• No results found

Vraag nr. 171 van 15 april 2005 van mevrouw LINDA VISSERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 171 van 15 april 2005 van mevrouw LINDA VISSERS"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 171 van 15 april 2005

van mevrouw LINDA VISSERS Evaluatie leerkrachten – Opzet

Naar aanleiding van de berichten dat leerkrach-ten vanaf 1 september, dus bij het begin van het nieuwe schooljaar, zich zullen moeten onderwer-pen aan een evaluatieprocedure rijzen een aantal vragen.

Om het onderwijsniveau hoog te houden, zijn binnen ons onderwijsbestel voor de leerkrach-ten al functioneringsgesprekken van toepassing. Schooldirecties toetsen tijdens deze gesprekken onder andere naar motivatie en inzet van de leer-krachten. De directie begeleidt het personeel en dit bevordert de collegiale sfeer, omdat de directie steeds de mogelijkheid heeft om leerkrachten waar nodig bij te sturen.

Ik ben van mening dat de wijze van bekendmaking van deze evaluatiegesprekken het hele lerarencorps in een slecht daglicht stelt omdat alleen het nega-tieve aspect beklemtoond wordt, namelijk afdan-king bij negatief functioneren. Er wordt te weinig aandacht geschonken aan de leerkrachten die zich dagdagelijks naar volle vermogen inzetten.

1. Wie moet de evaluatiegesprekken voeren ? Wordt er een verslag van opgemaakt ?

2. Werd er in bijkomende opleidingen voorzien om deze gesprekken te kunnen voeren ?

Zal de taakbelasting hierdoor niet opnieuw toe-nemen ?

3. Worden de vakbonden betrokken bij het prak-tisch organiseren van de evaluaties ?

Zo ja, welke bescherming geniet een niet-gesyn-diceerde leerkracht?

4. Ik lees ook dat evaluaties minstens om de drie jaar zullen plaatsvinden, maar dat ook snellere evaluaties mogelijk zouden zijn.

Wie wordt onderworpen aan deze laatste evalu-aties?

5. Waarom kondigt de minister deze nieuwe maat-regelen nu aan, wetende dat er op dit ogen-blik nog functioneringsgesprekken lopende of gepland zijn?

Betekent dit geen extra druk op de leerkrachten die zich vanaf 1 september kunnen verwachten aan een evaluatieprocedure ?

6. Tegenover deze toetsingen rijst het probleem van het lerarencorps dat zich onderbeschermd voelt. Vele leerkrachten worden immers gede-motiveerd door veel voorkomend agressief gedrag van leerlingen.

Op welke wijze zal bij de evaluatie rekening gehouden worden met deze problematiek ? 7. Evaluaties zullen zeer delicaat zijn en absoluut

verschillend per onderwijsniveau. Bescherming van leerkrachten in probleemscholen is dus nodig.

Wordt er niet te veel toegegeven aan externe druk, waardoor de leerkracht misschien onte-recht negatief beoordeeld kan worden ?

8. De nog op te richten beroepsinstantie (tegen september 2006) is dus zeer belangrijk.

Op welke manier zal deze beroepsinstantie wor-den samengesteld ?

Antwoord

Vooraf wil ik erop wijzen dat in het Rijks-, sinds 1 januari 1989 Gemeenschapsonderwijs de statutaire beoordeling, dan wel evaluatie al decennia bestaan en dat voor alle onderwijsnetten het debat over de evaluatie van leerkrachten al een hele tijd bezig is. Inderdaad werd in het decreet basisonderwijs van 1997 bepaald dat er functioneringsgesprekken dienden te worden gehouden op basis van functie-beschrijvingen.

In 1998 werd voor het secundair onderwijs in de decreten rechtspositie ingeschreven dat functiebe-schrijvingen dienden opgesteld te worden en dat op basis hiervan evaluaties zouden volgen.

(2)

volwassenenonderwijs (1999) breidden de bepalin-gen betreffende functiebeschrijvinbepalin-gen en evaluatie uit tot deze sectoren. Voor het hele onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs uitgezonderd, werd dan ook in vorige legislaturen decretaal vastgelegd dat er een evaluatie- en functioneringsgesprek moet worden gevoerd.

De decretale bepalingen lieten toe dat er op con-ventionele basis vroeger werd gestart. Maar hoe dan ook dienen de functiebeschrijvingen in het secundair en volwassenenonderwijs te starten op 1 september 2004, en voor de CLB's vanaf 1 sep-tember 2005. Vanaf 1 sepsep-tember 2006 moeten de personeelsleden van het secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs en vanaf 1 september 2007 de personeelsleden van de centra voor leerlingen-begeleiding worden geëvalueerd.

De vragen hebben dan ook betrekking op de evalu-atie op het secundair en het volwassenenonderwijs waar de statutair voorziene evaluatie ingaat vanaf 1 september 2006.

Hoewel de decretale basis voor de invoering van systemen van functiebeschrijving en evaluatie in het onderwijs tijdens de vorige legislaturen door het Vlaams parlement werd gelegd en dit naar het onderwijsveld tijdig en duidelijk werd gecommuni-ceerd, kwam deze statutaire regelgeving recent in het nieuws naar aanleiding van het O.E.S.O.-rap-port "Effectieve leerkrachten aantrekken, bijscho-len en behouden".

In dit kader heb ik reeds geantwoord op de actuele vraag van de heer Callens in de plenaire vergade-ring van 2 maart 2005.

Hoe de wijze van bekendmaking het hele leraren-corps in een slecht daglicht zou gesteld hebben, omdat alleen negatieve aspecten zoals afdanking beklemtoond zouden geweest zijn, is mij - zeker wat de overheidscommunicatie betreft - een raad-sel.

In mijn beleidsnota en in mijn antwoord aan de heer Callens heb ik nadrukkelijk gesteld dit hele proces te zien is in het kader van de professionele ontwikkeling van leraren. Het wetenschappelijk onderzoek "Personeelsbeleid in Vlaamse scholen" van de Vlerick Management School en het depar-tement sociologie van de K.U.Leuven tonen ove-rigens aan dat evaluatie - die in regel positief zal zijn - een belangrijke rol kan spelen in de verdere professionele ontwikkeling van leerkrachten. Het

evaluatiesysteem is een onontbeerlijke schakel in een personeelsbeleid dat precies waardering en bij-sturing van het functioneren mogelijk maakt. De evaluatie is een hulpmiddel voor directie en perso-neel.

Ik wens nadrukkelijk te verwijzen naar het minis-terie van de Vlaamse Gemeenschap waar een ont-wikkelingsgericht evaluatiesysteem nu al jaren naar behoren functioneert.

Evaluatie is een HRM-instrument, dat hoofdza-kelijk positief zal ingezet worden. Door het waar-deren van goede prestaties (wat ook een rol kan spelen bij selectie voor een bevordering, een func-tiewijziging of-uitbreiding) en het aangeven van ontwikkelingsmogelijkheden worden de professio-nele ontwikkeling van het personeelslid en de kwa-liteit van het geboden onderwijs bevorderd. Ik neem me dan ook voor de regelgeving betref-fende functiebeschrijvingen en evaluaties in alle onderwijsniveaus en -sectoren op elkaar af te stemmen.

Op basis van wat al sinds 1998 in de decreten rechtspositie werd ingeschreven zal ik kort ant-woorden op de concrete vragen.

1. Elk personeelslid zal één of twee evaluatoren hebben, waaronder een directeur en/of adjunct-directeur.

Het schoolbestuur/inrichtende macht evalueert de directeur of de adjunct-directeur.

De evaluatie van de godsdienstleraar en de leraar secundair onderwijs belast met niet-con-fessionele zedenleer wordt voor wat betreft de vakinhoudelijke en vaktechnisch^ aspecten opgemaakt door de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of levensbeschouwing. Het evaluatieverslag dat dient opgemaakt te

worden, beschrijft op zorgvuldige wijze het volledig functioneren van het personeelslid ten opzichte van de overeengekomen functiebe-schrijving, met inbegrip van de voor de betrok-ken evaluatieperiode afgesprobetrok-ken specifieke doelstellingen en ontwikkelingsgerichte doel-stellingen.

(3)

Het thema 'functiebeschrijvingen en evaluatie' was een prioritair nascholingsthema ten laste van de Vlaamse Regering in 1998-1999, 1999-2000 en 1999-2000-2001.

Daarnaast stelt de Vlaamse overheid specifieke middelen ter beschikking van scholen en onder-wijsnetten voor de nascholing.

Naargelang de vraag kunnen er dan ook rond dit thema bijkomende opleidingen georgani-seerd worden op basis van het voor dit doel voorziene nascholingsbudget.

Nascholing is op zich een belangrijk onderdeel van de beroepsuitoefening en vormt geen extra taakbelasting.

3. Het schoolbestuur/de inrichtende macht legt na advies van de scholengemeenschap de afspra-ken betreffende de concrete procedure betref-fende de evaluatie vast.

De algemene afspraken betreffende de voor iedereen te volgen procedure worden in het lokale comité met de representatieve vakorgani-saties onderhandeld.

Uiteraard organiseren niet de vakbonden maar de directies de evaluaties. Gesyndiceerde en niet-gesyndiceerde personeelsleden wordfen op dezelfde basis behandeld.

4. Als een personeelslid een evaluatie met eind-conclusie 'onvoldoende' heeft gekregen, moet de betrokkene een nieuwe evaluatie krijgen die een periode van ten minste acht en maximum twaalf maanden effectieve prestaties omvat. Maar ook voor andere personeelsleden

kun-nen al dan niet op vraag van het personeelslid bijkomende evaluaties naast de om de driejaar verplichte evaluatie doorgevoerd worden. 5. De invoering van de statutair voorziene

evalu-atie op 1 september 2006 is al jaren geleden, samen met de invoering van functiebeschrij-vingen aangekondigd. Het feit dat deze datum nu dichterbij komt en het verschijnen van enkele rapporten die een weerklank vonden in de media, Is de reden dat het onderwerp terug meer onder de aandacht gebracht wordt.

Binnen een professionele organisatie, is het bespreken en evalueren van het functioneren in de beroepsuitoefening een zo normale zaak, dat het zeker geen extra druk zou mogen beteke-nen.

Voor een personeelslid dat zijn job goed oefent, is dit immers een moment van het uit-spreken van een positieve waardering en het aangeven van verdere ontwikkelingsmogelijk-heden.

6. Het uitgangspunt van de functiebeschrijvingen en van een evaluatiesysteem is personeelsleden zo goed mogelijk te begeleiden in het uitoefe-nen van hun taken. Een evaluatiesysteem is daarbij een onontbeerlijk sluitstuk van een per-soneelsbeleid dat waardering en bijsturing van het functioneren mogelijk maakt. Bovendien is evaluatie een essentieel onderdeel van de zelfe-valuatie en het kwaliteitsbeleid van een school. Het lijkt me logisch dat elke directeur en de

schoolbesturen/inrichtende machten rekening zullen houden met de eigenheid van de school en de omstandigheden waarin de leerkrachten lesgeven

7. In het geval dat een personeelslid toch meent onterecht negatief geëvalueerd te zijn, kan hij of zij zich wenden tot een beroepsinstantie, wat de mogelijkheid biedt deze beslissing aan te vechten.

De decreten rechtspositie bepalen overigens dat zolang het college van beroep niet functioneert, evaluaties met de eindconclusie "onvoldoende" niet mogelijk zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Krachtens artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 1998 houdende de vaststelling van de procedure voor het Vlaams Commissariaat voor de Media en

En de minister vervolgt : "Dit zou met name het geval kunnen zijn bij de opvolging van een gemeenteraadslid, waarbij de opvolger even- tueel een hogere rang zou innemen

Voor de kabinetswagens zijn de instructies vervat in omzendbrief VR 2004/22 van 10 december 2004 betreffende de organisatie van de kabinet- ten van de leden van de Vlaamse Regering

Kiezen voor hoger onderwijs of meer bepaald de universiteit is voor elke leer- ling niet noodzakelijk de beste keuze.. Er blij- ken heel wat regionale verschillen te zijn in keuze-

"In de jaren 1999-2001 is er tussen de diensten van de Vlaamse regering en de diensten van de Europese Commissie onderhandeld over de regio die voor de periode

Bij brief van 8 september 2003 werd de voorzitter van de Technische Commissie Brandveiligheid door de waarnemend burgemeester, bevoegd voor de betrokken brandweerdienst, op de

De personeelsformaties worden immers door de Vlaamse overheid onvolledig of niet ingevuld, wat met zich meebrengt dat er zich in sommige afdelin- gen een ernstig

Is de minister ervan op de hoogte dat moeilijk toegang wordt verkregen tot gebouwen die via het recht van voorkoop worden aangeboden1. Wanneer op een woning een recht