothese gericht toetsen. Over het algemeen is het van belang dat onderzoekers rekening houden wanneer de G×E plaatsvindt die ze onderzoeken: leeftijdsspecifieke G×E zijn nodig om te kijken welke onderliggende mechanismen invloed hebben op het beloop van ADHD symptomen tijdens de adolescentie.

Naast erkenning van het ontwikkelingsperspectief in G×E ondezoek naar ADHD symp-tomen, is het ook van belang dat de manier waarop G×E onderzoek wordt gedaan zich doorontwikkeld. Het is belangrijk dat er aandacht komt voor 1) het gedetailleerd uit-vragen van de omgevingsvariabele; 2) het ontwikkelen van polygenetische risicoscore (d.w.z., de gewogen som van genetische risico varianten voor ADHD) waarbij rekening wordt gehouden met het onderliggende mechanisme van deze score ten behoeve van implicatie in G×E onderzoek, 3) de invloed van de bredere omgeving (zoals bijvoorbeeld school) wat maatschappelijke verantwoordelijkheid geeft. Door in de toekomst reke-ning te houden met bovengenoemde feiten, kan tegemoet kunnen gekomen worden aan enige kritiek die G×E onderzoek op dit moment ondervindt: geen hypothese gericht onderzoek, grote onderzoeksgroepen nodig.

(8)

143

Het fenotype ADHD als een uitkomst

In de toekomst is het ook noodzakelijk om het beloop van ADHD symptomen beter te onderzoeken om inconsistente resultaten te voorkomen. Het gaat dan niet om de voor- en nadelen van vragenlijsten ten opzichte van gestructureerde interviews, maar hoe ADHD is gedefinieerd over de tijd.

ADHD heeft, net als vele andere neuropsychiatrische aandoeningen, geen goed gede-finieerd fenotype. Hoewel pogingen zijn gedaan om een endofenotype (d.w.z., kenmerk van de genetische, biologische kwetsbaarheid) van ADHD te definiëren is ook hier nog veel interindividuele variabiliteit die het zoeken naar een etiologisch homogene groep van individuen met ADHD belemmert. Ook het gedragsprofiel van individuen is niet gelijk voor alle ADHD’ers. Aangezien we niet weten wat ADHD veroorzaakt, maar de ge-dragingen beter aan de oppervlakte liggen is het aan te raden om dit als uitgangspunt te nemen in onderzoek. Hoe dit gedrag wordt gemeten is nu van onderschikt belang, maar het is belangrijker om te kijken hoe ADHD symptomen worden meegenomen in data-analyses en te kijken wat onderzoekers nu daadwerkelijk onderzoeken.

Veel wetenschappelijke artikelen laten zien dat ADHD symptomen afnemen met leeftijd, toch is het de vraag of dit een daadwerkelijke daling is of dat de vragenlijsten/ interviews geen rekening houden met leeftijd. De vragenlijsten/interviews waarmee ADHD symptomen worden gemeten zijn vaak ontwikkeld voor kinderen, en wellicht minder voor adolescenten. Het ontbreken van een leeftijdsspecifieke vragenlijst voor ADHD kan de prevalentie van ADHD vertekenen. Tevens kan daardoor ook de geschatte erfelijkheid van ADHD kan hoger of lager liggen dan nu wordt gemeten. Specifieke leeftijdsafhankelijke vragenlijsten zijn dus nodig in de toekomst.

Buiten dat leeftijdsspecifieke vragenlijsten belangrijk zijn is het ook goed om te weten hoe deze vragenlijsten georganiseerd worden in onderzoek: als de data gecategoriseerd wordt wat is dan de juiste wijze? Er is literatuur die aangeeft dat de dimensies van hyper-activiteit/impulsiviteit aan de ene kant en inattentie beter inzicht geven in de onderlig-gende mechanismen van ADHD. Echter, ook deze symptomen veranderen over de tijd en het is mogelijk dat adolescenten eerst voornamelijk symptomen van hyperactiviteit/im-pulsiviteit laten zien en geen inattentie symptomen terwijl dat twee jaar later andersom is. Categorieën van symptomen zijn niet gelijk over tijd. Als alternatief kan men daarom groepen maken op basis van verschillende meetpunten over de tijd. Op deze manier is recent een nieuwe ADHD groep geïdentificeerd: de late-onset ADHD. Deze groep heeft geen symptomen tijdens de kinderjaren maar wél in de volwassenheid. Tussentijds kun-nen deze groepen ook veranderen (bijvoorbeeld, geen symptomen in de kindertijd, wel in de adolescentie maar weer niet in de volwassenheid) waardoor het belangrijk blijft om rekening te houden met het tijdaspect waarop de groepen zijn gebaseerd.

(9)

144

Belangrijkste conclusies

Per hoofdstuk

• De invloed van interacties tussen genen en perinatale factoren hebben invloed op het beloop van ADHD symptomen, met name tijdens de vroege adolescentie. Het G×E effect neemt af naarmate adolescenten ouder worden. (Hoofdstuk 2)

• Geen gen-omgevingsinteracties zijn gevonden tussen ADHD kandidaat genen (i.e., DRD4, 5-HTTLPR, en MAOA) en ervaren opvoedingsstijlen (bijvoorbeeld, beschermende, warmtevolle en afwijzende opvoeding). De afwijzing die jonge adolescenten ervaren voorspelde wel een traject van hoge ADHD symptomen over de gehele adolescentie. (Hoofdstuk 3)

• Adolescenten met hoge ADHD symptomen en het korte allele van het 5-HTTLPR geno-type hebben een grotere kans om persoonlijk-relateerde (bijvoorbeeld, afhankelijke) stress te ervaren in de latere fase van de adolescentie. (Hoofdstuk 4)

• Stabiel hoge niveaus van ADHD symptomen zijn geassocieerd met een verminderde positief familie- en schoolklimaat. Daarnaast voorspellen ADHD symptomen een minder positieve familieklimaat in de vroege adolescentie, terwijl twee jaar later een tegenovergesteld effect was gevonden, namelijk dat ADHD symptomen een positief familieklimaat voorspeld. (Hoofdstuk 5)

Algemene conclusies

• Genen, omgeving, tijd en diens interactie zijn belangrijk wanneer het beloop van ADHD symptomen tijdens de adolescentie wordt onderzocht, maar is enkel waardevol wanneer het goed is onderzocht en wat de werking is over tijd.

• Inconsistente bevindingen van genen, omgeving en diens interactie reflecteren dat een goed gedefinieerde beschrijving van ADHD noodzakelijk is waarbij rekening wordt gehouden met leeftijdsspecifieke kenmerken van ADHD.

• De adolescentie lijkt eerder een periode waarin individuen door hun ADHD symptom-en risico lopDe adolescentie lijkt eerder een periode waarin individuen door hun ADHD symptom-en op slechte ervaringDe adolescentie lijkt eerder een periode waarin individuen door hun ADHD symptom-en in hun omgeving (e.g., stress of hogere familie dysfunctie) dan dat er risicofactoren kunnen worden gevonden die ADHD symptomen beïnvloeden

(10)
(11)
(12)

147

In de vorige hoofstukken van mijn proefschrift die jullie (hopelijk) gelezen hebben is duidelijk geworden dat gen-omgevingsinteracties belangrijk zijn in relatie tot het lange termijn beloop van ADHD symptomen tijdens de adolescentie. Een andere belangrijke interactie, namelijk die tussen mijzelf en mijn omgeving mag niet vergeten worden. Zowel indirect als direct hebben velen mij geholpen mijn promotietraject te doorlopen.

Andrea, Pieter en Catharina, ik wil jullie alle drie bedanken voor de jarenlange

bege-leiding. Tijdens dit promotietraject heb ik van ieder van jullie veel mogen leren. Andrea, de mailtjes die ik soms diep in de nacht van jou kreeg zijn een illustratie welke plek we-tenschap in je leven inneemt. Bedankt voor je uitgebreide feedback waardoor het beste uit de papers kon worden gehaald. Pieter, je hebt veel ballen hoog te houden op onze afdeling maar ik kon op je tijd en kennis rekenen wanneer het nodig was. Catharina, hoewel we samen aan één paper intensief hebben gewerkt is mij duidelijk geworden dat naast je (statistische) kennis beschikt over een goed luisterend oor. Dat wordt door mij zeer gewaardeerd.

Ook wil ik alle co-auteurs bedanken. Annelies, Barbara en Jan: dankzij jullie kennis, kunde en tijd hebben we de artikelen naar een hoger plan kunnen tillen. Graag bedank ik hier ook de beoordelingscommissie voor de tijd en moeite die ze hebben genomen om dit proefschrift te lezen en te beoordelen: Barbara Franke, Menno Reijneveld en

Robert Vermeiren.

Lieve en vele (oud-)collega’s bij Accare: Anne, Anne-Flore, Anne-Marie, Annemiek,

Arianne, Eke, Ellen, Elly, Florianne, Halewijn, Huyn, Jessica, José, Judith, Lianne, Lotte, Marian, Marieke, Mariken, Marjan, Mark-Peter, Mascha, Monika, Natalie, Regina, Renée, Rianne, Sanne, Simone, Suzanne, Thaïra, Vera, Ynske en Yvonne. Het

was het altijd waard om 1uur in de trein te zitten om vervolgens op deze leuke, intere-sante, kundig en gezellige afdeling te werken. Naast een goede werksfeer mogen de lunches, fruitmomentjes en taarten niet vergeten worden. Bijzondere dank gaat uit naar mijn oud-kamergenoten Dennis en Mohammed van de mannenkamer. Het was altijd prettig om inhoudelijk met jullie te sparren en te zeuren als dat nodig was! Daarnaast wil ik speciaal Lizanne en Annabeth bedanken voor alle keren dat ik jullie kamer ben binnengestapt om mee te denken over oplossingen.

Het TRAILS team mag zeker niet vergeten worden! Ruim 1,5 jaar zat ik bij jullie in het Triade-gebouw en het was een fijne tijd. Het werk dat achter de schermen verzet wordt om adolescenten/ouders te bellen, interviews af te nemen en uit te werken, alles van ruim 10 jaar onderzoek goed te documenteren en het maken van geweldige TRAILS-magazines is ontzettend waardevol. Aukeline, Jantina, Laura, Marjan, Neeltje, en Tom Bedankt! Ook data-manager Dennis mag niet vergeten worden aan wie ik veel vroeg maar ook veel leerde.

(13)

148

Op dezelfde afdeling zat ook mijn de altijd leuke party-kamer waar ik ontzettend heb genoten. Dennis, Maurits, Vera en zeker ook Ella, het waren niet de verjaardagskalen-der, het (verstopte) FC Groningen shirtje, snoeppot, koektrommel of kerstversiering die het daar feestelijk maakten, dat waren jullie. Naast jullie passie voor wetenschap, hoop ik ook dat we vriendschap delen.

Ten slotte wil ik ook mijn collega’s bij de inspectie bedanken, met name Bas, Eline,

Ine, Mariëlle, en Sipko Jullie belangstelling voor mijn promotietraject stimuleerde mij

om naast mijn werk in Utrecht mijn promotie af te ronden.

Een jarenlange investering in de wetenschap was voor mij alleen maar mogelijk als ik soms mijn hoofd leeg kon maken. Een promotietraject vraagt niet alleen veel van de promovenda zelf, maar ook van haar directe omgeving. Lieve vrienden, ontzettend be-dankt voor het geduld dat jullie met mij hebben gehad en dat jullie plezierige afleiding boden wanneer het nodig was. Hoewel mijn vrienden mij allemaal even dierbaar zijn, wil ik Danique nog even in het zonnetje zetten. Wat hebben wij veel met elkaar gebeld, geappt en ook face-to-face met elkaar gesproken over alles wat er bij PhD-leven komt kijken! Bedankt voor je steun, opbeurende adviezen en hulp bij het schrijven. Ook was het heerlijk om als verdediger van SVI VR4 mijn energie (en soms ook frustratie) kwijt te kunnen.

Dat familie (én schoonfamilie) belangrijk was, dat wist ik al maar tijdens mijn pro-motietraject is me dat nog eens extra duidelijk geworden. Lieve papa en mama, van jongs af aan hebben jullie mij bijgebracht dat je alles uit jezelf moeten halen. Dat ik mag promoveren komt mede door deze levensles, maar niet te vergeten ook door jullie onvoorwaardelijke steun en liefde. En dan mijn broertjes Douwe en Tsjeard die af en toe in Zwolle bleven eten, door jullie enthousiasme voor voetbal en Wii Sports kon ik het werk soms goed relativeren.

Tot slot mijn lieve en geweldige Rick. Je bent er altijd voor me geweest tijdens dit promotietraject. En dan bedoel ik ook altijd! Niks was te veel en niks was te gek. Jouw liefde, humor, steun maar ook realiteitszin hebben mij enorm geholpen afgelopen jaren. Woorden schieten te kort, maar één blik is genoeg om jou te laten weten hoeveel ik van je hou♥

(14)
(15)
(16)

151

2018

- Elsenburg, L.K. (2018). Adverse life events and overweight in childhood,

adoles-cence and young adulthood. (Prof. A.C. Liefbroer)

- Van der Jagt-Jelsma, W. (2018). Religiosity and mental health in (pre-)adolescents. (Prof. J.K. Buitelaar & Dr. H. Klip)

2017

- Heininga, V.E. (2017). The happy, the sad, and the anhedonic: Towards

understand-ing altered reward function from a micro-level perspective? (Prof. A.J. Oldehinkel) 2016

- Veldman, K. (2016). Mental health from a life-course perspective. (Prof. U. Bultmann, & Prof. S.A. Reijneveld)

- Bonvanie, I.J. (2016). Functional somatic symptoms in adolescence and young

adulthood. (Prof. J.G.M. Rosmalen & Prof. A.J. Oldehinkel)

- Zandstra, A.R.E. (2016). Psychosocial adversity and adolescents’ mental health

problems. (Prof. J. Ormel)

- Roy, A. (2016). The development of depression in children and adolescents with

ADHD. (Prof. A.J. Oldehinkel)

- Smink, F.R.E. (2016). Through the looking glass. Epidemiological studies on eating

disorders in primary care and the community. (Prof. H.W. Hoek & Prof. A.J. Oldehinkel)

- Pattiselanno, K.L. (2016). At your own risk: The importance of group dynamics and

peer processes in adolescent peer groups for adolescents’ involvement in risk behaviors. (Prof. R. Veenstra & Prof. W.A.M. Vollebergh)

- Schäfer, J.M. (2016). Problem Behavior in Adolescence: Testing the influence of

stress reactivity, autoantibodies and methylation. (Prof. F.C. Verhulst & Prof. I.H.A.

Franken)

2015

- Van Hemel-Ruiter, M.E. (2015). Can’t take my eyes off of you. The role of cognitive

biases, reward sensitivity and executive control in adolescent substance use and abuse. (Prof. P.J. de Jong & Prof. R.W.H.J. Wiers)

- Van der Knaap, L.J. (2015). Epigenetics and adverse health outcomes. Silenced by

the past? (Prof. F.C. Verhulst & Prof. A.J. Oldehinkel)

- Booij, S.H. (2015). Dynamics of the human stress system in depression: A combined

population- and person-based approach to assess long-term changes and daily life fluctuations. (Prof. A.J. Oldehinkel & Prof. P. De Jonge)

(17)

152

- Bennik, E.C. (2015). Every cloud has a colored lining. The relation between

posi-tive and negaposi-tive affect and reactivity to posiposi-tive and negaposi-tive events. (Prof. A.J.

Oldehinkel & Prof. J. Ormel)

- Rüschoff, B. (2015). Peers in carreers:  Peer relationships in the transition from

school to work. (Prof. R. Veenstar & Prof. S.M. Lindenberg)

- Jeronimus, B.F. (2015). Environmental influences on neurotisicm: a  story about

emotional (in)stability. (Prof. J. Ormel & Prof. A.J. Oldehinkel)

- Stavrakakis, N. (2015). Physical activity and depressive symptoms. Is a healthy

body necessary for a healthy mind? (Prof. A.J. Oldehinkel & Prof. P. De Jonge)

- Langenhof, M.R. (2015). Living in a changing world. How early-life development

influences animal and human ability to cope with change. (Prof. J. Komdeur & Prof.

A.J. Oldehinkel)

2014

- Boelema, S.R. (2014). Alcolhol use in adolescence. A longitudinal study of its effect

on cognitive functioning. (Prof. W.A.M. Vollebergh)

- Visser, L. (2014). Early detection and prevention of adolescent alcohol use.

Parent-ing and psychosocial factors. (Prof. S.A. Reijneveld)

- Mathyssek, C.M. (2014). The development of anxiety symptoms in adolescents. (Prof. F.C. Verhulst)

2013

- Prince van Leeuwen, A.L. (2013). Blunt vulnerabilities. Identifying risks for

initia-tion and continued use of cannabis in a Dutch adolescent populainitia-tion. (Prof. A.C.

Huizink & Prof. F.C. Verhulst)

- Laceulle, O.M. (2013). Programming effects of adversity on adolescent adaptive

capacity. (Prof. J. Ormel & Prof. M.A.G. Van Aken)

- Vink, N.M. (2013). The role of stress in the etiology of asthma. (Prof. dr. H.M. Boezen, Prof. J.G.M. Rosmalen, & Prof. D.S. Postma)

- Griffith-Lendering, M.F.H. (2013). Cannabis use, cognitive functioning and

behav-iour problems. (Prof. H. Swaab)

- Marsman, H. (2013). HPA-axis, genes and environmental factors in relation to

externalizing behaviors. (Prof. J.K. Buitelaar) 2012

- Verboom, C.E. (2012). Depression and role functioning. Their relation during

ado-lescence and adulthood. (Prof. J. Ormel, Prof. W.A. Nolen, & Prof. B.W.J.H. Pennix)

- Jaspers, M. (2012). Prediction of psychosocial problems in adolescents: do early

(18)

153

- Ivanova, K.O. (2012). From parents to partners : the impact of family on romantic

relationships in adolescence and emerging adulthood. (Prof. M.C. Mills & Prof. R.

Veenstra)

2011

- Janssens, K.A.M. (2011). The etiology of functional somatic symptoms in

adoles-cents. A new perspective on lumping and splitting. (Prof. J.G.M. Rosmalen & Prof. A.J.

Oldehinkel)

- Wigman, J.T.W. (2011). Persistance of the extended psychosis phenotype in young

people: Link between vulnerability and clinical need. (Prof. W.A.M. Vollebergh & Prof.

J. Van Os)

- Bosch, N.M. (2011). Adolescents in stress: The ups and downs of the

psychophysi-ological stress response. (Prof. A.J. Oldehinkel & Prof. J. Ormel) 2010

- Sijtsema, J.J. (2010). Adolescent aggressive behavior - Status and stimulation goals

in relation to the peer context. (Prof. S. Lindenberg)

- Buschgens, C.J.M. (2010). It runs in the family – Early biological factors and family

environment in children with ADHD symptoms. (Prof. J.K. Buitelaar, & Prof. M.A.G.

Van Aken)

- Bakker, M.P. (2010). Stressful life events and adolescents’ mental health: the TRAILS

study. (Prof. A.J. Oldehinkel & Prof. J. Ormel)

- Liem, E.T. (2010). Development of overweight in adolescence. Genes, growth &

mood. (Prof. R.P. Stolk & Prof. P.J.J. Sauer)

- Bouma, E.M.C. (2010). The sensitive sex. Depressive symptoms in adolescence and

the role of gender, genes and physiological stress responses. (Prof. A.J. Oldehinkel &

Prof. J. Ormel)

- Creemers, H.E. (2010). High Times - The role of temperament and other risk

fac-tors in the onset and continuation of cannabis use during adolescence. (Prof. F.C.

Verhulst & Prof. A.C. Huizink)

- Sentse, M. (2010). Bridging contexts: the interplay between family, child, and

peers in explaining problem behavior in early adolescence. (Prof. S. Lindenberg)

- Noordhof, A. (2010). In the absence of a gold standard. (Prof. J. Ormel & Prof. A.J. Oldehinkel)

2009

- Amone, K.P. (2009). Examining the link between socio-economic position and

(19)

154

2008

- Dijkstra, J.K. (2007). Status and affection among (pre)adolescents and their

rela-tion with antisocial and prosocial behavior. (Prof. S. Lindenberg)

- Greaves-Lord, K. (2007). Roots of Anxiety. The role of cardiovascular regulation and

cortisol in the development of anxiety in early adolescence. (Prof. F.C. Verhulst, &

Prof. J. Ormel)

- Dietrich, A. (2007). Autonomic nervous system function and behavioral characteristics in (pre)adolescents from a general population cohort. (Prof. J. Neeleman & Prof. J. Ormel) - Brunnekreef, J.A. (2007). Information processing and problem behavior in

preadoles-cents. (Prof. J. Ormel & Prof. R.B. Minderaa)

2006

- Sondeijker, F.E.P.L. (2006). Neuroendocrine and autonomic risk factors for

(20)
(21)
(22)

157

Djûke Maaike Brinksma was born on February 12th, 1990 in Vroomshoop, the Netherlands. After completed high school (VWO) in 2008, she did the bachelor General Social Sci-ences (2008-2011) and the research master Development and Socialisation in Childhood and Adolescence (2011-2013) at Utrecht University. Her master thesis was performed at the department of Interdisciplinary Social Sciences under the supervision of Prof. Dr. W.A.M. Vollebergh and Dr. Z. Harakeh, were she studied bidirectional associations between risk behavior and different perspectives of likeability (i.e., peer-perceived and self-perceived) among adolescents. After completing her research master, she started a PhD trajectory at the University of Groningen at the department of Child and Adolescent Psychiatry. This PhD thesis is a result of her work from 2013-2017, under supervision of Prof. Dr. Pieter Hoekstra, Dr. Andrea Dietrich, and Prof. Dr. Jan K. Buitelaar. At the time of writing, she is working as a advisor at the Health and Youth Care Inspectorate [Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd] in Utrecht.

(23)
(24)

159

- Brinksma, D.M., Hoekstra, P.J., Van den Hoofdakker, B., De Bildt, A., Buitelaar, J.K.,

Hartman, C.A., & Dietrich, A. (2017). ADHD symptoms in middle adolescence predict exposure to person-related life stressors in late adolescence in 5-HTTLPR S-allele ho-mozygotes. Journal of Abnormal Child Psychology (2017), in press

- Brinksma, D.M., Hoekstra, P.J., Van den Hoofdakker, B., De Bildt, A., Buitelaar, J.K.,

Hart-man, C.A., & Dietrich, A. (2017). Age-dependent role of pre- and perinatal factors in interaction with genes on ADHD symptoms across adolescence. Journal of Psychiatric Research, 90, 110-117.

PRESENTATIONS

- Speaker at Eunethydis conference, Berlin 2016

- Speaker at ‘Van wijk tot wetenschap’ organized by Dutch Society of Psychiatrists, Utre-cht 2016

BCN COURSES

- PhD Day (September 2017, 1 EC)

- PhD Development conference (June 2017, 1 EC) - BCN Retreat, with presentation (March 2017, 2 EC)

- Symposium ‘ADHD, from genotype to phenotype’ (January 2017, 0.5 EC) - Symposium ‘ADHD and the developing brain’ (November 2016, 0.5 EC) - Oral presentation Eunethydis (October 2016, 0.5 EC)

- Poster Presentation Eunethydis (October 2016, 0.5 EC) - Prize for best abstract Eunethydis (October 2016, 0.5 EC) - BCN Statistics course (June 2016, 2 EC)

- BCN Retreat, without presentation (March 2016, 1 EC) - Introduction into R (March 2016, 1.4 EC)

- Workshop ‘Speaking like Obama’ (September 2016, 1.5 EC) - BCN Poster Presentation (February 2016, 1 EC)

- BCN Symposium (February 2016, 0.5 EC) - ANDDI-meetings (till October 2015, 1 EC) - Housing Committee (June 2015, 2 EC) - TRAILS Forum day (May 2015, 0.5 EC)

- Incomplete information: Non-response, attrition, and missing data (March 2015, 2 EC) - ANDDI workshop: Elevator pitches (February 2015, 0.5 EC)

- Symposium ‘2nd International Scientific Day on ADHD’ in Paris (December 2014, 0.5 EC)

- Poster presentation World Congress of Psychiatric Genetics (WCPG; October 2014, 0.5 EC)

(25)

160

- Publishing in English (September 2014, 3 EC) - BCN Orientation course (September 2014, 2 EC) - BCN Basic statistic course (June 2014, 2 EC) - Mixed models (May 2014, 2 EC)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.5 presents the phase difference between the flow velocity and tidal elevation (e.g. 13a) as a function of depth, width of intertidal area, and bed friction.. 2.6 presents

Deze overgangslaag wordt grenslaag (boundary layer) genoemd. De dikte van de grenslaag hangt bij harmonische signalen af van de frequentie en van de kinematische viscositeit

Gene-environment interactions on the course of Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) symptoms: From early into late adolescence..

This PhD thesis focuses on the associations of several candidate genes, environmen- tal factors, and their interaction (i.e., gene-environment [G×E] interactions)

The simultaneous presence of the low activity MAOA genotype and low birth weight (p < .001) and of the 5-HTTLPR LL-allele and respectively pregnancy and delivery complications

In the present study, we examined perceived parental rejection, overprotection, and emotional warmth, as well as their interaction with three plasticity genes as predictors

life stressors would predict ADHD symptom levels only in S-allele carriers but not in L-allele homozygotes of the 5-HTTLPR genotype; (2) ADHD symptom levels would

Inde- pendent from the DRD4 and 5-HTTLPR genotype, we found important trait associations (i.e., between-person level) between ADHD and the family and school climate which