• No results found

• amoreel liberalisme?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "• amoreel liberalisme?"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EIL

amoreel liberalisme?

verkiezingsprogramma's vergeleken

(2)

Liberaal Reveil is een uitgave van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting

Redactie

drs. J.A. Weggemans (voorzitter) J.J. van Aartsen dr. R. Braams dr. P. B. Cliteur dr. K. Groenveld drs. B.R.A. Gijzel drs. J.A. de Hoog drs. J.F. Hoogervorst

mw ir. L.J. Kolff (eindredacteur) drs. H.H.J. Labohm

T.P. Monkhorst prof.dr. U. Rosenthal prof.ir. J.J. Sterenberg

mr.drs. S.E. van TuijiJ van Seraos-kerken

Redllctielldres Koninginnegracht 5sB 2514 AE 's-Gravenhage

telefoon: 070-3631948; fax: 070-3631951

Wenken voor het schrijven van artikelen voor Liberaal Reveil zijn op het redactie-adres verkrijgbaar Abonnementen~~dministratie Mevrouw M.P. Moene Nude 54c 6702 DN Wageningen telefoon: 08370-27655 Giro 240200 t.n.v.

"Stichting Liberaal Reveil" te Wageningen

De abonnementsprijs (6 nrs.) bedraagt f 55,00 per jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar is de pnïs f 30,-. Losse nummers f 9,50. Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij het abonnement voor 1 december bij de abonne-mentenadministratie is opgezegd. Technische vei'Welking: E. Bottinga-Lindhout Druk: Roeland Druk 8. V. Advenenties

Advertentietarieven op aanvraag beschikbaar

Bestuur

mr. J.::J. Nouwen (voorzitter) prof.dr. J.A.A. van Doorn drs. L.M.L.H.A. Hermans mw W.P. Hubert-Hage mr. H.E. Koning

mr. E.J.J.E. van Leeuwen-Schut drs. P.J.H.M. Luijten (secretaris) drs. J. W.A.M. Verlinden

© De auteursrechten liggen bij de uitgever ISSN 0167-0883

INHOUDSOPGAVE

De "bekering" van Bolkestein

P

.B. Cliteur

Amoreel liberalisme?

K. Groenveld/G .A. van der List

Gemeenteraadsverkiezingen 1994;

gemeentelijk?

N. van den Broek-Laman Trip

Programma's vergeleken

Sociaal-economisch beleid K. Groenveld

Financieel-economisch beleid T .P. Monkhorst

(Binnenlands) bestuur en justitie U. Rosenthal

Milieu

R.

Braams

R.O.,

volkshuisvesting en verkeer

J.A.

Weggemans

Migratie/allochtonen G.A. van der List Gezondheidszorg B.R.A. Gijzel Buitenlands beleid en ontwikkelingssamenwerking

J.

W. van der Meuten Veiligheid en defensie M. van den Doel

De vermeende proliferatie van

mensenrechten

M.T. Kamminga

VVD kiest voor volwassen

studiefinancieringsstelsel

F. van Dalen/ G.M.C. Nuyten/

D

.J.

Wierenga

Van Sovjetzone naar plansocialisme?

Een verslag van het symposium "De kwaliteit van het hoger onderwijs"

G .A. van der List

(3)

43

45

47

50

53

55

57

59

62

64

67

69

71

73

77

p.b. cliteur'

Uberul Reveil nummer 2 1994

De "bekering" van Bolkestein

Liberalen binnen de VVD doen nog wel eens voorkomen dat hun liberalisme van een superieur soort is, ver verheven boven dat van de aanhangers van D66. De VVD komt immers eerlijk uit voor de liberale beginselen; het beschouwt het liberalisme als een volwaardige ideologie. D66 meent dat ideologieën passé zijn en het prag-matisme ons enig oriëntatiepunt kan vor-men.

Dat de VVD zo duidelijk ideologisch stelling neemt, heeft mij altijd enorm aan-gesproken. Wat is voor een politieke filo-soof mooier dan zich te oriënteren op de grote traditie van Locke, Hume, Kant, No-ziek en Rawls en wat wordt de politiek saai wanneer men zich oriënteert op de prak-tische detailkwesties! Maar in het licht van recente uitlatingen van de liberale voorman Bolkestein begin ik te twijfelen.

In NRC Handelsblad van 5 maart jl. heeft Bolkestein een interview gegeven dat vooral opzien heeft gebaard door een open-lijke flirt met het christendom. Bolkestein denkt in alle ernst dat voor een maatschap-pij die op drift is geraakt een herleving van christel1j"ke waarden uitkomst zou kunnen bieden. Nu is dat vanuit praktisch oogpunt al een niet te verdedigen standpunt, maar het is ook, zoals Bolkestein goed bhlkt te beseffen, een faux pas "voor wie zuiver denkt in de liberale traditie".

Waarom is het niet te verdedigen vanuit pragmatisch oogpunt? In een t1j"d waarin volgens de jongste peilingen geldt dat de helft van de bevolking niet meer in God gelooft, kan men moeilijk het christendom als sociaal cement gaan aanprijzen. Wat veel meer voor de hand zou liggen is het versterken van de morele kaders die in-herent zijn aan de hedendaagse liberale

samenleving en die in de naaste toekomst naar alle waarsch/lnllj"kheid in betekenis

zullen winnen in plaats van afnemen. Wie nu de Tien Geboden doorleest zal

constateren dat deze volkomen onbruikbaar

z1j"n als het normatief fundament van de

moderne maatschappij. Weliswaar geldt dat "G1l zult niet doodslaan" (Deut. 5: 17) niet gedateerd aandoet, maar "Gij zult niet echt-breken" is in krasse tegenspraak met de huwellj"kswetgeving van alle moderne Euro-pese landen. Weliswaar geldt nog steeds dat men geen valse getuigenis mag spreken tegen de naaste (Deut. 5:20), maar "Gij zult geen andere goden voor mijn aange-zicht hebben" is regelrecht in stnld met de vrijheid van godsdienst en levensovertui-ging die in alle Europese landen in grond-wetten en verdragsteksten wordt erkend. Weliswaar geldt nog steeds dat art. 310 van het Nederlandse Wetboek van Straf-recht (het verbod van diefstal) in over-eenstemming is met het diefstalverbod uit Deut. 5: 19, maar het gebod dat op sabbat-dag geen werk wordt gedaan zoals in Deut. 5: 14 wordt voorgeschreven, wordt in geen enkel Europees land meer als normerend

versterking morele kaders

gezien. Het afw1j"zen van echtscheiding, het verbod om vreemde goden te aanbidden of de vrouw van de naaste te begeren, het pleidooi om het verbod op de doodstraf uit de grondwet te halen omdat de overheid de zwaardmacht heeft -het zijn allemaal even christellj"ke als onaanvaardbare normen voor een hedendaagse, geseculariseerde samen-leving.

(4)

~

Liberaal Reveil nummer 2 1994

met een eigentijds en levensvatbaar zinge-vingskader. Wat Bolkestein miskent is dat deze samenleving niet op zand is gebouwd. Principes als gelijke behandeling, respect voor de ander, zelfbeschikking, vnïheid van meningsuiting z1ïn geen lege hulzen die wij nu moeten gaan inruilen voor de warme beginselen van het CDA, maar een zelf-standige seculiere grondslag waarmee we uitstekend verder kunnen gaan. Bolkestein laat zich, kortom, veel te veel in het defen-sief dringen door het ethisch reveil van Hirsch Bal/in. H1ï denkt dat hij met lege handen staat, maar het is veeleer Hirsch Bal/in die met zijn verouderd zingevings-kader beducht zou moeten zijn voor .de aanvallen van Bolkestein. Lees eens wat in het CDA-rapport Publieke Gerechtigheid over de christelijke staatsleer wordt ge-zegd. leder die dat leest zal het opvallen dat het hierb1ï gaat om bij uitstek liberale beginselen en van een christen-democra-tische staatsleer is dan ook helemaal geen sprake: dat is een variant op de burgerlijk-liberale opvattingen over recht en staat, zoals reeds verschillende keren door Gou-wenberg is betoogd.

Wat voor de toekomst van het liberalisme

binnen de VVD pas echt zorgwekkend is,

is

~

dat Bolkestein zo snel knikkende knieën

knïgt wanneer het liberalisme op onjuiste

~

gronden wordt aangevallen. Hij staat als

waterpistooltje, terwijl hijzelf een ,...,".,..,,",",, in handen heeft.

Wat de komende tijd zou moeten ge -beuren is dat de VVD-fractie en hun leider Bolkestein zich gaan herbezinnen op het liberaal erfgoed. Dan zal b/!ïken dat libera-len tegenover CDA en PvdA uitermate staan, omdat zij zich kunnen beroepen op een geheel van typisch liberale seculiere waarden en normen die een betere nor-matieve grondslag z1ïn dan de verouderde normen van het christendom.

* dr. P. 8. Cliteur is als universitair hoofd-docent verbonden aan de afdeling t-n,~vrm.

Rijksuniversiteit Leiden, voorzitter van het Humanistisch Verbond, en redacteur van Liberaal Reveil.

(5)

r;sme 'dis, is ?ën iJiste 'als

[f

een rrailleur ) ge-leider , het liber a-fte sterk

~

en

op rliere nor-Jderde oofd-

fncyclo-n

de tan het

~

k. groenveld' f·• v•n der list • •

Libereel Reveil nummer 2 1994

Amoreel liberalisme?

Toen in 1946 de Partij van de Vrijheid (PvdVJ het levenslicht zag, wilden de op-richters van deze voorloper van de VVD associaties met het liberale gedachtengoed, dat in de jaren voor de Tweede Wereldoor-log een nogal ongunstige klank had gekre-gen, zoveel mogelijk vermijden. De voor-zitter van de Eerste-Kamerfractie van de PvdV, prof.mr. A.N. Molenaar, merkte op dat het liberalisme •sociale gezindheid• miste en dat het neerkwam op een ethisch onaanvaardbare •teder voor zich en God voor ons allen •-filosofie. Het hoofdbe-stuurslid Dettmeijer stelde zelfs voor om er nauwkeurig op toe te zien dat het woord

•tiberaar door de kranten niet in verband met de PvdV gebruikt zou worden. De tijden zijn duidelijk veranderd. Tegen-woordig noemt de VVD zich trots de enige liberale partij van Nederland; in advertenties constateert ze bovendien tevreden dat er steeds meer stemmen opgaan voor het liberalisme. Mede door de mislukkingen van concurrerende stromingen zoals socialisme en communisme is het liberalisme opnieuw uitgegroeid tot een toonaangevende ideo-logie, volgens sommigen zelfs tot de do-minante politieke filosofie van het Westen.

Toch heeft het liberalisme nog steeds enige pub/ie relations problemen. Het zou de warmte missen die de christen-democra-tie en sociaal-democratie wel in zekere mate uitstralen. Ook wordt het soms in verband gebracht met laag in aanzien staande verschijnselen als egoïsme, mate-rialisme en commercialisering. liberalen zouden slecht in staat zijn de strijd tegen het alom gesignaleerde verval van normen en waarden aan te gaan omdat zij met hun voorkeur voor individualisering het uiteen-vallen van organische verbanden in de hand zouden werken en normloosheid en ver-vreemding zouden bevorderen.

Met deze pub/ie relations problemen worstelt ook Frits Bolkestein, zo bleek uit het interview met hem dat zaterdag 5 maart in NRC Handelsblad stond afgedrukt. De politiek leider van de VVD constateert

dat er behoefte is aan betrokkenheid en een "bezielend verband". Hij stelt dat een ideologie die zich beperkt tot het formu-leren van procedureregels, tekort schiet bij het sturen van de samenleving en wenst dat de overheid pal staat voor bepaalde waarden en normen. Zelfs zegt Bolkestein het "misschien" wenselijk te achten in het beginselprogram van de VVD opnieuw een verwijzing naar de waarde van het christen-dom op te nemen.

liberalisme, een typische

mensenrechtenideologie

De interviewer, H.M. van den Brink, doet er nog een schepje bovenop door op te mer-ken dat Bolkestein standpunten verkondigt die veel liberalen niet met hem delen. Zo zou de Amsterdamse koopman in de VVD opvallen doordat hij mensenrechten een belangrijk uitgangspunt vindt voor het bui-tenlands beleid.

Dit is een rare constatering. Het libera-lisme is van oudsher een typische mensen-rechtenideologie, waarin universele regels die de vrijheid en de ontplooiingsmogelijk-heden van het individu garanderen, centraal staan. Liberale woordvoerders hebben ook altijd het belang van mensenrechten in het buitenlands beleid onderstreept. De, alom geprezen, mensenrechtennota van de Ne-derlandse regering verscheen onder het bewind van VVD-minister Van der Klaauw.

(6)

..

~

Liberaal Reveil nummer 2 1994

volk is verankerd. Blijkbaar heeft zich een soort civil religion ontwikkeld, een wijd verbreid geloof in de burgerlijk-liberale mo-raal.

Het waarborgen van deze vrijheidsrech-ten is evenwel niet de enige taak voor een liberale overheid. Belangrijk voor liberalen is vooral ook het zogenaamde harm principle.

Dit schadebeginsel stelt dat de staat ge-rechtigd is in te grijpen in het handelen van burgers en hun organisaties als die onge-rechtvaardigde schade hebben toegebracht aan de belangen van anderen of dat drei-gen te doe~.

Daar komt bij dat - de meeste - libera-len wel degelijk van mening zijn dat over-heidsdienaren en vertegenwoordigers van andere groeperingen (niet alle heil komt van de staat) het recht en de plicht hebben bepaalde deugden te stimuleren. De demo-cratie en de (sociale) markteconomie, twee instituties waar liberalen erg aan verknocht zijn, kunnen slechts duurzaam functioneren als mensen contracten nakomen, elkaars eigendommen respecteren, initiatieven ontplooien, et cetera.

Door Bolkestein wordt met afschuw verwezen naar de Veronica-achtige leus "Gewoon jezelf zijn" die in het vorige de

-cennium in zijn partij opgeld deed. Maar in de jaren tachtig verscheen ook het Liberaal Manifest met de zinsnede dat vrijheid slechts beleefd kan worden in een besef van verantwoordelijkheid: "Als de mens de gevolgen van zijn daden niet meer wil of behoeft te dragen, is hij zijn menselijke waardigheid kwijt". Het bevorderen van verantwoordelijkheidsbesef is een legitieme taak voor een liberale overheid en een libe-rale politieke partij.

Bolkestein heeft de minister van Justitie weleens voorgehouden dat hij niet moet moraliseren, maar boeven moet vangen. Inderdaad is het de eerste opdracht voor een overheid de haar toegewezen taken goed uit te voeren. Het klinkt ook wat ongeloofwaardig als een staat met een enorme schuld en een fors finan

-cieringstekort de burgers bijvoorbeeld tot soberheid zou manen. Dit wil echter niet zeggen dat een overheid zich van elk mo

-reel oordeel zou moeten onthouden. De liberale leer is gebaseerd op het ideaal van

de individuele autonomie en biedt een rechtvaardigingsgrond voor normatieve uitspraken over ontwikkelingen die deze autonomie bevorderen dan wel belem

-meren. Ook de liberale staat is dus een zedenmeester. Wat een liberaal van chris-ten-democraten en conservatieven onder

-scheidt, is dat het aantal terreinen waar-over hij moraliseert, aanzienlijk beperkter is.

Hij heeft geen conceptie van "het goede Ie·

ven" die hij zijn medeburgers wil opdringen

en hij zal dan ook niet zo gauw zijn afkeu- ~

ring uitspreken over afwijkend seksueel of .

cultureel gedrag (zolang anderen daar geen schade van ondervinden). Het liberalisme is in de eerste plaats een politieke theorie, die zich uitspreekt over de betrekkingen tussen burgers, niet een heilsleer die aangeeft hoe personen gelukkig moeten worden.

Een liberaal zal in het publieke domein evenmin uitspraken doen over de gods

-dienst die iemand aanhangt. Of een burger kiest voor het christendom, de islam, het humanisme of wat dan ook, is Privatsache.

Misschien is daarom het opnemen van een verwijzing in het VVD-programma naar · ( christelijke waarden niet zo verstandig.

omdat het christendom voor onze samenle·. van den ving onbelangrijk zou zijn, maar omdat er

geen reden is essentiële waarden en nor-men exclusief op het conto van de christe· lijke godsdienst te schrijven. Bolkestein doet het in het interview met NRC Handels·

blad enigszins voorkomen alsof het libera-lisme onvoldoende antwoord op de noden van onze tijd heeft en het CDA zich moreel

in een comfortabelere positie bevindt. Wat wij in het bovenstaande hebben willen betogen, is dat het door christen-democra·

ten vaak geschilderde beeld van het liberall

denken als een amorele, laissez faire-ach-tige filosofie, een karikatuur is.

(7)

e

ris- ler- 3r-ter is. dele-ingen keu-el of geen 1me is ie, die ussen ft hoe ein r tg. Niet menie-at er nor- hriste-ein fandels-l ibera-noden moreel lt. Wat en mocra-: liberale e-ach-Je lijk zonder aterna-twijls allicht llectieve mo-Jat het nen en m dienen he markt· n v•n den broek·l•m•n rrip

Uberu/ Reveil nummer 2 1994

economie en een kader vormt voor een mo-dus vivendi voor mensen met uiteenlopen-de levenswijzen en overtuigingen. Voor uiteenlopen-de pluralistische, multiculturele samenleving die wij in Nederland kennen, lijkt de liberale moraal al met al geen slechte basis.

* dr. K. Groenveld is directeur van de Prof.Mr. B.M. Teldersstichting.

* * drs. G.A. van der List is wetenschap-pelijk medewerker van de Prof.Mr. B.M.

Teldersstich ting.

Gemeenteraadsverkiezingen

1994; gemeentelijk

?

1

Waren de gemeenteraadsverkiezingen op 2 maart nu echt gemeentelijk? Ja, hartstikke (om het even populair te zeggen). Ondanks de media, commentatoren en uitslagen-voorspellers die (geprognosticeerde) uitsla-gen menen te moeten omrekenen naar een fictieve zetelverdeling in de Tweede Kamer. Ja, ondanks partijen, personen en instan-ties die de gemeenteraadsverkiezingen blijkens gedrag en uitlatingen vooral als een

enqu~te voor de landelijke politiek be-schouwen. Ja, ondanks het inzetten van ministers en kamerleden door de landelijke partijen. Ja, ondanks het gejammer van het

CDA dat alle ellende is terug te voeren op de •AOW van Brinkman•. Natuurlijk, het is heerlijk om je te kunnen verschuilen achter de landelijke club als je verliest, en natuur-lijk zal elke lokale partij die wint, roepen dat de verkiezingen dit keer echt lokaal waren.

Maar goed, wat voor campagne was het dan? Mijn informatie uit het hele land is dat er dit jaar zeer intensief campagne is ge-voerd. En door alle partijen, zij het dat D66 het sober hield om een aantal bomen te sparen. Die intensiteit gold ook voor de meeste, veelal nieuwe, lokale groeperingen. Maar sommige lokale groeperingen konden, doordat zij gewoon niet genoeg geld had-den, minder hard campagne voeren dan zij

zelf waarschijnlijk hadden gewild. Over het algemeen waren de campagnes fel en, dat vind ik nog belangrijker, de onderwerpen

lokaal: nieuw gemeentehuis, verkeerscircu-latieproblemen, verhoging OZB (Onroerende Zaken Belastingen), meer veiligheid in moei-lijke buurten.

Het feit dat in veel gemeenten nieuwe lokale partijen meededen, maakte de geves-tigde partijen erg nerveus en dus actief. Geen nieuw gegeven overigens, want vier jaar geleden was dat - zij het in mindere mate - ook al het geval. Lokale politieke groeperingen zijn geen nieuw fenomeen. Sterker nog, het systeem van lokale groe-peringen is al heel oud. Denk alleen maar eens aan de vele naamlijsten, die nog niet zo lang geleden het zuiden van ons land volledig domineerden. Opmerkelijk is wel dat het aantal lokale groeperingen weer toeneemt. Maar het verlevendigt de lokale politiek en het was nu voor de gevestigde, landelijke partijen de kunst om "ze" in het hok te houden. En dan ook nog de raambil-jetten en affiches. In Heemstede was over-al een bloedmooie foto van de VVD-lijst-trekker (een vrouw) te zien, waar volgens zeggen "alle mannen op kickten". De af-fiches worden steeds vrolijker en kleuriger. De rode en groene pepers van Groen Links vond ik erg decoratief. Alleen kon je niet zien dat het Groen Links was, maar dat vond ik persoonlijk niet zo erg.

(8)

~

Liberaal Reveil nummer 2 1994

Het woord is nu aan de kiezer. Zoals in veel gemeenten gingen de inwoners van Heemstede voor het eerst elektronisch stemmen. We hadden veel aan voorlichting gedaan en met name die op de markt bleek een groot succes. De dag verliep dan ook probleemloos.

In Heemstede was de uitslag verras-send. Vier zetels voor de nieuwe groepe-ring Heemsteeds Burger Belang. "Wij zijn geen politieke partij", is hun leuze. Dat klopt in zoverre, dat ze geen enkele be-stuurlijke ervaring hebben. In het program-ma van Heemsteeds Burger Belang is "te-gen" een erg belangrijk woord.

Dit is maar een Heemsteeds voorbeeld, maar soortgelijke gebeurtenissen voltrokken zich in Assen, Hilversum, Breda en niet te vergeten Oegstgeest! In Hilversum was daarbij opmerkelijk dat een lokale protest-club die vier jaar geleden nog zeven zetels haalde, nu terugviel naar één, terwijl een nieuwkomer de onvrede bij de bevolking wist te verzilveren met acht zetels. Leef-baar Hilversum was daarmee de grootste partij in de raad.

Hoe negatief sommigen zo'n nieuw-komer ook beoordelen, het zegt wel veel over de belangstelling van de kiezer voor de plaatselijke problemen. De kiezer is daar dus kennelijk niet bijster tevreden over. De college-onderhandelingen spelen zich nu in veel gemeenten af over de vraag "de nieu-welingen wel of niet in het college". Theo-rieën daarover lopen uiteen. Naar mijn mening kunnen zij zeker meedoen, mits zij de bereidheid hebben een globaal (vooral globaal) college-akkoord te onderschrijven. Het zou van hoogmoed getuigen om ge-woon verder te gaan met de bestaande coalities, zo dat getalsmatig al mogelijk zou zijn.

Landelijk is het zeteltal van lokale par-tijen gestegen van 1779 naar 2442. Hoe-wel het natuurlijk heel moeilijk is om deze partijen met elkaar te vergelijken - en dat willen de lokale partijen nu ook juist niet -is er toch één onderwerp dat wel in veel programma's staat, namelijk geen gezeur met de instelling van regio's en gemeen-telijke herindeling. Over dat onderwerp kunnen nog aardige discussies ontstaan, ook de stellingname van de VVD-

raadsle-den is daarbij zeer bepalend. Interessant is het artikel in Binnenlands Bestuur van 1 5 maart, waarin staat "De sterke groei van de VVD in de (vooral randstedelijke) BON

-gebieden kan gevolgen hebben voor de regiovorming. Die groei hangt samen met de zeer sterke positie van de liberalen in de randgemeenten, waar de bereidheid tot 'inleveren' ten gunste van de centrumstad van oudsher gering is".

Even terug naar 2 maart. Nog twee zaken vielen mij op. In de eerste plaats de redelijk goede opkomst. "Mijn" stembureau had een opkomstpercentage van 76%, maar landelijk ruim 65% is toch bepaald veel beter dan alle doemdenkers ons voorhiel

-den. Opvallend en storend vond ik het Lijsttrekkersdebat op de televisie, toen we allemaal thuiskwamen na de VVD-overwin· ning te hebben gevierd. Het sloeg nergens op en interesseerde alle hardwerkende lokale lijsttrekkers ook absoluut niet op dat moment. Kunnen de landelijke lijsttrekkers nu niet met elkaar afspreken dat ze daar-voor op die avond niet beschikbaar zijn?

spreiding lokale verkiezingen

geen symptoombestrijding

Dat brengt mij onmiddellijk op de al vaker gestelde vraag (o.a. door mijn Arnhemse partijgenoot en collega Paul Scholten), waarom kunnen de lokale verkiezingen niet gespreid worden over de hele periode van vier jaar? Ik ben het absoluut oneens met de conclusie van de commissie-Van Thijn op dit punt. Die stelt dat spreiden van lo· kale verkiezingen alleen een symptoom-bestrijding zou zijn. Het echte probleem is volgens die commissie dat "lokale politiek kennelijk onvoldoende gezicht en profiel heeft om te voorkomen dat gemeenteraads

verkiezingen door nationale verhoudingen worden gedomineerd". Volgens mij hebben

(9)

t is

5

1et n de t ;tad ken delijk ld ar ~I liel-t 1 we i rwin-·gens

e

lP dat kkers l aar-ijn? ~gen

·

ng

vaker ~mse n), 1en niet c:te van 1s met 1 Thijn tan lo- >om-leem is ;>olitiek rotiel nteraads· dingen j hebben ond dat 11el de 1un be-1bedding.

Liberaal Reveil nummer 2 1994

Een ander voorstel in het rapport van de commissie-Van Thijn ondersteun ik wèl, namelijk dat wethouders ook van buiten de raad aangetrokken kunnen worden. Ik blijf het een probleem vinden dat bijna overal de wethouders ook lijsttrekker zijn. In de cam-pagne is dat een moeilijke positie. En waar ik ook verkiezingsavenden heb meegemaakt (ook in het verleden op provinciaal niveau), overal zie je hetzelfde beeld. Zeer harmo-nieus samenwerkende collegeleden die opeens enthousiaste partijverhalen houden, maar die eigenlijk veel te aardig zijn om hun collega's in de haren te vliegen. Een nieu-we ongebonden partij kan "schieten voor open doel".

Door het aantrekken van wethouders van buiten zou dit probleem oplosbaar zijn. Nog afgezien van het feit dat wellicht het niveau van wethouders zou kunnen toene-men. Ik heb met belangstelling de enquête van de burgemeesters gelezen die onlangs in NRC Handelsblad stond. Daarin werd geconstateerd dat die burgemeesters toch niet geheel tevreden zijn over het niveau van raad en wethouders (gelukkig is Heem-stede wat dat betreft een zeer goede uit-zondering).

Partijen, juist landelijke partijen zouden (nog) meer aandacht aan kwaliteitsverbe-tering van hun politiek-bestuurlijk kader kunnen en moeten doen. Veel meer dan

lokale groeperingen hebben zij daarvoor de instrumenten. Raadsleden, waaronder wet-houders, kunnen dan (nog) beter hun werk in het lokale bestuur, in de lokale politiek, verrichten.

Kom ik terug op de vraag in het begin: waren de gemeenteraadsverkiezingen op

2

maart nu echt gemeentelijk? Jazeker, en dat moet zo blijven. Het gemeentelijk ni-veau, maar dat geldt ook voor het provin-ciale volgend jaar, mag niet worden gena-tionaliseerd. De gemeente is het bestuurs-niveau dat formeel het dichtst bij de burger staat. Dat moet ook in de praktijk zo zijn. En dat vergt herkenbare lokale politiek over lokale zaken, in en buiten de verkiezings-campage. Anders vervreemdt de politiek, het bestuur, zich van de burger voor wie we het toch allemaal zeggen te doen. En dan zijn we terug bij af: de veelgenoemde kloof tussen burger en bestuur.

Noot

1. Dit artikel werd geschreven tussen de gemeenteraadsver

-kiezingen van 2 maart en de installatie van de nieuwe

raden en colleges op 1 2 april 1994.

(10)

k. groenveld •

-Liberaal Reveil nummer 2 1994

Programma's vergeleken

Het leek de redactie van Liberaal Reveil een aardig idee om in

de maand voor de verkiezingen van de Tweede Kamer een

vergelijking van de programma's van de vier grote partijen

(CDA, PvdA, VVD en D66) op papier te laten zetten. De visies

van de politieke partijen op de voornaamste beleidsterreinen

worden besproken door een aantal daartoe uitgenodigde

auteurs. Daarbij worden niet alleen de programma's voor de

komende kabinetsperiode met elkaar vergeleken, maar kijken de

schrijvers ook terug op de inhoud van de programma's van vijf

jaar geleden. De lezer kan zich zo een oordeel vormen over

áe

vraa8 of de politieke Rartijen in hun opvattingen naar elkaar toe

groezen. Valt er nog zets te kiezen, of is het eénpot nat

gewor-den? Hieronder viridt men het antwoord.

Sociaal-economisch beleid

Bij een vergelijking van acht verkiezingspro-gramma's (vier in 1989 en vier in 1994) op sociaal-economisch terrein binnen het be-stek van circa 800 woorden, moet men zich zeer beperken. In het onderstaande zullen wij ons daarom concentreren op een drietal deelterreinen van het sociaal en economisch beleid, te weten:

arbeidsmarktbeleid; sociale zekerheid; inkomensbeleid.

In de verkiezingsprogramma's worden de aanbevelingen op deze beleidsterreinen in samenhang beschreven en, waar mogelijk, in verband gebracht met een visie op de toekomstige sociaal-economische ordening, op de gewenste inkomensverhoudingen en op de plaats van arbeid in de toekomstige samenleving, kortom, in verband gebracht met een visie op de noodzakelijke recon-structie van de verzorgingsstaat. De ont-wikkeling van die visie in de periode 1989-1 994 binnen de vier grootste partijen staat hieronder centraal.

Zoeken we naar een gemeenschappelijke trek in de programma's in 1989, dan valt op dat voor herstel van de werkgelegenheid en verbetering van de arbeidsmarkt-partici-patie veel verwacht wordt van een actief

en specifiek werkgelegenheidsbeleid. In alle programma's wordt voor een dergelijk be-leid, naast het voorwaardenscheppende beleid (lastenverlichting, loonkostenmati-ging), veel ruimte gereserveerd. Het gaat hier om specifiek micro-beleid, gericht op het vergroten van de kans op werk voor onderscheiden groepen van werklozen. Naast banenplannen voor bijvoorbeeld de jeugd (JWG-plan) betreft het hier heroriën· teringsgesprekken gericht op her-, om- en bijscholing, het terugploegen van uitkerin· gen (bijv. het verlenen van loonkostensub· sidies in plaats van uitkeringen), vormen van arbeidstijdverkorting en stimulering van deeltijdwerk, etc. Een trend die waarneem· baar is bij een vergelijking van de program· ma's van 1989 en 1994 is het verschuiven van de aandacht voor een dergelijk micro· beleid naar een beleid, gericht op de creatii van nieuwe banen via vermindering van arbeidskosten en collectieve lasten. Het geloof in de mogelijkheden en de effec-tiviteit van allerlei banenplannen, werkerva·

(11)

voor-n

es

de

ff

toe

Jr-In alle k be-lde lati-gaat 1t op roor

m.

ld de r

oriën-m-

en . kerin- ensub-men ·ing van rneem-· ogram-chuiven micro-:~ creatie van Het ' fec-erkerv a-ngroei is lijk ge-nma van .omen rype". soms l

voor-Ube111sl Revel'l nummer 2 1994

delen wegen niet op tegen de kosten". Dit besef was reeds in 1989 bij de VVD mani-fest aanwezig, maar dringt in toenemende mate door bij de andere partijen. Ook de VVD zelf is in de tussentijd opgeschoven in die zin dat de maatregelen ter reductie van loonkosten en collectieve lastendruk in 1994 een radicaler karakter hebben dan in 1989.

vvd bepleit fundamentele

modernisering

verzorgingsstaat

De VVD bepleit nu een fundamentele mo-dernisering van de verzorgingsstaat (omvor

-ming ervan in een waarborgstaat) via de

invoering van een basisstelsel in de sociale

zekerheid. Overigens vindt men sterke aanzetten tot deze beleidsomwenteling reeds in het programma van 1989. Bij CDA, D66 en PvdA mist men vijf jaar gele-den een fundamentele bezinning op de sociale zekerheid. Teveel werd verwacht van de mogelijkheid om de zachte verzor

-gingsstaat om te vormen tot een harde en activerende verzorgingsstaat. De stemmers op CDA, maar vooral PvdA zijn dan ook bedrogen uitgekomen, getuige de in de

. afgelopen kabinetsperiode aangebrachte hervormingen in de WAO. Vandaar dat er in 1 994 meer aandacht bestaat voor nood

-zakelijke veranderingen in het sociale zeker-heidsstelsel. Terwijl de VVD een basisstel

-sel wenst (privatisering van bovenminimale werknemersverzekeringen) flirt de PvdA met het basisinkomen voor een ieder, wenst het CDA de sociale zekerheid geheel en al over te laten aan de sociale partners en ziet ook D66 wat meer in een grotere verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers bij de sociale zekerheid.

Mede door de onverwacht slechte con

-junctuur in de afgelopen kabinetsperiode is het besef nu groter dat een beleid, gericht op het vergroten van de kans op arbeid voor bepaalde groepen van werklozen, veelal ineffectief is of slechts leidt tot een verschuiving van het werkloosheidsrisico

van de ene groep naar de andere. De kans van de één betekent het risico voor de ander. Een echte oplossing komt voort uit een banengroei die het nieuwe aanbod van arbeid overtreft. Terwijl vroeger het accent lag op verhoging van de arbeidsproduktivi

-teit van de kansarmen, gaat men er nu in toenemende mate toe over een beperking van de arbeidskosten van laaggeschoolden te bepleiten, om zo een extra banengroei aan de onderkant van de markt te bewerk-stelligen. De werkgelegenheid voor de één leidt dan niet tot werkloosheid van de an-der.

Let wel, het gaat hier om een accent-verschuiving in het karakter van de gepro-pageerde werkloosheidsbestrijding die zich niet in elke partij in gelijke mate doorzet. Het meest conservatief blijven toch de PvdA en D66. Deze partijen leggen meer dan CDA en VVD het accent op de "recht-vaardige" verdeling van de bestaande werkgelegenheid. Dit conservatisme heeft te maken met de wens zoveel als mogelijk de arrangementen van de verzorgingsstaat te verdedigen tegen wat wordt genoemd de "veramerikanisering" van de sociaal-economische orde. Expliciet verwijst de PvdA in 1994 naar het onderscheid dat door de Franse economist Michel Albert gemaakt wordt tussen het zogenoemde "Rijnlandse model" van het kapitalisme tegenover de harde Amerikaanse variant ervan. De PvdA wenst de solidariteit in de Westeuropese variant van het kapitalisme te behouden en zet zich af tegen wat wordt genoemd een banengroei gepaard gaande met hongerlonen. D66 is minder expliciet hierover, maar wijst in ieder geval een verdere verlaging van het wettelijk minimumloon alsook een drastische her

-vorming van het sociaal zekerheidsstelsel (in de richting van een basisstelsel) af. De VVD getuigt van de opvatting dat dit con

-servatisme reeds nu, en zeker op termijn, desastreuze gevolgen heeft. De overgang naar een basisstelsel dient niet alleen de vergroting van de keuzevrijheid in de werk-nemersverzekeringen, maar is vooral be

-doeld om via een matiging van de collec

(12)

-~

Liberast Reveil nummer 2 1994

het verleden zijn vernietigd omdat de ver boven het wettelijk minimumloon gesitueer-de minimumloonschalen in gesitueer-de CAO's auto-matisch algemeen verbindend werden ver-klaard.

Terecht wordt wel de opmerking ge-maakt dat het louter verlagen van het wet-telijk minimumloon (zoals CDA en VVD nu bepleiten) weinig effect heeft. Dat komt omdat de minister van Sociale Zaken de veel hoger gelegen minimumloonschalen in de CAO's aan een ieder voorschrijft. Een verlaging van het wettelijk minimumloon is dan ook alleen effectief, indien de al-gemeen verbindendverklaring achterwege blijft. Dit nu wordt door de VVD bepleit, waar het gaat om de looncomponent in de CAO's. De andere partijen, zo lezen we in de verkiezingsprogramma's, wensen in het algemeen vast te houden aan de A VV. Al-leen indien de door sociale partners ge-maakte afspraken strijdig zijn met het door het kabinet gevoerde beleid, is men ge-neigd ofwel de CAO niet algemeen verbin-dend te verklaren, of zelfs onverbinverbin-dend te verklaren.

De verschillen tussen de partijen op dit punt weerspiegelen in zekere mate de visie die men heeft op de overlegeconomie. Het CDA was in 1989 en is in 1 994 het meest geporteerd voor een economische ordening zoals bepaald door de resultaten van het overleg tussen sociale partners. Ook is het CDA, zoals gezegd, nu (maar ook in 1989) een voorstander van de overdracht van het beleid en beheer op het terrein van de so-ciale zekerheid aan de soso-ciale partners.

VVD, PvdA en D66 hebben meer en meer

afstand genomen van de overlegeconomie.

~

Met name de VVD wijst op de

stroperig-heid in de besluitvorming ten gevolge van het streven naar consensusvorming. PvdA en D66 gaan minder ver in hun kritiek op de overlegeconomie.

Tenslotte nog een kort woord over de inko· mensverdeling. De PvdA was en is van opvatting dat de inkomensverschillen in dit land te groot zijn. Die opvatting leidt tot de aanbeveling om de belastingvrijevoet om te zetten in een heffingskorting (tax credit), tot de wens met name de belasting op lage inkomens te verschuiven naar een belasting op milieuschadelijke activiteit (ecologiseringP van inkomstenbelasting) en tot een opstel· ling waarbij bij elke beleidswijziging de koopkrachtplaatjes een belangrijk gewicht in de schaal leggen. De PvdA staat hierin het verst verwijderd van de VVD. Dat was zo in 1989 en dat is, niettegenstaande belangrijke heroriëntaties van de PvdA, nog steeds zo in 1994. Ook zijn de relatieve posities van CDA en D66 ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de PvdA en VVD niet echt veranderd. De kiezer mag straks deze posities weer meewegen bij de bepaling van het stemgedrag. Wij zijn be· nieuwd naar het resultaat.

* dr. K. Groenveld is directeur van de Prol.

(13)

~eer tmie. ig-van 'vdA op 1

inko-m

lin dit tot de

l

om

te Ciit), fp lage !lasting I i sering lpstei-:Je wicht 1ierin :~t was 1de jA, nog ieve 1te van en mag n bij de ijn be-de Prof. "de r.p monkhorst'

Uberltlll Reveil nummer 2 1994

Financieel-economisch beleid

•Aan de vooravond van de jaren negentig kan in veel opzichten een gunstig beeld van de Nederlandse economie worden ge-schetst. Werd in het begin van de jaren tachtig een dieptepunt bereikt, in de jaren daarna is geleidelijk een krachtig en breed herstel van onze economie zichtbaar ge-worden. Rendementen en bedrijfsinvesterin-gen zijn sterk toebedrijfsinvesterin-genomen en het tempo van economische groei in ons land is thans weer vergelijkbaar met dat in de rest van de ge rndustrialiseerde wereld. Met name springt in het oog de zeer aanzienlijke uit-breiding van de werkgelegenheid•. Aldus minister De Korte in het woord vooraf van de Macro Economische Verkenningen

1990.

Zijn collega Andriessen verwoordde de economische situatie vier jaar later in de Macro Economische Verkenningen als volgt: "Voor continentaal Europa wijzen de voorlopige realisatiecijfers en de con-junctuur-indicatoren in de richting van aar-zelend groeihersteL ( ... ) Tegenover dit ge-matigd optimisme over de conjunctuur staat in de Macro Economische Verkennin-gen somberheid over de structurele gezond-heid van onze economie. Dit jaar is het derde opeenvolgende jaar dat bedrijven minder winst maken. De investeringen

·vallen over een breed front terug. Het CPB verwacht dat de werkgelegenheid zich tot het eind van het volgend jaar ( =

1994,

T.P.M.) niet zal herstellen".

Deze twee citaten geven aan dat zich sinds de vorige verkiezingen een drama-tische verslechtering van de economische situatie heeft voorgedaan. Er is ook zoveel gebeurd in die vier jaar. Het communisme stortte ineen met als gevolg dat het ge-deelde Duitsland één werd. De econo-mische motor van Europa, West-Duitsland, zag zich genoodzaakt ten koste van een drastische verhoging van de overheidsuit-gaven het voormalige Oost-Duitsland op de been te helpen, hetgeen vooralsnog de economische groei negatief beïnvloedde. Het monetaire systeem in Europa (EMS) stortte ineen. De voormalige Derde

Wereld-landen in Azië ontpopten zich tot razend-snelle groeiers en concurrenten. Japan zag zich geconfronteerd met een, sinds de Tweede Wereldoorlog nimmer vertoonde, recessie. En hoewel in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de economische groei enigszins begint aan te trekken, is dit nog onvoldoende om de economische groei op een aanvaardbaar niveau te brengen. Het CPB rekende in de MEV

1 994

nog met een groei in de OESO van 1 %, tegenover een verwachting van 2,75% in het jaar daar-voor.

Deze achtergrond is nuttig om de finan-ciële en economische paragrafen van de verkiezingsprogramma's uit

1989

van de vier grote partijen te vergelijken met die van thans. In

1 989

voerde optimisme de boventoon bij alle partijen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste partijen de overheidsuitgaven verhoogden, met als enige uitzondering de VVD. Bij de VVD overtroffen de ombuigingen de verhoging van de uitgaven (intensiveringen) met

3

miljard gulden. Bij D66 en CDA overtroffen de intensiveringen de bezuinigingen met 3 miljard gulden en bij de PvdA met maar liefst 9 miljard. Het verschil tussen de laag-ste en de hooglaag-ste uitgavenmutaties be-droeg dus 12 miljard gulden.

Kijken we vervolgens naar de situatie in

1994,

dan ontstaat het volgende beeld. Alle partijen (met uitzondering van Groen Links) beperken per saldo de uitgaven. Het CDA met ongeveer 21 miljard, de VVD met ongeveer 20 miljard, D66 met

14

miljard en de PvdA met 11 miljard gulden. Het verschil tussen de hoogste en de laagste uitgavenbeperking bedraagt deze keer dus

10

miljard gulden. Dit verschilt niet zeer veel van de vorige periode. Vergelijken we de verschillen tussen

1989

en

1994

van de afzonderlijke partijen, dan komen we op de volgende cijfers: CDA 24 miljard, PvdA 20 miljard, VVD 17 miljard en D66 17 miljard gulden. Hieruit blijkt dat het CDA zijn beleid na vier jaar meer heeft bijgesteld dan met name VVD en D66.

(14)

..

~

Liberaal Reveil nummer 2 1994

financieringstekort van het rijk. Dit geldt zowel voor de vierjarige periode na 1 990 als voor die na 1994. In dit opzicht ver-schillen de partijen percentueel weinig van elkaar, zij het dat het niettemin om om-vangrijke bedragen gaat. Voor de periode 1990-1994 streven alle vier partijen naar een financieringstekort van 3 procent. Dat-zelfde streven geldt voor CDA en PvdA ook voor de periode 1994-1998, terwijl VVD en D66 iets grotere ambities hebben en stre-ven naar respectievelijk 2,6 en 2,5 procent. Het verschil tussen de laatste en de eerste bedraagt toch nog 4 à 5 miljard gulden.

Ten aanzien van de collectieve lasten-druk bestaan uitgesproken verschillen tus-sen beide perioden en de politieke partijen onderling. Uit de opstelling van drie van de vier partijen (PvdA, CDA en D66) blijkt duidelijk dat men in 1 990 ruimte zag tot lastenverzwaring. Alleen de VVD week daarvan af door een verandering van de collectieve lastendruk na te streven van minus 0, 7 procent in vier jaar. CDA en D66 achtten een lichte stijging (0,4 procent in vier jaar) klaarblijkelijk verantwoord, de PvdA zag veel ruimere mogelijkheden en liet de collectieve lastendruk maar liefst met 1,1 procent in vier jaar oplopen.

Hoe anders is de situatie nu. Alle par-tijen streven naar vermindering van de collectieve lastendruk, zij het dat de ver-schillen nog steeds sterk uiteenlopen. De meest krachtige daling streeft het CDA na, namelijk 3,5% in vier jaar, gevolgd door de VVD (3,2), D66 (2) en PvdA (1 ,8). Een vergelijking van de verschillen per partij in vier jaar vormt weer een indicatie van de mate waarin het beleid wordt gewijzigd. Deze cijfers zijn: CDA 3,9; PvdA 2,9; VVD 2,5 en D66 2,4. Ook hieruit blijkt weer dat bij het CDA de grootste omslag heeft plaatsgevonden.

Tenslotte

Een vergelijking tussen een aantal finan-ciële aspecten van de verkiezingsprogram-ma's van de vier grootste politieke partijen vier jaar geleden en nu heeft een betrek-kelijke betekenis. Immers, de economische toestand in de wereld en in Nederland in het bijzonder vormt de belangrijkste oor-zaak voor een verandering in het beleid van de partijen. Hoewel tussen 1990 en 1994 zowel de economische situatie als dus ook het voorgestane beleid dramatisch is gewij· zigd, doet zich in het patroon van de poli-tieke keuzen van de afzonderlijke partijen geen grote verandering voor. Alleen het

CDA maakt een meer ingrijpende koerswij-• rosenrhal'

ziging door. Wellicht is de wisseling van de wacht bij die partij daaraan niet vreemd. Gezien de commotie die is ontstaan na het bekendmaken van de AOW-voornemens van het CDA, moet overigens worden afge· wacht of het CDA deze beleidswijziging volledig zal handhaven.

Verder valt het op dat CDA en PvdA in de periode na 1 994 vooral de nadruk leg-gen op lastenverlichting en het financie-ringstekort onaangetast laten. Zelfs ten opzichte van vier jaar geleden streven deze twee partijen niet naar een verlaging van dat tekort. Blijkbaar accepteren zij een stijgende staatsschuld om lastenverlichting te kunnen nastreven. VVD en D66 doen wel een extra inspanning, zij het van be-trekkelijke omvang. Mocht de economie aantrekken en mochten daarmee ook de overheidsinkomsten meer stijgen dan ver-wacht, dan zou een verdere vermindering aan te bevelen zijn. Of men die moed zal kunnen opbrengen moet echter worden afgewacht. Per slot van rekening mogen df

slachtoffers van dit beleid, onze kinderen, nog niet stemmen.

* T.P. Monkhorst is lid van de redactie

va

t

(15)

,n- ram-rtijen 9k-js_che

lm

, or-id van 1994 ~ook 1 gewij-l~oli­

b1en

~et

: rswij-van de md. na het ens n afge-ting vdA in k leg- lcie-ten

m

deze J van en lichting doen

n

be-Jmie 1k de m ver-dering ed zal rden logen de 1deren, FJctie van u. toaenth•l'

Uber . . l Reveil nummer 2 1994

(Binnenlands) bestuur en justitie

·vergelijk de paragrafen in de verkiezings-programma's van WD, CDA, PvdA en D66 van 1989 en 1994 over (binnenlands) be-stuur en justitie·. Ik heb mezelf wel even moeten opporren alvorens mij aan deze

taak te wijden. Wij worden immers alom

bestookt met beschouwingen over de ge-ringe betekenis van politieke partijen en de nog geringere betekenis van hun verkie-zingsprogramma 's.

Hoe anders was dat vroeger. Toen spraken voormannen van de grote partijen nog dreigend over • programmavergelijking •; toen werden in verkiezingsprogramma's nog •ononderhandelbare· strijdpunten neer-geschreven. Nu schrijft de VVD een verkie-zingsprogramma in een luttel aantal bladzij-den; en het is de VVD weliswaar eventjes

moeilijk gemaakt vanwege de 1 7 miljard

gulden bezuinigingen, maar inmiddels bie-den andere partijen daar ook al op dat punt duchtig tegenop.

Toch was het leed gauw geleden toen ik aan mijn taak begon, want het was best aardig om de standpunten van de vier grote partijen over (binnenlands) bestuur en jus-titie uit 1989 en 1994 met elkaar te ver-gelijken. Inderdaad, het leek in 1989 al veel op elkaar en het lijkt in 1 994 nog meer op elkaar dan in 1989.

En het is waar: de teksten waren en zijn gesteld in een proza waar je na enige tijd wat moe van wordt, temeer ook omdat je vaak het gevoel hebt ze ook al bij een andere partij gelezen te hebben. Maar als je een beetje je best doet, merk je dat het allemaal veel op elkaar l!ïkt, maar niet altijd hetzelfde is.

Er zijn natuurlijk her en der verschil-lende opvattingen, maar zeker zo opvallend is het verschil in toon tussen de partijen -ook al is dat in 1994 minder dan in 1989.

Bovendien moet ik toegeven dat als je echt goed naar enkele paragrafen uit de verkie-zingsprogramma's kijkt, je soms verras-sende voorstellen tegenkomt.

Bestuur

Wij komen voor de overheid en het bestuur de volgende adjectieven tegen: "efficiënt" en "effectief", "betrouwbaar", "helder" en "bindend". De VVD wilde in 1989 een "efficiënte overheid", maar verlangt in

1 994 "effectief bestuur". Efficiencybevor-dering bij de overheid blijft broodnodig, maar het kan niet zo zijn dat de ambtena-rensalarissen het sluitstuk van de begroting blijven. Het CDA wil nu een "betrouwbare overheid" -hetgeen D66 in 1989 bepleitte. D66 vindt anno 1994 "helderheid" van vitaal belang, en de PvdA "bindend be-stuur".

Voor wie de discussies over de staats-rechtelijke en bestuurlijke vernieuwing ge-volgd heeft, bieden de jongste program-ma's weinig nieuws. De partijen zeggen zonder uitzondering dat zij zich zorgen maken over de relatie tussen de burger en "de politiek". Daarna bevestigen zij de standpunten die hun woordvoerders bij de parlementaire behandeling van dit

onder-werp hebben ingenomen: D66 loopt

voor-op, de PvdA volgt, het CDA houdt slagen om de arm, de VVD houdt het op meer gewicht voor voorkeurstemmen. Er tekent zich -evenmin verrassend - eenstemmig-heid af over de ontwikkeling naar kernde-partementen en naar verzelfstandiging van diensten; alle partijen, ook de VVD, willen de positie van de premier versterken en willen projectministers. Zorgvuldige lezing levert wel wat opmerkelijke punten in het CDA-programma voor de komende jaren op: een reductie van het aantal departe-menten; een vermindering van het aantal Kamerleden (er wordt niet bij gezegd of men de Tweede of de Eerste Kamer op het oog heeft); wethouders van buiten de ge-meenteraad.

(16)

regio-~

Liberaal Reveil nummer 2 1994

vorming, vijf jaar later gaat het erom welke grootstedelijke agglomeraties provincies-nieuwe-stijl kunnen worden. De program-ma's zijn op dit punt voer voor experts. Bij de VVD: "Een aantal grootstedelijke agglo-meraties kan de bestuurlijke status van 'provincie-nieuwe-stijl' krijgen". Bij de PvdA: "Voor grootstedelijke gebieden in ons land zal volwaardig regionaal bestuur moeten worden ingevoerd". Het lijkt reso-lutie 242 van de Verenigde Naties wel: "de grootstedelijke gebieden", of "grootstede-lijke gebieden"?

Veiligheid

'

Wanneer het justitie betreft, gaat het in de programma's van 1994 uiteraard vooral om het verkiezingsthema criminaliteitsbestrij-ding en onveiligheid. Het is meer een ver-kiezingsthema dan, zoals het vreem-delingen- en vluchtelingenbeleid, een echt strijdpunt. De vier programma's zijn alle -na belijdenissen over de noodzaak van preventief beleid, over het zuinig omsprin-gen met strafrechtelijke maatregelen en over meer cellen - scherper van toon dan in 1989. De VVD wil enkele tienduizenden inactieven inzetten om de omgeving veili-ger te maken; D66 vraagt om een gefaseer-de uitbreiding met tienduizend extra politie-mensen. Bij de drugcriminaliteit schuiven PvdA en CDA, als het om het gedwongen afkicken door criminele drugverslaafden gaat, in de richting van de VVD-anno 1989 op. D66 wil !egalisering van soft drugs; ik kom dat in de andere programma's niet tegen.

Algemeen

Waren de beschouwingen in het VVD-pro-gramma van 1989 technisch en gedetail-leerd, in 1994 hebben de experts wat

min-der ruimte gekregen om hun stokpaardjes

te berijden. De VVD neemt duidelijke

stand-

~

punten in, neemt geen blad voor de mond

en heeft daarvoor weinig woorden nodig (weinig bijzinnen). In het CDA-programma 1989 was de euthanasie onderwerp van uitvoerige bespreking; in het programma 1994 valt de aandacht voor de risico's van de geavanceerde medische technologie (genetische manipulatie) op. Het CDA legt her en der op zaken de nadruk die bij de andere partijen korter aan de orde komen (met veel lange zinnen en bijzinnen). Bij de PvdA heb ik toch wat minder verschil kun-nen ontdekken tussen de toonzetting van 1989 en 1994 dan menig journalist heeft verkondigd. De beschouwing over "bindend bestuur" is essayistisch (ik hoop met de PvdA dat het mogelijk zal zijn de overhead in de bureaucratie te verminderen en de "street-level" -ambtenaren eindelijk eens de aandacht en de middelen te geven die zij nodig hebben en verdienen). Maar de veilig· heid van de burgers wordt toch weer in sterke mate in "de plannen van het zittende kabinet" geschreven. De "bestuurlijke para· graaf" van het D66-programma 1 994 valt op door de, weinig vernieuwende, top-down-systematiek: kabinet, parlement, departementen, ambtenaren en tenslotte de burgers. En de "veiligheidsparagraaf" is, ondanks het pleidooi voor evenwicht tus-sen rechtshandhaving en rechtsbescher-ming, toch wat minder fel op het garande· ren van de rechtsbescherming dan in 1989 gebeurde.

* prof.dr. U. Rosenthal is hoogleraar be-stuurskunde aan de Rijksuniversiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam, en lid van de redactie.

(17)

i jes itand-1ond :tig nma an

~:an

e legt de ren Bij de

I

kun-Ivan 1eeft indend de rhead de 1ns de e zij ~ veilig-r in ~ittende e para-4 valt >P-nt, latte de " is, t tus- :her- 1rande-n 1989 "be-~ Leiden rm, en

4l!;

r. br1111ms'

Ubere11/ Reveil nummer 2 1994

Milieu

Het is geen eenvoudige opgave de milieu-paragrafen uit de verkiezingsprogramma ·s van CDA, PvdA, WD

en

D66 onderling te vergelijken en daarbij tevens de verschillen tussen de programma

·s

van 1989 en van

1994 aan te geven. Hier zal worden wor-den volstaan met het kiezen van enkele voorbeelden.

Allereerst moet opgemerkt worden dat de economische crisis van de laatste jaren nauwelijks invloed heeft gehad op de mi-lieuparagrafen. In 1989 was er enig op-timisme (CDA) over de kracht van de eco-nomie in de toen volgende regeerperiode, waardoor veel beleid zou kunnen worden uitgevoerd; in 1994 wordt daarover niet meer gerept. Een tweede opmerking is dat milieudoelstellingen niet altijd realistisch blijken te zijn. Ze vormen een eigen do-mein, dat een eigen leven gaat leiden los van wat natuurwetenschappelijk vaststaat. Voor de politiek is het daardoor een lastig

te hanteren materie.

In 1989 hadden CDA, VVD en D66 goed uitgewerkte milieuparagrafen en was die van de PvdA wel erg summier, wellicht onder de druk van de vervroegde verkiezin-gen die na de val van het kabinet in 1989

· nodig werden. In 1994 presenteren alle vier de partijen een volledig programma, zij het dat het VVD-programma erg kort is, maar wel de grote lijnen goed aangeeft. Voor die compactheid is vermoedelijk gekozen, om-dat tijdens de laatste kabinetsperiode zich onverwachte ontwikkelingen voordeden, waardoor eerder gestelde prioriteiten niet haalbaar werden.

In alle vier programma's staat het streven naar duurzaamheid centraal, zij het dat er verschillen zijn in interpretatie. Zo wijdt de PvdA, nadat in 1 989 aan duurzaamheid weinig aandacht werd gegeven, nu een uitgebreide passage aan ecologische mo-dernisering. Op zich is het een goed lees-baar stuk en de gedachten passen in de

moderne lange termijnvisie op de gewenste

ontwikkeling van de Westerse economie,

zoals die goed verwoord is in het zoge-noemde Brundtland-rapport "Our Camman Future". Dit rapport werd opgesteld door een door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ingestelde wereldcommis-sie, die onder voorzitterschap stond van de huidige socialistische minister-president van Noorwegen, mevrouw Gro Harlem Brundt-land. Het rapport werd begin 1987 gepubli-ceerd en kreeg veel aandacht in ons land. De Nederlandse regering gaf een zeer posi-tief oordeel, maar wees tevens op de moei-lijkheden bij de uitvoering. De opdracht aan de commissie was, na te gaan welke voor-waarden vervuld zouden moeten zijn om het economisch peil van de arme landen op het Westers niveau te brengen zonder de natuur en het milieu - nationaal en mondiaal

-verder aan te tasten.

De reacties van de PvdA waren destijds zeer aarzelend, vermoedelijk omdat het rapport de toepassing van kernenergie niet uitsloot als oplossing voor het wereldener-gieprobleem. Met name het beschikbaar maken van elektriciteit voor de ontwik-kelingslanden, zonder daarbij te vervallen in de ernstige vervuiling die kolencentrales met zich meebrengen, zou de industrielan-den kunnen noodzaken hun eigen produktie van elektriciteit zonder het gebruik van fossiele brandstoffen uit te voeren om zo hun aandeel van fossiele brandstoffen ter beschikking te kunnen stellen van de zich ontwikkelende landen. Het probleem hoe op grote schaal energie te vinden voor groeiende economieën, bleek het centrale probleem te zijn waarvoor de commissie geen oplof:sing kon aandragen.

(18)

~

Liberaal Reveil nummer 2 1994

D66-programma geeft eveneens grote aan-dacht aan de noodzaak van duurzame ont-wikkeling, zowel in 1989 als in 1994, en omschrijft dat doel duidelijk. Ook bij de VVD is voor de beide perioden de duur-zame ontwikkeling het belangrijkste be-leidsdoel en zij geeft daarvoor, nu evenals in haar vorige programma, de kortste en tevens krachtigste definitie van duurzaam-heid. Zij schrijft: "Van een duurzame ont-wikkeling is sprake wanneer de milieupro-blemen niet worden afgewenteld op toe-komstige generaties en indien het menselijk handelen wordt ingepast in het stelsel van natuurlijke kringlopen".

duurzame beleidsontwikkeling

De verschillen tussen de vier programma's liggen vooral in de nadere uitwerking, waarbij soms typische stokpaardjes van miniem belang naar voren komen. Zo wijdt de PvdA vijf regels aan reclamevliegtuigjes, een zaak die weinig met duurzaam beleid te maken heeft.

Onderdelen die in alle programma's voorkomen maar waarover verschillend wordt geschreven, zijn onder andere de auto, het energiebeleid, het bosbouwbeleid, de normstelling en de heffingen. Opvallend is de ruime aandacht die door PvdA en D66 wordt gegeven aan de uitvoering van de drie grote projecten die in de afgelopen regeerperiode aan de orde kwamen, te weten de uitbreiding van Schiphol, de Betu-welijn en de Hogesnelheidslijnen. Op dat punt is blijkbaar nog veel discussie nodig.

In hoeverre dat tot stagnatie zal leiden, zal moeten blijken bij de onderhandelingen over een regeringsprogramma.

Auto

In 1 989 stond D66 sterk afwijzend tegen het autogebruik en wilde zelfs dwang han-teren om het te verminderen. In 1994 wordt de benadering milder en gaat het om het afremmen van de groei van het auto-verkeer uit milieu- en economische over-wegingen. Letterlijk schrijft men: "Af

-remmen van de autogroei is niet mogelijk

zonder gelijktijdige verbetering van het openbaar vervoer". Ook de PvdA is opval-lend tolerant, hetgeen begrijpelijk is omdat vele ouderen graag hun auto gebruiken en niet verantwoordelijk zijn voor files. CDA en VVD kiezen voor een praktische benade· ring. De auto moet schoon zijn, en goed openbaar vervoer moet de keuze daarvoor aantrekkelijk maken.

Energie

Met name PvdA en D66 zeggen bij het onderdeel energie nadrukkelijk wat er niet mag, maar geven niet aan hoe de energie-huishouding van een Westers industrieland er zou moeten uitzien. De VVD geeft even-min een oplossing aan, terwijl het CDA meer mogelijkheden ziet. leder is voor een zuiniger gebruik.

Bosbouw

Bosbouw is een van de meest wezenlijke activiteiten in het kader van een duurzame ontwikkeling. Alle vier partijen geven aan-dacht aan bosbouw, maar brengen deze niet in verband met de beoogde duurzame ontwikkeling. Bij het CDA neemt bosbouw een belangrijke plaats in; de VVD geeft de noodzaak van uitbreiding van bosgebieden ·

aan. In 1989 noemde de PvdA het produk-tiebos nog wel, maar in 1994 spreekt men zich niet uit over het soort van bos. In 1 989 werd door D66 de uitbreiding van bosareaal nog van belang geacht om "tal van redenen", maar een relatie met duur-zaamheid werd niet gelegd. In 1994 is die opvatting veranderd en kent D66 bos namelijk de functie natuurwaarde toen. "Aanleg van nieuwe bossen dient vooral compensatie van natuurgebieden die ver-loren gaan ... ", zo schrijft men. Onder het'

hoofdstuk landbouw komt de bosbouw niet

voor. Heffingen

De VVD blijft in dit programma bij het eer· der gestelde, dat heffingen regulerend mo& ten zijn en dat een verschuiving van de fiscale druk naar milieuzaken nodig is. Het CDA wil dat geld uit bestemmingsheffinger

(19)

val-'ldat 1 en )A na de-/OOr lt niet rgie-eland even -A r een lijke ·za me aan-eze ·za me >bOUW eft de >ieden l roduk-t men In van het ~ "tal duur-is die

~

s voor-en. oral ter ever-lder het >uw niet het eer-md moe-n de is. Het 1effingen nging 1 alge-je kosten I • w ggt:rNn• ' Ubt:rul Rt:vt:il nummt:r 2 1994

van arbeid te verlagen. D66 pleit voor een fiscaal beleid dat is afgestemd op het stre-ven naar duurzaamheid.

Normstelling

Belangrijk is hier de passage in het CDA-programma, waar met nadruk de weten-schappelijke onderbouwing van grens- en streefwaarden wordt onderstreept en de noodzaak van consistentie wordt bena-drukt. Hier ligt een goed werkterrein voor het komende kabinet, omdat die onder

-bouwing en de onderlinge samenhang (bijv.

bij stralingsnormen) van de zijde van VROM soms zeer matig is.

Tot slot wil ik niet nalaten te vermelden dat het CDA-programma naar mijn mening met een zeer belangrijke actualisering komt, waar wordt gesteld dat ontwikkelingspro

-gramma's moeten worden gestimuleerd die een gunstig effect hebben op de omvang van het bevolkingsprobleem. In een andere

Volkshuisvesting, ruimtelijke

or-dening en verkeer en vervoer

Een tekstvergelijking van de hoofdlijnen van de partijprogramma's van de vier grote

partijen op de beleidsterreinen volkshuis

-. vesting, ruimtelijke ordening en verkeer

tussen de perioden 1989-1993 en 1994

-1998 vergt enig uithoudingsvermogen. Alles bijeen gaat het om een omvangrijke

hoeveelheid tekst. Behalve bij de volkshuis

-vesting zijn de verschillen tamelijk gering. In het algemeen vertonen de programma's van de partijen -zij het soms vanuit ver

-schillende vertrekpunten -zowel in 1989

als in 1994 eenzelfde trend. Het verschil in gedetailleerdheid van de programma's be-moeilijkt een concrete vergelijking (onge-twijfeld de bedoeling van de opstellers van

die programma's). Het is reuze knap dat

het Centraal Planbureau de financiële me-rites van dergelijke programma's door kan rekenen1•

passage wordt een opmerking gemaakt over demografische ontwikkelingen die in ons land tot een nog steeds toenemende vraag naar woningen leiden. Bij mijn weten zijn uitspraken over bevolkingsgroei niet eerder neergelegd in een CDA-programma.

Wellicht is hiermee een belangrijke door-braak tot stand gekomen, zodat in samen-werking en dialoog met het CDA geen taboe meer behoeft te rusten op een zorg-vuldige en gewetensvolle benadering van het allesoverheersende probleem dat uit-voering van de plannen van Brundtland in de weg staat, te weten de zeer snelle groei van de bevolking in de ontwikkelingslanden zodra er meer voedsel en welvaart ter be

-schikking komen.

* dr. R. Braams is oud-lid van de VVD-fractie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en lid van de redactie van Liberaal Reveil.

Volkshuisvesting

Op het terrein van de volkshuisvesting lag het accent de afgelopen vier jaar op het terugdringen van de rol van de overheid, op minder regelgeving, op afname van de objectsubsidies en op een grotere rol van individuele huursubsidie. Dit impliceerde grotere huurverhogingen om te komen tot een versnelde afbraak van hoge objectsub-sidies. Het behoeft geen verbazing te wek-ken dat staatssecretaris Heerma van Volks

-huisvesting zijn CDA-programma in ver

-gaande mate heeft uitgevoerd; de verster

-king van de zelfstandige rol van de woning

-corporaties past goed bij de CDA-ideologie. De bevordering van het eigen woningbezit paste in alle partijprogramma's.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

Bent u bereid om met deze ondernemers om tafel te gaan zitten en samen te bekijken wat de problemen zijn en welke oplossingen daarvoor gevonden kunnen worden (althans op

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

MINISTER SUURHOFF ... En ook dat moet dan weer verholpen worden. Dat is alle- maal werk, dat door vaklieden moet wor- den uitgeoefend en dit alles vormt een

Gat in Zeylen, komende van benoorden soo myd de Noord-Wal, en Seylt by het Zuyd Eylant in en daar digt by langs, soo laat gy de Blinde aan Bak-Boort en hout soo u Koerts tot dight

Als gevolg van het wetsvoorstel is het mogelijk om de Aof-premie anders vast te stellen voor verschillende categorieën werkgevers zodat kleine werkgevers financieel tegemoet kunnen

De gemeente wil hier medewerking aan verlenen onder de voorwaarde dat het plan nu tegemoet komt aan de ingediende zienswijze en er verder geen aanpassingen meer aan het plan

rente inkomsten ≈ uitgaven nieuw